|
19/10 De onrechtvaardige rentmeester – een gedurfd plan voor onze tijd - Janet Klasson
Onlangs, tijdens de aanbidding, dacht ik na over de mysterieuze gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester (Lucas 16:1-13) toen ik voelde dat de Heer me iets te zeggen had. Dit is het woord dat ik innerlijk ontving:
Neem, mijn kind, neem wat je niet toebehoort. Gebruik het naar behoefte om zielen te kopen. Ze behoren mij toe; ik heb de prijs betaald. Aarzel niet om te nemen wat ik heb verdiend en het toe te passen op hen die in de duisternis ronddolen [door hun afwijzing van Christus' gratis gave van verlossing].
Breng hen licht, vrede en hoop. Niets van mij wordt je onthouden. [In de Goddelijke Wil] ben je een ware eigenaar. Wees vol vertrouwen, wees zeker. Jouw Jezus zal het koninklijke stempel drukken op elke transactie. Volg mijn moeder na. Zij hield niets achter en niets werd haar ontzegd. Kind, ik geef alles, zodat jij mij kunt navolgen. Neem alles, zodat je alles kunt geven.
Op 4 oktober, het feest van Sint Franciscus van Assisi, voelde ik dat de Heer nog een boodschap had:
Kind, Ik heb je alles al gegeven. Waarom vraag je het dan? Begrijp je dan niet dat alles nu onder het bevel staat van allen die in mijn Wil leven? Je hoeft niet eens te kiezen welke schatten je wilt verdelen, of waar. Je hoeft alleen maar de [vloed]poorten [van de hemelse schat] te openen, en Ik en onze Moeder zullen ervoor zorgen dat ze in de juiste mate worden gebruikt. Begrijp je dat?
Nu is het niet de tijd voor verlegenheid en bedelen. Treed binnen in het goddelijke rentmeesterschap van de hemelse schat. Twijfel niet, maar wees kwistig in liefdadigheid. Je hebt geen reden om terughoudend te zijn. Probeer de hemelse schat te ledigen. Probeer het. Hij kan niet worden geleegd. Gedraag je als de eigenaar die je bent. Veel zielen hebben jouw rentmeesterschap nodig. Fiat.
Beste vrienden, deze boodschappen zijn dringend. De tijd dringt. Voor hen die in de Goddelijke Wil leven, staat Jezus aan de deur van ons hart en klopt – van BINNENUIT – en spoort ons aan om de sluizen van de hemelse schatkist te openen naar de stroom van behoefte.
Zo gedragen wij ons als "oneerlijke rentmeesters". Door met Jezus samen te smelten, nemen we wat ons niet toebehoort, wat we niet hebben verdiend en nooit konden verdienen. Vervolgens maken we het ons eigen en passen het toe op zielen in de stroom van behoefte, door hun schuld af te lossen vóór de terugkeer van de Meester, de schuld die is ontstaan door hun koppige weigering om door de deur van genade te gaan en de gave van verlossing te aanvaarden.
We kunnen dit niet op eigen kracht doen. Dit is de Goddelijke Wil die in en door ons werkt, voor allen, in ons Fiat. Het is het onbegrijpelijke plan van een onbegrijpelijk barmhartige God!
Dit vinden we overal in de delen terug, waar we van Luisa leren hoe we het beste kunnen reageren op deze verbazingwekkende missie van Gods oneindige genade. Mogen wij met vreugdevolle verwachting nadenken over de volgende teksten.
Vol 9 - 10/4/1910: Welnu, de weg van Jezus is altijd onmetelijk en samen met Jezus voel ik me ook onmetelijk, alsof ik iets kan doen. Dan trekt Jezus zich terug en ik blijf altijd het sukkeltje dat ik ben, de kleine onwetende, het stoute ding. En het is nu juist hierom dat Jezus van me houdt - omdat ik inderdaad onwetend ben en ik ben niets en ik kan niets. Wetend dat ik Hem tot elke prijs wil ontvangen en ik Hem als Hij in mij komt niet te schande wil maken maar eerder de hoogste eer wil brengen, bereidt Hijzelf mijn arme ziel voor.
Hij geeft mij zijn eigen dingen, zijn verdiensten, zijn kleren, zijn werken, zijn verlangens - kortom alles van Zichzelf. Zo nodig ook wat de Heiligen deden, omdat alles Hem toebehoort. Zo nodig ook wat zijn allerheiligste Moeder deed. En ik zeg tot allen: “Jezus brengt eer door in mij te komen.
Mijn Koningin Moeder, de Heiligen, alle Engelen, ik ben zo vreselijk arm; alles wat van U is - breng het in mijn hart, niet voor mij, maar ter ere van Jezus.“ En ik ervaar dat alle hemelingen iets bijdragen om mij voor te bereiden. En nadat Jezus in mij is neergedaald, komt het me voor dat Hij vol welbehagen is omdat Hem eer gebracht werd door zijn eigen dingen. En soms zegt Hij: “Bravo, bravo, mijn dochter, wat ben Ik gelukkig, wat ben Ik tevreden. Waar Ik ook kijk in jou, Ik vind dingen die Mij waardig zijn. Alles wat van Mij is, is van jou; hoeveel prachtige dingen liet je Mij ontdekken!“
In het besef dat ik zo arm ben; dat ik niets gedaan heb en dat niets van mij is, lach ik om de tevredenheid van Jezus en ik zeg: “Dankzij zijn goedheid denkt Jezus zo! Het is voldoende dat Hij kwam - dit is mij genoeg. Het maakt niet uit dat ik zijn eigen dingen heb gebruikt - de armen moeten krijgen van de rijken.“
Vol 16 - 6/12/1923: Op een andere keer kwam het me voor dat Jezus mijn ziel in zijn handen wilde nemen en die in de oneindigheid van zijn Wil wilde werpen terwijl Hij zei: “Pasgeborene van mijn Wil! Jij werd geboren in mijn Wil - Ik wil dat je daarin leeft. Vlieg, vlieg de eeuwige Wil binnen; volbreng je taak.
Kijk wat er moet gebeuren tussen de Godheid en de schepselen, ga rond in alle generaties, maar altijd in mijn Wil, anders zul je hen niet allemaal vinden. En beminnend, werkend, eerherstel brengend, in aanbidding namens allen, zul je voor de verheven majesteit verschijnen om namens allen en voor ieder afzonderlijk al de liefde en het eerbetoon te brengen als de nieuwe pasgeboren dochter van onze Wil.“
Ik startte mijn vlucht en Jezus volgde mij met zijn blik. Maar wie kan zeggen wat ik deed? In zijn Wil kon ik al de liefde vinden die zijn Wil wilde geven aan de schepselen en omdat zij die niet wilden aannemen, werd die opgeschort tot ze die aannamen. En zo eigende ik die mij toe terwijl ik alle geschapen intelligenties bekleedde. Voor iedere gedachte stelde ik een akte van liefde, van aanbidding, voor alles wat iedere intelligentie werd verondersteld aan God te geven.
En alle omhelzend binnenin mij, alsof ik iedereen op mijn schoot zette, bereikte ik het hemelgewelf om hen te plaatsen op de schoot van de hemelse Vader en ik zei Hem: “Heilige Vader, ik kom naar uw troon om U op mijn schoot al uw kinderen te brengen, uw dierbare beelden, door U geschapen om die op uw goddelijke schoot te zetten zodat U de band kunt herstellen met die Wil die zij van U hadden losgemaakt.
Het is de kleine dochter van uw Wil die dit aan U vraagt. Ik ben klein, dat is waar, maar ik neem het op mij om U voldoening te geven voor allen. Ik zal niet weggaan bij uw troon, als U de menselijke wil niet verbindt met de Goddelijke Wil, zodat, als Uw Dienaar de aarde brengt, het koninkrijk van Uw Wil op aarde kan komen. Niets wordt geweigerd aan de kleinen, omdat wat zij vragen niets anders is dan de echo van uw eigen Wil en van wat U zelf verlangt.
Toen ging ik naar Jezus die op mij wachtte in mijn kamertje en Hij ving mij op in zijn armen, overlaadde mij met kussen en liefkozingen en zei: “Mijn kleintje, opdat de Wil van de Hemel afdaalt naar de aarde, is het noodzakelijk dat alle menselijke akten worden verzegeld en geglazuurd met akten van de Goddelijke Wil zodat als gezien wordt dat al de akten van de schepselen worden bedekt met Zijn Wil, aangetrokken door de krachtige magneet van zijn eigen Wil, de verheven Wil kan afdalen naar de aarde en daar kan regeren. Jou is deze taak gegeven als eerstegeborene van onze Wil.
* Weet dat om het Woord aan te trekken en Hem te laten afdalen uit de Hemel mijn Moeder het op zich nam om rond te gaan in alle generaties; en terwijl Zij wich al de akten van de menselijke wil eigen maakte, plaatste Zij daarin de Goddelijke Wil, omdat Zij zoveel bezat van dit kapitaal van de verheven Wil dat dit alles overtrof wat alle schepselen samen bezitten.
En door iedere ronde die Zij deed vermenigvuldigde dit kapitaal zich. En dus, toen Ik, eeuwig Woord, zag hoe één van onze trouwe schepselen met zoveel genade en liefde al de menselijke akten had bedekt met de Goddelijke Wil en alles ter harte nam wat nodig was om dit te doen en toen Ik zag dat onze Wil tegenwoordig was in de wereld - werd Ik aangetrokken en daalde af uit de Hemel.
* De tweede toezegging betrof Mij, om de Verlossing te bewerken. Hoe dikwijls moest Ik rond gaan doorheen alle menselijke akten alsof Ik die alle in mijn handen nam en Ik bedekte die, drukte er een zegel op, glazuurde die met mijn Goddelijke Wil om mijn Hemelse Vader aan te trekken zodat Hij zou kijken naar alle menselijke akten, bedekt met de Goddelijke Wil die de mens had verworpen in de hemelse regionen, zodat mijn goddelijke Vader de poorten van de Hemel die waren gesloten door de menselijke wil, zou openen. Er is niets goeds dat niet afdaalt door midden van mijn Wil.
* De derde toezegging komt van jou. Het betaamt jou, eerstgeboren dochter van onze Wil, om het derde zegel van onze Wil toe te voegen aan het eerste en het tweede op alle menselijke acten om de komst van het Koninkrijk van de Goddelijke Wil op aarde te verkrijgen. Ga daarom rond, mijn dochter, naar al de menselijke acten van de schepselen.
Dring door in de harten; voeg aan iedere hartslag de hartslag van mijn Wil toe, aan iedere gedachte de kus, de kennis van mijn Wil. Druk het almachtige Fiat op ieder woord; dring binnen in alles; overweldig iedereen ermee, dat mijn Koninkrijk op aarde mag komen. Je Jezus zal je niet alleen laten in deze ronden: Ik zal je bijstaan en je in alles leiden.“
Vol 23 - 14/12/1927: Toen bleef ik nadenken over het Goddelijke Fiat en zei ik tegen mezelf: 'Maar hoe kan dit Koninkrijk van de Goddelijke Wil te midden van de schepselen komen als de zonde welig tiert en niemand eraan denkt dit Koninkrijk te willen? Integendeel, het lijkt erop dat ze denken aan oorlogen, aan revoluties, aan het op zijn kop zetten van de wereld; en het lijkt erop dat ze verteerd worden door woede omdat ze hun perverse plannen niet volledig kunnen verwezenlijken, in een hinderlaag liggend, wachtend op de gelegenheid. Verdrijft dit alles niet de genade van zo'n groot goed?'
En mijn geliefde Jezus, die in mijn binnenste werkzaam was, zei tegen mij: "Mijn dochter, Ik heb jou, die meer waard bent dan wat dan ook; en alles terzijde schuivend, zal Ik jouw waarde bekijken – dat wil zeggen, de waarde van mijn Goddelijke Wil in jou – en Ik zal mijn Koninkrijk vestigen te midden van de schepselen. Een mens is waard naar de waarde die hem is toevertrouwd. Als mijn Wil een oneindige waarde bevat, die de totale waarde van alle schepselen samen overtreft, heeft degene die Hem bezit, voor de Goddelijke Majesteit, de waarde die alles overtreft.
Dus, nu heb Ik jou, en dit is genoeg voor Mij om het Koninkrijk van mijn Wil te vestigen. Daarom evenaren al het kwaad van deze tijd – en het zijn er te veel – niet de grote waarde van mijn Goddelijke Wil die in slechts één schepsel werkzaam is; en mijn Wil zal dit kwaad gebruiken om er een hoop van te maken en het met Zijn kracht van de aardbodem te verbannen.
Hetzelfde gebeurde in de Verlossing. Het kwaad was niet van de aarde verbannen – integendeel, het was overvloediger dan ooit; maar sinds de Soevereine Koningin op aarde kwam – het schepsel dat een Goddelijke Wil in Zichzelf bezat, die de gehele waarde van het goede van de Verlossing omsloot – keek ik niet naar anderen, noch naar hun kwaad, maar naar de waarde van dit hemelse schepsel, die voldoende was om mijn afdaling op aarde te bewerkstelligen; en met het oog op Haar alleen, die Onze voorrechten en de waarde van een goddelijke en oneindige Wil bezat, gaf en vormde ik het Koninkrijk van de Verlossing te midden van de schepselen.
Dus, bij het beschikken over het goede van de Verlossing, wilde ik de gehele waarde ervan in mijn Moeder vinden; ik wilde in veiligheid brengen, in Haar moederlijk Hart, al het goede dat mijn komst op aarde te midden van de schepselen zou omsluiten; en toen gaf Ik toe aan het goede dat de Soevereine Koningin van de Hemel aan Mij vroeg. Ik handelde als een prins wanneer hij moet vertrekken naar een bestemming van meer veroveringen: hij kiest de meest trouwe.
Ten eerste vertrouwt hij hem zijn geheimen toe, hij legt in zijn handen de volledige waarde van de uitgaven die nodig zijn voor de gewenste veroveringen; en vertrouwend op deze ene alleen, die weet dat hij de volledige waarde van de gewenste veroveringen bezit, neemt hij triomfantelijk afscheid, wetende dat de overwinning zeker is. Zo doe ik dat ook.
Wanneer ik schepselen iets goeds wil geven, vertrouw ik eerst op één van hen alleen, ik plaats de volledige waarde van dat goed in haar; en dan, alsof ik het zeker weet, geef ik het goed dat zij van Mij vraagt voor de andere schepselen. Denk er daarom aan om in jezelf de volledige waarde te sluiten die het Koninkrijk van mijn Wil moet bevatten, en Ik zal eraan denken om al het overige te voorzien dat nodig is voor zo'n groot goed."
|