Als ik in de spiegel kijk, moeder, o mijn moederke, zie ik je zo voor mij. Als ik naar de hemel kijk, moeder, o mijn moederke, weet ik je nabij.
Ik hoor je stem, ik voel je hand en weet je aan mijn zij. In lach en traan voel ik de band tussen hemel, u en mij.
Jij pronkte niet, stond niet vooraan, je waart bescheidenheid. Je stond steeds klaar en bood je aan, je waart dienstvaardigheid.
In alles was de zorg je deel, je waart zo'n stille vrouw. Je leek niet doch je waart zoveel, elkeen zo'n moeder wou.
Je zei niet veel, je lach was stil, je waart vertedering. Je waart wat ik bejub'len wil, je waart ontlediging.
Je waart waarvan ik zingen wil en eeuwig danken zal. Je blijft waarvoor ik bid heel stil, mijn hart, mijn ziel, mijn al !
Herman Dessers
|