Ik hou van u, prevelde de dame. Voorzichtig sloot hij de twee vensterramen.
de wereld zal me morgen eenzaam schijnen ! nauwkeurig sloot hij ook de vier gordijnen.
O, als ge wist hoe gaarne ik u zie ! Hij sloot zorgvuldig elke draperie.
Oooouw dear ! sprak ze met een verliefde reutel. En met een droge klik droei hij de sleutel.
Gij hoort bij mij als water bij de zee ! Hij dobberde nat naar de canapé.
Van ver reeds reikte zij haar rode lippen. En hij begon zijn das al ties te strippen.
De warme liefde op zijn stoer gelaat gegrift mompelde hij twee fouten in het onderschrift.
Toen kusten zij lang met gesloten ogen, zo lang dat het voorzeker niet zal mogen.
Haar boezem ging stielvaardig op en neer. Ze had talent, dat zag men elke keer.
Toen eindelijk het kussen was gedaan stond er 'The End' en ging het licht weer aan.
Er stommelden wat hielen en wat hakken en iemand zuchte dun: 'Het is gebakken'
Louis Verbeeck
Voor alle jarigen die mijn blog bezoeken.
Geen Super De Luxe
Geen roze in een doze, geen lelie, geen orchidee om in het leven te leven daarmee. Geen pronkstuk met veel tierlantijn, maar tintelende frisheid als heldere dauw die 't bloemeke laat botten tot blomme tot vrouw.
MORGENZON
Mooi die morgenzon, die groot en rond en rood, en klimmend in 't geluchte van het zomerblauw, die rijzend uit de nacht der stille stiltedood en schaduwvegendlang, nu ruimt het mistig grauw.
Mooi die zomerzon, juist boven de aardeschoot, die glinsterglans op 't groen en frisse morgendauw, het zoemend luisterspel der bij, niet eens zo groot die bloemen kust en nektar drinkt, om godentrouw.
Laat ons de bij, bloem, blad en bladerranken, schenk ons nog lang, uw milde vadergunst, het minnenspel van zon en wolkenbanken.
Laat ons de sonate van vele vogelklanken, dit dichterboek van schone schilderkunst in ruisakkoord,...zijn grote schepper danken.
Maryflor
MATIGING
'k En kan 't niet meer verdragen want 'k zie het keer op keer, 't en is niet met te vragen dat ik bekom, maar omgekeerd veeleer.
Men vraagt niet meer, men eist, de vuist gaat naar omhoge wat op een teken wijst van tand om tand en oog om oge.
En ik de arme domme dwaas, gelovend nog in plicht en rechten die eerlijkheid zie in een waas, die niet op straat wil vechten.
Geef ons maar Heer, die vroeg're kalme ruste de oude naastenliefde weer, die 't vuur der hebzucht bluste.
Maryflor
HUWELIJKSLENTE
Zojong en mooi en fris, met ogen die behagen. 't is alsof het lente is iets nieuws, wat mijn blikken zagen.
Ik laat het niet gauw blijken wat in 't gemoed geschied, maar 'k wil voor eens afwijken, om al het schoon dat men hier ziet.
Een schat mijn vrouw, hun moeder zei, drie kinderen had ik, maar... er kwam een dochter bij ! We hebben er nu van elk een paar.
Het weze hen gegeven, ten alle tijden en heel lang, geluk en voorspoed in het leven door liefd' en trouw, één samenzang.
Maryflor
DEBET
Ik hoop dat de jeugd, de zon ziet die de mist laat verdwijnen, de dwazen in hun hemd zet. Dat zij het nest dat wij hebben bevuild, weer proper wassen met de schulden van onze eigenwaan.
Maryflor
KLAARHEID
Ogen zijn om 't geluk te zien, ogen, die in de zomer de herfst bezien, soms stom en stille staren, die weemoedig dromen bij het vallen van de blaren der ranke slanke bomen.
Ogen zijn om je vrouw te zien, in vol ornaat of heel intiem, haar zachtjes te aanschouwen. Heerlijk is het om te zien, hoe kinderen van ons nu aan hun toekomst bouwen.
Ogen zijn om 't gemoed te peilen, in de donkerte der duisternis, waar de mist niet optrekt maar nog dikker wordt bijwijlen, waar het zoeken naar het licht moeilijk valt, onmogelijk wellicht.
Jonge ogen zullen later spreken, de bekrompenheid verbreken met een hart dat openstaat en het licht weer binnenlaat. Dan zal men klaarheid zien, misschien !
Maryflor
DE MELKKOE
de morgenfluister, kil en stil, een natte boerenweg en oostenwind, de parelmoeren heg, ik ril in de rust die ik vind.
Euhhh !... een goedendag ? Lomp en stom kijkt ze me aan, ze is niet kwaad van slag maar traag,... niet erg verlaan.
Loom en lui stapt ze voort die blanke, bruine of bonte koe, kwispelstaartend als het hoort tjokt ze naar de weide toe.
Voor haar zijn 't al gelijke dagen. Ze is niet veel gewent, ze eist niet,... komt niet af met vragen, wie is nu nog zo vlug kontent.
Niet overal is 't morgenstil in streek, land of kontinent. De weelde, onze welvaartsgril heeft ons de koe ontwend.
Maryflor
WERELDGEWELD
Lichtend verstand broze geest of, broos verstand en lichtende geest ! Wie zal het zeggen, of kan het zijn dat een broze, lichtende, verstandige geest over deze huidige tijden heerst op zoek naar zinneloos geweld, of wordt men helder van geest met gezond verstand zodat deze broze vrede blijven moge.
Maryflor
DE MERLAEN
Gij schetterende, kwetterende, zwarte vogel gij schiet boven 't gras uit een heg. Gij lijkt een roeste, maar toch snelle kogel uit Godes gewere, zo heel verre weg.
Gij kwieke maar sierlijke Merel gij schalt uw geluk honderduit. Gij draagt als een donkere, wondere perel uit Godes natuur, zijn zegen steeds uit.
Gij brengt ons steeds lente gij wijst ons 't geluk zo onbezonnen, maar zonder een juk.
Gij doet aan ons kond gij fluit immer were geloof in de mens, geloof in de Here
Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse Leeuw. Al dreigen zij zijn vrijheid, met kluisters en geschreeuw. Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
De tijd verslindt de steden, geen tronen blijven staan. De legerbenden sneven, een volk zal nooit vergaan. De vijand trekt te velde, omringd van doodsgevaar. Wij lachen met zijn woede, de Vlaamse Leeuw is daar.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Hij strijdt nu duizend jaren, voor vrijheid, land en God. En nog zijn zijner krachten, in al haar jeugdgenot. Als zij hem macht'loos denken, en tergen met een schop. Dan richt hij zich bedreigend, en vrees'lijk voor hen op.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Wee hem, de onbezonnen', die vals en vol verraad, de Vlaamse Leeuw komt strelen, en trouweloos hem slaat. Geen enkle handbeweging, die hij uit 't oog verliest: en voelt hij zich getroffen, hij stelt zijn maan en briest.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Het wraaksein is gegeven, Hij is hun tergen moe; met vuur in 't oog, met woede, springt hij den vijand toe. Hij scheurt, vernielt, verplettert, bedekt met bloed en slijk, en zegepralend grijnst hij, op 's vijands trillend lijk.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Koekoekstraat 26 8793 Sint-Eloois-Vijve Tel: 056-62 13 25 Fax: 056-61 72 49 Maandag: van 8h30 tot 11h45. Woensdag: van 8h30 tot 11h45. Donderdag: van 8h30 tot 11h45.
Op zondag 6 sept werd kort na de middag in de kerk vandalisme gepleegd. De kast waar zich de muziekinstallatie, versterking, micro's enz in bevinden werd opengebroken en beschadigd. Alle technische apparatuur werd er hardhandig uitgerukt. De toestellen werden her en der in de kerk teruggevonden ( o.a. in de chauffagekamer en achter het hoofdaltaar ). Na aangifte aan en vaststelling van de politie werd de schade bekeken. Alle toestellen waren nog intact en werden dus gelukkig niet kapot gegooid. Aan het herstel van de kast en de bedrading is er een tweetal uur gewerkt. Behalve de afstandsbediening die niet meer werkt functioneert alles weer normaal.
Sint-Eloois-Vijve volledig vernieuwd voor trendy winkelplezier
Op vrijdag 21 augustus gaat de GIKS-winkel in de Spoorwegstraat in Sint-Eloois-Vijve officieel terug open na drie maanden vernieuwingswerken. De uitgevoerde verbouwingen moeten enerzijds zorgen voor een betere presentatie van het steeds groter en uitgebreider aanbod van merkkledij en anderzijds voor een aangenamer winkelen voor de klanten.
Een opgemerkte facelift
De restyling van de GIKS-winkel onder leiding van architect Goedgebeur uit Aalst zorgt voor een ruimer gevoel met meer daglicht, hogere plafonds, bredere gangen en meer pashokjes. Kortom, het wordt nog aangenamer winkelen bij GIKS.
Het groot assortiment van stijlvolle kleren en feestkledij maar ook van sportievere, meer casual outfits en lingerie krijgt nog meer plaats en zorgt voor een beter overzicht.
GIKS kiest resoluut voor gepersonaliseerde benadering, met meer en gerichter stijladvies.
Openingsweekend 21, 22 en 23 augustus
Op vrijdag 21, zaterdag 22 en zondag 23 augustus 2009 organiseert GIKS in Sint-Eloois-Vijve ter gelegenheid van de vernieuwde winkel een fameus feestweekend voor alle bezoekers.
Tijdens dit openingsweekend krijgen de klanten van GIKS een receptie en een geschenkje aangeboden, kunnen ze deelnemen aan het Rad van Fortuin met talloze prijzen en verrassingen en genieten ze van een speciale korting.
Kinderen kunnen ondertussen kijken naar de ballonnenshow van clown Pleks en Giksie, de mascotte van GIKS, ontmoeten.
Het héle gezin heeft het naar zijn zin.
De winkelketen die ooit begon met één modezaak voor het hele gezin is ondertussen uitgebreid met drie andere vestigingen in Kuurne, Roeselare en Wetteren.
GIKS vernieuwt niet enkel de winkel in Sint-Eloois-Vijve, maar krijgt ook een heel aantal nieuwe merken naast de grote, reeds bestaande collectie en ook de ondergoedafdeling breidt uit.
En de kinderen zullen zich zeker ook amuseren in de nieuwe speelhoek.
En de toekomst?
Binnenkort verhuist de Torfs-schoenwinkel in Sint-Eloois-Vijve en rechtover GIKS te liggen. Zo wordt winkelen voor het hele gezin nog makkelijker en kunnen kleren en schoenen perfect op elkaar afgestemd worden.
Bovendien vernieuwt GIKS niet alleen, in de zomer van 2010 opent in Gavere een nieuwe modewinkel langs de N60 Gent-Oudenaarde. Het wordt reeds de vijfde vestiging voor GIKS waardoor de merkenmodezaak voor het gezin nog meer mensen trendy kan kleden en opgemerkter door het leven laten gaan.
GIKS Sint-Eloois-Vijve
Spoorweglaan 21
8793 Sint-Eloois-Vijve
tel. 056 60 39 16
www.giksmode.be
Bekwam nog volgende historische informatie :
Geachte,
Ik zal u toch een beetje historiek bezorgen via mail:
1990: De geschiedenis van Giks mode gaat terug tot de jaren 1900!
Eduard Vanhulle was weefmeester en zijn dochter Margriet was naaijuffrouw in het coöperatief Volkshuis.
1925: Na haar huwelijk met Jerome Claeys in 1925, besloten beide een eigen winkel op te starten in de Schoolstraat te Aartrijke.
1946: Jerome runde ondertussen de zaak met zijn twee zonen: André en Camiel.
1954: De zaak werd omgevormd tot familievennootschap en kreeg de naar ARTEX (Aartrijke textiel)
1975: Een tweede vestiging wordt geopend door Thérèse Claeys, de dochter van André, in Sint-Eloois-Vijve.
1988: Een derde vestiging wordt geopend door Thérèse Claeys, in Wetteren.
1998: Aartrijke en Sint-Eloois-Vijve + Wetteren gaan elke hun eigen weg om alles organisatorisch beter in handen te houden.
1999: ARTEX wordt Giks mode met een winkel te Sint-Eloois-Vijve en Wetteren
De doelgroep werd verlegd van textiel voor professioneel gebruik naar confectie voor het ganse gezin. Een assortiment voor babys, kinderen, heren en dames. Tot zelfs slaapkledij, beddelinnen en ondergoed. Ook de merken maken hun intrede. Deze geven een duidelijke meerwaarde dankzij hun prijs-kwaliteit verhouding.
2002: Giks mode opent een vestiging te Roeselare
2005: Giks mode opent een vestiging te Kuurne
2009: Sint-Eloois-Vijve ondergaat een nieuwe metamorfose.
De nieuwe Leiebrug, die in Kortrijk de Beheersstraat en de Noordstraat moet verbinden, is kort na 17u00 op de Leie te St-Eloois-Vijve voorbij gevaren. Er was heel wat belangstelling aan het sluizencomplex in Sint-Baafs-Vijve, langswaar de brug werd aangevoerd op de Leie.
De nieuwe brug is de vijfde van zeven nieuwe exemplaren in Kortrijk, dat de hele omgeving van de Leie in de stad hertekent. De brug wordt op maandag 24 augustus geïnstalleerd.
Het gevaarte van 400 ton is tien meter breed en bijna honderd meter lang. Door die omvang was vervoer op het water de enige oplossing. De brug is wel nog niet compleet: de fietspaden en trottoirs worden later aangevoerd.
Een maand geleden alarmeerde pastoor Patrick Leenknecht, priester in Sint-Eloois-Vijve en Desselgem, de politie wegens een handtassendiefstal tijdens de eucharistieviering in de kerk te Sint-Eloois-Vijve. Naar vermoeden een jonge kerel ontvreemde toen de handtas van een vrouw, terwijl ze te communie ging. Ondertussen is bekend dat in de kerken van de Waregemse deelgemeenten ook microfoons zijn gestolen, terwijl enkele priesters in Avelgem verwittigen voor schooiers met slechte bedoelingen.
Politie en priesters roepen kerkgangers op tot blijvende voorzichtigheid. Als de gelovigen ter communie gaan laten deze hun handtas of andere bezittingen meestal onbeheerd achter op hun kerkstoel. Daarvan maken personen met ongepaste bedoelingen gebruik om deze buit te maken. Priester Leenknecht alarmeerde vermoed dat het in Sint-Eloois-Vijve gaat om een jonge kerel, die tijdens de misviering binnenkwam en zich achterin de kerk bezighield tot de communie, zijn ideale moment om een handtas mee te graaien. Vóór de aanwezigen het goed en wel beseffen, is de dader er al vandoor. Ironisch genoeg had het slachtoffer van de diefstal de jonge dader nog een vredeswens gegeven voor ze naar de communie ging. Zij en andere aanwezigen zouden de dief zeker herkennen, maar wellicht woont hij niet in de omgeving.
Priester Leenknecht begrijpt niet waarom de handtassendief in de kerk toeslaat. De kerk is op zijn zachtst gezegd een zeer ongewone plaats om te stelen. Gelovigen komen ook niet met veel geld naar de kerk. Intussen worden de gelovigen in de omliggende parochies opgeroepen tot voorzichtigheid. Eén diefstal in de parochie is genoeg. We kunnen alleen maar hopen dat het daarbij blijft, zegt Patrick Leenknecht.
Ook collega priester Luc Suys reageert aangeslagen. Eerder werden al de microfoons in de kerk gestolen. Sindsdien sluit ik 's avonds de deuren, zodat er niemand binnen kan. Tijdens de dag is de kerk wel toegankelijk. Als je al rekening moet gaan houden met diefstallen tijdens de diensten, dan is het ver gekomen met de criminaliteit. Volgens Suys gaat het om een vandalenstreek van een niet-gelovige. Je hebt twee groepen mensen: gelovigen en niet-gelovigen. Die twee groepen moeten elkaar respecteren maar wel met rust laten.
De politie in Waregem is op de hoogte van de handtassendiefstal. We hebben voorlopig geen enkele aanwijzing. Het is als zoeken naar een speld in een hooiberg, vertelt Mira-perswoordvoerder Michael Vandenheede. Voorzichtig zijn is zeker de boodschap. Enige tijd geleden had de Lourdesgrot in Sint-Eloois-Vijve al af te rekenen met ongewenste bezoekers en enkele jaren geleden waren er ook vernielingen in de dekenale kerk in Waregem.
"In landelijke gemeenten is nu eenmaal minder controle dan in de steden", klinkt het op het bisdom, dat zo goed als machteloos moet toekijken. "Het enige wat we kunnen doen is elkaar op de hoogte brengen van de feiten", zeggen ook deken Achiel Roets en pastoor Wim Seynaeve van Avelgem.
Is heraangelegde parking Basisschool Vijve nog onveilig ?
VLD-raadslid Delphine Cloet ziet enkele onlogische obstakels aan de recent door het stadsbestruur heraanlegde parking aan de basisschool in Sint-Eloois-Vijve. De heraanleg bestond uit: Een op- en afrit voor de autos en een afgezonderde wandelstrook voor de kinderen. Op het eerste zicht lijkt het resultaat heel efficiënt, doch er zijn aan aantal mankementen? Aldus werd de vraag gesteld tijdens de jongste gemeenteraad.
Het VLD-raadslid schetst stelt daarbij volgende problemen :
1) Wanneer de kinderen of de schoolrij die wandelstrook gebruiken, dan bereiken ze de straat, maar ligt het zebrapad niet op de juiste plaats,
2) Wanneer de kinderen oversteken om naar de bibliotheek te gaan (links), dan moeten ze eerst naar rechts, het zebrapad oversteken, opnieuw naar links. Maar ze dienen over te steken, daar waar de autos de parking oprijden,
3) Wanneer de kinderen van de overkant naar school toe komen, dienen zij over te steken daar waar de autos de parking oprijden.
4) De wandelstrook start/eindigt midden de parking. De kinderen dienen dus nog een eind tussen de autos te laveren.
Op deze manier wordt een zeer onveilige situatie gecreëerd voor de kinderen. Delphine Cloet doet daarom volgende voorstellen. Een degelijke oplossing zou kunnen zijn:
1) een wandelzone langs de oude Delhaize
2) het zebrapad verplaatsen tot recht voor de wandelstrook
Het raadslid vraagt of kan gezorgd worden voor een oplossing om deze onveilige situatie ongedaan te maken, zodat ongelukken in de toekomst kunnen vermeden worden? (fotos ter verduidelijking)
In de stedelijke basisschool van Sint-Eloois-Vijve waren zowel de ouders als de leerkrachten al jaren vragende partij voor een meer veiligere parking voor de kinderen. Op de parking was het steeds een overrompeling van autos bij de aanvang en einde van de schooltijd. Er boden zich een aantal nieuwe mogelijkheden aan met de afbraak van de aanpalende woning.
In zijn antwoord heeft schepen van mobiliteit ondermeer mee dat de situatie is besproken in de verkeerscommissie en de verkeerscel. De ligging van het zebrapad, niet in het verlengde van het aanlooppad van op de parking, een bewuste keuze is om te vermijden dat de voetgangers zonder aandacht onveilig direct de straat zouden oversteken. In veel gevallen is het in dergelijke situaties gebruikelijk dat een versperring wordt aangebracht tussen voetpad en rijweg. Hier geldt de gebruikelijke zone 30 en de wagens die de parking willen oprijden en ook de andere bestuurders moeten voorrang geven aan de voetgangers op het zebrapad.
Uiteindelijk werd de suggestie meegenomen om hier ter hoogte van de wandelstrook de mogelijkheid te voorzien van een hindernis tussen voetpad en rijweg.
Vandaag zaterdag 21 maart 2009 opent de tentoonstelling Emile Claus en het landleven in het Museum voor Schone Kunsten te Gent. Tot zondag 21 juni 2009 staat de kunstenaar uit Sint-Eloois-Vijve (Claus 1849-1924) centraal zowel in Gent als in Deinze. Voor het Museum van Deinze en de Leiestreek, waar heel wat werken van Claus in zijn collectie heeft, was dit de perfecte gelegenheid om de onlangs verworven tekeningen van Emile Claus gedurende dezelfde periode aan het publiek voor te stellen. Emile Claus had reeds zijn retrospectieve in Waregem, waar hij ondermeer actief was aan wat we de voorloper van de huidige tekenacademie kunnen noemen. Rond 1868 volgde de beroemde Vlaamse schilder Emile Claus avondles en gaf later zelf les in de schetsclub van de avondschool, voorloper van huidige Sint-Paulus volwassenenonderwijs aan het VTI Pronkstuk in het museum te Deinze is 'De Bietenoogst'. Als er één kunstenaar is die Deinze wereldfaam bezorgde, dan is het wel Emile Claus. Op artistiek vlak rijst hij als een reus uit boven zijn tijdgenoten en leerlingen. Maar Claus is de meester. 'Drie maanden lang kan iedereen een unieke tentoonstelling bewonderen. Uniek omdat het de enige keer is dat we het volledige oeuvre van Claus dat Deinze in bezit hebben tezelfdertijd wordt getoond. Later zal dat fragmentarisch zijn. Uniek ook omdat het om een complementaire expositie gaat waarbij zowel het Museum voor Schone Kunsten in Gent als wij in Deinze Claus op een speciale manier belichten. In oktober vorig jaar verwierf het museum 102 tekeningen van de hand van Emile Claus, de kunstenaar die zich graag liet inspireren door de Leie, zijn omgeving en het werk op het platteland. Nu worden die voor het eerst voor het grote publiek tentoongesteld.
Het wordt in Deinze geen wandelingetje langs 115 tekeningen, schetsen en voorstudies voor schilderijen uitgevoerd op papier, met potlood, houtskool of sanguine. Nee, ze creëerden daar een gang waarin iedere tekening tot haar recht komt. De tentoonstelling laat Claus volop herleven aan de hand van citaten uit het boek 'Mijn broeder in Vlaanderen' van Cyriel Buysse. Die worden voorgedragen door Gilbert Van Vlaenderen en op de wanden geprojecteerd. In verschillende zalen werden aan het plafond reuzefoto's met beelden van Claus opgehangen.
We maken verder van de gelegenheid gebruik om zijn meesterwerk: de Bietenoogst (3,2 x 4,8 meter) speciaal te belichten. De expositie biedt de mogelijkheid om de 102 tekeningen die we in 2002 konden aankopen uit privé-bezit, samen met de 13 die we reeds in ons bezit hadden, te tonen, zegt museumverantwoordelijke Veerle Van Doorne.
De aanleiding tot het exposeren van de verzameling in Deinze is de tentoonstelling Emile Claus en het landleven in Gent en ook wel het doctoraat over Claus dat curator Johan De Smet onlangs beëindigde. Omdat het meer dan 10 jaar geleden was dat wij in Deinze nog iets rond Claus hadden gedaan, zijn ze mee in de dans gesprongen. Hoeveel werken Claus maakte, is niet direct geweten. Uit bronnen weten we wel dat hij veel werkte en zelfs in de kerk schetste. De Clausroute toont een aantal van die pleisterplaatsen.
In het Museum voor Schone Kunsten te Gent sluit het project Claus aan bij het tentoonstellingsbeleid van het museum. Dat is onder meer gericht op aspecten van de Belgische kunst in de negentiende en twintigste eeuw. Met deze tentoonstelling wordt Claus werk in de ontwikkeling van de Belgische beeldende kunst in de periode 1880-1914 gekaderd. In de complexe historische context van zijn tijd speelde hij weliswaar geen voortrekkersrol, maar was hij al evenmin een meeloper. Claus onderscheidde zich internationaal, en juist dit internationale succes reflecteerde zich in het werk van een uitgebreide groep jonge kunstenaars die in het begin van de twintigste eeuw debuteerden met luministisch werk.
Emile Claus was de belangrijkste vertegenwoordiger van het impressionisme in België. Hij
bewonderde het Franse impressionisme en paste deze stijl toe in de uitbeelding van zijn vertrouwde plattelandsomgeving. Claus werd in zijn tijd op de handen gedragen. Ook vandaag geniet zijn optimistische en zonnige kunst nog steeds een grote populariteit. De tentoonstelling brengt de beste werken van Emile Claus bijeen en belicht de centrale themas in zijn werk: de landarbeider, het werk op het land, het dorpsleven, het leven met de rivier en het zuivere landschap. Zijn werk wordt geconfronteerd met dat van Belgische tijdgenoten zoals Alfred William Finch, Léon Frédéric, Constant Permeke, Constantin Meunier en Théo Van Rysselberghe.
Emile Claus uit Sint-Eloois-Vijve
Claus werd geboren in 1849 als zoon van een winkelier-herbergier in Sint-Eloois-Vijve. Aanvankelijk gaat hij naar de academie van Waregem. Emile Claus groeide op in een eenvoudig milieu en het kostte hem veel moeite om zijn omgeving te overtuigen van zijn artistieke kwaliteiten. Uiteindelijk effende de componist Peter Benoit (1834-1901) Zijn vader was sluiswachter in Sint-Eloois-Vijve - voor hem de weg naar de Antwerpse Academie (1869-1874). Ondanks goede resultaten deed hij niet mee aan de Prijs van Rome, waarna een breuk kwam met directeur de Keyser en hij een zelfstandig artiestenleven begint, waarbij hij in zijn levensonderhoud voorziet door het geven van les, ondermeer in Waregem.
Zijn eerste tentoonstelling vond plaats te Gent in 1874, onder het goedkeurend oog van Nicaise de Keyser (1813-1887), de directeur van de Antwerpse academie, in wiens atelier hij op dat moment werkzaam was. Claus verlengde zijn verblijf in Antwerpen en werd er beïnvloed door kunstenaars van de zgn. grijze Antwerpse school. In deze periode kreeg hij ook officiële opdrachten van de stad. Bij de Antwerpse bourgeoisie ontpopte de kunstenaar zich als een veelgevraagd portretschilder.
Wellicht onder invloed van oriëntalistische doeken van Charles Verlat (1824-1890) ondernam Claus in 1879 een reis naar Spanje, Marokko en Algerije. Aan de Middellandse Zee werd Claus verrast door de heftige koloristische tonaliteiten en de intense lichteffecten op de omgeving. Het tot dan tamelijk sombere, Antwerpse palet verheldert en verlevendigt sterk in de studies en schilderijen uit deze periode. Men mag echter aan deze reis niet te veel belang hechten. Artistiek vervolgde Claus bij zijn terugkeer de weg die hij voorheen was ingeslagen.
Nadat hij in de jaren zeventig en de vroege jaren tachtig vooral bekendheid had verworven in Antwerpse kringen, volgde nationaal en internationaal succes toen hij op het Parijse Salon en het Salon van Antwerpen in 1882Het hanengevecht tentoonstelde. Het gezaghebbende Brusselse tijdschrift L'Art Moderne erkende in hem een groot portrettist, maar duwde hem toch in de conservatieve, Antwerpse hoek. Het doek, aanvankelijk bedoeld als een portrettengalerij van vooraanstaande Waregemse notabelen, werd niet voldoende realistisch bevonden, als had hij te weinig oog voor het barbaarse spel van het hanengevecht.
In de drie jaar volgend op Het hanengevecht toonde Claus zich als een doordacht landschapschilder, een beschouwer van de volle, frissche natuur. De verwondering dat hij die gedachten in het hoofd en die poëzie in het hart had, - dat hij over zoveel kracht van uitvoering beschikte en over zo'n rijk koloriet, lokte bij de critici een bewondering in superlatieven uit. Claus' stukken werden doorgaans als bezielde fotografie gewaardeerd: de schilder werd beschouwd als een zeer talentvol man en bovendien als een natuurdichter van hoge waarde. Van dan af nam hij jaarlijks deel aan de Parijse Salons waar Claus de invloed onderging van de panoramische, in plein-air geschilderde werken van de salonprotagonisten Jules Bastien-Lepage (1848-1884) en diens geestelijke opvolger Léon Lhermitte (1844-1925). Hij verwijderde zich van de afstandelijke portretstudies in de lijn van Alfred Stevens (1823-1906), Jan Verhas (1834-1896) en Edouard Agneessens (1842-1885)-door de kunstkritiek gemeenzaam bevallige kabinetstukjes genoemd - en wierp zich op de natuur.
In 1886 trad Claus in het huwelijk met Charlotte Dufaux, afkomstig uit een vooraanstaande notaris-dynastie uit Waregem en betrok hij definitief een jachtpaviljoen te Astene (dichtbij Deinze), het atelier dat later als Villa Zonneschijn bekend werd. Deze naam vat volgens diens vriend - de belangrijke kunstcriticus en romancier Camille Lemonnier (1844-1913) - het doel van de kunstenaar samen, nl. de intensieve studie van de veranderende impact van het licht op de natuur. De landelijke omgeving en het wijdse vergezicht op de Leie inspireren tot doeken als De Oude tuinman, De pick-nick (Brussel, Koninklijke Verzameling) en Vlaswieden in Vlaanderen (Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten). Zijn voorkeur gaat uit naar grootse composities, waarin op een natuurgetrouwe, wetenschappelijk-punctuele wijze en met een soms lichte maatschappijkritische ondertoon, landelijke figuren in helder licht verschijnen.
In 1911 peilde Karel van de Woestijne (1878-1929) naar de mens achter de kunstenaar Claus en typeert hem als volgt: Die vervoering, dat teeken van eeuwige jeugd, van eeuwige verkorenheid, en tevens de macht er steeds het juiste beeld voor te vinden in eene dichte nabijheid; - dat ontroerd-vermogente-zijn, en het voor zich en anderen en iedereen te mogen erkennen in de praktische werkelijkheid van een landschap, en het daarna in zulke waarheid te kunnen nabeelden dat ieder er 's kunstenaars vervoering in erkent als ware 't zijne eigene: het is heel Claus' kunst.
Men beschouwt Claus als de leider van het Belgisch luminisme. In 1904 stichtte hij de Kring Vie et Lumière. Volgens Ensor is Claus de geniale kerel die "de zon op flessen trok". Emile CLAUS reisde in maart 1907 aan boord van de Oceanic naar de U.S.A. In Pittsburgh was hij jurylid van de Carnegie-wedstrijd. Tijdens de 1ste wereldoorlog vertoeft hij in Londen in ballingschap. Tijdens deze periode brengt hij indrukwekkende riviergezichten van de Theems voort die bekend staan als de weerspiegelingen op de Theems.
Tijdens zijn leven kende hij, in tegenstelling tot menig ander schilder, een zeer groot succes. Niet alleen zijn werk doch ook zijn zeer innemende levensstijl en voorkomen droegen daartoe bij. Emile Claus had ook zijn volgelingen: Joris Buysse in Gent, Jozef Adriaan Heymans in Dendermonde, Alfons Proost in Antwerpen, Georges Lemmen en Georges Morren in Brussel. Hun schilderen kenmerkt zich door het schilderen in openlucht en het aanbrengen van zeer lumineuze helder oranje partijen en purperen schaduwen. Rurale onderwerpen zijn uiteraard legio. In het Latemse zelf heeft hij ook wel een duidelijke invloed uitgeoefend vooral op sommige van de latere schilders. De invloed is vooral zichtbaar bij Jenny Montigny, ook andere vrouwen zoals Gabrielle della Faille en Anna De Weert volgden zijn sporen. Onder de mannen waren de meest overtuigde volgelingen o.m. Van Loo, Octaaf Malfait, Modest Huys, Sys en Dessenis.
In april 2008 kocht het Museum van Deinze en de Leiestreek 102 tekeningen van de hand van Emile Claus, de kunstenaar die zich graag liet inspireren door de Leie, zijn omgeving en het werk op het platteland.
Emile Claus is in het museum niet alleen sterk vertegenwoordigd met het monumentale werk De Bietenoogst, maar ook met verschillende andere typisch impressionistische schilderijen. Samen met de tekeningen die het museum reeds bezat, ontstond dankzij de recente aankoop een unieke verzameling die een allesomvattend overzicht geeft van het grafische werk van Claus. De tentoonstelling "Emile Claus en het landleven in België" die van 21 maart tot 21 juni 2009 in het Museum voor Schone Kunsten Gent te zien zal zijn, betekende voor het Museum van Deinze en de Leiestreek de perfecte gelegenheid om de tekeningen gedurende dezelfde periode aan het publiek te presenteren.
Terwijl in het MSK Gent de schilderijen en Belgische tijdgenoten van Emile Claus aan bod komen, spitst het Museum van Deinze en de Leiestreek zich toe op deze eigen collectie tekeningen van de belangrijkste vertegenwoordiger van het Belgische impressionisme. Met een totaal van 114 werken in potlood, houtskool, sanguine of inkt op papier toont de expositie een gevarieerd geheel van schetsen, voorstudies en afgewerkte tekeningen. Daarbij komen de verschillende thema's en periodes uit het oeuvre van Claus duidelijk aan bod: zijn vorming tijdens zijn verblijf te Antwerpen, zijn fascinatie voor het werk op het platteland, maar ook zijn talent voor het weergeven van karaktereigenschappen in portretten. We trekken mee met Claus tijdens zijn reizen naar Algerije, Marokko, Italië, Londen en Frankrijk. De tekeningen tonen ons niet alleen de voorliefdes van deze luminist, maar door de manier waarop de tentoonstelling is opgebouwd, maken we ook kennis met de persoon achter de beroemde sc hilder.
In samenwerking met het MSK Gent zijn er combiticketten beschikbaar en groepsevenementen mogelijk. Naar aanleiding van de tentoonstelling wordt er een aparte catalogus van de tekeningen gepubliceerd.
PRAKTISCHE INFORMATIE: Van 20 maart tot 21 juni 2009
. Museum van Deinze en de Leiestreek Lucien Matthyslaan 3-5, 9800 Deinze Tel: 09/381.96.70 - Fax: 09/381.96.79 Website : www.museumdeinze.be E-mail: museum@deinze.be Toegangsprijzen : ? 4,00 Individuele bezoeker ? 2,50 Groepen, +3-pas, C.J.P, museumkaart, lerarenkaart Gratis Jongeren t/m 16 jaar, ICOM, journalisten Openingsuren : weekdagen van 13.30 u tot 17.30 u zaterdag, zon- & feestdagen van 10 tot 12 u en van 14 tot 17 u maandag gesloten. Groepen met gids kunnen na afspraak ook in de voormiddag de tentoonstelling bezoeken.
Op woensdag 29 april wordt er een creatief kinderatelier georganiseerd waarbij kinderen zich laten inspireren door de tekeningen en schetsen van Emile Claus en vervolgens zelf aan de slag kunnen.
In St.-Eloois-Vijve is tijdens de nacht van vrijdag op zaterdag grote ravage aangericht aan de Lourdesgrot. Het beeld van Onze-Lieve-Vrouw, dat er al meer dan 100 jaar staat, werd uit de nis gehaald en volledig vernield. Kaarsen werden gekraakt, kandelaars omvergegooid, danksteentjes stuk geslagen ... Ook het beeldje van de kleine Bernadette moest er aan geloven. Twee maanden geleden werd op diezelfde plek een brandblusapparaat in de grot leeggespoten.
Het zijn pijnlijke en onbegrijpelijke gebeurtenissen voor de parochiegemeenschap van St.-Eloois-Vijve. Pastoor Patrick Leenknecht: "De Lourdesgrot is een klein bedevaartsoord waar dagelijks heel wat mensen verwijlen bij Onze-Lieve-Vrouw. Zinloos en respectloos vandalisme heeft helaas dit mooie plekje bevuild. Is er iemand of zijn er meerderen die op ronde zijn om vernieling te zaaien aan grotjes en kapelletjes? We vernemen immers van mensen dat in de streek ook aan kleine kapelletjes aan huizen onlangs schade werd toegebracht."
De nog altijd drukbezochte Lourdesgrot is gelegen in de Grottelaan in een prachtig natuurkader. Een gedenksteen naast de nis met het Onze-Lieve-Vrouwbeeld herinnert eraan dat juffrouw Ursula Vandenbroeke de rots liet bouwen in 1895. Voor de bouw van de grot werden rotsblokken aangevoerd uit de Pyreneeën in de streek van Lourdes. Om de grot van verval te redden werden zowat twintig jaar geleden geslaagde restauratiewerken uitgevoerd, waardoor Sint-Eloois-Vijve mag bogen op één van de mooiste en stemmigste mariale bidplaatsen uit de streek.
Veel informatie over de Lourdesgrot in Sint-Eloois-Vijve vinden we in het blog Vijvenaarke van Maurice, waarnaar we een link hebben bij onze favorieten in de rechterkolom van dit stadsblog. De Lourdesgrot van Sint-Eloois-Vijve is het levenswerk van Ursula Vandenbroucke en Maurice De Jonckere.Laatstgenoemde was kerkbaljuw, kerststalbouwer, dorpsfilosoof en duivel-doet-al. Hij ontfermde zich later over de Lourdesgrot.
Aanleiding voor de bouw van de Lourdesgrot was de wonderlijke genezing van de doofstomme Maria Vercruysse, na een bedevaart met juffrouw Ursula Vandenbroucke naar Lourdes. Met eigen centen en met de hulp van hoeveknecht Jules Waelkens en de landslieden van schoonbroer Leo Ide liet zij, waar nu de lindendreef van ' Vluchens hof ' eindigt, boven de bij de vlassers welbekende, aldaar opborrelende waterbron een immens grote grot bouwen. Voorwaar, een bijzonder goed geslaagde en natuurgtrouwe kopie van de grot van Massabiele. Drie wagons rotsblokken, waarvan sommige meer dan 200 kg wegen, werden uit de Pyreneeën per spoor naar het station van Waregem gevoerd en vandaar met paard en kar Vijvewaarts gereden.
De moeilijkheden waren legio : ' architecte ' Ursula moest zich behelpen met een afbeelding, de grond was bijzoder drassig, de stenen immers zwaar en als bindmiddel was er slechts Doornikse kalk en roggemeel en - aldus de legende - het zweed van juffrouw Ursula en de arbeiders. Het was een titanenwerk, dat maanden in beslag nam en langniet door iedereen met bewondering werd gadegeslagen, zoals blijkt uit een socialistisch geinspireerd krantenartikel van ' Vooruit ' gedateerd op 13.07.1896, dat onder de titel Vijve St - St-Eloi. ook een Lourdes bijzonder venijnig uit de hoek kwam. We willen hier waarschuwen voor de eigentijdse subjectieve berichtgeving van de dagbladen uit die tijd
"Wat geluk voor onze arme inwoners, zij zullen weldra van den honger verlost zijn, de pachten zullen gaan verminderen, de loonen gaan vermeerderen, het geluk lacht al wat arm is in Vijve St-Eloi tegen. Ge gelooft het niet maar wij gaan hier een Lourdes krijgen, zoals in Oostakker en daar ook is de armoede een ongekend iets tenminste voor diegene die door dit middel de lichtgeloovige allerhande offers kunnen afzetten. En dit alles hebben wij te danken aan eene vrouw Ursula. Voor zoo eene verstandige daad verdient zij gedekoreerd te worden".
Jaren later werd aan de grot een arduinen plaat gemetseld met de inscriptie : "Wees indachtig de ziel van juffrouw Ursula Vandenbroucke, overleden te Vyve St - Elooi den 6 januari 1901 in de ouderdom van 56 jaren, die deze rots stichtte in het jaar 1895". Met de jaren echter begon de tand des tijds aan de grot te knagen tot de kajotters in de loop van het jaar 1934 voor een eerste opknapbeurt zorgden. In 1966 pakte Maurice De Jonckere zelf de definitieve restauratie aan. Zeven kubieke meter beton werd gegoten ter versterking van de rots. Draineerbuizen leiden voortaan het overtollige water af naar de aangrenzende vijver. Voor de grot werd een geplaveide en feeëriek verlichte esplanade aangelegd. En telkens weer sprokkelde Maurice de nodige fondsen en handen bijeen om het bedevaartsoord te verfraaien tot wat het vandaag is : een oase van stilte en rust die de talrijke bedevaarders uitnodigt tot een vroom gebed.
In de zomermaanden juli en augustus kun je naar hartelust meevaren tijdens de zomerboottochten op de Leie. De rode draad in het verhaal is de Leie, die de Leiestreek verbindt. Daarnaast kun je aan Vlaamse kant ook op ontdekking op de Schelde, het kanaal Roeselare-Leie en het kanaal Kortrijk- Bossuit. Wat kun je verwachten van een boottocht? In de eerste plaats bieden we je een unieke kans om de Leiestreek anders dan anders te bekijken. Je zult merken dat het uitzicht van op de boot zelf vertrouwde steden en dorpen in een verrassend nieuw perspectief plaatst. Tijdens het varen kun je steeds genieten van een hapje of een drankje, en op de plaats van bestemming zorgen we ook nog voor een interessante uitstap, namelijk een begeleid bezoek aan een museum, stokerij of stad, een wandeling, een fietstocht... Uiteraard kun je ook op eigen houtje iets ondernemen. Volgende boottochten zijn met vertrek aan de jachthaven in St-Eloois-Vijve gepland voor 2009.
Klik op de foto en u vindt er alle informatie over de boottochten op de "Leie", ook van deze die vertrekken van uit de jachthaven te St-Eloois-Vijve.
Nieuwe pastoor voor St-Eloois-Vijve en Federatie Waregem-Leiekant
Pastoor Patrick Leenknecht is geboren te Tielt op 23-01-1964 en werd priester gewijd op 08-07-1990. Na zijn wijding was hij eerst leraar aan het St-Jozefscollege te Izegem, daarna medepastoor te St-Eloois-Winkel. We heten hem hartelijk welkom en wensen hem een gezegend apostolaat waarbij hij vreugde mag beleven als pastoor-moderator van Waregem-leikant.
Luc Cappon heeft met zijn boek het wegelingsken een verdienstelijke poging gedaan om het Vijve van na WO II onder ogen te brengen en te bewaren wat volgens hem waardevol is en blijft. Hij contrasteert in zijn bundel ook op een treffende manier dit verleden met het heden. Zelf blijft hij bescheiden over de opdracht, die hij zichzelf heeft gesteld. Voor wie verlangend en hoopvol uitkijkt naar een wetenschappelijk verantwoorde historiek van Vijve 1941-1953 meent hij dat hij deze verwachtingen niet kan invullen. Een historisch verhaal opbouwen dat de strenge regels van de geschiedschrijving, bronnenonderzoek en ordening kan doorstaan, is geschoolde academici voorbehouden.
We blijven het echter een verdienstelijke poging noemen om het Sint-Eloois-Vijve van uit zijn jeugdjaren te schetsen. We denken dat het werk van Luc Cappon minstens zijn heemkundige waarde zal blijven hebben en ook zal kunnen gewaardeerd worden bij plaatselijke historici. Het moet ook een aanmoediging zijn voor anderen om hun jeugdherinneringen aan een gewijzigd dorpsleven in een neergeschreven tekst te vertellen en zodoende te bewaren voor het nageslacht.
Niemand keert in de moederschoot terug,
Wel naar het dorp van zijn jeugd !
Luc Cappon heeft in zijn boek een vijftiental opstellen gebundeld. Deze kunnen een reëel beeld ophangen van wat het dagdagelijkse leven in een dorp als het naoorlogse Sint-Eloois-Vijve was. Het kan trouwens een spiegelbeeld bieden voor de meeste dorpjes van toen. Luc acht zich gelukkig en tevreden met zijn resultaat en hoopt dat de lezer zich daarin kan terugvinden.
De titel Het Wegelingsken is ook het eerste opstel in het boek. Daarna volgen :
15 november 1941 het stond in de krant
de lochting
boeken, boekjes, de boekerij
spelling in het spel
De Uilenspiegels
Hoger Op
Godsdienstig leven in Vlaanderen en Vijve
Religie in de tijd van toen
Paus en Pastoors
Verliefd, verloofd, getrouwd
Vijve, dorp van en aan de Leie
Politiek schouwspel in het Vijve onzer jeugd: 1947-1953
Collaboratie, repressie, koningskwestie,
Vijfse figuren
Bibliografie
Een vlokje heimwee
Een schalks knipoogje
Een spat cynisme
Een volle traan
Blij en dankbaar om hetgeen wij van Vijve en de Vijvenaren meekregen.
En:
We geven mekaar de vijve,
Want van tiene negen is t elve en dan te late,
En is t op een twee drie over en out !
Tot weerziens! Misschien?
Heel genegen.
Luc
Mijn bijzondere dank aan Bernard Delanghe van wie ik de toestemming heb gekregen dit bericht over te nemen van zijn webblog "Wareber 2"
Ivo Jozef Lambrecht is op 3 april 1913 in St-Eloois-Vijve geboren in een werkersgezin als zevende van negen kinderen . Vader Aimé Arthur Lambrecht ° St-Eloois-Vijve 1874 + St-Eloois-Vijve 1957 en Moeder Emma Vanhoutte ° Olsene 1875 + St-Eloois-Vijve 1941, de negen kinderen waren Laura (1900), Bertha (1902), Magdalena (1903), Maria (1905), Alice (1907), Godelieve (1911), Ivo Jozef (1913), Jules 1914 en Elisabeth (1918). Als jonge arbeider komt hij vrij vlug en overtuigend in de ban van Cardijns ideeën en van de K.A.J organisatie. Zijn sociale taak verplaatst hem in 1935 naar Kortrijk waar hij arrondissementeel K.A.J. propagandist wordt. In 1939 wordt hij secretaris van het A.C.W. Kortrijk-stad. Vanaf 1950 vangt een politieke loopbaan aan: hij wordt schepen van openbare werken (tot 1953) en van burgerlijke stand en bevolking (1953-1958). Van 1959 tot eind 1982 zal hij het burgemeestersambt van de stad Kortrijk waarnemen.
1. De Leiegalm Eerst bestond te Vijve de koormaatschappij " de Leiegalm ", die zingend door de straten trok. Na haar teleurgang ontstond in de jaren 1907-1908 het Hageroosje.
2. Het Hageroosje ( 1907-1908 ) Aan het hoofd daarvan stonden : als voorzitter : Jules Boulez als ondervoorzitter : Raoul Boulez schrijver : Achille Ducatteeuw schatbewaarder : Arthur Tieberghien commissieleden : Achille Demeyere, Remi Ducatteeuw en Maurice Verschelde. Het vergaderlokaal van deze toneelmaatschappij, gesticht op 18-01-1908, was het gemeentehuis. Elk lid moest de eerste zondag van iedere maand 20 ct. betalen en afwezigheid stond gelijk met een boete van 25 centiem. Naar aanleiding van wereldoorlog I stierf 't Hageroosje een zachte dood...
3. In de jaren 1920-1930 bestond er er een toneelgezelfschap van dames, dat nauw samenwerkte met de retraitebond ( Boerinnenjeugd ) " Onder Moeders Paraplu " schijnt een succsesopvoering van de groep geweest te zijn.
4. In de jaren 1930 waren de studenten, de KAJ-ers en de KWB-ers actieve toneelbeoefenaars. Tot in de eerste oorlogsjaren 1941-1942 werd er toneel gespeeld.
5. Het is uit deze ouder wordende toneelamateurs dat in 1946 de Toneelkring: De Uilenspiegels ontstond.
Deze groep voerde in deze 18 jaar niet minder dan 35 titels op. Soms bestond de groep uit ongeveer 85 personen, zodat heel wat Vijfse families van dicht bij de activiteiten van "de UILS " betrokken waren. De groep kende grote succsessen. Zo woonden in 1949 niet minder dan 700 personen de opvoering van " JUDAS " van Verschaeve bij. Er werd ook op verplaatsing gespeeld: te St-Baafs-Vijve, Moen, Avelgem en Kortrijk. de " STERRE " van Felix timmermans op kerstdag 1952 was een ander topnummer.
In 1952 kwamen de eerste vrouwen de groep vervoegen. In de periode 1957-1959-1961 beleefden de UILENSPIEGELS wellicht hun hoogtepunt met de opvoeringen van : Robbedoes - Patsy - De Wtte Non - Schorpioen en Millioenen - de klucht van de Brave moordenaar - Mevrouw Pilatus en het Dorp Der Mirakelen.
Allerlei oorzaken brachten mee dat na dit hoogtepunt de toneelkring de UILENSPIEGELS ter ziele ging...
Historiek fanfare " HOGER OP " ST-ELOOIS-VIJVE °1923
Tussen twee wereldoorlogen in een fanfare oprichten, getuigde van moed,vooral omdat grote buur Waregem reeds meerdere jaren een succsesvolle harmonie kende. Toch bleven enkele koppige Vijvenaren er rotsvast van oververtuigd dat een "muziek" ook voor de inwoners van St-Eloois-Vijve een noodzaak was. Fonske De Jaeghere, sasmeester Timperman, Arthur Haudhuyze, Jozef Vandevelde, Maurits Dejonckere en Leon Deceuninck waren rotsvast overtuigd dat de ondernaming moest slagen en richtten wekelijkse repetities in. Meester Ducatteeuw hanteerde de dirigeerstok en het eerste publieke optreden in de plaatselijke processie in 1923 was meteen een schot in de roos. De fanfare was geboren en groeide gestaag aan, vooral door toedoen van Fonske Dejaeghere, de eerste voorzitter. Na 25 jaar gaf hij de fakkel en een bloeiende fanfare door aan zijn opvolger André Deley. Die leidde met vaste hand de groep om 17 jaar later opgevolgd te worden door meester Deblock, de duivel-doet-al voor de Vijvse fanfare. In 1948 kreeg de fanfare haar "koniklijke" titel en werd voor iedere muziekant een uniform voorzien. In die jaren groeide het ledenaantal en de fanfare promoveerde naar eerste afdeling. Er was een kameraadschappelijke sfeer en iedere uitdtap werd een "kermis". Zelfs een Tiroler orkest onder de leiding van Laurent Deley werd opgericht. Frans Amez was een tijdlang voorzitter en uiteindelijk komen we terecht bij Roger Debels, de huidige voorzitter en dit reeds meer dan 30 jaar. De jaren '60, ooit de gouden jaren genoemd, bleken ook voor de fanfare een gouden tijd. Onder impuls van showmeester Adrien Hofman werd een majorettencorps opgericht. Die verstond de knepen van het vak en algauw werd ieder wandelconcert met voorop 32 majorettes een streling voor het oog. Het absolute hoogtepunt kende de fanfare tijdens haar optreden op de Heizel in 1974, bij de bekerfinale voetbal tussen Waregem en Tongeren. Twee bussen werden ingelegd om de 32 majorettes, 12 trommelaars en 54 blazers naar dit optreden te brengen. Na een hoogtepunt komt een terugval, daar ontsnapte ook de Vijfse fanfare niet aan. Met de huidige dirigent, Luc Dumolin, werd de jeugd aangesproken. De wekelijkse repetities worden trouw bijgewoond en er zijn heel wat uitstappen. Voor de wandelconcerten binnen de stad Waregem wordt er steevast op de fanfare beroep gedaan. Ook de jaarlijkse concerten kennen een trouw publiek dat de vlotte en aangename muziek weet waarderen. Na 83 jaar willen we nog steeds "HOGER OP".
Uit het " het Orgelpunt" het eerste tijdschrift van de fanfare jaargang.1 - Nr. 1 (17-04-2006) Tekst Patrick Devos , secretaris
Historiek 1923: * Fonske Dejaegere (voorzitter), sasmeester Timperman, A.Haudhuyze, J. Vandevelde, M. Dejonckere, L. Deuninck, Parmentier en Deconinck brachten de muziekwagen aan het rollen. * Oorspronkelijke naam : Leiegalm. * Chef : meester Ducateeuw. Leden : gewone mensen die 100 frank 'aansluitingspremie' betaalden. * lokaal : 'Gemeentehuis', bij A.Haudhuyze. * Eerste vaandel : een leeuwenvlag. * premiere : processie van 1923.
1923: Kinderjaren achter de rug: met de nieuwe kepi op, 2de prijs in de prijskamp in Waregem. Als beloning een pleziertocht naar Tiegem ! 1945 : Lokaal overgebracht naar café: 'het pavilioen' (nu Posterijstraat 16). 1946 : G. Devos starte met een tamboerkorps. 1947 : Meester De Block wordt muzikale leider. 1948 : 'Koninklijke' fanfare Hoger Op kregen hun eerste kostuum (uit de legerstok te Tielt) en behaalden meteen een plaats in de 3de afdeling. 1949 : Ongeëvenaard record: 34 uitstappen (optochten) ! A. Deley wordt de nieuwe voorzitter. 1954 : De heer Silence (Harelbeke) leidde 'in alle stilte' de repetites. 1958 : Met klank over naar de 2de afdeling. 1961 : 1ste afdeling ! - Een heus Tirolerorkest wordt opgericht. 1966 : A.Hoffman doet de majoretten hun beste beentje voorzetten. Meester De Block aan het roer. 1971 : Huidige voorzitter R. Debels neemt de taak van de betreurde G. De Block over. 1973 : De leden krijgen een nieuw pak. 1974 : Optreden op de Heizel tijdens de finale van de Beker van Belgie tussen S.V. Waregem en Tongeren. ?????????? tot 2006
Boegbeelden van : "Hoger Op" Alfons Dejaegere : Grondlegger en eerste voorzitter. Wierf de eerste leden aan, de eerste vergadering ging bij hem thuis door en op 't eind werd de eerste deun zo hard geblazen dat M. Dejonckere spoorslags kwam aanlopen en medestichter werd.
Maurits Dejonckere : Was de duivel-doet-al, bracht de eerste twee leden aan (2 trommelaars die reeds jaren de processie begeleidden).
Gilbert De Block : stond bij de wieg van "Hoger Op". Jarenlang onvervangbare dirigent en voorzitter. Stichtte de muziekschool te St-Eloois-Vijve als voedingsbodem voor de fanfare.
Georges Devos : meer dan 60 jaar muzikant - jarenlang enige trommelaar - grote animator bij het oprichten van het majorettenkorps - jarenlang de minister van financiën van de vereniging.
Robert Parmentier - Roger verschelde en Maurits Verschelde: gouden muziekanten (meer dan 50 jaar lid ).
Adrien Hoffman : bezieler stichter en lesgever van de Vijfse majoretten - eerste publiek optreden te Zwevegem. Fleurige rood-witte regenschermen werden toen geschonken door de meter van de majoretten Mevr. Hoffman-Viaene.
Publiciteitslied : zangwijze : ' och was ik maar ' tekst : A. Archie
Als 't muziek van Vijve, door het dorp marcheert, Is 't alsof een stukje vreugde in ons wederkeert, Want een vrolijk deuntje klinkt er door de lucht, Daarvoor, slaan uw zorgen allemaal weer op de vlucht.
Refrein: Hoort gij op straat, 't muziek van Vijve spelen, dan komt gij lachend in uw deurke staan, een flinke mars kan niemand niet vervelen, ge zoudt direct, direct aan 't dansen gaan. En dan hoort gij er die trompetten en de zang van klarinetten, en die reuze bomdardon. Die kleine trommels, die saxofoon. hoort gij op straat, 't muziek van Vijve spelen, dan zegt u ja, dat doet hun niemand na !
Het Huidig Bestuur :
Ere Voorzitter De Hr. de Schietere de Lophem D. Voorzitter De Hr. Debels Roger. Bestuurder De Hr. Amez D. Secretaris De Hr. Devos Patrick Dirigent De Hr. Luc Dumoulin.
- Geboren te Harelbeke in de Marktstraat (weg naar Kortrijk, komende uit de richting St-Eloois-Vijve links voorbij het stadhuis / nu samen met aanpalende woning "Museum Peter Benoit") De oudste van een gezin van negen kinderen. hij kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader, Petrus-Jacobus Benoit senior, die een tijdlang onderwijzer was en die later sluismeester werd te St-Eloois-Vijve.
- Peter Benoit was dus lang geen onbekende in Vijve. Zijn ouders Petrus-Jacobus en Rosalie Monie woonden hier tussen 1863 en 1875 en zijn te Wijnegem gestorven. Zijn grootvader Bernard Monie overleed te Vijve op 04-12-1866, zijn broer Edmond op 19-02-1867. Zijn zuster Octavie verliet onze gemeente in 1873 om in te treden in het klooster te Klemskerke. En vergeten we niet dat Pieter Benoit, één van de rechtstreekse voorvaderen van de musicus hier te Vijve schepen was in 1603.
- Peter zelf begon zijn oratorium "De Oorlog" eind 1870 in het huis van zijn vader te componeren onder invloed van de Frans-Duitse oorlog. In onze dorpskerk speelde hij vaak op het orgel en in 1885 schreef hij in zijn "Vlaamse Brieven " o.m " Het sashuis van Vijve dat mijn vader als sluismeester-ontvanger gedurende ettelijke jaren bewoonde, is het aantrekkelijkste en het schoonste aller Leiesashuizen..."
Danbaar aandenken aan mijn GOUDEN PRIESTERJUBILEUM
Zevenkerken '48 Sint-Eloois-Vijve '98
Magnificat ! Mijn hart prijst hoog de Heer. Van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder, want hij heeft welwillend neergezien op de geringheid van zijn dienaar. Hij heeft mij tot zijn priester uitverkoren en heilig is zijn Naam. Dank Heer, voor het goede dat ik mocht doen. Vergeef mij waar ik tekort ben gekomen. Maria, moeder van de kerk, aan U heb ik mijn priesterschap te danken. Mijn hart en mijn leven zijn aan U toegewijd. Zegen allen die goed zijn geweest voor mij en allen die aan mijn zorgen werden toevertrouwd. Neem mijn dierbare overledenen op in de hemelse vreugde. Maria, moeder van de priesters, bid voor ons
Reimond van den Poel werd geboren te Rumbeke op 1 september 1921 als als derde van zeven kinderen. Op 17 jarige leeftijd verloor hij zijn vader, zodat zijn moeder de gezinslast alleen moest dragen. Hij liep College te Roeselare. Uiteindelijk koos hij voor het priesterschap en studeerde aan het Bisschoppelijk Seminarie te Brugge.Bij die keuze heeft zijn vader een grote rol gespeeld.Als jonge knaap zag hij zijn vader, ondanks pijnlijke reuma, elke dag naar de mis in zijn geboortedorp Rumbeke trekken. Dat beeld bleef hem altijd bij, hij was er enorm door geraakt. Thuis werden ze bovendien zeer katholiek opgevoed en samen in gezinsverband werd er veel gebeden. Ook de KSA en het college hebben zijn keuze beinvloed. De mooie eucharistievieringen en de retraites tijden de collegeperiode vormden voor hem de ware openbaring. Het was eigenlijk in het derde Latijn dat hij de microbe te pakken kreeg om priester te worden Op 1 augustus 1948 werd Reimond van den Poel te Zevenkerken tot priester gewijd en een week later droeg hij in zijn geboortedorp zijn eremis op, een dag die hem steeds is bijgebleven, mede door het feit dat men hem juist voor de mis kwam mededelen dat de pastoor van Rumbeke overleden was. Einde 1948 werd onze medepastoor als coajutor benoemd te Reninge, in de Ijzerstreek, om de taak van de toenmalige pastoor, die gedeeltelijk lam en praktisch volledig blind was, over te nemen. Hier bleef hij tot juni 1949.Hij kreeg er kost en inwoon en 30 frank per jaar. Op 18 augustus 1949 werd eerwaarde Heer van den Poel onderpastoor te St-Eloois-Vijve, als opvolger van Michel Verstraete, die hier die functie vervulde tussen 1940 en 1949. De toenmalige parochieherder was pastoor Antoon Joye. Toen hij goed en wel te Vijve was ingeburgerd, storte hij zich met hart en ziel op de jeugdbewegingen, de toenmalige KAJ, VKAJ en Kroonwacht. In 1959 richtte de medepastoor de Chiro voor jongens en meisjes op. Vervolgens werd hij proost van verschillende christelijke verenigingen waaronder KAV, KWB, CMBV, NCMV, KBG, ziekenzorg... Op 30 april 1973 werd hij door een hartinfarct getroffen en werd naar de kliniek te Roeselare overgebracht. De verslagenheid was algemeen, ook bij hen die niet als kerkelijk bekend stonden. De Vijvenaren hielden een massale bedevaart naar de stemmige Lourdesgrot waar ontroerend werd gebeden voor zijn herstel. Hij moest 6 weken in het ziekenhuis blijven. Tegen doktersbevel in kwamen vele parochianen hem opzoeken. Na zijn ontslag uit de kliniek verbleef E.H. van den Poel te Reninge, zijn eerste parochie om verder te rusten. Op dat moment kreeg hij de kans om ergens anders als pastoor benoemd te worden, maar hij durfde die taak niet aannemen omdat hij zich op dat moment niet fit genoeg voelde ( ik denk eerder dat hij Vijve niet meer wilde verlaten ). Uiteindelijk heeft hij die stap nooit meer gezet doordat hij intussen in onze parochie verankerd was. Op 8 september kwam hij terug naar Vijve, daags daarop bracht hij kort een bezoek aan de toenmalige tuinfeesten in het parochiaal centrum in de Koekoekstraat. De verheugde Vijvenaren stormden als het ware op hem af om hem te begroeten. In hetzelfde jaar vierde hij zijn zilveren priesterjubileum, waarvan 24 jaar op onze parochie. Ook zijn 35 jaar priesterschap op onze parochie ging niet onopgemerkt voorbij. De hele parochie vierde mee in een passend dankfeest. De jubilaris was echt de medepastoor van alle Vijvenaren, alle Vijfse verenigingen waren spontaan bereid aan de viering mee te werken. In Vijve en omstreken was intussen algemeen bekend dat Onze-Lieve-Vrouw de medepastoor nauw aan het hart lag. Hij was de bezieler van de bedevaarten naar Oostakker, Banneux en Rue de Bac in Parijs. Met volle bussen trok hij jaarlijks samen met enthousiaste Vijvenaren naar de kapel van de Wonderbaarlijke Medaille in Parijs, en naar Banneux. Hij verzorgde ook ieder jaar de mis in Oostakker als de bedevaarders van de Voettocht aankwamen. De feestelijke viering in 1995 van 100 jaar Lourdesgrot in Vijve was een hoogtepunt. Menigeen zal zich de kleurrijke stoet door de straten van Vijve herinneren. Op 23 december 1996 overleed zijn dierbare huishoudster Maria en dit was een zware klap voor hem. Zij had hem immers doorheen al die jaren geholpen en gesteund. Maar het leven ging verder... Vele zieken en eenzamen heeft hij getroost. Naast zijn talloze huisbezoeken was hij een wekelijks gast in de ziekenhuizen. We geloven niet dat er zieken zijn, waar hij weet van had, die van hem geen vriendelijk woord en een aanmoediging hebben gekregen. Als de muren van de onderpastorij konden spreken zouden ze ons heel veel kunnen vertellen over zijn goedheid voor minderbedeelden en voor de kleinsten. Het maakte hem gelukkig als hij de kinderen kon verwennen met een kleine attentie zoals een prentje, een beeldje... Ook de vormelingen kregen van hem bij hun laatste catechesebeurt een paternoster. Dat was zijn manier om hen een verder christelijk leven toe te wensen. In juni 1998 vierde de Vijfse parochie het 50-jarig priesterschap. Het gouden jubileum ging gepaard met een prachtige eucharistieviering en een gezellige receptie in het gemeenschapshuis " 't Schrijverke ". De bevolking was bovendien bijzonder mild Geweest voor zijn inzamelingsproject voor India. Hij steunde namelijk een project voor onderwijs en vorming te Petlad in de provincie Gujarat. Zijn beschermeling Melchior Chetti was graag bij hem te gast. Begin dit jaar ontving hij de trofee als " Vijvenaar van het jaar ". Dat zag hij zelf een beetje als bekroning van de ruim 50 jaar dat hij hier in Vijve was en het deed hem deugd te ervaren dat de mensen hem na al die jaren nog een warm hart toedroegen en dat was wederzijds. Hij was immers zelf nog altijd graag onder zijn parochianen, hoewel hij toegaf dat de jaren stilaan begonnen te wegen. Gewoonlijk heeft een pastoor in zijn loopbaan meerdere medepastoors opgeleid, hier was het andersom, medepastoor van den Poel heeft na het afscheid van Pastoor Joye (1951) vijf pastoors wegwijs gemaakt in de Vijfse parochiegemeenschap : E.H. Albert Eggermont ( 1951-1967 ), E.H. Aimé De Prest ( 1967-1977 ), E.H. Henri Legein ( 1977-1986 ), E.H. Gaby Goethals ( 1986-1994 ) en tot slot E.H. Marnix Sabbe ( 1994-2002 ). In het voorjaar werd de medepastoor ziek en werd opgenomen in de kliniek. Opnieuw leefde de parochie mee en hoopte op een terugkomst maar God besliste daar anders over en hij overleed te Roeselare op 14 mei 2002. Dit droevig nieuws liep snel door Vijve, iedereen was diep getroffen en betreurde dit onverwacht afscheid. Toeval wilde dat de uitvaartplechtigheid van medepastoor van den Poel ( 18 mei 2002 ) op dezelfde dag viel als de afscheidsviering van pastoor Marnix Sabbe, die naar zijn nieuwe parochie in Pittem vertrok. Hierdoor had Vijve voor het eerst geen eigen parochiepriester meer. Velen zullen zich herinneren hoe zij met E.H. van den Poel meetrokken op bedevaart. Zo leerde hij hen de weg naar de Heer. Hij leerde hen bidden. Zijn kwikslagen die de mensen deden lachen, waren de vertaling van de blijdschap die in hem leefde. Zoals hij het in zijn testament heeft gevraagd is hij begraven op het mooie Vijfse kerkhof tussen zoveel mensen die hij heeft liefgehad.
Je bent niet dood. God heeft je geroepen. God zal je geven een onbegrensd geluk in onbegrensde tijd. ( Nel Bishop )
Bedankt voor alles, rust in vrede
Uit het parochieblad van 15augustus 2002
Gedachtenisprentje
Wil samen met ons gedenken
E.H.
Reimond van den Poel Zoon van wijlen Omer en Elisa van den Poel - Vergote
Geboren te rumbeke op 1 september 1921 Overleden te Roeselare op 14 mei 2002 Tot priester gewijd in de abdij van Zevenkerken, Brugge- Sint-Andries op 1 augustus 1948.
Met velen nemen wij afscheid van u. Allen met hetzelfde gevoel van verdriet en van " we zullen je missen". Als we jouw naam zullen noemen dan zien we je als priester, man van gebed. Trouw aan kerk en paus, trouw aan de dagelijkse eucharistie. We zullen ons herinneren hoe wij met je mee- trokken op bedevaart. Zo leerde je ons de weg naar de Heer. Je leerde ons bidden. Jouw kwink- slagen die ons deden lachen waren de vertaling van de blijdschap die in je leefde. Het leed dat mensen je aandeden, heb je zonder bitterheid gedragen. jouw naam blijft onlosmake- lijk verbonden met Vijve. Meer dan 50 jaar was je in dienst van deze gemeenschap. De geschiedenis, met hoogte- en laagtepunten van deze gemeente heb je ten volle meegeleefd. Velen getuigen van jouw zorg voor zieken en mensen in nood. Jouw troost en opbeuring waren voor velen een aanzet tot nieuwe moed. Jouw ontwapenende glimlach maakte je tot vriend van jong en oud. Hier past maar één woord " Dank je wel meneer onderpastoor ". Dit "dank je wel" klinkt vanuit het verre India. Veel kinderen uit Petlad Gujarat, kregen door jouw zorg en steun een toekomst. "Met de dood voor ogen", was het laatste boek dat je beluisterde. Voor het lezen waren je ogen te zwak. Dit zware kruis heb je met moed gedragen. Die ervaring maakte je gevoelig voor het leed van anderen. Op een van de laatste wandelingen in Medjugorge zei je : "Als God ons thuisbrengt, dat zal een droom zijn" . Fatima, Lourdes, Compostella, Banneux, Oostakker en nog zoveel andere Mariaoorden waren jouw rustplaatsen, plaatsen waar je ten diep- ste jouw verbonden-zijn met God en Maria, de moeder Gods, beleefde. Je bent niet dood. God heeft je geroepen. Je ver- blijft nu in het huis van zijn onmetelijke, onfeil- bare liefde.
Dank je wel : goede broer, goede collega. Dag meneer onderpastoor.
De familie van den Poel dankt u voor uw sympathie tijdens zijn leven : voor uw gebeden, steun en medeleven tijdens zijn ziekte en bij zijn overlijden.
Vader Alexander Claus, ° Wakken, 23-09- 1794, + St-Eloois-Vijve, 02-05-1873. Opgedragen aan zijn moeder in 1874. Gift van Mevr. putman in 1960 aan het Museum voor Schone Kunsten van Latem en de Leiestreek te Deinze. Echtgenoot van Celstine Verbauwhede. Zoon van Carolus Claus en Barbara Bovijn uit Wakken.
Bewoonde te St-Eloois-Vijve tussen 1829 en 1844 de " Maison de Commerce " ( herbergier ) en tussen 1844 en 1873 het " Gildhuis " ( winkelier ). Ze hielden er herberg en winkel en verkochten er zowat alles aan de dorpelingen en aan de schippers, wier boot daar dichtbij op de Leie lag te wachten om versluisd te worden.
Gemeenteraadslid te St-Eloois-Vijve 1830-1836, hij was één van de 79 gemeenteraadskiezers en één van de 33 provincieraadkiezers; hij was toen de 25ste belangrijkste belastingbetaler te St-Eloois-Vijve.
Emile Claus in gezelschap van zijn neef generaal Aloïse Biebuyck. De foto dateert waarschijnlijk omstreeks 1925 en berust in het archief van het museum van Schone kunsten te Brussel.
Portet Mevrouw Claus, 1886, olie op doek 44,5 x 22 cm
Gift van Mevr. Claus aan het Museum voor Schone Kunsten van Latem en de Leiestreek te Deinze. Charlotte Dufaux, ° Deinze, 04-07-1862, huwt te Waregem op 04-05-1886 met Emile Claus, + Deinze, 18-09-1952
° St-Eloois-Vijve, op 27 september 1849 in het het Gildhuis, waar nu Café ter Leie Staat, als twaalfde uit een gezin van 13 kinderen. Van jongsaf aan had hij enkel interesse voor tekenen en schilderen. vader Sander ( Alexander Claus ) wilde daar echter niet van horen. Dank zij Peter Benoit kon hij dan toch naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. ( 1870-1874 ) Via exposities te Brussel en te Gent vindt hij een zekere waardering. In 1879 reisde hij naar Spanje en Marokko en Algerië. In 1882 stelde hij zijn " Hanegevecht " tentoon. Via een verblijf bij zijn zuster in Waregem, gaat hij zich in villa " Zonneschijn " in Astene vestigen. In 1886 treed hij in het huwelijk met Charlotte Dufaux. Vanaf de jaren tachtig begon de hyperrealist Claus te evolueren, Hij gleed naar een soort pre-impressionisme toe. Claus besefte door het succes op buitenlandse tentoonstellingen dat hij verder diende te gaan op de weg naar het licht. daarbij werd de franstalige Camille Lemonnier zijn leidsman. Op diens aanraden bracht hij de periode 1888 tot 1890 te Parijs door. Hij ontdekte er de impressionisten en Monet. Hij veranderde er zijn techniek en dacht aan niets anders meer dan de studie van het licht : DE IMPRESSIONIST, LUMINIST CLAUS WAS GEBOREN. Met zijn nieuwe werkwijze ontgoochelde hij wel het grote publiek en verkopen was er voorlopig niet meer bij. In 1890 sluit de " Bietenoogst " ( te bezichtigen in het Museum voor Schone Kunsten van Latem en de Leiestreek te Deinze ) zijn realistische periode af. Om zich te ontspannen ging Claus op tocht door Nieuw Zeeland en verbleef in het Italiaanse Bordighera. In 1905 toont hij te Brussel het Vlaams Luminisme in al zijn glorie. Claus werd wereldburger en buitenlandse musea maakten er een erezaak van schilderijen van hem te bezitten. Tijdens de oorlogsjaren week hij uit naar Engeland. Cyriel Buysse vermeldt hierover : " Claus was er niet tevreden, niet gelukkig ". Na de wapenstilstand keerde hij naar Astene terug. Zijn werk vond er echter niet de vroegere echo. In 1924 had Koningin Elizabeth een bezoek aan villa " Zonneschijn " aangekondigd, maar op die dag stierf de meester. Hij overleed te Astene op 5 juni 1924, en is begraven in zijn eigen tuin Zijn monument staat aan de rand van het Citadelpark te Gent. ( aan het museum voor Schone Kunsten )
Portret van moeder, 1872. olie op doek, 44 x 33,5 cm
Celestine Verbauwhede, ° Klein-Willebroek, 14-04-1807, huwt te St-Eloois-Vijve op 12-05-1829 met Alexander Claus en + Waregem, 17-12-1876. Dochter van Victor Verbauwhede ( ° SEV, 24-03-1772 en + SEV, 06-04-1820 ) en Rosalie Goemare ( ° Kruishoutem, 20-04-1783 en + Zelzate, 12-06-1843 )
In Het Gildhuis : Geboortehuis van Emile Claus ( nu café ' Ter Leien' op de hoek van de Emile Clausstraat ) Het gezin Alexander Claus en Celestine Verbauwhede vestigde zich hier op 16-02-1844 na vooraf in de " Maison de Commerce " gewoond te hebben. Hier is Emiel Claus geboren op 27-09-1849. Vader Alexander is hier gestorven in 1873. Het geboortehuis van Emile Claus werd plat geschoten in de meidagen van 1940. Het herinneringsplaatje dat vroeger werd aangebracht ging hierdoor waarschijnlijk verloren. Het Gildhuis was vroeger het lokaal van de gilde der boogschutters. Er stond een gaaipers in de weide daar rechtover. Deze gaaipers was op de muren van het Gildhuis door Emile Claus nagetekend.
Het Hanengevecht: Waregem, 1882, 275 x 200 - Verzameling Valère Devos (Kasteel van Potegem ) Waregem. In Parijs tentoongesteld in 1882. Foto-In P.Valcke.
Het decor speelt zich af in de achtertuin van de herberg << Groene Lantaarn >> in de Stormestraat te Waregem. E.Claus schetste afzonderlijk een 36 tal figuren die hij tot één compositie herschiep. Het is percies een fotografische momentopname, een " instantné "genomen op het ogenblik waarop de winnende haan de laatste stuiptrekkingen van zijn zieltogende tegenstaander gadeslaat. De personages op de voorgrond, rond de met-jute-afgezette-arena kijken geboeid toe, terwijl de aandacht van de omstaanders hogerop wordt afgeleid. Bemerk op de eerste rij van links naar rechts notaris Leo Dufaux, zeepzieder Missiaen, grafmaker De Coninck en meester Hoornaert, die het gevecht schijnt te cronometreren. Op de tweede rij is er de karikaturale pijlenraper van de St-Sebastiaansgilde, die luisterd naar de commentaar van de heren De Roose en Minjauw. De man met de pet en pijp is de heer Huys, uitbater van de herberg " Het Zwijn ". Jefke de Pinte, die zijn naam niet gestolen heeft, is de man met de blozende kaakjes. Misschien is de jonge man hogerop afgebeeld een Populier en de blonde krullebol tegen het venster Jefke Dufaux. De compositie is duidelijk : een helder deel links, bekomen, door het licht dat uit een klein raam, in de rechterbovenhoek valt. De rechtse helft van het doek is donker gehouden. In het donker deel, zowel als in het lichte staan verschillende personages afgebeeld. Langs de schaduwkant echter zijn ze vager, minder nauwgezet en minder realistisch uitgebeeld dan die in het lichte deel, waar ze bovendien zo geordend zijn dat de hoofden een duidelijke S-Lijn vormen. De dienster staat midden in de bovenste cirkel : de lijn vloeit door naar beneden langs de hoofden van twee pratende mannen, en draait dan verder. In de tweede cirkel staat een personage met pet en pijp.
Tekst : Walter Verschuere
Uit het: 9de jaarboek van de Geshied- en Heemkundige Kring << De Gaverstreke >>
Villa " Zonneschijn " in Astene Emiel Claus vestigde zich hier definitief in 1886, het jaar van zijn huwelijk met Charlotte Dufaux. De schilder werkte hier echter sinds 1883 in het oud jachtpaviljoen, dat later door Henri Vandevelde tot landhuis " Zonneschijn " verbouwd werd.
Cyriel Buysse werd geboren te Nevele op 20 september 1859. Zijn vader had te Nevele een chicoreifabriekje. Hij behoorde tot een welgestelde en ontwikkelde familie in de Leiestreek. Na zijn middelbare studies te Gent moest Cyriel er op het kantoor gaan werken met de bedoeling later de zaak over te nemen. Voor zijn zesentwintigste schreef hij niet. Op aanraden van zijn tante, de schrijfster Virginie Loveling, begon hij te schrijven. Toen vader Buysse op een dag vernam dat hij omgang had met een dochter uit een plaatselijk café werd hij thuis buitengezet. Opnieuw zijn tante raadde hem aan te emigreren naar Amerika. Tussen 1886 en 1893 stak hij verschillende malen de plas over maar kwam telkens weer met heel wat onaangename ervaringen die hij later beschreef in "Twee werelden". Tot de eerste wereldoorlog vond Cyriel Buysse zijn trouwste lezerskring in Nederland met o.a. het naturalistische (1) "De Biezenstekker". In die periode vond de schrijver bij de overwegend katholieke Vlaamse opinie alsook bij de faminganten weinig genade. Dit had als oorzaak zijn ontraditionele voorstelling van het Vlaamse volksleven en de Vlaamse idealen. Zijn eerste echte roman verscheen in 1893 : "Het recht van de sterkste". Bij de oprichting in datzelfde jaar van het tijdschrift "Van Nu en Sraks" zat Cyriel Buysse in de redactie, samen met Prosper Van Langendonck, August Vermeylen en Emmanuel De Bom. In 1896 huwde hij te Haarlem met jonkvrouwe Nelly Dyserinck. Van dan af woonde hij in de winter in Den Haag terwijl hij tijdens de zomer op zijn landgoed te Afsnee verbleef. Van zijn tweede vaderland Nederland is in zijn werken nauwelijks sprake tenzij in zijn oorlogsverhalen over uitgeweken Belgen tijdens de eerste wereldoorlog. Samen met o.a. Couperus richtte hij het maandschrift "Groot Nederland" op, waarvan hij redacteur bleef tot zijn dood. Tijdens de eerste wereldoorlog verbleef hij permanent in Nederland waar hij medewerkte aan het krantje "De Vlaamsche Stem". Na de oorlog keert hij terug naar Vlaanderen waar hij thans meer aandacht vindt dan in Nederland. In 1921 ontvangt hij de staatsprijs voor letterkunde. In 1930 wordt hij academielid. In 1932 wordt hij door koning Albert I verheven in de adelstand. Hij wordt baron, een opmerkelijk feit voor een Vlaams auteur, en dan nog wel de schrijver van "Het Gezin van Paemel" en verschillende andere werken waarin de draak wordt gestoken met "mijnheer de baron". Cyriel Buysse is onze bekendste naturalistische romancier (2) die met werken als "Het recht van de sterkste", "Het ezelken", "Tantes", "Te lande", "Van arme mensen", enz... realistisch en soms ironisch (3) de wereld en het leven beschrijft zoals hij het ziet en meer sympathie en begrip vertoont voor de lagere sociale klasse dan de hogere. Zijn werk sloot aan bij het oudere Vlaamse realisme van o.a. Streuvels, maar was tevens beïnvloed door het Franse naturalisme van o.a. Zola en De Maupassant. Zijn schrijftrant was echter zeker niet overladen zoals die van vele naturalistische auteurs en werd met de jaren soberder, zodat zijn werk nog steeds niet verouderd aandoet en nog vlot leesbaar is. Als pittig detail kan misschien nog vermeld worden dat Buysse één van de eersten was in Vlaanderen die zich een "automobiel" aanschafte. Cyriel Buysse overleed te Afsnee op 25 juli 1932.
ERNEST BRENGIER --------------------------- 1873-1940 -------------
Ernest Brengier werd te Vjve geboren op 1 maart 1873 in de A. Beibuyckstraat, ( meer over Aloise Biebuyck iets verder op mijn blog) waar momenteel de appartementen ' Leiegalm ' gebouwd zijn. Vader Pieter Brengier, geboren te Ingelmunster op 27 maart 1841 en moeder Pharailde Dewulf, geboren te Izegem op 22 augustus 1831, vestigden zich in 1863 te Vijve. Vader was er meester-bakker en had gemeentelijk stemrecht. Het gezin verliet Vijve in 1890 om zich in Oostrozebeke te vestigen.
Cyrille Ernest kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn oudere zuster Fanny ( geboren te Vijve op 28 januari 1864 ). Op Vijftienjarige leeftijd kreeg hij dan muziekonderricht van prof . Leo Moermans te Waregem. Het volgend jaar reeds trok de muziekaal uitzonderlijk begaafde Ernest naar het muziekconservatorium, te Gent.
In 1896 ontmoette Ernest Brengier de directeur van het Antwerps muziekconservatorium, Peter Benoit. Brengier was gedurende vijf jaar vriend en leerling van Peter Benoit maar de dood van Benoit in 1901 verhinderde Brengier muziekleraar te worden aan het Antwerps conservatorium waar hij zich als tapijtenfabrikant vestigde.
Aangemoedigd door Peter Benoit had Brengier talrijke liederen gecomponeerd. Zijn meesterwerk werd ' Gudrun ', een muziekdrama waarvoor Oostrozebekenaar Jozef Lootens de tekst van Albrecht Rodenbach in libretto-vorm schreef. Voltooid in 1909 moest hij wachten tot 1934 om de creatie ervan mee te maken in de ' Franschen Schouwburg ' te Gent. Paul Gilson schreef bij die gelegenheid: ' Brengiers schepping is een grandioos en somber epos. het is als een tweede standbeeld voor Albrecht Rodenbach, en wel 't schoonste en 't liefste dat de dichter voor zichzelf had gewenst '.
In 1918 had Ernest Brengier, met een geknakte gezondheid, Oostrozebeke verlaten. Ontgoocheld leefde hij achtereenvolgens te Peutie, Ingelmunster en Gent waar hij totaal vereenzaamd stierf op 25 juli 1940
Remi Baert : De eerst Vlaamse ambassadeur. ---------------------------------------------------------- Eerst een anekdote vertelt door Magloir Loquet uit zijn collegejaren. Onze professor Remi Baert kon boeiend les geven. Ik geloof dat hij talen gaf. Hij begon zijn les in het Nederlands, ging verder in het Frans om via Engels en Duits weer in het Nederlands te eindigen.Op zekere dag vertelde hij over de eerste wereldoorlog en we zaten allemaal rond hem, de les verliep rumoerig. De principaal, die in de gang rondwandelde, schoot de klas binnen en gaf de leraar in het bijzijn van zijn leerlingen een ferme uitbrander. " Je zult het op die manier niet ver brengen, " kreeg hij te horen van de principaal. Jaren later werd Remi Baert ambassadeur voor Belgie in Duitsland. Bron : www.collegewaregem.be
I BIOGRAFIE ------------------- Remi Baert, geboren te St-Eloois-Vijve op 10 maart 1903, is de kleinzoon van Bruno en de zoon van Theofiel Baert, veldwachter tussen 1895 en 1934, en Julie Vandendriessche. Het gezin van Theofiel Baert telte zeven kinderen, woonde eerst in de Emiel Clausstraat en vervolgens in de kloosterweg, thans Ambassadeur Remi Baertstraat genaamd. Remi, Achille Baert studeerde voor onderwijzer te Torhout, waarna hij twee jaar les gaf aan de R.M.S te Menen. Als bediende tewerkgesteld bij de firma Gevaert te Mortsel, besteedde hij al zijn tijd aan zelfstudie, schreef zich in aan de universiteit van Leuven en werd na schitterende examens licentiaat in de politieke en sociale wetenschappen en doctor in de handelswetenschappen.Op 01-02-1932 trad hij in diplomatieke dienst en huwde op 06-05-1939 in Den Haag met juffrouw Catharina Boes, die hem vijf kinderen schonk : Julia, Catharina, Yvonne, Henrie en Theofiel. Op 15 november 1964 werd hij ereburger van de stad Kortrijk uitgeroepen o.l.v. oud-Vijvenaar burgemeester Jozef Lambrecht. Onverwacht overleed ambassadeur Baert in het ziekenhuis van Keulen op 10 februari 1965.
II DIPLOMATIEKE CARRIERE ------------------------------------------- In dienst getreden op 01-02-1932 en op 31-12-1932 benoemd tot consulaatsattaché.
A DEN HAAG : 1933-1940 20-12-1933 : consulaatsattaché in Den Haag 01-01-1937 : vice-consul en tussen 6 en 12 augustus 1939 ad-intrim zaakgelastigde.
B. LONDEN : 1940-1944 Na de capitulatie van Nederland ( 15 mei 1940 ) en België ( 28 mei 1940 ) vertoeft hij in Londen. 01-01-1942 : bevorderd tot consul. 25-02-1942 : verbonden bij de Belgische dienst voor beheer en liquidatie. 29-10-1944 : gezantschapsraad bij de centrale ambassade.
C. DEN HAAG : 1945-1951 05-06-1945 : lid van de ambassaderaad. 14-12-1948 : lid van de handelsraad.
D. ATHENE : 1951-1959 16-08-1945 : bijzonder gezant en gevolmachtigd minister 2° klas te Athene. 26-06-1956 : buitengewoon en gevolmachtigd AMBASSADEUR : bewoont er de "Kefissia-Villa".
E. BAD-GODESBERG : 1959-1965 01-10-1959 : benoemd tot ambassadeur in de Bondsrepubliek. bewoont het kasteel " Die Commende", een gewezen kommanderij of riddergoed der Duitse orde. Het kasteel werd door de Belgische staat aangekocht en gerestaureerd o.l.v. Baron Gruben. het oude riddergoed bevindt zich te Muffendorf nabij Bad Godesberg, te midden van een prachtig park dat meer dan 3 ha omvat. " Die Commende " heeft de charme van een prachtig barokkasteel.
III DOOD EN BEGRAFENIS --------------------------------------- 1. Na de dood van de ambassadeur te Keulen op 10-02-1965 werd hij twee dagen later opgebaard in zijn ambtswoning " Die Commende " . Op 15-02-1965 werd te Muffendorf een requiemmis opgedragen door zijn vriend en parochieherder Dr. Wilhelm Graf. Mgr Carrado Bafile, pauselijk nuntius in de BRD zong de absoluten. De requiemmis werd bijgewoond door Bondskanselier Ludwig ERHARD, GA. ZINN, Premier van de deelstaat Hessen en vertegenwoordiger van bondspresident Heinrich Libke, minister van buitenlandse zaken P.H. Spaak vertegenwoordigd door secretaris-generaal Baron Van Den Bosch. Vervolgens werd de lijkkist, begeleid door een ere-peleton van de Bundeswehr en geëscorteerd door Westduitse politiemannen, naar de Belgische ambassade te Bonn overgebracht.
2. Dezelfde dag 15-02-1965 werd de lijkkist vervoerd tot aan de Belgische grens, waar de Belgische M.P's de escorte overnamen. Omstreeks 17 u. werd halt gemaakt aan de grens van Zulte en St-Eloois-Vijve. Daarna werd de lijkkist begeleid door een detachement van de Zeemacht naar het gemeentehuis, waar een rouwkapel werd voorzien.
3. Op dinsdag 16-02-1965 greep de begrafenis plaats. De lijkkist werd begeleid door de Vijfse muziekfanfare ' Hoger Op ' en schoolkinderen droegen de meer dan 80 rouwkransen, waarbij deze van Koning Boudewijn, Bondspresident Lubke, P.H. Spaak, enz ... Pastoor A. Eggermont droeg het H. Misoffer op dat bijgewoond werd door Mgr. De Smedt, Mgr. Van Waeyenbergh, eerste minister Theo Lefèvre, minister van defentie P.W. Segers, minister van middenstand A. Declerck, ex- eerste minister Gaston Eyskens, de gouverneurs Van Outdrive d' Ydewalle en Roppe, de senatoren Leemans, Deboodt en Van Den Storme, volksvertegenwoordiger P. Verhenne, Kolonel Delperdange, als vertegenwoordiger van de Koning, de burgermeester van Kortrijk J. Lambrecht, enz.
Op het kerkhof werden onder gietende regen en sneeuw lijkreden gehouden door de burgemeester van Vijve Julien-André Dejaegere, de burgemeester van Bad-Godesberg Linz, de voorzitter van de commissie van Buitenlandse zaken van de BRD Gunther, de burgemeester van Kortrijk Jozef Lambrecht en door zijn vriend hoog-leraar en archeoloog Prof. Dr. F.J. De Waele.
Luitenant - Generaal Aloise Biebuyck Klik ook op de foto en klik op : De eerste Wereldoorlog .
1860-1944
Generaal Aloise Biebuyck, geboren op 28-06-1860, zag het levenslicht op Vijve plaats, nu A . Biebuyckstraat, in de herberg genaamd ' La Concorde ' waar vroeger nog Maurice Moerman ( nu nr 21 en 21A ) gewoond heeft en vroeger drukker Sylvain Biebuyck.
Zijn grootvader, jeneverstoker, Auguste Francois en grootmoeder Constantia Bogaert, beide in St-Eloois-Vijve geboren, vestigden zich omstreeks 1814-1815 te Gottem., alwaar de vader van de generaal, Angelus Biebuyck, op 24-12-1816 geboren werd. Angelus huwde te Vijve op 10-02-1865 met Coleta Acke wier vader ex- schipper was, en werd ' tapper '. Het gezin telde acht kinderen.
De17 jaar oudere broer van de generaal, Johannes-Evariste, werd tapper in ' La belle Vue ' op de hoek van de Barrage en de Generaal Biebuyckstraat en was lid van het liberale gemeentebestuur (+ 1893 ). Broer Adolf stierf op 19-jarige leeftijd als vrijwilliger- soldaat in Santiago de Cuba aan de gevolgen van tyfuskoorts ( 17-12-1864 ) in dienst van Maximiliaan, die later als keizer in Mexico gefussieerd werd. Broer Johannes-Franciscus, 8 jaar ouder werd bakker in de ouderlijke woning. De jonge broer Theofiel was korporaal in het leger en werd tolbeamte.
Aloise zelf verloor op 5-jarige leeftijd zijn vader en op 12-jarige leeftijd zijn moeder. Oom Hypoliete Biebuyck, grootindustrieel in het Brusselse, bekommerde zich om de jonge Aloise, die middelbaar onderwijs volgde, en op 17-jarige leeftijd voor een lilitaire carrière koos. Op 36-jarige leeftijd werd hij als ( modelofficier ), " werkzaam intilligent, in staat gezag af te dwingen en te bevelen " geloofd. Als ' elite-officier ' werd hij in 1906 bevorderd tot majoor en op 26-061914 tot kolonel. In augustus en september speelde hij zich met zijn tweede regiment karabiniers reeds in de kijker bij de verdediging van de Nete tussen Lier en Duffel.
Bij de slag aan de ijzer leidde hij persoonlijk aan het hoofd van het derde bataljon karabiniers de tegenaanval in de bocht van Tervate bij Parvijse. Bij een aanval, bajonet op het geweer, wordt hij een eerste maal getroffen aan het linkerbeen. Nadien krijgt hij een kogel in de rechterknie en terwijl hij diezelfde 22 oktober 1914 zijn manschappen moed insprak kreeg hij een derde kogel in de kuit, die een verwonding aan de heupzenuw tot gevolg had. Naar het hospitaal van Calais overgebracht, beleefde hij het hoe zijn zoon luitenant Marcel Biebuyck, vreselijk gewond in de onderbuik, aldaar op 29 maart stierf.
Na een verblijf van zeven maanden in het hospitaal van Calais en hoewel gehinderd bij het marcheren, trok Aloise op 14-05-1915 weer naar het front. Bevorderingen volgden elkaar op : generaal-majoor op 11-06-1915, vleugeladjudant van zijne Majesteit Koning Albert I op 01-08-1915 en luitenant-generaal op 30-03-1916. Op 08-08-1917 promoveerde de generaal tot bevelhebber van het 6e legerdivisie en werd hiermee één van de zes ' topgeneraals ' van ons land. Tussen 28 september en 14 oktober 1918 werd onder zijn persoonlijke leiding de hoogvlakte van Passendale en Moorslede heroverd. Zijn manschappen bereikten de Leie tussen Harelbeke en Deinze.
Onder de talrijke eretekens die generaal Biebuyck verwierf is er o.m. de Russische " Keizerlijke en Kon. Orde van St.-Stanislas met zwaarden 1ste klas ", de " orde van de Witte Arend van Servië van 2de klas met zwaarden " en de Amerikaanse onderscheiding " Distiguised Service Medal ".
26 September 1920 werd een grote dag voor St-Eloois-Vijve. Op die zondag van Vijve-kermis greep in de namiddag de onthulling plaats van het ' oorlogsmonument ' of gedenkstuk voor de gesneuvelden ( soldaten, civielarbeiders en burgers ) en de overhandiging van het vaandel aan de oud-strijders. Generaal Biebuyck werd plechtig gehuldigd : het gemeentebestuur onder leiding van burgemeester Paul Boulez bood hem een banket aan, dat o.m. bestond uit ' potage portugais ' , timbales à la parisienne ' en ' cotelettes à la Maréchal ' . De generaal schonk een foto aan zijn geboortedorp en de schoolkinderen zongen o.m. volgend refrein :
' Zijn zoeten droom der kinderjaren Vervolgde hij met trouw gemoed En in 't gedrang der legerscharen, Werd hij in zege steeds begroet. Op 't glorieboek in goud geschreven, Staat thans zijn naam vol heil gestraal Heil Biebuyck, heil ons generaal, Heil Vijves zoon, in roem verheven. '
Op 01-07-1925 werd generaal Biebuyck gepensioneerd. Tijdens de 2de wereldoorlog stond hij bekend als een trouwe royalist. Hij overleed te Elsene op 28-01-1944.
Niet alleen Vijve bleef zijn nagedachtenis trouw. Op voorstel van de ex-Waregemnaar Leonce Du Castillon, besloot de Brusselse gemeenteraad o.l.v. burgemeester Vanden Meulebroecke de voorhovenstraat te NEDER-OVER-HEEMBEEK te wijzigen in de Gen. Biebuyckstraat !
De rivieren buiten hun dijken, een kale boom en verlatenheid, zo ver de blik kan reiken.
Maar zon op het water en boven zijn rustig geklater de kreet van een meeuw.
Zo gaat het, jaar aan jaar, eeuw aan eeuw. 's Levens getijden: komen en gaan, streven en strijden, kommer en lijden, en eindelijk, alles aanvaardend, zich innig verblijdend, voor alles voorgoed heeft afgedaan.
Kerk van St- Baafs-Vijve met het André Demedtshuis
Mijn grootmoeder zei: geen aandacht aan schenken, wie mag je vertrouwen die je niet kent? De avond stond ginds, alleen, mij te wenken, wellust, onrust, waar je nimmer aan went. Kom! riep de avond. Ik zou gegaan zijn was er geen hemel vol sterren geweest. September, druiven, vuur, lichtende schijn voor de sterren uitzaten, in mijn geest.
Vrees voor de sterren die nimmer genas. Ik ging in huis, maar keek om naar het bos, 't lamplicht op tafel en vloer was een plas, een vijver, en daarrond bomen, los van elkaar, poten van stoelen, een kast, de kachel een vuurberg, een klokketoren de klok, het raadsel dat ik voor mij was veilig in huis, en toch, in 't bos verloren.
September. Druiven rijpen aan de muur. Zou het niet meer bestaan? Meer dan een beeld, het is leven, zijn, het is natuur. Alleen het blad aan de bomen vergeelt en op foto's, traag, de trekken vervagen van hen die je mist, en nog gaarne ziet, september van eertijds, lagen op lagen oogst in een schelf, al goud, vergeten niet.
De geur van de schelven, waas op de druiven, brandlucht van vuren, het aardappelloof, 's avonds de vogels, spreeuwen, houtduiven, kom eten, riep moeder, of ben je weer doof? Achter de beek het bos, waar de avond sliep overdag, nu kwam hij stilletjes nader, hij stond aan de beek al, rustig als vader, anders dan vader, hij wenkte en hij riep.
Wat had ik te kort? Zij wilden niet horen dat de avond mij riep. de dag was uit, de zomerschoonheid weg, geschelfd het koren, ondoorzichtbaar donker achter de ruit, de rust van de winter, kraaien en sneeuw, altijd rust, nooit een verandering meer. Sneeuw zonk op sneeuw, jaar op jaar, eeuw op eeuw, op hen, eeuwen van rust, vlijden zich neer.
De stem riep mij weer. Geen kievit, geen uil. Achter de ruit, een sprankeling van licht, ik moet naar buiten, laat mij naar de muil van nacht en bos nu gaan, waar het gericht over mijn leven valt. Ik ging alleen, ik rook september, de rook van het vuur, een hemel vol sterren om me heen, kijk niet, zei ik, geleund aan de muur.
Zij waren er weer, zij zijn er gebleven, huil niet achter je handen, doe het niet. Wat wil je, zei vader, wat zij het leven heten, wat geeft en ontneemt, duldt of verbiedt, is maar een knecht. Hij kwam nevens mij staan. Kijk op naar de sterren, zei hij, zijn hand in mijn hand. Nu mag de wereld vergaan, mij blijft hij altijd aan mijn rechterkant.
De geschriften van vroeger, hoe ook bewaard, gaven of geven hun beteeknis bloot; wat in de sterren staat bleef onverklaard, verhuld het geheim van leven en dood. Eens wordt ontcijferd wat mij gekweld heeft, onvrede met alles, heimwee, verdriet; verzoen mij, waarheid, met wat in mij leeft, verklaar wat mijn oog in de sterren ziet.
September, moeder, de anderen komen, vader zei de schoonste maand van het jaar: glimlachend berusten, de kinderen dromen, voor ons die al oud zijn wordt alles klaar. September opnieuw, zonder jou, ik pluk weer appels, zoals ik het dikwijls deed, de appels die ver staan, beeld van 't geluk, ontglippen mijn handen voor ik het weet.
September opnieuw. Ik zit als een kind op de drempel, dat op zijn moeder wacht; druiven, houtduiven, houtrook in de wind, de specht in het bos die roept en dan lacht. Tot ziens, tot de dag, of anders vaarwel, ik wacht op de sterren, schrijf maar, begin, vertel mij de waarheid, hemel of hel, vertroost mij alleen maar, alles heeft zin.
André Demedts
ANDRE DEMEDTS
André Demedts, een gekend auteur, werd te Sint-Baafs-Vijve geboren op 8 augustus 1906 en woonde er tot 1938 op de ouderlijke hoeve "De Elsbos". Hij volgde de lagere school te Wakken. Na zijn studies te Kortrijk was hij vanaf 1921 werkzaam op de ouderlijke hoeve te Sint-Baafs-Vijve. Hij was aktief lid van de K.A.J. van 1927 tot 1933 (van 1929 tot 1931 zelfs waarnemend verbondsvoorzitter van het gewest Roeselare - Tielt). In 1937 werd hij leraar aan het H. Hartcollege te Waregem. In 1938 huwde hij en vestigde zich te Waregem. In 1953 verhuisde hij naar Kortrijk en stond er aan het hoofd van B.R.T.-omroep West-Vlaanderen.
In de loop der jaren verscheen van zijn hand met de regelmaat van de klok een literair werk. Na een slepende ziekte overleed André Demedts te Oudenaarde op 4 november 1992. Ook zijn zuster Gabrielle, geboren 11 juni 1909, schreef talrijke gedichten. Voor zijn werken ontving Demedts diverse prijzen en onderscheidingen. Ook de inwoners van Sint-Baafs-Vijve doen hem alle eer aan. Op 30 september 1983 werd de oude pastorij, gelegen aan de kerk, als "André Demedtshuis" geopend.
September zei: een tijd van komen en van gaan, maar op 't plankier, bleef hij nog even weifelend staan, zijn oog op niets gericht, een glimlach op zijn mond, en 't werd, alwaar hij keek, valavond bij de grond.
De zomer was verbrand en hij ging stapaan voort, 't was altijd zo geweest en 't bleef zo, ongestoord, september uitgeleid, steek maar het lamplicht aan, oktober blijft toch liefst van al nog, buiten gaan.
Daar speeld hij met de wind of schildert, geel en rood, wat loofblad is, en wacht de roepstem van zijn dood. Al wat nog niet gebloeid, zich nooit gegeven heeft, pronkt nu, veelkleurig, hier en daar, zolang 't nog leeft.
't Zijn asters nu, hoe schoon daar, in het schemeruur, oktober lief, een laat- ste maal, hoe kort van duur, al wat wij waren, 't was voor u, in ons gespaard, kijk nog een keer, dié blik is ons, het sterven waard. André Demedts
't Is triestig, treurig troosteloos als dagenlang een kille regen valt, een nijdig norse noordenwind, die boos, 't humeur en 't leven der natuur vergalt.
En troostellos loopt ook een oude boer geduffeld in een vale, vettig vuile frak, getaand in zijn gezicht, de blik nog stoer met op zijn kop zijn schotse scheve klak.
Reeds lang voorbij,... zijn stevig, sterke jeugd, de tegenslag ontging zijn leven niet dat gaf,... gelukkig maar, ook diepe vreugd.
't Is triestig voor die moede, arme man, die nooit de weg van plichtenleer verliet maar op zijn oude dag, van niets genieten kan.
'n Sterre, 'n vermag het niet, lichtend van zo verre te pinken als dees griet en zonder schijn steeds lief te zijn.
'n Zonne, glanzend in een waterring, liefd' en warmtebronne stralend in haar kring, als parel van de dauw zo mooi is zei als vrouw
De Maan, met gouden geel gezicht, vertederd en licht aangedaan schijnt fluisterend in 't schemerlicht te zeggen aan wat leeft, gelukkig hij, die nog zijn moeder heeft.
Barmartige God, kom onze zwakheid te hulp en geef ons op voorspraak van de onbevlekte Moeder van God, nu wij haar gedachtenis vieren, de kracht om uit de zonde op te staan. Door Christus onze heer. Amen
Het levenswerk van Ursula Vandenbroucke en Maurice De Jonckere.
1. Ursula Vandenbroucke, de stichteres van de grot.
Ursula, ontsproten uit diep christelijke ouders, was een verstandige en innemende vrouw. Met haar Spaanse zwarte ogen en haar lichtbruin getaande of "geabsaneerde huid", eigen aan de Vandenbrouckes, trok zij willens nillens de aandacht van het sterke geslacht en in het bijzonder van haar vier jaar oudere dorpsgenoot Leo Ide. Trouwen was aan haar echter niet besteed, zodat uiteindelijk niet zij, maar haar 16 jaar jongere zuster Hortence met voornoemde Leo Ide in 1873 in het huwelijksbootje stapte. Op de ouderlijke hoeve bleef zij wonen tot omstreeks 1883 - 1885, de periode waarin haar oudere broer Leonard en schoonzuster Leonie Vannieuwkerke het ouderlijke goed 'Te Mullem' voor eigen rekening exploiteerden en haar zuster Hortence en schoonbroer Leo Ide een tweede hofstede aan de huidige Grottelaan gingen bewonen. Ursula nam officieel haar intrek op de hofstede 'Ide' ( thans Joseph Vanderstichele ) en bleef daar officieel gehuisvest, samen met dienstmeid Nathalie Dewaele, tot haar dood op Driekoningendag van het jaar 1901. De Historische werkelijkheid wijkt wel eventjes af van de 'officiele' geschiedschrijving, zodat Ursula vrij geregeld ook het huishouden beredderde op het goed ' Ter Steenbosschen ' terwijl haar zuster Hortance optrok met de wiedsters, de vlasslijters en de roters aan de Leieboorden, de Desselgemstraat en de huidige Gentseweg. Ursula, die voor die tijd zeker een gefortuneerde dame kon worden genoemd, was een vrome en diep godsdienstige vrouw. Zij was niet alleen lid van de in 1872 door pastoor Chyoot en ' prefecte ' Louise Boulez gestichte congregatie van O.L. Vrouw en van het broedersschap van het Allerheiligste Sacrament en van de Wekelijkse Kruisweg, maar beoefende daadwerkelijk de deugd van de naastenliefde. Het genootschap van St-Vincentius a Paulo, waarvan haar schoonbroer Leo Ide schatbewaarder was, kon steeds op haar beroep doen in een tijd waarin de armoede geen uitzondering, maar sommige jaren eender de algemene regel was. Zij leefde in de schaduw van haar zuster Hortance, maar hield zich niettemin onledig met parochiale werken en ziekenbezoek. Volgens mondelinge overlevering en getuigenis van wijlen kerkbaljuw Maurice De Jonckere en de kleinkinderen van HortanceVandenbroucke, met name Etienne Debrabandere en Elisabeth Ide, houdt het bouwen van de grot van O.L.Vrouw van Lourdes, rechtstreeks verband met de wel dan niet wonderbaarlijke genezing van juffrouw Vercuysse van het goed ' Schouwendaele ' of ' Schoendale ', de hofstede die zich deels over Vijve en deels over Desselgem uitstrekt, en nu bewoond door Michel Vantemsche. Hier woonde vanaf 1884 het gezin van Felix Vercruysse en Nathalie Vanackere, die eerst een tijdje in Pittem geboerd hadden en wier dochter Maria ( ° Pittem 7.11.1874 ) volgens de overlevering een zwakke gezondheid bezat.Twee van haar broers en zusjes waren vroeg gestorven en het had op ' Schoendale ', aldus een taaie en hardnekkige legende, ook aardig wat gespookt.
Juffrouw Ursula, getroffen door het spraakgebrek van de doofstomme ( ? ) of ' hakkelende ' ( ? ) Maria Vercruysse , wist haar ouders te overtuigen hun dochter toestemming te verlenen om in haar gezelschap op bedevaart te trekken naar Onze Lieve Vrouw van Lourdes, voor wie zei een innige verering koesterde. En het wonder gebeurde : te Lourdes vond Maria Vercruysse haar spraakvermogen terug. Misschien is het verhaal van de wonderlijke genezing eerder fictie dan historische werkelijkheid, zoals haar neef Marcel Vercruysse, de in 1909 op ' Schoendale ' geboren en in 1986 te Zillebeke overleden pastoor van Bikschote, ons ooit mededeelde, maar de verdiensten van juffrouw Ursula Vandenbroucke zijn er niet minder om.
Met eigen centen en met de hulp van hoeveknecht Jules ( ? ) Waelkens en de landslieden van schoonbroer Leo Ide liet zij, waar nu de lindendreef van ' Vluchens hof ' eindigt, boven de bij de vlassers welbekende, aldaar opborrelende waterbron een immens grote grot bouwen. Voorwaar, een bijzonder goed geslaagde en natuurgtrouwe kopie van de grot van Massabiele. Drie wagons rotsblokken, waarvan sommige meer dan 200 kg wegen, werden uit de Pyreneeën per spoor naar het station van Waregem gevoerd en vandaar met paard en kar Vijvewaarts gereden.
De moeilijkheden waren legio : ' architecte ' Ursula moest zich behelpen met een afbeelding, de grond was bijzoder drassig, de stenen immers zwaar en als bindmiddel was er slechts Doornikse kalk en roggemeel en - aldus de legende - het zweed van juffrouw Ursula en de arbeiders. Een titanenwerk, dat maanden in beslag nam en lang niet door iedereen met bewondering werd gadegeslagen, zoals blijkt uit een socialistisch geinspireerd krantenartikel van ' Vooruit ' gedateerd op 13. 07 . 1896, dat onder de titel ' Vijve St - St-Eloi. ook een Lourdes ' bijzonder venijnig uit de hoek kwam.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ " Wat geluk voor onze arme inwoners, zij zullen weldra van den honger verlost zijn, de pachten zullen gaan verminderen, de loonen gaan vermeerderen, het geluk lacht al wat arm is in Vijve St-Eloi tegen. Ge gelooft het niet maar wij gaan hier een Lourdes krijgen, zoals in Oostakker en daar ook is de armoede een ongekend iets tenminste voor diegene die door dit middel de lichtgeloovige allerhande offers kunnen afzetten. En dit alles hebben wij te danken aan eene vrouw Ursula. Voor zoo eene verstandige daad verdient zij gedekoreerd te worden ". ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uit dat antiklerikaal getint artikel valt af te leiden dat de werzaamheden, gestart in 1895, in juli 1896 nog niet helmaal voltooid waren. Ursula vertoefde tijdens haar laatste levensmaanden permanent bij haar zuster Hortance en kon van op haar sterfbed haar levenswerk gadeslaan en Onze Lieve Vrouw van Lourdes, de troosteres der verdrukten, aanroepen. Zij stierf op 6 januari 1901 nauwelijks 55 jaar oud. Toen de lijkstoet op de dag van de begrafenis kerkhofwaarts trok, werd eventjes halt gehouden aan de Lourdesgrot.
Jaren later werd aan de grot een arduinen plaat gemetseld met de inscriptie : " Wees indachtig de ziel van juffrouw Ursula Vandenbroucke, overleden te Vyve St - Elooi den 6 januari 1901 in de ouderdom van 56 jaren, die deze rots stichte in het jaar 1895 "
Gedachtenisprentje van Ursula Vandenbroecke.
Zij was eene wijze maagd van 't getal der voorzichtigen, die de heer wakende gevonden heeft. Brev. Rom .
Zalige en Dierbare Rouwgedachtenis VAN JOUFROUW URSULA VANDENBROECKE, Raadslid der Congregatie van O. L. Vrouw Lid van het broederschappen van het Allerheiligste Sakrament van den wekelijkschen Kruisweg, enz. geboren te Cruyshoutem en overleden te Vyve St. Eloi ontecht en schier ontbloot van alle tijdelijke goederen, maar schatrijke voor den hemel, op Drijkoningen van 't jaar O. H. J. C. 1901, in den ouderdom van 56 jaar -------------------------------------------------
Zij was eene verstandige dochter en van god had zij eene schone ziel ontvangen. -- Zij was ten vollen zachtmoedig, onberispelijk in haar gedrag, en van hare teedere jaren af, in alle slach van deugden geoefend. -- Zij beminde het huis van God, ten allen tijde was zij even zorgvuldig en vlijtig om te naderen tot heilige Sacramenten, om de H . Sacrifitie van de misse bij te wonen, om Jesus te aanbidden in het H . Sacrament des altaars, om hare hulde te bewijzen aan de onbevlekte Maagd Maria, die zij uitermate beminde. -- Troosteres der bedrukten, zij hielp den armen en at haar brood met de hongere en bedekte de behoeftigen en hare kleederen. -- Zij wist dat de aalmoes verlost van de zonde en van het eeuwig leven verzekert. Ook bemint van God en van de menschen zal hare gedachtenis in zegening blijven. -- Geheel haar leven God gevreesd hebbende is zij, in zijne liefde, de dood gestorven der gelukzaligen. Sap. II Mach. - Ps. - Off . S . Germ. - Tob . - Ad Rom . Beminde bloedverwanten en Medezusters der Congregatie, weent niet gelijk deze die geene hoop hebben. Maakt dat wij elkander wederzien; bereidt ook eene geruste en heilige dood ! 't Is toch zoo zoet te sterven als men wel geleefd, Maria bemind en den armen niet vergeten heeft. Doet dit, en tot wederzien ! -------------------------------------------- DRUK. JACQ. DELAERE _ BAEKELANT, KORTRIJK
Wie dat zijn hele leven lang onverdroten heeft gedaan, is kerkbaljuw Maurice De Jonckere. Geboren op de Leiehoek op 11 augustus 1895 in een driewoonst, in de volksmond bekend onder de naam van ' priesterage ' - een historisch relict van wat ooit tot het begin van de 18e eeuw de met een wal omringde residentie van de dorpspastoor was geweest - woonde Maurice samen met zijn ouders Julien en Ursula Nachtegaele in een huis dat eigendom was van Leo Ide en zich halfweg bevond langs de dreef die van de kerk naar het hof van Leo Ide ( thans Vanluchene ) liep. Maurice was nauwelijks vijf en een half jaar oud toen hij aan de hand van zijn moeder Ursula Vandenbroucke op haar sterfbed bezocht. Hij meende zich nog goed te herinneren hoe Ursula tot zijn moeder zei : ' Trek die kast eens open, daar ligt stof voor een broekske voor dat ventje '.
Maurice, geboren in het jaar dat Ursula Vandenbroucke de grot liet bouwen, vatte een bijzondere verering voor Onze Lieve Vrouw op en beweerde telkens weer door haar verhoord te zijn geweest.
Met de jaren echter begon de tand des tijds aan de grot te knagen tot de kajotters in de loop van het jaar 1934 voor een eerste opknapbeurt zorgden. In 1966 pakte Maurice zelf de definitieve restauratie aan. Zeven kubieke meter beton werd gegoten ter versterking van de rots. Draineerbuizen leiden voortaan het overtollige water af naar de aangrenzende vijver. Voor de grot werd een geplaveide en feeëriek verlichte esplanade aangelegd. En telkens weer sprokkelde Maurice de nodige fondsen en handen bijeen om het bedevaartsoord te verfraaien tot wat het vandaag is : een oase van stilte en rust die de talrijke bedevaarders uitnodigd tot een vroom gebed.
Laten we in deze dagen ook aan de op 19 september overleden Maurice De Jonckere - kerkbaljuw, kerststalbouwer, dorpsfilosoof en duivel-doet-al - en aan zijn echtgenote Godelieve Dewaele ( ° Waregem 31 .01 . 1890, x 08. 08. 1928, + SEV 02. 04. 1982 ) met dankbaarheid terugdenken.
Tekst Marcel Delmotte
Gedachtenisprentje van Maurice De Jonckere
Wij brengen voor God dankbaar in herinnering de naam van
Maurice De Jonckere weduwenaar van Godelieve Dewaele
geboren te St-Eloois-Vijve op 11 augustus 1895 en er godvruchtig in de Heer ontslapen op 19 september 1984, gesterkt door de Sacramenten der zieken.
Kerbaljuw vereremerkt met het gouden kruis van St. -Donatianus. Lid van de Kristen Bond van Gepensioneerden ------------
Ave Maria ! In die laatste weken en maanden luisterde hij zo dikwijls met ingetogen ernst naar de cassette van Lourdes. Dan voelde hij zich opnieuw heel dicht bij de Lourdesgrot en bij onze hemelse Moeder. Zelf had hij meer dan eens gezegd dat wij de Lieve Vrouw het meest nodig hebben in het uur van onze dood. Naar dat uur verlangde hij met heel zijn hart. Niets kon hem hier op aarde nog weerhouden. Sinds de dood van zijn Godelieve zakte hij als een gebroken man steeds dieper en dieper weg in zijn zetel om er niet meer uit te komen en hij weende stilletjes over zijn vervlogen geluk. De levensmoed was voorgoed geweken uit deze vitale immer jeudige man zo vol bruisende energie. Hij scheen ons gewoonweg onsterfelijk toe ... In al zijn verdriet om de scheiding was hij toch aanstonds naar de Lieve Vrouw gegaan om Haar te danken dat zij zolang mochten samen zijn. Maurice heeft ons meer dan een keer op het hart gedrukt dat wij veel meer moeten danken in ons gebed. Nu is zijn hartewens vervuld ... de vader heeft hem geroepen naar zijn huis om er eeuwig verenigd te zijn met zijn trouwe Godelieve en zijn dierbare ouders, die hij zo vereerde en niet zonder tranen kon vermelden ...
Vijve is armer geworden ... Maurice hield hartstochtelijk veel van zijn Vijve en hij kon er urenlang over vertellen. Hij was niet weg te denken uit het Vijfse dorpsleven. Iedereen deed beroep op hem. Mensen belangloos helpen en dienen was zijn levensleuze. hij voelde zich de meest vrije en gelukkigste mens ter wereld. Met het heengaan van deze Vijfse dorpsfilosoof verdwijnt een stuk onbaatzuchtige dienstbaarheid uit ons midden. Onze Vijfse parochiekerk was hem bovenal lief. Wat hij voor deze kerk gedaan heeft kan niemand vermoeden ... Maurice, wij danken u ... Wij denken terug aan zijn originele kerststallen, die hij zelf uitdacht en met zijn medewerkers bouwde tot bewondering van jong en oud ... Wij denken vooral terug aan zijn levenswerk : de restauratie en het onderhoud van onze Vijfse Lourdesgrot die zo een druk bezocht bedevaartsoord is geworden ... iedere dag was hij er biddend en mijmerend aanwezig tot hij letterlijk niet meer kon ... Wij denken terug aan zijn ontroerende volksgedichten ter ere van het arme Kindeke van Betlehem en de Lieve Vrouw van de Lourdesgrot. De Lieve Vrouw heeft haar trouwe dienaar zichtbaar gezgend. Zij heeft hem de grote genade geschonken thuis te kunnen blijven, thuis te mogen ziek zijn en thuis te mogen sterven. Wij danken de familieleden die dit mogelijk hebben gemaakt dank zij hun toegewijde zorgen dag en nacht ...
De schoonste hulde aan zijn nagedachtenis weze een gelovig bezoek aan zijn en onze Lourdesgrot en wij bidden het gebed dat hij zelf heeft gemaakt. Wees gegroet Maria, moeder van Christus die aan de voet van het Kruis van uw stervende Zoon de opdracht hebt gekregen Moeder te zijn van ons allen daarom stellen wij al ons betrouwen op U o Moeder van alle goed bescherm en bewaar ons onder de vleugels van U moederlijke zorg en wil bidden voor ons arme zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen
Onze Lieve Vrouw van Lourdes bid voor ons. ______
De familie dankt u voor uw gebed en christelijk medeleven.
Zijn gelegenheidsgedichten, o.m tot aandenken aan 't feest der 55 jarigen op 20 september 1980, blijven eeuwig actueel.
O Maria wat was ik klene Als ik voor 't eerst uw beeltenis Stralend schone als geen ene Zag in deze rotsenis.
Wat was 'k Maria toen nog nog klene Als 'k met een kaars, aan moeders hand Wank ' lend en slap te bene Opging naar de offerbank.
Wat was ik toch nog klene Als 'k mijn weesgeroetjes las En met moeder die 'k nog bewene Zo dikwijls aan de rotse was.
Maria 'k was nie meer zo klene Als 'k met mijn zorgen voor u stond En bij U, bij U alene Ware troost en vrede vond.
Dank U moeder voor al die jaren Nog klinkt mijn beeld' als in 't begin Wil verder mij onheil sparen En brengen Gods schone hemel in.
Maurice De Jonckere 20 september '80
ODE AAN DE VIJFSE GROTTE
Vijfse rotse Levensbotte Uit het verre Lourdesoord, ' k Kom hier bidden Nog te midden Gods nature ongestoord.
Vijfs grotte, Dorpsgenote, z' Is uit dankbaarheid ontstaan Waar de Lourdestenen Maria steun verlenen, Sterk, om lang te blijven staan.
Vijfse grotte, Dorpsgenote, Mikpunt uit mij verre jeugd, Waar 'k in bange dagen Maria steun kwam vragen Voor mijn lat're eer en deugd.
'k Groet U grotte, Stenen motte Met Maria's beelt ' nis zo sereen; Waar men, ( wond ' re dingen ! ), Nog 't gevogelte hoort zingen In boom en heesters om U heen.
'k Groet U, bronne, Die in zomerzonne Zoveel vlasvolk hebt gelaafd, En de boters En de roters Helder water te drinken gaaft.
'k Min u, grotte, Zielsmascotte, Mijn dorp, mijn kerke altemaal; Maar het beeld Dat in mijn geheugen speelt Van U, ' grotte ' nog 't meest al !
Dank U, stichtster En oprichtster, Dank U, ed' le Vrouwe Ursula, Gij die binst U leven Een wonder hebt gegeven Tot eer van Moeder Maria.
Maurice De Jonckere.
De geschiedenis van Vijves Lourdesgrot in dichtvorm
1. Zo ver de stem zich strekte van het Lourdes ' rotse-nis klonk : ' ik ben d ' Onbevlekte, d ' Onbevlekte Ontvangenis
2. Bernadetje weende van verdriet, wist niet waaraan zich houden, verstond die hoge woorden niet, maar had ze goed onthouden.
3. D ' overheid verstond ze wel maar niemand had verwacht dat ze zo ongelooflijk snel in de wereld zijn gebracht
4. Als door een machtige zaaier, met brede hand gezaaid, kwam die tijding in brede waaier ook over Vlaanderen gewaait.
5. Er leefde hier een vrouwe Ursula genaamd, als' n kind Maria getrouwe, als weldoenster zeer befaamd.
6. Bij de familie Ide op 't hof woonde Ursula bij haar zuster in en volgens ieders lof ' n godsdienstig huisgezin
7. De wenkroep drong sterk door haar aan, scherp als een kinderschreeuw, beslist : ze zou naar Lourdes gaan in vijfentachtig der vorige eeuw. (19e eeuw )
8. Nu kan ze eindelijk bidden bij Maria aan de grot. Z ' hield van dat stille midden. Haar bewondering was zeer groot.
9. Een van haar vurige wensen was dat, gelijk zij dat voorrecht genoot, nu ook nog armere mensen konden bidden aan een Lourdesgrot.
10. Tant ' Ursula was zeer mild, vooral in slechte tijden, van huize uit zo gedrild kon zij geen nood zien lijden.
11. Ursula had een vriendin, die aan een kwaaltje leed. Zij maakte er zich zorgen in waarop ze een voorstel deed.
12. Zij zouden samen bidden en drong er sterk op aan om naar 't Lourdesmidden op bedevaart te gaan.
13. Van Lourdes teruggekomen, lijk ze ' t zelve heeft gezeid : Er zal hier een grotte komen uit liefd ' en danbaarheid.
14. Zij wist al wat opgericht, een plekje wondermooi, van haar kamer in ' t zicht, tussen boom en plantengroei.
15. Waelkens, die op ' t hof vrocht, een vent ijzersterk, was in haar gunst gegrocht, en werd chef van ' t werk.
16. Koppig, van ' t oude vlaamse ras, reisde ze veelal alleen. Eens dat z ' in Lourdes was, kocht ze daar rotsesteen.
17. Die zware stenenvracht, wel drie maanden nadien, ongeduldig hier verwacht, liet zich dan eind ' lijk zien.
18. Te Waregem aangekomen werden z ' op karren gebracht, daarmee naar Vijve gekomen en dat met paardekracht.
19. ' t Was een gedurig vechten met water en met goor maar met al de mensenvechten was ' t water dat verloor.
20. Het grondwerk na de zevende dag, gerekend vanaf ' t begin, stak er, als ik ' t verklappen mag, voor een tweewoonst stenen in.
21. Van ' s morgens dikwijls vroeg, liep ze weer verlaan en in haar schorte droeg ze zelf de stenen aan.
22. ' t was druk in gans haar leven, ze moest soms hulpe bien om zo trouw weer te geven wat ze in Lourdes had gezien.
23. Op de sjieke werd er hard gebeten, ze hadden er alle reden toe, lastige uren hebben ze gesleten maar werden nooit te moe.
24. Er vloog er soms wel enen deure, als wanhoopskreet geslaakt lijk bij de Vlamingen gebeure, door ' n schiedgebed weer goed gemaakt.
25. Op zekeren avond tamelijk late als men er op had gelet, kon men zien vanop de strate dat er de mei was opgezet.
26. En zo kregen wij tenslotte, dank zij haar milde hand, dees schone Lourdesgrotte, de mooiste uit Vlaanderens land.
27. De zondag na de mis werd ' t beeld hier ingewijd door meneer Godeeris, de pastoor uit die tijd.
28. ' t was troostend en aangename lijk in Lourdes er bidden te staan voor de schone witte Dame, met haar blauwe sluier aan.
29. De rotse heeft ook een bronne, lijk Lourdes er ene heeft, die bij winter of zomerzonne, steeds helder water heeft.
30. ' t Zal mij nooit moeten spijten van al wat hier werd vermeld, ' t zijn de waarachtige feiten door mij ouders mij verteld.
St-Eloois-Vijve heeft een zeer oude geschiedenis, vermits de burcht van Vijve eind 10e eeuw een steunpunt was van graaf Boudewijn IV in zijn strijd tegen het opstandige Kortrijk. In elk geval werd de nederzetting Reed in 1119 als villa omschreven; << uilla dictur Sancti Eligii >>, aldus een kopie van het tweede kwart van de 12e eeuw. Van de 13e eeuw af schijnt de heerlijkheid van Vijve verenigd te zijn met die van Ingelmunster; Lambrecht (1042 - 1088) en Walter (1088-1122, 1127?) waren burggraven van Kortrijk als leden van het oude adellijke huis van Vijve. Reeds voor 1171 was Vijve reeds een parochie, wat het bestaan van een dorpskerk aantoont; in 1171 schonk bisschop Walter het altaar van St-Eloois-Vijve aan het O.L.Vrouwkapittel van Doornik << altare quod dicitur Sancti Eligii >>. De schenking werd in 1190 bevestigd door paus Clemens III. Samenvattend bestond er een kerk tijdens de tweede helft van de XIIe eeuw; Ze was toegewijd aan St-Elooi en had het statuut van dorpskerk. Meer is over deze eerste (?) kerk niet geweten, daar zowel de nog bestaande resten als de in 1983 opgegraven gedeelten tot een zaalkerk behoren, daterend van het eerste kwart van de 13e eeuw. Over vorm, opbouw en materiaal tasten we volkomen in het duister. Een opgraving in 1983 leverde meer gegevens op over de tweede kerk, waarvan nog resten bewaard gebleven zijn: het gaat om een vroeg-gotische zaalkerk, opgetrokken van grijsgroene veldsteen en Doornikse steen, en bestaande uit een rechthoekige benedenkerk voor de gelovigen, met een smaller koor in het oosten. Enkel de vorm van de koorsluiting van deze kerk is onbekend. Voor 1500 is over de zaalkerk weinig uit archieven bekend; we weten enkel dat de pastoor van Fivia S. Eligii in 1354-1360 12 sol en 8 deniers bijdroeg in de omhalingen ten voordele van de heilige stoel in Rome. Omstreeks 1500, misschien nog in het begin van de 16e eeuw, doch zeker voor 1533 vergrootte men de kerk door de bouw van een toren met aansluitend veelzijdig koor en een tweede beuk aan de linkerzijde. De kerk werd in 1533 door brand geteisterd, zodat de baron van Ingelmunster 24 pond par. schonk als bijdrage in de hestellingswerken. De kerkrekening van 1537-1538 toont aan dat kerk na deze ramp hersteld werd in de reeds bestaande vorm, en de rekening noemt het St-Elooiskoor (dit is het hoogkoor) , de toren en het O.L.Vrouwkoor (dit is de linkerbeuk). Dezelfde rekening bevat talrijke uitgaven i.v.b. de te herstellen gedeelten, en ze hebben hoofzakelijk betrekking op de daken van de twee koren. Nadat het St-Elooikoor van zijn schaliedak ontdaan was, werd het opgemete door de zoon van Jooes Broes, en een schaliedekker en zijn venoot werden belast met het herdekken. Dit kon slechts gebeuren nadat Lieven vande Walle, zijn zoon Vincent en Wouter vanden Biest het koor << getemmerd >> hadden, d.w.z. voorzien van een nieuwe dakstoel. De balken waarop deze konstructie rustte werden voorzien van zes gebeeldhouwde hoofden of korbelen: << van 6 hofden te snyden die indien coer over ghevrocht syn >> en >> 9 pinten olye om de hoefden ende ogiven mede te smoute >>. Dat er wel degelijk twee koren waren, elk onder één dak, bewijst het feit dat Wouter vanden Biest de << ghote >> verlegde, die voor de gemeenschappelijke afwatering van de twee dakhelften zorgde. Symoen de loodghietere goot een nieuwe goot en leverde daartoe het benodigde materiaal en Wouter de Ven dekte ze toe met stro en wissen. Beide koren werden van neiuwe nokpannen voorzien, voor het St-Eloois of het hoogkoor kocht men 52 voet << vurst steene >> die per schip aangevoerd werden en de Arent de Hancloese plaatste de pannen op het O.L.Vrouwkoor. Het metsen van een gevel kostte Rogier de Schietere en zijn zoon 13 dagen werk, en ze werden daarbij geholpen door Joos vande Walle; twee dagen lang werden stenen gereinigd en een muur gesloopt. Daar we de mening toegedaan zijn dat bij de brand van 1533 vooral de daken getroffen werden, lijkt het ons logisch dat het afbreken en heropbouwen van muur en gevel betrekking hebben op een beschadigde topgevel. De herstellingswerken sleepten aan en overtroffen de daartoe beschikbare geldmiddelen, zodat het gebouw er vanbinnen bedenkelijk uitzag. Om die reden ging men bij de deken ten rade, met het verzoek nog drie jaar mis te mogen lezen in de nog niet gewijde kerk. Of de kerk volledig heringericht werd, blijft een open vraag, gezien de rampzalige toestand van onze gewesten tijden de tweede helft van de 16e eeuw. Tot 1577 bleef het betrekkelijk rustig te St-Eloois-Vijve, doch daar kwam verandering in toen opstandelingen de kerk binnendrongen en er gewaden roofden; een kleermaker in Wakken leverde fijn lijnwaad om << habyten te maecken duer dat die vande rebeele gherooft waeren >>, en voor de pastoor, die bijzonder op zijn goede was, bouwden Pieter van Westackere en Rogier de Ceininck een << slaapsecreet >>. Deze maatregel bleek niet ongegrond, daar de kerk in 1580 door Gentse rebellen overvallen en erg beschadigd werd, << volledig verwoest >>, schreef de deken in zijn visitatieverslag van 1609, hoewel dit laatste overdreven lijkt. Ogetwijfeld waren de daken geheel ingestort, de vensters stukgeslagen, het interieur versplinterd, doch het opgaand metselwerk bleef ongetwijfeld overeind. Wellicht kan men spreken van een dakloze ruine, en de ergste vijand was niet zozeer de ronddwalende rebel, doch veeleer degene die puin gebruikte en wegsleepte waar zich de gelegenheid voordeed. Dit gebeurde in Vijve, want uit een proces van 1603 blijkt dat Pieter Martens puin uit de kerk, nl zerken, stenen, ijzer en balken geroofd had en per schip weggevoerd om ze elders te verkopen. Zijn erfgenamen werden veroordeeld tot het betalen van 800 gulden boete. Zo goed als kwaad het maar kon trachtte men in de erg toegetakelde kerk de diensten gaande te houden en lapte men met geringe middelen op wat maar mogelijk was.De kerkrekeningen van 1594-95 en 1596-1597 bewijzen dat de kerk opnieuw in gebruik was, want men veegde het gebouw, werkte aan de zolder en kocht eikenhout voor het maken van kepers op de beuk van de benedenkerk; de bovenbouw van de beuk werd dus blijkbaar vernieuwd. Ondanks de bouw van een fort in het dorp bleef de toestand onrustig, zodat er geen << ghulde >> gehouden werd << ome de passaige vanden orlogsvolck >>; het geleden verlies werd goedgemaakt door de verkoop van giften, geschonken door vrome pelgrims. Alle middelen werden aangesproken om gelden bijeen te halen voor de meest dringende herstellingen; men slaagde erin een octrooi te verkrijgen, waarbij toegestaan werd een taks te heffen op het tappen van bier en het schenken van wijn gedurende de periode 1600-1603. Met de opbrengst ervan betaalde men de schaliedekkers Jan Tratsaert en Allaert Rosman, die in 1597 de daken van de zijbeuk vernieuwden; verder bekostigde men het hangen van twee kerkdeuren. Op 21 oktober 1601 kreeg glazenmaker Rogier de Caluwe opdracht tot het plaatsen van vier vensters in het hoofdkoor en het leveren van 10 << witte >> vensters; het volgende jaar liet men een groot venster boven de ingangsdeur dichten. Volgens de kerkrekening 1612-1615 kregen enkele inwoners omwille van overtredingen boetes ten voordele van de kerk opgelegd; bovendien stemden baljuw en schepenen er mee in dat << de schueten ende visscherie van de steenbrugge >> 9 jaar lang ten goede van de kerk zou komen, en van de grote tiendheffer in Doornik kreeg men de opbrengst van twee jaar tiendpacht. Toch sleepten de werkzaamheden aan; in 1596-1597 pleegde Jan vande Scaghen overleg met de loodgieter en de schaliedekkers, en voor levering van materialen in 1603 sloot de kerk een rente af van 4 pond grote vlaams, uitgezet tegen de penning 16 bij Joes Coudsere in Kortrijk. In 1609 was de middenbeuk volledig hersteld, hoewel er nog geen vloer was; wel was men erin geslaagd een grote klok tijdens de onlusten verborgen te houden, en die hing nu terug in de toren. Op 15 juni 1613 werden twee altaren gewijd, zodat de kerk theoretisch weer voor de diensten geschikt bevonden was; het betrof het hoogaltaar, toegewijd aan St-Elooi, en het O.L.Vrouwaltaar, opgesteld in de zijbeuk. In werkelijkheid bleek de toestand verre van schitterend daar sommige vensters nog met stro gedicht waren en er lag niet eens een vloer. De omheining van het kerkhof was ingestort en de sakristie was bijzonder armtierig. Een doopvont bleek weggeborgen in een kast, sommige gewaden waren tot de draad versleten en andere ontbraken; er was slecht één niet verzilverde kelk. In 1615 was de toestand in zoverre verbeterd, dat er reeds vensters geplaatst waren; op 13 juni 1617 stelde men in het armtierige kerkinterieur vast dat het koor reeds gevloerd was. Twintig jaar waren voorbijgegaan, en men was er niet eens in geslaagd voor een behoorlijke kerk te zorgen; gebrek aan middelen, onverschilligheid of beide? De 17e eeuw bracht geen verbetering in de weinig rooskleurige situatie. In 1636-37 trachte men geld te slaan uit de verkoop van allerlei bouwmaterialen, zoals abeelbomen, een oude trapdeur, hout van het portaaldak en de ingang van het kerkhof. Wellicht werd de kerk in 1645-1646 geplunderd, want ze werd door de Fransen gebruikt als hooi- en stroschuur voor paarden. Door de opgelopen schade aan de gewassen, kregen de huurders van kerkgronden een vermindering toegestaan. In 1655-1656 werd huurvermindering toegestaan aan de pachter van een tiend, die geld moest betalen aan Franse soldaten en bovendien zijn veldvruchten zag vernielen; om deze reden liepen de inkomsten uit de verpachting van kerkgoederen fel terug in 167-1668. In 1678 kreeg het dorp bezoek van de Fransen die 40 huizen plunderden. In 1685 kwamen de verantwoordelijke tiendheffers op bezoek om het kerkgebouw te inspekteren; bij die gelegenheid werd beslist het vervallen koor te herstellen tijdens de komende winter. Op 10 augustus 1687 kwamen twee deskundigen, nl timmerman Jan Bouckaert en Pieter van Heye, deken van het schaliedekkersambacht van Kortrijk, het dak inspekteren. Daar stelden zei een schade van minstens 50 pond grote vast en ze bestatigden dat de loden goot tussen het hoogkoor en het O.L.Vrouwkoor (d.i. de noordbeuk) over een lengte van 50 voet weggerot was; van de goot tussen middenbeuk en noordbeuk bleef dus niet veel meer over. Bovendien diende het hout van het beukdak vernieuwd te worden. Alleen reeds voor schalies en nagels was 8 pond grote nodig, en voor de aankoop van nieuw lood diende 3 pond grote voorzien te worden. Of deze herstellingen uitgevoerd werden, betwijfelen we, daar de toestand sterk verslechterde; van 1688- tot 1697 woedde de 9-jarige oorlog die zoveel ellende over onze streken bracht. Daarom vluchtte Frans van Daele het << kercke goedt >> naar Kortrijk, en reeds op 27-18 augustus 1689 kampeerden de geallieerden in het dorp, waar in mei 1690 troepenbewegingen gesignaleerd werden. Van september tot 8 oktober 1691 strekte zich een legerkamp uit tot aan de kerk, en voor de uitbouw ervan werden 1000 arbeiders ingezet. Van 5 tot 17 augustus 1693 kwamen de geallieerden er opnieuw kamperen, met talrijke extra uitgaven als gevolg voor de inwoners. Ook de kerk kreeg ongewenst bezoek, toen de Fransen in 1694 Vijve binnenvielen en er de kerk openbraken, waar grondig geplunderd werd. Om verdere onheil te voorkomen, bracht men de ciborie in 1695 in Gent in veiligheid. Nog jaren lang bleef men worstelen met de financiële gevolgen van de oorlog, want in 1698 bleek de kerkrekening zes jaar ten achter, en van de opbrengst van de verkoop van kerkhofbomen, verkocht zonder toestemming van de bisschop, was geen spoor te bekennen. Een hevig onweer richtte in 1703 schade aan het dak, dat op verschillende plaatsen ontbloot was, zodat de mensen de mis niet meer in het droge konden bijwonen; daar de tiendheffers niet tot herstel bereid waren, eiste de wet van Vijve de inbeslagname van hun tiend. Nieuwe moeilijkheden tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1713); in 1710 ontplofte een met buskruit geladen schip op de Leie, waardoor de daken en de vensters lelijk toegetakeld werden. jaren na de oorlog, in 1723, werden vragen gesteld i.v.m. het onwettig omhakken van de kerkhofbomen, waarvan verondersteld werd dat ze tijdens de oorlog gebruikt waren voor de aanleg van een brug. Tijden het heen-en weer trekken van de legers i.v.m. het beleg van Kortrijk, werden het St-Eloois- en het Leucketiend (in desselgem) in 1743 grondig door soldaten << gefourageerd >>, zodat hun opbrengst verloren ging. In 1752 voerde men werken uit aan de kerk; meester-metser Gillis Berteyn brak de kerkkelder af en vulde hem op. Hij legde een nieuwe vloer tot in het portaal, waar enkele banken afgebroken werden, en voor de deur bouwde hij een toegangsweg van kasseien. Waar nodig herstelde hij de kerkmuur en hij werkte ook aan zuilen en O.L.Vrouwaltaar. Op 11 juli 1977 bezocht de bisschop van gent de kerk, waar hij vier altaren aantrof, nl. twee draagbare en twee die hij op die dag wijdde; het hoog- of St-Elooisaltaar en het O.L.Vrouwaltaar in de zijbeuk. Tijdens de Franse bezetting aan het eind van de 18e eeuw werden de klokken door de Fransen geroofd en vervangen door een klokje uit Bissegem; op 27 oktober 1798 bestormden vier kompagnies << brigands >> de gemeente, bezetten de kerk en de kerktoren, en plunderden de plaatselijke rijkswacht. De kerk vergroot in 1899-1900, werd tidens de leieslag van mei 1940 erg getroffen; 8 bommen vielen op de toren, waarvan de spits beschadigd werd. Het platform boven het klokkenstoel was vernield en het torenhuis doorschoten. Een der beuken was beshadigd en het hout en zink boven de middenbeuk vernield. Op de daken vielen niet minder dan 12 granaten en de toegangs deur en de vensterboog waren erg toegetakeld. Onder leiding van de Kortrijkse architekt K. Algoed werd een grondige restauratie uitgewerkt en op 7 april 1959 aanbesteed.
Bron: "De Zuidwestvlaamse Parochiekerken" deel 2 door PH. DESPRIET
kinderen die de "lering" of het kerkelijk onderricht bijwoonden, werden namens de dorpgemeenschap met "prijzen" bedacht. De Kortrijkse Recolleten kwamen tijdens de 17e eeuw regelmatig,o.m. op het feest van St-Eloooi, prediken, doch in 1773 werden ze verzocht een stuk voor te leggen, waaruit bleek dat ze hiervoor gemachtigd waren door de bisschop van Gent. In 1773-1774 waren het de capucijnen die de passie predikten. Tot het kerkpersoneel behoorde de koster; die gelastte zich in 1503-1504 met het assisteren inde << ghulde messe >>, het stellen van het kerkuurwerk, het reinigen van de ornamenten en het vegen van de kerk. Verder begeleide hij in 1669-1670 de pelgrims. De hondenslager verkreeg jaarlijks een paar schoenen als vergoeding; in 1612-1615 ging het om << Woudere die de honden uut de kercke smyt >> en in 1685-1686 om Michael van Troys. Kerkbaljuw Loys Vermeersch was in het zelfde jaar belast met het aansteken van de kaarsen. Naar aloud kerkelijk gebruik wijdde de pastoor op O.L.Vrouwlichtmis de kaarsen, en op Palmzondag de palmen, die uitgedeeld werden aan baljuw, koster, wethouders en kerkmeesters.In 1612-1615 werden "maagdenkaarsen" genoemd, in 1714 een paaskaars van drie pond. In 1741 leverde de Waregemse wasmaker Pieter Biebuyck "flambeeuwen" aan burgemeester, schepen en griffier << tot versierynghe van het hoogweirdigste inde processien >>. De koster luidde de klokken voor de << middelmesse >> op Sakramentsdag en de octaaf, St-Elooisdag, de ommegangen en de hoogdagen. Soms luidde men ten teken van openbare rouw n.a.v. van het overlijden van gezagsdragers; toen de koning in 1663 overleed, werde tijdens het luiden een persoon gekwetst. In 1764 gaf de deken opdracht driemaal per dag te luiden, een bevel dat in 1766 nog niet opgevolgd was. Vier jaar later luidde de koster de << beddeclocke >> 's morgens, 's middags en 's avonds; volgens een verklaring van de pastoor in 1773 gebeurde dit om de devotie van de gelovigen op te wekken. In 1551-1552 droegen de Broeders van Gent de mis op; in 1537-1538 celebreerde de pastoor wekelijks de << ghuldemesse >> en in 1604-1605 las hij iedere dinsdag een bijzondere mis. Tijdens zijn bezoek van 4 oktober 1713 sprak de bisschop van Gent met de baljuw over een stichting van 12 missen per jaar, die elke 7e dag van de maand werden gezongen, telkens met een uitdeling van 10 gulden, in brood gebakken , aan de behoeftigen. Daarbij verwees de bisschop naar een memorietekst, aangebracht op een marmeren steen in de kerk. Door het laatste weten we dat het om een zgn. << Schauwendaelmissen >> gaat, die tussen 5 en 9 oktober 1641 gesticht werden door ridder Augustin de Baynast, een stichting waarvoor Marquis de Sevigny op 22 september 1703 bijkomende schikkingen trof. De stichtingssteen met wapenschild is nog te zien in de sakristie. Reeds in 1503-1504 telde men 12 jaargetijden met de brooddeling aan de armen; naar aanleiding van het jaargetijde van Jan de Smedt, Heer van Potegem (een heerlijkheid in Waregem) deelde men 1 pond par koren, in brood gebakken, uit aan de armen die de jaarmis voor zijn zieleheil bijwoonden. In 1503-1504 was er sprake van de aankoop van << crucoucke >> en << krackelinge >>. Bijzondere feestdagen waren uiteraard St-Elooisdag, St-Vincentiusdag, H. Sacramentsdag, Pasen, Kerstdag en Palmzondag. Op Sacramentsdag werden de klokluiders op een trktaat onthaald, op Kerstdag viel deze eer te beurt aan de Broeders. Op de zondag na 16 juni herdacht men het feest van het scapulier. Op die dagen ging de processie uit, waarbij men het beeld van O.L.Vrouw en de relikwies van St-Elooi en St- Rochus meedroeg. Ook leverde men << meyen to ciraet vande kercke >>. In 1713 bezat de kerk niet eens een relikwie; in 1766 kon men de authentieke relikwie van St-Elooi uitstallen en aan de deken bijzondere dokumenten voorleggen. In 1788 bezat men een relikwie van St-Rochus. Op 9 februari 1666 gaf de bisschop van Gent toelating tot de oprichting van het broederschap van het H. Scapulier, van O.L.Vrouw; paus Clemens X bevestigde in 1674 alle broederschappen van het scapulier, en op 2 mei 1677 verbonden de wethouders er zich toe de paters een jaarlijkse vergoeding te betalen voor arbeid en dienst i.v.m. deze verering; van zijn kant moest de pastoor beloven de paters << die maendelijkx sullen commen tot onderhout vande devotie van het broederschap vanden Schapulier van Onse Lieve Vrouwe de monte Carmeli >> in zijn huis op een maaltijd te vergasten. In 1680 kocht men stof en lint voor het scapulier, en met geld uit de offerblok van St-Elooi betaalde men in 1728 twee bullen van het scapulier aan de Recolleten. Van 1804 dateerde de broederschap van de Gedurige Aanbidding. Reeds vroeg was de kerk van St-Eloois-Vijve een bekend bedevaartsoord; toen Marie Van De Putte uit Bossuit, weduwe van Jan Stalins, in 1528 overleed, maakte men 8 pelgrimstochten voor haar zieleheil. Een der bezochte plaatsen was Vijve. De talrijke pelgrims werden door de koster begeleid en ze lieten vaak geldelijke giften achter in de offerblokken in de kerk; in 1669-1670 leverden de blokken van O.L.Vrouw en St-Elooi resp. 13 en 37 pond par. op. Hoogtepunten van het kerkelijk jaar waren 25 juni (zomer) en 1 december (winter), feestdagen van St-Elooi. Aan mensen die op die dag de kerk bezochtenwas een bijzondere aflaat toegestaan, o.m. in 1680-1693 toegestaan door de Paus; de aflaat werd in Gent afgehaald en kostte 10 pond par. Op 26 juni 1743 verleende paus Benedictus XIV een volle aflaat, en op 20 mei 1759 kon men opnieuw één bemachtigen. Op 15 december 1774 stond paus Clemens XIV de zoveelste aflaat toe, en die werd op 3 februari in ontvangst genomen tegen een vergoeding van 1 pond grote voor bemiddeling van bewezen diensten. In 1636-1637 sierden de vrouwen het dorp en de kerk; jonge meisjes stapten in het wit gekleed mee in de processie, terwijl de pelgrims << commende den heylighen eligius dienen >> kaarsen en nagels offerden. Veel van deze mensen waren samen met hun paard op de plechtigheid aanwezig. In 1643-1644 werden de vaandeldragers op een traktaat vergast, in 1763 was het de beurt aan de zangers van de sacramentsmissen, opgedragen tijdens de oktaaf. De koster kreeg in 1663-1664 bier toebedeeld voor zijn prestaties. Jan Espel leverde in 1720 << meyen >> voor het versieren van de kerk op de feestdag. Tijdens de oktaaf van 1739 werden de gelovigen gezegend met de relikwie. In recentere tijden werd de heilige vooral aanbeden tegen kinder- en bloedziekten, de << koeke >> aan het hart, nagelgaten, oude man....enz Trok de zondag na 25 juni veel bedvaarders, dan is de devotie nu sterk teruggelopen.
Tekstbron: "De Zuidwestvlaamse Parochiekerken" deel 2 door PH. DESPRIET
Dit klein straatje dat uitkomt aan de leie noemde men "Tol", omdat in vervlogen tijden de schippers daar tol moesten betalen. De huisjes zijn jammergenoeg voor enkele jaren afgebroken.
De leye ligt zo stille,alsof van staal ze zou bedegen, van louter staal en stijfheid zijn, zoo blauw en, allerwegen, zoo glad is en zo effen en zoo bloot zij nu. De winden en roeren niet of, roeren ze, geen speur en is te vinden, geen asemtje op de leye ervan, die staal is onberoerd, en alletwee mijne ogen tot aan Harelbeke voert.
de leye kapt mij 't kezzelspeur niet af nu, en heur plasschen en komt tot voor mijn voeten niet den trakelwegen wasschen; ze' n slaat geen' witte kladden op en neére, alzoo de rossen die, schuimende, in de stringen van de wagens hossebossen; maar stille ligt en lusteloos ze omleege...stille staat er Anneken, het maantje in, dat zijn' schapen gadeslaat.
Noch nacht en is noch dag geheel en gansch het: tusschen beiden kan hofgebouw en boomgewas ik zien en onderscheiden, die omgekeert in 't water staan; zoo schuren doen en schelven en schepen uit de Zuiderzee, vol vlas, - en 's lochts gewelven, die zeggen: 'komt en kijk, o mensh, naar ons: met al u macht, ge'n kunt niet dat de leye kan, bij 't vallen van de nacht
't Is hier zo rustig 's morgens vroeg, staande tot over de knoesels in 't natte gras achter een oude hulsthage en starend door een web van diamanten, gespannen tussen de takken van een wilde vlienderstruik, een struik die ik ruik. wijl 't geluchte den einder met zonne overgiet en ik,... ik die geniet. 't Is rustig en toch hoor ik zovele,... 't gorgelend kwaken van een puit amper uit zijn morgendromen. 't Lichte lisp' len der bla' ren van de bomen, een fladderende liester die schichtig uit de hage schiet recht naar de top van een scheve populier, om hoog in diens kruine tierelierend zijn morgenlied te laten galmen over de dampende weiden. Ik hoor de mussen 't jielpen in koor, wat als een vloed klinkt in mijn oor vergeleken van het verfijnd stemmeke van een dartele leeuwerik, die immer hoger opstijgend, vleugelschuddend zijn dankgebed over de vlakte stuurt, tot hij nog slechts een stipje is, een punt, ... dat aankondigt een nieuwe dag in het zo rijke landelijk schoon, van 't Vlaamse Vlaanderen, waar ik woon
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Een vergissing is geen nederlaag waneer ze uw horizon verijkt.
Het sperma van de auto doodt de eicel van de natuur.
De groene struiken langs de autostrade zijn als siernagels van een doodskist.
Verdronken in het bier, is het verstand aan de zatte kant.
Wanneer zal men eens ophouden met de eerlijke uit te zuigen en de uitzuigers te verheerlijken.
Maryflor
DE VIJVEROEVER
Roerloos, rimpeloos bij morgenrust zie ik tussenwaters, glibberig glimmend, staartsturend, zachtjes klimmend gaan naar boven. Hap... wat zuurstof !... of is't om god te loven !... Kwak,... een halve draai, en dan rustig zwemt de karper tussenwaters, achterlatend rimpelende cirkels uitdeinend op de vijveroever, tot weer alles wordt, roerloos, rimpeloos bij morgenrust
Maryflor
DE DIENAAR
O mocht ik maar u dienaar zijn o muze van de geest. 'k Zou alles kunnen zien wat altijd zuiver is geweest wat niet is opgebruikt of weggeconsumeerd. De Zon, de Maan, de Sterren. De morgenstond met rode zon en 't mistig front dat lavend denkt het nijgend gouden graan, de malse grond. De noenstond met felle zon haar korte schaduw in het mulle zand, de kleine speelse liefdesvrucht aan vaders hand, de tederheid van vrouw en man hun vaste ondergrond. De avondstond met groet der koperen maan en aan bezinning toe want mens en de natuur zijn moe, de rust die wacht op 't slapen gaan in zachte sterrennacht en ik,... O mocht ik maar uw dienaar zijn.
Maryflor
GLITTERGLANS
Zeg sterre daar zo verre, hebt gij een ziel vanbinnen zodat gij God kunt minnen. Of is u zijn maar schijn, uw blinken, opgeblonken faam en ijdelheid u naam ?
Maryflor
Avond
Om mijn weemoed te genezen heb ik voor het slapengaan 'de twee wezen' eens herlezen, helemaal, van voor af aan.
Droevig heb ik zitten huilen om hun beider droevig hert, alhoewel ik goed besefte dat the end toch happy werdt.
Toen het uit was heb ik zachtjes mijn gebeden opgezegd, vlug een Vlaamse Leeuw verwekt en mij maar naast mijn vrouw gelegd.
Terwijl ik borstel mijn knabbelgarnituur en de resten van het maalwerk spuw en spoel met zacht gevoel, nog even mijn smaaklap laat glijden over de witte toetsen, luister ik de morgenmoeheid weg in een bolero. dag mooie dag... dag Ravel
Maryflor
DE OUDE BOOM?...OF DE EENZAAMHEID
Hij droomt, de sterke, stoere boom zijn domme oude dwaze droom te praten ooit bij dag en dauw met 't oude, scheve schuurgebouw. Hij fluisterd, loom en lisp'lend stil dan fel en warm, of ijzig kil in weer en wind en wiegend nijgen, maar d'oude schure,... zij blijft zwijgen. hij waait en wiegt en wuift wijl boven 't wolkendek verschuift, al schudt hij stam en tak en loof de oude schure,... zij blijft doof. Hij hoopt, de stramme oude boom, dat op een dag en zonder schroom de schure hem kan antwoord geven, want hoop en droom doet eeuwig leven.
't Is goed in 't eigen hert te kijken Nog even voor het slapengaan Of ik van dageraad tot avond Geen enkel hert heb zeer gedaan;
Of ik geen ogen heb doen schreien, Geen weemoed op een wezen lei; Of ik aan liefdeloze mensen Een woordeke van liefde zei.
En vind ik, in het huis mijns herten, Dat ik één droefenis genas, Dat ik mijn armen heb gewonden Rondom één hoofd, dat eenzaam was...;
Dan voel ik, op mijn jonge lippen, Die goedheid lijk een avond- zoen... ... 't Is goed in 't eigen hert te kijken en zo z'n ogen toe te doen.
Alice Nahon
Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar verlamde oude mensen wast, in bed verschoont, en eten voert, zal nooit haar naam vermeld zien. Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert, ziet 's avonds reeds zijn smoel op de tee vee. Toch goed dat er een God is.
Gerard Reve
De aarde bloedt
De aarde bloedt een grote wond geslagen door haat en angst
volken huilen worden gemarteld uitgemoord kinderen vertrapt
Hoe lang nog en waarom al dat leed die zwarte tranen?
Ina Emmink
Zinloos al dat geweld
Overal liggen lichamen die wachten op een graf omgekomen voor de vrede. Straks ligt hij op een veld dat vol staat met graven allemaal hebben zij hun leven zoals velen voor hen dat deden
Velden vol met littekens elk kruis heeft zijn eigen verdriet één schot maakt een eind aan zijn leven één schot, meer waren het niet.
Velden vol met herinneringen waarvan al velen zijn vervaagd en anderen weer diep weggestopt maar onverwachts komt het weer naar boven.
Velden vol met pijn woede, angst en agressie ongeloof, boosheid en haatgevoelens over zoveel verspilde levens.
Velden vol met stilte omdat woorden tekort schieten daar worden minuten uren en maanden vergaan tot jaren. Velden vol met gedachten aan hen die daar liggen die in blind vertrouwen ons land wilde verdedigen.
Een wereld vol met monumenten die ons herinneren aan al die oorlogen gevoerd om vrede te bereiken. Ik vouw mijn handen en bidt tot God maak alstublieft een einde aan al die momenten van zinloos geweld!
Klaas van Eijbergen
Een oud vrouwtje op haar knieën ziet vaak verder dan een theoloog op zijn tenen.
Gebeden veranderen de wereld niet, maar ze veranderen mensen en mensen veranderen de wereld.
Schweizer
Alleen de woorden die we samen
Alleen de woorden die we samen vinden, zijn verstaanbaar. Alleen de weg die we samen gaan, heeft een doel. Alleen het doel dat we samen delen, is bereikbaar. Alleen de vrede die we samen maken, wordt wereldwijd.