God zegent Egypte, mijn volk
door Monique Samuel
Een straatverkopertje in Caïro. |foto AP/Petros Giannakouris
De afgelopen maand brachten mijn man en ik onze huwelijksreis door in Egypte . Vier weken lang zijn we ondergedompeld geweest in dit land, van de hoofdstad Caïro in het noorden tot Aswan in het zuiden, waar de Nijl blauw is en de mensen zwart zijn.
We bezochten tempels en moskeeën, kerken en souks, een synagoge en chique vijfsterren hotels, een ressort in de badplaats Sharm el Sheikh en het meest luxe en grootste overdekte winkelcentrum van het Midden-Oosten.
Egypte is een land vol tegenstellingen en kent een geschiedenis waar ik trots op ben. Elke dag weer reizen we van hot naar her om nog meer te zien of om nieuwe, bijzondere monumenten te bezoeken. Maar tegelijkertijd is er de dagelijkse realiteit van Caïro, waar elke middag de riolen overstromen zodat straten onder dertig, soms veertig centimeter water komen te staan en de wegen verstoppen, de fruitkraampjes op de stinkende drab drijven en ik mijn schoenen vol voel lopen met het stinkende water dat met vuile schuimkoppen rond mijn benen klotst.
Kinderen staan tot aan hun middel in het water op zoek naar waardevolle spulletjes tussen het rottende afval. Op een avond zie ik hoe een vrouw gehuld in lompen op het afval slaapt, terwijl het rioolwater haar 'bed' uit elkaar laat drijven. Naast haar staat een kraampje dat vlees verkoopt. Toeterend banen auto's en ezelskarren zich een weg door een zee van ontlasting en bergen afval. De vrouw slaapt rustig door.
Dat is het onwerkelijke van een vakantie in mijn vaderland. Het ene moment verblijf ik in een chique hotel, het andere moment ben ik gewoon weer thuis in de volkswijk van mijn oma, waar ik naar de metro loop of in een microbusje spring. Egypte stemt mij trots en droevig, want het land is rijk en arm tegelijk. Je kunt er alles kopen, alles vinden en ik kan er leven als een prinses of pasja. In Caïro raak je nooit uitgekeken, het zuiden van Egypte is adembenemend mooi en in de Rode Zee vind je spectaculairdere vissen dan op National Geographic .
Tegelijkertijd ontgaat mij nooit de zware en zwarte kant van het leven in het land van de Nijl, de armoede, de corruptie, de angst, de uitbuiting en het radicalisme... Het maakt me diep ongelukkig en het slaat de mensen lam.
Maar er is hoop. Terwijl we om twee uur 's nachts bij een kerk in de rijke wijk Ma'adi wachten op de bus om met een groepsreis naar de Rode Zee te gaan vertelt mijn oom het verhaal van een grote zware bijbel die over de Nijl naar de oever van deze kerk dreef. Dwars tegen de stroom in bewoog het Woord van God. Natuurtechnisch gezien was dit volstrekt onmogelijk en dus deed de kerk uitvoerig onderzoek. Maar de wetenschappers kwamen er niet uit en zo concludeerde de kerk dat op 12 maart 1976 een wonder was geschied.
Ik wilde de heilige bijbel wel zien. We kusten de hand van de priester en hij opende speciaal voor ons de kerk midden in de nacht. Daar lag de bijbel achter glas, vrijwel ongeschonden, alleen de randen van de bladzijden waren door het water aangetast. De bijbel lag open op dezelfde pagina's als toen hij dertig jaar geleden aanspoelde. Ik las Jesaja 19:34 'Mubarak sjahr Masr' (God zegent Egypte). Een koude rilling liep over mijn rug terwijl ik de passage las en las en herlas. God zegent Egypte, mijn volk. En ik voelde diep van binnen dat het waar was, ondanks alles, of misschien juist vanwege dat alles zegent God Egypte. Daarom zijn er in dat land zoveel kerken die elke dag weer compleet uit hun voegen barsten, daarom is de christelijke gemeenschap zo prominent aanwezig en daarom zie je tussen massa's sluiers altijd weer de trotse krullen van een Koptische vrouw. Ik stond in de kerk en voelde dat zij leefde, het kaarslicht flikkerde zachtjes. Ik boog me voorover en kuste het glas waarachter de bijbel lag. Ik sloeg een kruisje en bad: 'God zegen Egypte, mijn volk...
|