De hutten zijn een soort schuilplaatsen, opeengestapelde stenen in de vorm van een hoefijzer, waar je beschut zit tegen de wind.
Ingriffingen in de rotsen tonen dat mensen er iets hebben zitten tellen, al is het niet duidelijk wát.
Verder zijn afbeeldingen aangetroffen van woestijnwild en handen en voeten.
Aan het grote aantal ingekraste vulvas te merken, moeten hier mannen verbleven hebben die met dit kerfwerk de tijd doodden.
Dit repertoire keert terug in de 14 hutten die we tot nu toe gevonden hebben.
Het vermoeden bestond dat deze punten gerelateerd waren aan de plaatsen waar de karavaanwegen de oase binnenkwamen.
Maar het probleem was dat het gebied als militaire zone wordt beschouwd en dus niet vrij toegankelijk is.
Pas eind 2000 kregen we toestemming onze vermoedens te testen.
In eerste instantie troffen Harco Willems en zijn team - Willems echtgenote en de Duitse wetenschapper Olaf Kaper - nieuwe wachtposten aan.
Opvallend was dat ze in een noord-zuidelijke lijn achter elkaar lagen. Wij vermoedden bijgevolg dat de karavaanroute naar de Soedan gelopen moet hebben.
In december 2000 ontdekte het team in de nabijheid van een nieuwwachthokje een weg vanuit de oase naar het Nijldal. Langs de weg en bij een aantal wachtposten hebben we Egyptische keramiek gevonden die uit 2450 voor Christus dateert.
Het is de vroegst aantoonbare keramiek die in de Dakhla-oase aangetroffen is.
Uit onderzoek bleek dat deze keramiek niet in de oase zelf geproduceerd is, maar vervaardigd is uit nijlklei.
Waarschijnlijk is deze keramiek dus meegenomen door reizigers die in het nijldal vertrokken.
De oudste resten die in de stad in Ayn Asil aangetroffen zijn, zijn ongeveer een eeuw jonger dan deze keramiek.
Het is dus meteen een bewijs dat de handelsexpedities vanuit het nijldal honderd jaar vroeger begonnen zijn dan tot nu toe werd aangenomen.