Egypte Mitsrajim, een tweeheid
door Joop Neven
In het boek Hosea (de naam betekent: verlossing) spreekt God over het roepen van Israël uit Egypte.
Toen Israël een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen (Hosea 11:1).
God riep Israël uit Egypte om het volk te leiden naar en te brengen in Kanaän, het land der belofte. De naam voor Egypte in het Hebreeuw is Mitsrajim. De letters van het Hebreeuwse alfabet hebben elk een waarde. Zo is de totale waarde van het woord Mitsrajim, geschreven: mem-tsade-resh-jod-mem, in getallen 40-90-200-10-40 = 380. De totale waarde van Kanaän geschreven kaf-noen-ajin-noen in getallen 20-50-70-50 = 190. We zien dat beide getallen zich tot elkaar verhouden als 2:1.
Hierin ligt een diepe waarheid aan ten grondslag. God haalt zijn volk namelijk uit de twee-heid, het dualisme, en wil het leiden naar de één-heid, de harmonie, de rust-in-zichzelf. Het woord Mitsrajim is een bijzonder woord, het geeft namelijk die dubbelheid al aan.
De uitgang ajim is de uitbeelding van een twee-heid. Zo worden b.v. de beide benen raglajim, de beide handen jadajim, de beide ogen enajim, de beide oren oznajimgenoemd. Het is de dubbelheid van het woord Mitsr, zoals dus jadajim, handen, de dubbelheid is van het woord jad, hand. Nu heeft dat woord Mitsr in zich als stam het woord tsr, geschreven tsade-resh, hetwelk zowel met vorm te maken heeft als ook met leed en onderdrukking.
Het woord Mitsrajim betekent dan dus de vorm in dubbelheid of, de dubbele vorm en ook het leed van de dubbelheid of het leed in de tweeheid, de onderdrukking in de tweeheid. En daarmee geeft dat woord dan ook aan wat Egypte eigenlijk is in de Bijbel. Het is een uitkristallisering in de tijd, en de uitdrukking op een bepaalde plaats in de tijd, van datgene dat in wezen betekent het leed van de twee-heid, het gevangen zijn in de twee-heid van de wereld. En het zich er niet uit kunnen verlossen, het niet weten hoe er uit te komen. Terwijl Kanaän het beloofde land is, waar een nieuwe wereld zou beginnen. Daar zou de een-heid hersteld zijn, de een-heid die men kende ook voordat men in Egypte was terecht gekomen. Dit loopt parallel met het komen van de mens uit de zesde dag in de zevende dag.
En dan gaat de weg beginnen van dit land van de gevangenschap, van het lijden, naar het beloofde land waar alles goed zal zijn. De woestijn is de wereld waar men doorheen trekt. Zij zelf is niets, zij is onvruchtbaar en onherbergzaam. Zij is niet bedoeld om er te kunnen blijven. Je trekt er doorheen als door de tijd. Maar wie terug verlangt naar de woestijn of Egypte, is als een slaaf die de vrijheid in die zevende dag niet wil, en die daardoor voor eeuwig knecht blijft. Maar ondanks dat, de weg gáát verder en loopt tenslotte uit in de achtste dag, nieuwe schepping, waar het einddoel bereikt is. De gang van Egypte naar Kanaän is dus de weg van de tweenaar de één. Wat is Bijbel toch een schitterend verhaal, die ons al vertellend naar Huis leidt. Naar dat Vaderhuis met de vele woningen. Hem zij de eer en glorie voor nu en in de toekomst
|