Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
08-09-2007
De wind
De wind
Ik hoor het zacht gefluister van de regen die tranen stil doet glijden langs mijn raam. De wind is mij vandaag zozeer genegen, hij zingt hoor ik het goed zingt hij mijn naam?
Ik ga naar buiten, want ik wil hem horen. Wat maakt het uit, al word ik nog zo nat. Ik voel mij of ik gisteren werd geboren, alsof ik alles wat geweest is weer vergat.
Ik zie de druppels glinsteren in de heggen. De wind zingt nu de lucht is opgeklaard:
Ik kwam maar even langs om je te zeggen dat God nog zoveel goeds voor je bewaart.
E.IJskes-Kooger
(uit: Op stille wegen)
Enny IJskes-Kooger schrijft eenvoudige gedichten waarin veel mensen troost en bemoediging vinden
Onhoorbaar ging de grote zware deur achter in de kerk een eindje open. De Stilte glipte naar binnen. Hij keek zoekend rond. Zijn blik gleed over de mensen in de kerk.
Zij vierden de dienst. Toen kreeg de Stilte de opvallende gestalte op de achterste rij in het oog. Telkens weer raakte hij onder de indruk van Hem. Snel liep de Stilte door het middenpad op Hem toe en schoof naast Hem.
"Goede morgen, Eeuwige", begroette de Stilte Hem en voor de ander zijn groet kon beantwoorden, ging hij verder: "Ja, Eeuwige, toen ik gisteren met U deze afspraak maakte, dacht ik: laten we maar in de kerk afspreken". Hij maakte een wijzend handgebaar naar de groep mensen om hem heen. Ik wil U namelijk spreken over hèn en dan kunt U gelijk zien wat ik bedoel". "Dat was een goed idee", antwoordde de Eeuwige rustig. Ik moest hier toch zijn". Na een korte pauze nam de Stilte opnieuw het woord: Eeuwige, we moeten eens praten over dat idee dat U een paar weken geleden de voorganger van uw mensenkinderen gaf. Ik bedoel om perioden van stilte in de liturgie op te nemen." De Eeuwige knikte, keek de Stilte vragend aan en zei: "Wat is er met dat idee?" "Eeuwige, het werkt niet! Hebt U gezien hoe de mensenkinderen reageren zodra ik - na de voorbeden - de kerk vul? Hebt U het gezien? De één doet helemaal niets en wacht gewoon af tot de voorganger 'amen' zegt. De ander dwaalt af en maakt zich zorgen over het werk dat wacht. En een derde ontmoet in de stilte zijn eigen onrust, raakt volledig in paniek en tegen de tijd dat het 'amen' klinkt, staat het zweet hem op het voorhoofd. Nee, Eeuwige, mijn aandeel in de diensten kunnen we beter vergeten!" Na zijn fel en geluidloos betoog, keek de Stilte de Eeuwige ietwat uitdagend aan. Maar deze schudde het hoofd. "Stilte, ik wil je graag mijn idee nog een uitleggen", zei de Eeuwige. "De afgelopen weken ben je telkens - na de voorbeden - op mijn menskinderen toegestormd en je hebt je als een loodzware last op hen gelegd. En ieder heeft op zijn eigen manier geprobeerd aan je te ontkomen. De één door lijdzaam te wachten op het 'amen'. De ander door te vluchten in wat morgen wacht. En voor de derde was er eenvoudig geen ontkomen aan. Maar, dat was mijn plan niet! Mijn plan was, dat je je eerst door Mij zou laten vullen. Dán word je namelijk ruimte. Ruimte waarin ik mijn mensenkinderen kan ontmoeten, met hen kan spreken, hen kan troosten en met hen kan samen zijn. Stilte, alleen ben je voor hen een knellende greep. Gevuld door Mij ben je ontmoetingsruimte! Een tijd lang zaten de Eeuwige en de Stilte zwijgend naast elkaar. de Stilte voelde dat hij tot rust kwam. Na de voorbeden schuifelde de Stilte de rij uit naar het middenpad. Daar draaide hij zich om, wenkte de Eeuwige en zei: "Kom Eeuwige, het is uw beurt!" De Eeuwige stond op, vulde de Stilte, keek naar zijn mensenkinderen en fluisterde. "Nee, onze beurt!"
J.M.Baaij, (uit 'ûnderweis', kerkblad van Bergum) Foto: Cenakelkerk, Heilig Land Stichting
Laat mij vandaag even Uw glimlach zien in n bloem, in n mens, in n woord of in n wens,
n gebaar, n brief, n groet misschien ja, laat mij vandaag even Uw glimlach zien.
Laat mij vandaag even Uw glimlach zien waar wolken boven t leven hangen waar duistere krachten samenspannen om onrecht en haat, geweld te biên . ja, laat mij vandaag even uw glimlach zien.
Laat mij vandaag even Uw glimlach zien en daar, waar t leed geen grenzen kent, laat weten dat U daar ook bent in hoop, troost en toekomst bovendien ja, laat mij vandaag even Uw glimlach zien.
Uit: De mens, meester van zijn lot van Inayat Khan
Mozes liep eens langs de oever van een rivier, waar hij een jonge schaapherder zag die in zichzelf aan het praten was.
Nieuwsgierig stond Mozes stil om te luisteren wat de jongen zei. Hij hoorde hem zeggen: O, God, ik heb zoveel van U gehoord. U bent zo mooi en goed, U bent zo vriendelijk. Als U ooit bij mij zou komen zou ik U mijn mantel geven om U te kleden en dag en nacht zou ik over U de wacht houden; ik zou U beschermen tegen de wilde dieren, U baden in de rivier en u heerlijke melk, room en brood brengen, want ik heb U zo lief. Ik zou wel alles willen geven als ik U maar één keer zou kunnen zien. Ik houd zo ontzettend veel van U.
Toen zei Mozes boos: Jongen, wat zeg je daar! De jongen schrok en vroeg: Heb ik iets verkeerds gezegd? Mozes antwoordde: Denk je dat jij God kunt beschermen? God, die de beschermer is van alle wezens, en wil je Hem brood geven? Hij geeft brood aan het ganse heelal. En wil jij Hem baden in de rivier, Hij die de reinste is van al wat rein is? En jij wilt de wacht houden over Hem die alle dingen bewaakt?
De jongen werd bang en dacht: Ik heb iets verschrikkelijks gedaan, en hij voelde zich ellendig en verloren.
Maar toen Mozes verder liep hoorde hij ineens een stem die zei: Mozes, wat heb je gedaan! Ik heb je gestuurd om mijn vrienden tot mij te brengen en nu heb je er een van mij verwijderd. Het komt er niet op aan hoe hij over mij dacht, maar hij dacht aan mij. Je had je er niet mee moeten bemoeien, je had hem moeten laten denken zoals hij over mij dacht.
Iedereen, zegt Inayat Khan, heeft zijn eigen beeld van God. Het is het beste dat ieder zijn eigen beeld houdt. Niemand kan God kennen.
De God die wij kennen, of kunnen kennen, is alleen onze eigen opvatting, een beeld dat wij onszelf van God gemaakt hebben. Het is een grote fout om de voorstelling van God van een ander aan te tasten of te vinden dat hij dezelfde opvatting moet hebben als wij.
In werkelijkheid heeft ieder mens zijn eigen God.
Al de verschillende opvattingen zijn slechts sluiers over één God. (zie ook mijn blog: 14-12-'06)
Zowel de verhalen over de mythologische helden en de Olympische spelen in de antieke oudheid, als de verhalen over de joodse rabbi Jezus van Nazareth zijn ons overgeleverd in dezelfde taal: het Grieks.
In beide reeks verhalen komt het Griekse woord hamartia herhaaldelijk voor. Dit woord is door de christelijke vertalers van de evangelieverhalen en de brieven uit het Nieuwe Testament steeds vertaald door het woord zonde. Maar in de Griekse mythologische heldenverhalen en de verhalen over de Griekse Olympische spelen is dat woord hamartia oorspronkelijk een sportterm, bijvoorbeeld bij het boogschieten en speerwerpen en betekent het daar: het doel missen, niet in de roos treffen.
Als iemand zondigt, betekent dat, dat die persoon zijn of haar wezenlijke doel of bestemming mist, niet bereikt heeft. We kunnen dan zeggen: zonde! Hij of zij heeft gefaald. Omdat vrijwel geen mens zijn totale leven vervult zoals God, zijn Schepper, heeft bedoeld hoe hij zou leven, kunnen we zeggen dat ieder mens zondig is (erfzonde). In de christelijke godsdienst en geschriften (Nieuwe Testament) wordt gesteld dat van alle mensen alleen Jezus van Nazareth die Zoon van Godgenoemd kan worden, geheel zonder zonde is. Hij was vrij van hamartia; hij heeft totaal vervuld wat God hem ten doel had gesteld!
Zo komen de dingen en gaan we verzinnen ze niet, ze gebeuren en al weten we niet waar vandaan ze maken ons blij of we treuren alles is nemen en geven lief kind zo waait de wind.
De wolken ze varen ze varen voorbij de sneeuw van december de bloei van de mei alles wat ik zing wordt herinnering lief kind zo waait de wind 't is 'n hand op je schouder 'n voetstap op 't grind zo waait de wind.
Zo komt de liefde opeens ontmoet je haar ze komt jouw kant op en niemand weet van waar als je de moed al hebt verloren komt onverwacht 'n vrind zo waait de wind. Toon Hermans (zie ook: 9 sept. 2005)
De fout bij onze problemen en jammerklachten is vermoedelijk, dat wij graag van buitenaf iets als geschenk willen krijgen wat wij enkel door eigen overgave in onszelf kunnen ontvangen. Wij verlangen dat het leven een zin zal hebben, maar het heeft alleen precies zoveel zin als wijzelf in staat zijn er aan te geven. Omdat de enkeling daartoe slechts onvolkomen bij machte is, heeft men in allerlei religie en filosofie getracht door een antwoord op de vraag troost te geven. Deze antwoorden lopen alle uit op hetzelfde: het leven krijgt uitsluitend zin door de liefde. Dit wil zeggen: hoe meer wij tot liefde en toewijding in staat zijn, des te zinrijker wordt ons leven. Hermann Hesse (1956)
Waak over je gedachten, straks worden ze je woorden. Waak over je woorden, straks worden ze je daden. Waak over je daden, straks worden ze je gewoonten. Waak over je gewoonten, straks worden ze je karakter. Waak over je karakter, straks wordt het je bestemming.
Gedeelte uit een interview gehouden in een uitzending van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap Aan de Regge, voor de lokale radio-omroep Rijssen/Holten, Radio 350.
Dr. D. A. Fokker, astronoom,is een bekend figuur in de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB (Nederlandse Protestanten Bond).
Hij zat o.m. in het landelijke bestuur van deze vereniging.
Maar het meest bevredigende was het conrectoraat van de opleiding van vrijzinnige voorgangers inzijn woonplaats Bilthoven.
In de loop van de jaren publiceerde hij een aantal lezingen met vragen bedoeld om in een gesprekskring te gebruiken.
Enkele titels zijn: Kosmisch besef , Ons levensgevoel en Is er vooruitgang, al of niet.
Als astronoom heeftdr. Fokker kunnen bijdragen aan dat wat we te weten zijn gekomen over de verste diepten van het heelal .Op opnamen die met de Hubble Space Telescoop gemaakt zijn, zien we allerlei kleine vlekjes en ieder vlekje is een compleet melkwegstelsel en daar zitten iets van 100 miljard sterren in met gigantisch grote afstanden en als je je dan indenkt wat daar allemaal wellicht aan de hand is, denk je al gauw aan de aanwezigheid van bewoonde werelden, waar leven ontstaan is, en aan die enorme hoeveelheden van stelsels, en dan duizelt het je. Zo is het ook in de biologie en de microkosmos, als je er een beetje voor open staat kun je je aan een stuk door over de dingen blijven verwonderen. En dat is ook een van de belangrijkste elementen van religiositeit, in het bijzonder van de vrijzinnige religiositeit. Het is ongelofelijk en je verstand staat er haast bij stil. Bovendien is het bijzonder bewonderenswaardig, dat we dat überhaupt te weten zijn gekomen. Een paar honderd jaar geleden hadden onze voorouders nog geen flauw idee hoe het heelal in elkaar zat en wij krijgen dat zo maar als een collectief cultuur element op mooie plaatjes te zien. Dan hoort daar toch een fundamenteel besef van verwondering bij.
Je kunt hier een religieus besef aan ontlenen. Je kunt zeggen zie maar er is toch een godheid die dat allemaal gemaakt heeft. Dr. Fokker noemt zich liever een agnost. Het woord God gebruikt hij überhaupt haast niet. Als hij het woord gebruikt bij het schrijven, staat het altijd tussen aanhalingstekens, als bijwijze van spreken. Het is natuurlijk niet allemaal door ons bedacht, zegt hij. Ons eigen lichaam hebben we ook niet bedacht. Dat is zo gegroeid. Er zijn dan natuurlijk godsdienstige mensen die zeggen, dat heeft God zo gefabriceerd . Dat is niet de manier waarop dr. Fokker er tegenaan kijkt, maar hij vindt het wel heel wonderbaarlijk. Het lijkt er wel op dat een instantie het heeft laten gebeuren en er moet wel een reden voor zijn, eventueel Reden met een hoofdletter. Maar hij gaat niet God erbij halen, want hij weet er gewoon niets van. Ook een echte godgelovige zal moeten toegeven dat hij van God niets steekhoudends kan zeggen. Ik kan het misschien ervaren in mijzelf, in mijn geweten, in andere mensen, maar ik kan het niet objectiveren. Het is ooit begonnen met die zg. oerknal, maar daar zat al, naar zijn gevoel, van het begin af aan de mogelijkheid ingebakken voor zulke heel bijzondere dingen als waarvan de aarde een voorbeeld is. Er is een directe link tussen ons eigen bestaan en die oerknal. Dat zijn fascinerende gedachtes. De aarde is een product van toevallige omstandigheden die stuk voor stuk anders hadden kunnen zijn en die er alleen maar is omdat een aantal nodige omstandigheden nou net zo uitkwamen dat die aarde op de goed afstand van de zon kwam, met een dampkring en het goede gewicht en noem maar op. Alle mogelijke voorwaarden waren uiteindelijk aanwezig opdat er op aarde leven kon ontstaan. Dan zeg ik liever niet het is een soort van toeval, maar het is een niet-noodzakelijk gebeuren . Het is wel gebeurd, maar het had niet hoeven gebeuren. Het had ook in ons zonnestelsel niet hoeven gebeuren, maar misschien wel in allerlei andere zonnestelsels, maar dat weten we doodeenvoudig niet.
Het zou wel vreemd zijn als nergens in het heelal iets dergelijks zou zijn gebeurd. Maar dan wel heel sporadisch.
Dr.Fokker vermoedt, dat er uiteindelijk, wel analoge aardachtige planetenzullen zijn.
Ik neem je mee, kind. Uit de wereld van de geesten neem ik je mee. Word niet ziek, vind je eigen plaats, vind hopelijk goed werk. Hier zijn een kleed en een slaapmat: neem ze aan om uit de wereld van de geesten te komen, en je eigen plaats te vinden.
Sterven
Sterven is terugkeren naar huis, teruggaan naar je geboortegrond waaruit je voortgekomen bent. De doden zijn niet dood. Is niet in alles wat ons omringt de stem van de voorouders te horen? Luister dus naar die stem.
De voorouders (Birago Diop, Gambia)
De doden zijn niet dood. De gestorvenen zijn nimmer heengegaan. Zij zijn in de schaduw die zich verheldert en in de schaduw die dieper in het donker valt. Zij zijn in de boom die steunt. Zij zijn in het water, dat uitstort, evenals in het water dat slapend de ogen sluit. Zij zijn in de hut, zij zijn in de boot: de doden zijn niet dood.
Als je weet wat je wilt en je staat tegelijkertijd onbevangen open voor alles wat er op je weg komt, werkt heel het universum samen aan de realisatie ervan. (uit: De alchemist Paulo Coel God grijpt niet in de feiten in, maar geeft inzicht en moed om ons door de feiten heen te leven. (ergens gelezen)
De mens heeft twee ogen en twee oren maar slechts één tong gekregen, opdat hij meer zou zien en horen dan spreken. (joodse spreuk)
Wie beseft dat tolerantie eigenlijk betekent in staat zijn om een last te dragen, beseft dat je niet tolerant kunt zijn zonder dat er een last is. Tolerantie is dan: kunnen verdragen wat je tegelijkertijd bestrijdt. (Paul van Tongeren)
De verscheidenheid onder de mensen zou de oorzaak van liefde en harmonie moeten zijn, gelijk in de muziek, waar vele verschillende noten samensmelten tot een volmaakt akkoord. (baháí geloof)
Hier volgt een verslag van een lezing, die de heer Wim Verschoor hield op 22 april 2007 jl., in de Henricuskapel van de Parkstede in Rijssen voor de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap Aan de Regge.
Wim Verschoor, wonende in Boekelo, is o.a. docent kunst- en cultuurgeschiedenis, verhalenverteller en schrijver. Hij wil niet beweren dat wat hij zegt de waarheid is, maar hij geeft zijn zienswijze weer zoals hijzelf de wereld op dit moment beleeft.
Wetenschapen mythologie
De natuurwetenschappen zijn in staat geweest om ons leven zeer te veraangenamen. De wereld is in korte tijd erg veranderd. Er zijn ontelbaar veel technische veranderingen die wij hebben meegemaakt, denk alleen maar aan het gemak van de auto en de trein. We halen alles uit de wereld om te kunnen genieten en consumeren. Zonder natuurwetenschappelijke toepassingen zouden we eenvoudig niet meer kunnen leven, we zouden omkomen van de honger en gewoon ophouden te bestaan. Toch zijn er veel mensen die bezwaren hebben tegen de natuurwetenschap en haar toepassingen. Wat is nu de grondoorzaak van de protesten tegen wat wel wordt genoemd de technische vooruitgang? Zou het misschien zo kunnen zijn dat wetenschap agressief maakt ? Het is wel heel opmerkelijk dat juist op universiteiten de meeste revoluties zijn begonnen. Waar de onvrede het grootst was, betrof het de natuurwetenschappelijke faculteit. Na het schietincident, het bloedbad dat werd aangericht op de technische universiteit in Virginia op17 april j.l. werd er gezocht naar de motieven van de schutter. Zijn handelwijze had zeker te maken met onvrede. Tegendraads gedrag zoals bij jongeren leeft ook onderhuids bij de ouderen. Het komt voort uit een gevoel dat er iets wordt gemist. De heer Verschoor onderbouwt deze stelling met enige voorbeelden. Het onderwijs is bijvoorbeeld veel zakelijker geworden. En wat doet zakelijkheid? Als we zakelijk met elkaar omgaan, scheppen we afstand. Tussen de een en de ander, maar ook tussen het àndere. Met het andere bedoelt hij dàt aspect in de mens dat zoekt naar zingeving, betrokkenheid en zo je wilt, liefde. Deze andere kant wil gevoed worden, wordt dit ontkent, dan worden wij depressief en misschien wel agressief. Die andere kant in ons zelf voelt intuïtief aan dat theorieën, dogmas, en systemen, ontwikkeld vanuit het zuiver lineaire denken, tekort schieten om onze werkelijkheid te verklaren en te veraangenamen. De rechte lijn is de kortste afstand tussen twee punten. In praktijk kun je wel heel snel van dorp A naar dorp B rijden langs een rechte lijn, maar dan blijkt dat daar ook de meeste ongelukken gebeuren. Zon weg is dodelijk saai, het doodt elke fantasie. We fietsen en wandelen veel liever langs kronkelwegen, dat geeft iedere keer een ander perspectief en dat houdt de mens vitaal. In zijn boek Jij bent het antwoord, schrijft Michael Tamura: Als we verzuimen de geest te helen, zullen we isolement ervaren, want alleen het hart maakt vrienden. Ook verliezen we het gevoel een doel te hebben en waardevol te zijn en er bekruipt je een gevoel van machteloosheid en psychische pijn. Tamura ontdekte dat hoe meer ruimte hij elke dag maakte voor wat hij noemde de geest, hoe meer hij opgewassen was tegen de uitdagingen van die dag. Juist in die wereld van de geest kan de mens antwoorden vinden op de existentiële vragen: Waar komen we vandaan , wie zijn wij en waar gaan we heen? Als we de wereld van de geest binnen gaan, belanden we in een niet-zintuiglijke werkelijkheid die niet gebonden is aan wetten van tijd en ruimte en logica. Het is een wereld waarin wij leven aan de overzijde. We leven in fysieke zin hier, maar we zijn ook elders. We zijn ook daar, en daar beleven we wat zich onttrekt aan onze wetenschappelijke waarneming. We ontmoeten in die wereld onze personas, onze toneelmaskers. We spelen afwisselend de rol van heilige maar ook van demon of held, lafaard, tovenaar, heks, boze stiefmoeder. Soms dragen we ook het masker van een fabeldier: het leugenbeest, de sloddervos, de gifkikker, het zwarte schaap de werkezel , de geldwolf of misschien het serpent. Kaïn en Abel zijn in ons aanwezig. Vele aspecten dragen we met ons mee. Helaas heeft onze dogmatiek en theologie ons dat ook duidelijk gemaakt. De theologie heeft alle personen uit de bijbel en andere wijsheidsboeken gehistoriseerd. Er is niet begrepen dat het allemaal aspecten zijn van krachten die in ons leven. Kaïn dood wat lief gehad wordt door God. En wat lief gehad wordt door God, is ons-zelf, de goddelijke vonk die in ons leeft. Alle constellaties van de horoscoop zijn in een persoon vertegenwoordigd volgens de astrologie. Als we begrijpen dat alle aspecten in ieder mens aanwezig zijn, kunnen we de ander ook zien als: jij bent ik en ik ben jij. We zullen de aspecten van een ander ook in ons zelf waarnemen. Als we de verborgen krachten die in ons werken verdringen, gaan ze rebelleren en keren ze zich tegen ons, bijvoorbeeld in de vorm van een bepaalde ziekte. Het zijn de zg. archetypen of oerbeelden waar Carl Jung van spreekt. Hoe gaan we hiermee om als we ons er niet bewust van zijn ? We komen ze vanzelf wel tegen, zegt de heer Verschoor, in onze mythen, sagen, sprookjes en legenden. Soms ook in onze dromen. Wij creëren ze zelf. Maar ook de oude sprookjes verdwijnen niet. Ze hebben het eeuwige leven, we kunnen ze daarom serieus nemen. Ze zijn nog springlevend en vormen in de psychologie een belangrijke bron om de menselijke psyche te doorgronden. In sprookjes spelen reuzen een belangrijke rol, maar het zijn vaak grote slok-ops. Ze eten hun eigen kinderen op en met hun toverlaarzen vertrappen ze alles wat kleinschalig is en wat nog de menselijke maat heeft. Dhr. Verschoor verduidelijkt het een en ander met een paar voorbeelden. Een van de kenmerken van een mythologisch verhaal is, dat de hoofdrolspelers een relatie met elkaar hebben, maar altijd als tegenspelers worden neergezet. We komen in veel verhalen de onderdrukker en de bevrijder tegen. Representanten hiervan zijn bijvoorbeeld David en Goliath uit de joodse en christelijke overlevering. Het ware koningsschap, en dat is een opdracht voor elk mens, zoekt geen triomf voor zichzelf , maar zet zijn wijsheid en macht in om anderen te dienen. Dit is tevens het onderscheid tussen een held en een beroemdheid. Misschien voelen kinderen sprookjes wel zo goed aan om dat hun denken nog niet gedomineerd wordt door de wetten van de logica. Ze voelen intuïtief aan dat engelen, heksen en demonen in hun binnenwereld werkelijk aanwezig zijn. In sprookjes worden goed en kwaad duidelijk tegenover elkaar gezet. In de werkelijkheid is dat meestal anders. Deze sprookjes en verhalen vormen onmisbaar materiaal bij de morele en ethische vorming van jonge kinderen. Duidelijk is dat onze wereld verbonden moet worden met onze innerlijke wereld om de uiterlijkheden te doorgronden en te kennen. We moeten de wereld van het sprookje, de sage, de mythe, de oude overlevering zoals die in de wijsheidsliteratuur der mensheid, in de bijbel bijvoorbeeld, wordt beschreven natuurlijk niet in een historische context plaatsen. Dan krijg je de discussie, wie heeft er nu gelijk, de wetenschap of de bijbel. Voor Wim Verschoor heeft de bijbel gelijk, maar niet zoals de theologie hem heeft uitgelegd. Omdat die antwoorden hem niet bevredigden is hij de zoektocht begonnen: Waar kom ik vandaan, wie ben ik, waar ga ik heen? Het is de weg die boeiend is, niet het gevonden hebben. Dat punt zullen we nooit bereiken, maar de weg daarheen is schitterend. Wim Verschoor vertelde nog veel meer, maar om het verslag niet tè lang te maken, zal ik het hierbij laten.
De dingen staan in een kamer, de kamer is een huis, het huis staat in een stad, kortom, het gegeven is de ruimte, die zelf niet op deze wijze grijpbaar voor handen is. In de ruimte worden drie, loodrecht op elkaar staande richtingen onderscheiden: lengte, breedte en hoogte.
De ruimte met haar drie dimensies betekent op zichzelf nog geen echte werkelijkheid. Het starre beeld van de foto moet tot film worden, de tijd moet erin springen als een nieuwe, maar andersoortige diepte. Beweging is pas mogelijk daar, waar zowel ruimte als tijd gegeven is.
Kenmerkende verschillen tussen ruimte en tijd zijn onder meer, dat de tijd slechts één dimensie heeft, lineair is, en voorts dat men in de ruimte heen en weer, voor- en achteruit kan gaan, in de tijd echter niet. Stelt men de tijd voor als een stromen, dan kan men de tijd onomkeerbaar noemen.
De grote filosoof Immanuel Kant werd getroffen door de onmogelijkheid ruimte en tijd weg te denken. Men kan ieder voorwerp wegdenken, zelfs de hele wereld, maar zonder de ruimte zijn de dingen ondenkbaar. En zo kan men ook wel de verschijnselen uit de tijd wegdenken, maar niet de tijd zelf. Daarom zijn ruimte en tijd onmisbare vóórwaarden tot de waarneming van de objectieve werkelijkheid. Ruimte en tijd zijn daarbij geen concrete zaken, maar de structuren, de vormen waardoor de mens deze wereld waarneemt.
Allereerst blijkt uit de ontwikkeling van de hedendaagse natuurwetenschap, dat ruimte en tijd steeds meer één geheel vormen. Bij tijdsbepaling en de beschrijving van de ruimte speelt het licht een grote rol. Daar komt dan ook de belangrijkste rol van de waarnemer om de hoek kijken. De relativiteitstheorie leert geenszins een relativisme, wel een tijdbepaling, die samenhangt met de plaats van de waarnemer. Tijd hangt nauw samen met waarnemend bewustzijn.
Uit het boek Filosofische Oriëntatie van Prof.C.A. van Peursen
Cees (Cornelis Anthonie) van Peursen werd op 8 juli 1920 in Rotterdam geboren en overleed op 19 oktober 1996. Hij was filosoof en theoloog en tegen de scheiding tussen orthodox en vrijzinnig. Van Peursen heeft in vijftig jaar tijd, tussen 1948 en 1996, een veertigtal boeken geschreven.
Het licht begint te wandelen door het huis en raakt de dingen aan. Wij eten ons vroege brood gedoopt in zon. Je hebt het witte kleed gespreid en grassen in een glas gezet. Dit is de dag waarop de arbeid rust. De handpam is geopend naar het licht.
Koning Janaka vroeg aan de wijze Yajnavalkya: Wat is het licht van de mens? Hij heeft het licht van de zon, o koning, antwoordde Yajnavalkya. Bij het licht van de zon zit hij neer, gaat hij rond en doet zijn werk. Maar wanneer de zon onder is, wat is dan het licht van de mens?, vroeg koning Janaka. Dan is de maan zijn licht; bij het licht van de maan zit hij neer, gaat hij rond en doet zijn werk. Maar wanneer de zon onder is en de maan is ook onder, wat is dan het licht van de mens? Dan is het vuur zijn licht, antwoordde Yajnavalkya.Bij het licht van het vuur zit hij neer, gaat hij rond en doet zijn werk. Maar wanneer de zon en de maan beide onder zijn en het vuur is uitgedoofd, wat is dan het licht van de mens? Dan is de spraak het licht; bij het licht van de spraak zit hij neer, gaat hij rond en doet zijn werk. Daarom, o koning, wanneer iemand zelfs zijn eigen hand niet meer onderscheiden kan en er klinkt een stem, dan gaat hij recht daarop af. Maar wanneer zon en maan beide onder zijn, het vuur uitgedoofd is en de spraak is verstomd, wat is dan het licht van de mens?, vroeg koning Janaka. Dan is de Atman zijn licht, antwoordde Yajnavalkya. Bij het licht van de Atman zit hij neer, gaat hij rond en doet zijn werk. Wat is de Atman? Dat is de geest, een kracht die zetelt binnenin de mens en die hem verlicht.
Ondanks allles is dit leven mooi en zinrijk. Etty Hillesum
Etty (Esther) Hillesum werd op 15 januari 1914 in Middelburg geboren en overleed op 30 november in Auschwitz . Tot juli 1942 woonde zij in Amsterdam. Op eigen verzoek, ging ze naar het kamp Westerbork om daar hulp te bieden. Zij was daar in de maanden juli, augustus en december 1942, steeds 14 dagen, en kon dan altijd weer terug naar Amsterdam, omdat ze daar werk verrichtte voor de Joodse Raad. In 1943 moest zij definitief naar Westerbork, waar zij op 7 september, met haar ouders, op transport gezet werd naar Auschwitz. Daar is zij op 30 november 1943 vergast.
Het is soms nauwelijks te verwerken en te bevatten, God, wat jouw evenbeelden op deze aarde elkaar allemaal aandoen in deze losgebroken tijden. Maar daarvoor sluit ik me niet op in m'n kamer; God, ik blijf alles onder ogen zien en wil voor niets weglopen; van de ergste misdaden tracht ik iets te begrijpen en te doorgronden. Ik tracht altijd weer de naakte, kleine mens op te sporen, die dikwijls niet terug te vinden is. Midden in de monstrueuze ruïnes van zijn zinloze daden. Ik zit oog in oog met jouw wereld, God, en ontvlucht de realiteit niet in schone dromen - ik meen dat er plaats is voor schone dromen naast de wreedste realiteit - ik blijf je schepping prijzen, God, ondanks alles. Etty Hillesum, 26 mei 1942