Deze zomer werd op een mooie zondagmorgen door onze geloofsgemeenschap een hagenpreek georganiseerd. Het aardige van een hagenpreek, die gehouden wordt onder de blote hemel, is dat er nog wel eens wat mensen van buiten op afkomen en waardoor er daarna een geanimeerde gedachtewisseling ontstaat.
De eerste hagenpreken ontstonden in een periode van antibeweging tegen de rooms-katholieke kerkleer. Zon hagenpreek is een verhaal dat haaks staat op een ander geluid. Daarvan hoeven we niet te zeggen, het is waar, je kunt alleen zeggen dat het er is.
Ik maakte van déze hagenpreek het volgende verslagje.
De eerste hagenpreek werd, volgens de spreker, Conno Vlaardingerbroek, gehouden op 25 juni in 1566 in Wallonië, dat toen nog bij Nederland hoorde. Op zon hagenpreek kwamen wel drie tot vier duizend mensen af.
Deze mensen waren niet alleen cultureel en politiek onderdrukt door de kerk en de Spanjaarden, maar er was ook een schaarste aan graan, het systeem kon de monden niet voeden. Als je dan een opstand bijeenroept en je komt dan ook nog met een ander geluid op gebied van religie, maakt dat nieuwsgierig. De boodschap was primair, ik kandirect genade vinden bij de Heer en dat hoeft niet via de kerk. Deze mensen hadden niet allemaal het idee van wij lopen weg bij onze kerk en we gaan naar een andere kerk, maar ze kregen wel het idee van: héhet zit misschien anders dan wij denken en ik hoor het nu voor het eerst in mijn taal. En de taal is altijd heel belangrijk.
De tweede periode waarin je een hagenpreek zou kunnen situeren, is zo eind 1700 in de tijd van de Verlichting. Toen waren er grote geesten die zeiden, misschien bestaat God wel niet eens. Wij mensen creëren beelden. Al die beelden die wij van God hebben en van het instituut kerk, zouden wel eens heel anders kunnen zijn.
Emanuel Kant, een van de grootste filosofen die Europa ooit gekend heeft, discussieerde eens hierover in gezelschap van Voltaire en enkele andere grote geesten. De conclusie die de heren trokken was: God bestaat niet. Waarop Kant tegen het gezelschap zei: Zeg dat nou heel zachtjes, want mijn knecht Lampe heeft een God nodig.
Met andere woorden, je kunt een grote geest zijn en een wetenschapper, en een mens die zich bewust is van eigen kracht en je toch realiseren dat de mensheid behoefte heeft aan hoop, vertrouwen en aan een beeld van God. Hoe die beelden wisselen is punt twee.
Dan krijg je die tweede periode van de Verlichting. Dat lag weer heel anders. Dat waren protestantse predikanten die het idee hadden van die bijbelspreekt tot ons in symbooltaal. Als bv. in de bijbel staat de vier hoeken der aarde, betekent dat niet dat de aarde vierkant is, maar daarmee wordt bedoeld alles wat op de aarde is.
We hebben in Nederland omstreeks de tijd van de tweede wereldoorlog een splitsing gehad in de Gereformeerde Kerk. Oorzaak hiervan was de vraag of de slang in het paradijs echt gesproken heeft of niet. Een predikant durfde het aan te beweren dat dit symbool taal is. Er kwam toen een groep die zei: ja, hij sprak wèl, het staat in de bijbel en een andere die het daar niet mee eens was.
Zo rond 1890 kreeg je de eerste splitsingen tussen de orthodoxie en de vrijzinnigheid, omdat in die tijd wetenschappelijk historisch bijbelonderzoek op gang kwam, zoals archeologische vondsten en tekstvergelijking. De brieven van Paulus bijvoorbeeld, blijken na tekstvergelijking niet allemaal van hem te zijn. Het was in vroeger tijd heel gebruikelijk dat mensen iets schreven en vervolgens dachten ja, als ik mijn naam eronder zet leest niemand het, als het nu toegeschreven wordt aan Paulus dan vindt iedereen het wel belangrijk.
Zo zijn er meer stukken in de bijbel die ofwel afgeknipt zijn of wel waar later stukken zijn aangeplakt. Nu komen we in het nu. Dit is nog weer een andere periode, hierin komt ontzettend veel scepticisme vrij, denk maar aan Dan Brown met zijn Da Vinci Code en Het Bernini mysterie. Miljoenen mensen over heel de wereld lezen die boeken.
Op zijn minst wordt hier door Dan Brown desuggestie gewekt dat het allemaal waar is wat hij schrijft en dat de kerk ons voor de gek gehouden heeft. Er is nu een enorme interesse in de weggelaten stukken, zoals de apocriefe bijbelboeken. Er zijn hele groepen mensen die zeggen, nou wat in de bijbel staat zal vast niet alléén waar zijn, want waar komen dan al die andere bijbelboeken vandaan.
Van sommige apocriefe boeken zijn verschillende exemplaren gevonden. Die zijn vaak allemaal weer iets anders, waaruit blijkt dat er toen al mee gemanipuleerd is. Uit verschillende bronnen is vast komen te staan dat Jezus heeft geleefd, maar de verhalen over zijn dood zijn verschillend. De bronbewaarders hadden de macht om te manipuleren of schrijvers naar hun hand te zetten, waardoor de leer van het christendom beperkt is gebleven tot de vier evangeliën.
Voor het verhaal van de opstanding hadden de machthebbers alle belang bij de canonieke boeken. Paulus heeft hier een enorme invloedop gehad. Hij was een uitermate intelligente man die uit de kennis van het Grieks en van de Griekse religiebegreep dat het verhaal rond Jezus de humanisering van de mythe is. Alle godsdiensten hebben een mythische oorsprong. Het is een verhaal waar we ons in herkennen. Het is niet waar in absolute zin. Paulus zag dat hier een mens daadwerkelijk past in de mythe. Als jeeen wereldgodsdienst wilt maken, werkt het niet als je zegt: een man sterft op zijn 33ste jaar voor zijn idealen. Mensen kiezen graag voor een winnaar. Paulus kwam nu met het verhaal, nee, de dood heeft het niet gewonnen ,nee, juist het feit dat wij moeten opstaan. Jezus is opgestaan in de hemel (Paulus heeft het niet over opstanding op aarde). Jezus is opgestaan, dat is een mooie godsdienst, met andere woorden, wij kunnen collectief de dood overwinnen en we kunnen constant opstaan uit onze situatie. Mensen er is heil in die boodschap, want het is niet een boodschap van eindiging, maar een boodschap van opstaan.
Het apocriefe boek van Johannes (rond 240-340 na Chr.), was een gnostisch boek. Hierin gaat het over een godheid die zichzelf denkt . De god die de aarde geschapen heeft was een joodse god en dat was een slechte god, een demiurg. Daarboven was een god, die we helemaal niet kunnen denken en benoemen , maar die was helemaal niet blij met deze schepping. Jezus en Johannes en ook later Judas, zijn aanhangers niet van de joodse god, maar diegod die daarboven zit en waarvan wij weinig merken en vernemen. Die god heeft het overgelaten aan lagere goden en daarom is de schepping zoals hij is. Dat wil niet zeggen, zegt Conno, dat ik dat zo geloof, maar het is een model. De gnostiek werkt met modellen. In het model van het evangelie gaat het er om dat er een goddelijke orde is en dat die god noch volmaaktheid, noch schoonheid, nog godheid is, want hij is meer dan dat. Hij is zelfs niet oneindig, want hij is meer dan dat. Hij maakt geen deel uit van eeuwigheid of tijd, want hij is meer dan dat. Dan treedt Jezus in dialoog met Johannes, waarin hij uitlegt hoe de onvolmaakte wereld is ontstaan. Met de achterliggende gedachte van een demiurg, een wezen dat in deze modellen voorkomt. Het geheime boek van Johannes beschrijft de goede god als onbereikbare andere. De schepping is door God niet gewild, maar per ongeluk ontstaan door de demiurg, de jodengod die niet de hoogste god is. Verlossing wordt dan bereikt door het verwerpen van de wereld en zich aan strenge lichaamsvijandige voorschriften te houden. De eerste christenen namen hele modellen en hele stukken over van de Egyptische godsdienst in die tijd.
Nu het evangelie van Judas. Op school werd je geleerd dat Judas een vreselijk slecht mens was. In het Evangelie van Judas komt er eerherstel. Jezus ziet zijn lichaam als een huis, een omhulsel, een ballast. Het is voor de ziel een huis waar je tijdelijk in woont. De verlossing vindt pas plaats als je uit dat lichaam bent. Dan pas kom je tot je bestemming. Het gaat om de mens ìn je. Judas begrijpt dat. Judas zegt: Ik weet wie je bent en waar je vandaan komt. Ik ben het niet waard de naam uit te spreken van degene die jou gezonden heeft. Jezus vertelt Judas dan de geheimen van het koninkrijk. Hij zegt tegen hem: De schittering van jouw ster zal alle andere verduisteren. Je zult groter zijn dan hen allemaal. Judas jij zult de man opofferen die mij kleedt. Jezus wijst Judas aan om hem aan te brengen, iemand moet het doen en hij is sterk genoeg.
Wat doet dat nu met ons al die verhalen? Wat doet het met je als je een ander geluid hoort en ga je daar consequenties aan verbinden of zeg je, ik geloof er niks meer van, maar ik blijf wel lekker binnen de groep? Dat kan ook. Maar de kern van het betoog is, de verhalen hoeven niet waar te zijn, noch in de bijbel, noch in de apocriefe geschriften. Conno Vlaardingerbroek besluit met:en wat blijft er dan aan hoop, aan verwachting, aan vertrouwen over als je deze stelling poneert?
(Kijk naar Sprookjes, mythen en sagen op 25-5-'06 voor meer over Conno Vlaardingerbroek)
Willem Wilmink was schrijver en dichter en werd geboren op 25 oktober 1936 in Enschede en overleed op 2 augustus 2003 op 66 jarige leeftijd ook in zijn geboortestad. Hij studeerde Nederlands en geschiedenis aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en doceerde van 1960 tot 1978 moderne letterkunde. Hij schreef veel gedichten, cabaretteksten en kinderboeken en liedjes. Veel van zijn gedichtjes en liedjes werden bekend door tv-programmas.
Tijd is geen lijn
Tijd is geen lijn, maar een kring: dezelfde zachte schemering doet de dag open en weer dicht. De laatste ster geeft als eerste weer licht. Soms lijkt het voorjaar terug te komen in de oktoberbomen.
Tijd is een cirkel en geen lijn, daarom is oma weer zo klein. Ze is geen enkel woordje kwijt van wat ze zong in haar kindertijd. Maar van wat er kwam nadat ze trouwde, heeft ze niets meer onthouden.
Tijd is een cirkel en geen lijn, eerst deed het krimpen flink wat pijn, een groeipijn, maar dan omgekeerd, want gisteren moest nog worden verleerd. Haar hele middelbare leven moest uit haar geest verdreven.
Tijd is geen lijn, maar een kring: dezelfde zachte schemering doet de dag open en weer dicht. De laatste ster geeft als eerste weer licht. Soms lijkt het voorjaar terug te komen in de oktoberbomen.
Tijd is een cirkel en geen lijn: de buren die gestorven zijn, die komen volgens oma hier: Daar komen ze: in een janplezier: Ze zullen oma wel verleiden om met hen mee te rijden.
Willem Wilmink
In 't Nederlands is iemand doodgegaan, over zijn reis wordt nooit meer iets vernomen. In het Twents is iemand uit de tijd gekomen, dus je weet zeker: hij kwam veilig aan.
Willem Wilmink
p.s. Twente is de streek waar Willem Wilmink vandaan kwam en waar ik woon.
Petrus Augustus de Genestet werd op 21 november 1829 in Amsterdam geboren en overleed in Rosendaal (Gelderland) op 2 juli 1861. Hij was een innemende voordrachtskunstenaar en dichter en remonstrants predikant in Delft. Zijn werk werd veel gelezen in die tijd.
In 1859 stierven zijn vrouw en enige zoon aan tbc en moest hij vanwege zijn zwakke gezondheid ontslag nemen. Enkele jaren later stierf ook hij aan deze ziekte.
Twee koryphaeën Gek zijn wij een van beiden, wij, zei de eene Theoloog tot de ander. Wat wij gelooven toch strijdt lijnrecht met elkander: Dits evident voor ú, dáts evident voor mij, dus een van tweeën is maar mooglijk: ik of gij Of beide, dacht er een en ging voorbij.
----------- Zelf moet je 't zoeken en zelf moet je 't vinden, mens, in je hart, in het Woord, in je lot. Anders zo spelen de werv'lende winden, mens, met je hart, je geloof en je God.
Paul Tillich is geboren op 20 augustustus 1886 in Starzeddel, Duitsland en overleden op 22 oktober 1965 in Chicago.
Hij was een van de belangrijkste theologen uit de 20e eeuw en geestelijke vader van de z.g. correlatietheologie, het leggen van verband tussen geloof, cultuur en wetenschap.
Zijn mening was dat God zich niet alleen voor het eerst openbaart door de schepping, maar dat hij zich verwerkelijkt door de instandhouding van de wereld.
Wanneer het woord God voor u niet veel betekent, 'vertaal het dan en spreek van de diepte in uw leven, van de oorsprong van uw bestaan, van datgene wat u onvoorwaardelijk aangaat, van datgene wat u zonder enig voorbehoud serieus neemt'. Tillich
Een man en zijn zoon lopen in het bos. Plotseling struikelt de jongen en omdat hij een scherpe pijn voelt -roept hij: Auwww. Verrast hoort hij een stem vanuit de bergen roepen: Auwww! Vol nieuwsgierigheid roept hij: Wie ben jij?, maar het enige antwoord dat hij terugkrijgt is: Wie ben jij?
Hij wordt kwaad en roept: Jij bent een lafaard!, waarop de stem antwoordt: Jij bent een lafaard! Daarop kijkt de jongen naar zijn vader en vraagt: Papa, wat gebeurt hier? De man antwoordt:
Zoon, let op!, en roept vervolgens: Ik bewonder jou!.
De stem antwoordt: Ik bewonder jou!. De vader roept: Jij bent prachtig!, en de stem antwoordt: Jij bent prachtig!.
De jongen is verbaasd, maar begrijpt nog steeds niet wat er aan de hand is. Daarop legt de vader uit: De mensen noemen dit een echo, maar in feite is dit het leven! Het leven geeft je altijd terug wat jij erin binnenbrengt. Het leven is een spiegel van jouw handelingen.
Als je meer liefde wilt, geef dan meer liefde! Wil je meer vriendelijkheid, geef dan meer vriendelijkheid! Als je begrip en respect wenst, geef dan begrip en respect. Wil je dat mensen geduldig en respectvol met je omgaan, geef hen dan geduld en respect!
Deze natuurwet gaat op voor elk aspect van ons leven. Het leven geeft je altijd terug wat jij erin binnenbrengt.
Het leven is geen toeval, maar een spiegel van jouw eigen handelingen.
Wilhelmus Barnard, predikant, schrijver en dichter, geboren op 15 augustus 1920 in Rotterdam, schrijft en dicht onder het pseudoniem Quillaume van der Graft.
Stilte
Zolang er nog ergens iemand bestaat met wie ik als mens kan spreken, vind ik ook wel een stilte soms midden op straat: een stilte die niet kan breken.
Een kostbare stilte, als zuiver glas dat ik zelf met mijn stem heb geslepen. Als ik er niet was en mijn stem er niet was, had niemand die Stilte begrepen. Maar als Hij er niet was en Zijn stem was er niet, dan was er van Stilte geen sprake. Alleen maar van zwijgen, zo hard als graniet en dat kan je dood-eenzaam maken. Maar de Stilte is als een tweestemmig lied, waarin God en de mens elkaar raken. Quillaume van der Graft
De Oneindige openbaart zich uitsluitend in het gelaat van de ander
De meeste ellende doen de mensen elkaar aan
Gerrit van Schuppen (88) uit Wierden, een dorp de buurt van Rijssen, maakte de oorlog mee, de hongerwinter (44-45) en de watersnoodramp in 1953 in Zeeland. Hij is door de jaren heen overtuigd geraakt van de grote speling die God de mensen geeft voor eigen handelen. Naar aanleiding van zijn zestig jaar predikantenjubileum verscheen in De Twentsche Courant Tubantia een interview met hem van Hans Brok. Hieronder volgen een paar uitspraken van Van Schuppen.
Wat me de laatste jaren echter heel duidelijk is geworden, is dat de mens vrij is om te kiezen. Binnen bepaalde kaders uiteraard. Onze lieve heer is het waagstuk aangegaan om te zeggen, jongens, ga je gang maar. Dus we kunnen onze gang gaan. Hij doet er niks tegen. De opvatting was dat God alles regeert. Maar dat klopt natuurlijk van geen kant. Ik heb door de jaren wel zes of zeven godsbeelden gehad. Overal neem je wat van mee. Een van de laatste is dat God een enorme speling geeft en hooguit hier en daar een duwtje geeft. De mens heeft grote vrijheid en verantwoordelijkheid. Daar doet hij ontzettend veel goede dingen mee; denkers, schrijvers, noem de hele bups maar op. Maar telkens komt toch weer die andere kwade kant boven dat is een tragiek. Waar het op neer komt is, dat je een beetje geloof moet houden dat het op zijn pootjes terecht zal komen. Maar vraag niet hoe. Want bij tijden twijfel ik aan alles. Aan alles. Zoals Gerard Reve zei: wordt het nog wat, het koninkrijk van u.(zie op mijn blog: Dagsluiting). Dat soort twijfel. Geloof is een zekere weggedrongen twijfel. In zijn preken (hij preekt nog steeds af en toe) is een van zijn stokpaardjes de griezelige nadruk die er vaak ligt op God die alles doet en bestuurt.
Van Schuppen: Het gaat om onze verantwoordelijkheid en hoe wij met elkaar omgaan. Ik zie altijd een stuk ethiek in het verlengde liggen. De laatste jaren heb ik me veel bezig gehouden met de filosoof Levinas. Die zegt: de Oneindige openbaart zich uitsluitend in het gelaat van de ander. God zelf komt daar niet bij aan te pas, hij laat zich door het menselijke bewustzijn niet in kaart brengen.
Kaj Munk werd geboren op 13 januari 1898 in Maribo (Denemarken) en stierf op 4 januari 1944 bij Hörbylunde. Hij was priester en een begaafd predikant, journalist, dichter en toneelschrijver; wars van dogmatisme en scholastiek. Op nieuwjaarsdag 1944 hield hij zijn laatste preek, waarin hij zich verzette tegen de Nazis. Drie dagen later werd hij door hen opgepakt en doodgeschoten.
Dit ben jij zelf Kaj Munk, die in januari 1944 door de nazis werd vermoord, omdat hij liever staande stierf dan geknield te leven, heeft ooit eens de in Rome verdwaalde Petrus rondgeleid door de Sint Pieter.
Terwijl hij naar het hoogaltaar wees, fluisterde Petrus angstig: Daar gaan ze straks toch mensen offeren? Toen hij merkte iets verkeerds te hebben gezegd, stamelde de apostel blozend: Is dat hier dan geen tempel voor Jupiter? Munk antwoordde, dat het Petrus eigen kerk was. Jupiter heeft geen aanhangers meer moet je weten. Dit hier zijn allemaal christenen, al die mensen die daar op de banken klimmen, omdat de garde eraan komt. Bij het binnenkomen van de paus kwamen er tranen in Petrus ogen. Petrus: O, wat ziet hij er goed uit, wat ziet de keizer er goed uit. Munk bits: Maar dat is de keizer niet, Simon Petrus; we leven niet meer in die tijd. Dit is de paus, ja kijk eens, ja dit ben jij zelf, begrijp je, hij daar in die draagstoel moet jou voorstellen.
De apostel had toen zn gezicht in zijn handen verborgen en was weggehold. Tot grote opluchting van de enkele kardinaal, die meende hem te herkennen.
(uit een artikel van Loes van Lennep in HN/Magazine van 1985)
Jac. van Hattum werd geboren in Wommels in Friesland, op 10 februari 1900 en overleed in Amstelveen op 19 augustus 1981. Hij was dichter en schrijver en werkte mee aan tijdschriften. Als onderwijzer heeft hij lang in Amsterdam gewoond. Hij was bevriend met de dichters E. Hoornik en G. den Brabander. In zijn schrijven had hij scherpe kritiek op sociale toestanden en onwaarachtigheid in de maatschappij. Ook schreef hij sprookjes en verhalen, die vaak speels waren met een sarcastische inslag.
Geen dag kan zo beginnen
Geen dag kan zo beginnen als deze dag begon; ik kwam mijn kamer binnen en daar was enkel zon.
De klok was staan gebleven, maar ik vroeg naar geen uur;
De tijd was opgeheven, daar was slechts licht en duur.
En duur en licht en luister; de winter was voorbij;
in rouwfloers sloop het duister en vluchtte weg van mij.
De zon, op drup en perel, viel over knop en tak; en voor me zong een merel op buurmans pannendak.
Geen dag kan zo beginnen als deze dag begon; ik kwam mijn kamer binnen en daar was enkel zon.
In een dorpje, ergens op het platteland van Rusland, leefde een vroom man. Veel uren bracht hij door in gebed en overweging van Gods woord. Eens verscheen hem in de slaap een engel. De engel vroeg hem of hij God wilde ontmoeten.
Niets liever dan dat, antwoordde de vrome, als God mij daartoe waardig acht.
Ga dan morgen naar het grote kruispunt, even buiten het dorp, zei de engel, en rond het middaguur zult ge God ontmoeten.
De man was er, uren te vroeg en in zijn beste pak. Maar God zag hij niet. Teleurgesteld ging hij naar huis. Tot zonsondergang had hij gewacht, maar niemand gezien, geen God, geen mens. Alleen een boer, die lange tijd bezig was geweest het wiel van zijn wagen te repareren. De vrome man had hem niet kunnen helpen, want hij wachtte op God, die er volgens afspraak al had moeten zijn.
Die nacht kreeg de vrome opnieuw een verschijning, Geen engel nu. Hij herkende de gestalte en het gezicht van de boer, die met zijn wagen in moeilijkheden was geraakt. En deze vroeg:Waarom heb je mij niet geholpen? Ik had je toch opgeroepen omdat ik je nodig had, gistermiddag rond het middaguur, op het grote kruispunt even buiten het dorp?
Vanaf die dag is de vrome vromer geworden. Wel hield hij minder tijd over voor zijn gebed en overwegen van Gods woord. Want onderweg naar huis werd hij steeds vaker opgehouden door God.
Abraham Eliazer van Collem werd op 13 oktober 1858 geboren in Rotterdam en overleed op 3 november 1933 in Heemstede. Zijn gedichten waren vaak joods religieus, filosofisch en socialistisch. Hij was een aardige, rustige man, vol humor, die niet streefde naar roem of bekendheid maar als doel had het bewustwordingsproces van bestaand onrecht en de komst van een betere toekomst bij het proletariaat op gang te brengen.
God is een vrolijkheid in ons, een lach, een rust, een nimmer uit te doven zekerheid dat Hij omheen ons is. God is het zijn, het voelen dat wij zijn, een zijn van bomen, bergen en het licht, van wolken, sterren, eeuwge nachtzee.
God is het woord waarin wij zeggen, zee en aarde, diepte, hoogte en afgronden. God is de atmosfeer waarin het Al, waarvan wij woorden maken, staat geschreven.
Simon Blackburn (1944)is hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Cambridge. Daarvoor bekleedde hij een leerstoel aan de Universiteit van North Carolina.
Van 1984 tot 1990 was hij redacteur van het filosofietijdschrift Mind.
Hij is de schrijver van de boeken: Denk! Filosofie en de grote vragen van het leven, Goed leven, en van Spreading the World, The Oxford Dictionary of philosophy, Ruling Passions en Truth.
Wie heeft de waarheid in pacht ?
Zaterdag 8 april jl. vond de vijfde Nacht van de Filosofie plaats in Felix Meritis in Amsterdam.
Het onderwerp was Op zoek naar de waarheid.
Eregast was hoogleraar filosofie aan de universiteit van Cambridge , Simon Blackburn.
Deze besprak de twee waarheidskampen in de filosofie. Het ene kamp van de absolutisten en het andere van de relativisten. De absolutisten, waarvan Plato de stamvader is, hechten veel waarde aan de waarheid, objectiviteit en redelijkheid. In onze tijd is Iris Murdoch daar een voorbeeld van.
De relativisten hebben als stamvader de Griekse sofisten Georgias en Protagoras. Zij hechten veel waarde aan tolerantie. Zij geloven niet in een objectieve, absolute waarheid. Een eigentijdse relativist is Richard Rorty. Geen van beide kampen, zegt prof. Blackburn, heeft de waarheid in pacht.
Relativisme is even erg als dogmatisme. Beide gaan het gesprek met de ander uit de weg.
Dogmatisten willen niets weten van andere meningen en relativisten zeggen: Ieder zijn mening.
Beiden maken het gesprek onmogelijk.
Relativisme vindt hij gemakzuchtig en irritant en hij lichtte dat toe met de volgende anekdote:
Een vriend van mij ging naar een forum over ethiek. In het panel zaten vertegenwoordigers van de grote godsdiensten. Eerst sprak een boeddhist over verlichting en manieren om je begeerten tot rust te brengen. De Panelleden reageerden met: Wauw! Geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed. Vervolgens sprak de hindoe over reïncarnatie. En iedereen zei:Geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed. Dat ging zo verder, tot een priester aan het woord kwam en sprak over Jezus, de verlossing en het eeuwig leven. Enweer zei iedereen: Wauw, geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed. De priester sloeg op de tafel en schreeuwde: Nee, het gaat er niet om of het voor mij werkt. Het is het ware woord van de levende God en als jullie er niet in geloven, zijn jullie allemaal veroordeeld tot de hel. En iedereen zei: Wauw, geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is dat goed.
Blackburn vindt dat het mogelijk is om tolerantie waardevol te vinden en tegelijkertijd de relativistische gedachte te verwerpen dat waarheid een puur persoonlijke kwestie zou zijn, een kwestie van smaak.
(Uit het dagblad Trouw, naar een interview van Sjoerd de Jong, adjunct hoofdredacteur van de NRC, met Simon Blackburn)
Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd op 4 mei 1891 in Velp geboren en overleed op 16 november 1958 in Amsterdam. Jobs, zoals hij daar genoemd werd, was journalist en werd, aangemoedigd en geïnspireerd door zijn vriend A. Roland Holst, die hij in 1913 leerde kennen, tot het schrijven van gedichten. Van zijn omvangrijke oeuvre verscheen de laatste bundel 'Winter-Aconiet' postuum in 1961.
Een morgen ben ik zeer vroeg opgestaan
en zie de bloemen, halmen, grassen staan in een zo helder eigenaardig licht of zij daar nog niet lang alleen zo staan maar iemand juist van hen was heengegaan,
zoals men een gezelschap binnentreedt in stilte, en weet dat er gesproken is maar niemand wil zeggen wat het was.
Er wordt tegenwoordig veel gepraat en geschreven over Ietsisme.
Zonder een bepaalde religie aan te hangen, gelooft een ietsist dat er meer is tussen hemel en aarde dan de zintuigen kunnen waarnemen. Een kracht of energie die invloed op het leven heeft. Het is een vorm van religieuze vrijzinnigheid of religieuze onkerkelijkheid las ik ergens op internet.
S.W. Couwenberg, hoofdredacteur van het blad Civis Mundi en oud hoogleraar staats- en bestuursrecht omschrijft het zo: Achter de verschijnselen gaat in dat besef een mysterieuze werkelijkheid schuil die verwijst naar iets dat buiten en boven de zichtbare werkelijkheid uitgaat.
Uit een opiniepeiling in het dagblad Trouw van oktober 2004, bleek dat 40% van de Nederlanders gerekend konden worden tot Ietsist.Waarschijnlijk is dat aantal intussen nog wel wat toegenomen.
Het volgende las ik in het tijdschrift Mens en Tijd nr. 13 van mei 2006
Niets is meer dan iets
Wanneer men beseft dat het geloofsdenken niet in staat is adequaat over God te spreken, moet men ook gaan inzien dat allerlei beelden van God ook niet voldoen. Het beeld van God als Iemand die dingen wil of mensen vergeeft is net zo min adequaat als allerlei dogmatische uitspraken over God. Het zijn steeds ideeën en verbeeldingen van mensen.
Het zijn mystici geweest die dit steeds hebben ingezien
Voor hen zijn begrippen en beelden met betrekking tot God hoogstens verwijzingen, maar nooit passende omschrijvingen of adequate beeldende weergaven. Men kan slechts spreken van een noch begripsmatig, noch beeldend weer te geven Mysterie. Men kan dat ook als Niets aanduiden, dat wil zeggen een niet-iets. Maar dit Niets is niet niets, maar de Grond van al wat er is.
Niets is derhalve meer dan iets. R.M. Nepveu (godsdienstwetenschapper en actief op rel. humanistisch terrein)
De Heer C.J.C. Vlaardingerbroek is voorganger in de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB, verzorgt tevens lezingen, enverleent diensten bij doop- en geboortefeesten, huwelijken/verbintenissen en uitvaarten (ctc@conno.info).
Op een van onze lezingenavonden sprak dhr. Conno Vlaardingerbroek overDe waarheid in de mythe, sprookjes, fabels en legenden.
In het verhaal gaat het, volgens de spreker, om de boodschap en niet om de boodschapper.
Er zijn geïnspireerde boeken, die vaak een bron van ellende en geweld zijn, maar ook andere verhalen zoals mythen, sprookjes, fabels en legenden, kunnen ons inspireren. Een sprookje roept meestal iets heel anders op dan een geïnspireerd verhaal. Het geeft een plezieriger gevoel.
Veel sprookjes blijken gebaseerd te zijn op heel oude verhalen, zoals we die herkennen in De mythe van Kreta. Een Indiaas verhaal, waarin we treffende overeenkomsten met de verhalen over Assepoester en Sneeuwwitje vinden en dat al veel ouder is dan de ons bekende sprookjes, blijkt van het sprookje een voorloper te zijn.
Een geïnspireerd verhaal of geopenbaard verhaal wordt vaak in geloof opgetekend. Het is een heilsboodschap. Het heeft een heel ander effect bijvoorbeeld dan het sprookje. Het ideaal dringt zich op en het botst met het bevrijdende element dat zich in het sprookje bevindt.
Een sprookje heeft een moraal, een weg naar zelfrealisatie. Een opgelegde ideologie is fataal voor het verhaal. Sprookjes nodigen uit. Ze zijn een verwijzing naar een les die waarheid bevat.
Het verhaal is een symbool, niet de werkelijkheid. Sprookjes geven geen antwoord over het hiernamaals en over wie we zijn, een heilig boek wel. Verhalen uit de koran en bijbel nemen we daarom een stuk serieuzer.
De mythe stamt uit Griekenland. Daar had men geen God van het woord, de logos. We kunnen ons afvragen of mensen goden Scheppen ofdat God de mens schept. Een mythe probeert hierop een antwoord te vinden; als dat er niet is, wordt het gecreëerd.
Sagen zijn volksverhalen die gebaseerd zijn op persoonlijke gebeurtenissen.
Legenden hebben vaak een moralistische inslag. Gaan vaak over een heilige of een heilig voorwerp. Veel legenden stammen uit de middeleeuwen.
Fabels zijn veelal ook moraliserende, opvoedkundige verhalen, waarin dieren optreden.
Conno Vlaardingerbroek heeft het meest met sprookjes.Sprookjes zijn niet aan plaats en tijd gebonden. Een sprookje is een volksverhaal. Het woord komt van het Twentse woord: sproake, wat betekent: dat wat gezegd wordt.
Het verhaal Twee broeders, dat stamt uit Egypte, zon 1300 v. Chr., is waarschijnlijk het eerste sprookje dat bekend is geworden. Sprookjes bevatten minder bewust godsdienstig of historisch materiaal, spelen zich af in een onbestemde tijd en lopen doorgaans goed af. De les is, volhouden, dan overwint het goede. Een kind kan zich er prima mee identificeren. De figuren zijn universeel. Vaak gaat het over een koning en een held en er zijn scherpe contrasten tussen realiteit en wat er gebeurt in het verhaal. Er is altijd sprake van een tegenstelling, een dualiteit: oost - west, goed kwaad enz. Vergeving komt niet zo aan de orde, in dat opzicht is de leer van Jezus veel mooier. Vaak zijn er 3 mensen, 3 problemen, of/en 3 voorwerpen in het spel. De jongste, of zwakste van de drie, slaagt erin de problemen op te lossen. Een sprookje gaat over intuïtie en spreekt in symbolen. Er is ook een sprookje waarin we duidelijk overeenkomsten met het verhaal van Simson kunnen ontdekken.
Veel sprookjes, zoals bijvoorbeeld dat van Sneeuwwitje, kunnen we interpreteren met de psychoanalyse van Jung. In Sneeuwwitje probeert de oudere, de moederfiguur, de jongere te dwarsbomen. Het eten van de appel wordt geïnterpreteerd als het verlies van de onschuld. De heer Vlaardingerbroek eindigt met de retorische vraag: Hoe zou de wereld eruit zien als we onze levensvisie ontlenen aan sprookjes en niet aan geïnspireerde verhalen?
Ik heb vergaderd Jij hebt vergaderd Hij heeft vergaderd Wij hebben vergaderd Zij hebben vergaderd
't Heeft allemaal nogal wat tijd genomen en we zijn nog niet tot elkaar gekomen.
Ik heb gesproken Jij hebt gesproken Hij heeft gesproken Wij hebben gesproken Zij hebben gesproken
't Gaf allemaal niet veel, 't liep uit op vitten, terwijl er toch veel tijd in was gaan zitten.
En in de tijd dat A nog aldoor praatte en B daarop het woord nog even vroeg, ging er een oude broeder door de straten en praatte met een meisje in een kroeg. En op 't moment dat de vergaad'ring sloot hielp hij een mens, hielp hij een mens in nood.
Ik stel zelf mijn geloofspakket samen naar eigen beeld en gelijkenis op grond van wat ikrelevant vind.
Waarmee ik kan leven en sterven. Ik kleur de geloofswaarheden persoonlijk in. Zoals ik die ervaar.
Ik kan niet veel beginnen met wat door de eeuwen heen als de enige waarheid wordt aangemerkt.
Dat betreft vooral het god-zijn van Jezus en alles wat men daarmee verbonden heeft en daaruit heeft opgemaakt.
Ik weet van de dood weinig en ik weet niets van wat ik na de dood moet of mag verwachten.
Maar is dat zo erg? Ik zal wel zien of niet Wat heb je aan een zekerheid die geen zekerheid is!
Het mysterie van de dood onttrekt zich aan onze waarneming.
Waarom mag ik niet gewoon verwachten zonder al die stellige uitspraken?
Alles wat wij over het geloof zeggen is vaak een verlengstuk van onze behoeften en verlangens.
Maar het is een mysterie: voor elk mens anders.
Dr.J. Buitkamp,
Vrijzinnig predikant, theoloog, classicus en historicus.
(uit: Vrijzinnig Maandblad)
------------
'Let niet op de persoon van de leraar, maar op zijn boodschap. Let niet op de letterlijke betekenis van zijn woorden, maar op de diepere betekenis. Luister niet met je oordelende geest, maar met je wijsheidsgeest. Overweeg alles en neem alleen dat aan waarvoor je zelf verantwoordelijkheid kunt nemen' Boeddha
Ik zag de mensen in de straten, hun armoe en hun grauw gezicht, - toen streek er over de gelaten een luisteren, een vleug van licht.
Want boven in de klokketoren na t donker-bronzen urenslaan ving, over heel de stad te horen, de beiaardier te spelen aan.
Valerius : - een statig zingen waarin de zware klok bewoog, doorstrooid van lichter sprankelingen, Wij slaan het oog tot U omhoog.
En één tussen de naamloos velen, gedrongen aan de huizenkant stond ik te luistrren naar dit spelen dat zong van mijn geschonden land.
Dit sprakeloze samenkomen en Hollands licht over de stad Nooit heb ik wat ons werd ontnomen zo bitter, bitter liefgehad.
Ida Gerhardt (zie voor I.G ook.:Pasen)
------------
Adriaen Valerius werd tussen 1570 en 1575 in Middelburg geboren en overleed in Veere op 27 januari 1625. Hij was notaris en later burgemeester van Veere. Hij schreef ook geuzenliederen, die na zijn dood, met een aantal andere door hem bewerkte liederen, werden uitgegeven als de Nederlandtsche Gedenck-clanck. Ze staan bekend alsde z.g. vaderlandse liederen.
O Heer, die daar des hemels tente spreidt
en wat op aard is hebt alleen bereid, het schuimig, woedig meer kondt maken stille en alles doet naar uwen lieven wille, wij slaan het oog tot U omhoog, die ons in angst en nood verlossenkondt tot aller stond, ja zelfs ook van de dood.
Als gij, o vrome ,dikwijls hebt gesmaakt, vermaakt u nu vrij, dat t uw harte raakt! Looft God den Heer met zingen ende spelen en roept vrij uit tezaam met luider kelen:
Had ons de Heer - Hem zij de eer - alzo niet bijgestaan, wij waren lang - ons was zo bang - al in den druk vergaan!