Oorlogsjaar 1941xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het carillon
Ik zag de mensen in de straten, hun armoe en hun grauw gezicht, - toen streek er over de gelaten een luisteren, een vleug van licht.
Want boven in de klokketoren na t donker-bronzen urenslaan ving, over heel de stad te horen, de beiaardier te spelen aan.
Valerius : - een statig zingen waarin de zware klok bewoog, doorstrooid van lichter sprankelingen, Wij slaan het oog tot U omhoog.
En één tussen de naamloos velen, gedrongen aan de huizenkant stond ik te luistrren naar dit spelen dat zong van mijn geschonden land.
Dit sprakeloze samenkomen en Hollands licht over de stad Nooit heb ik wat ons werd ontnomen zo bitter, bitter liefgehad.
Ida Gerhardt (zie voor I.G ook.:Pasen)
------------
Adriaen Valerius werd tussen 1570 en 1575 in Middelburg geboren en overleed in Veere op 27 januari 1625. Hij was notaris en later burgemeester van Veere. Hij schreef ook geuzenliederen, die na zijn dood, met een aantal andere door hem bewerkte liederen, werden uitgegeven als de Nederlandtsche Gedenck-clanck. Ze staan bekend als de z.g. vaderlandse liederen.
O Heer, die daar des hemels tente spreidt
en wat op aard is hebt alleen bereid, het schuimig, woedig meer kondt maken stille en alles doet naar uwen lieven wille, wij slaan het oog tot U omhoog, die ons in angst en nood verlossenkondt tot aller stond, ja zelfs ook van de dood.
Als gij, o vrome ,dikwijls hebt gesmaakt, vermaakt u nu vrij, dat t uw harte raakt! Looft God den Heer met zingen ende spelen en roept vrij uit tezaam met luider kelen:
Had ons de Heer - Hem zij de eer - alzo niet bijgestaan, wij waren lang - ons was zo bang - al in den druk vergaan!
Adriaen Valerius (uit: Liedboek voor de Kerken)
|