De bomen en het bos De bomen in het gebied zijn jong en minder dan 20m hoog, omdat het bos pas enkele decennia oud is. Het zijn vooral pioniers zoals wilg en berk die zich makkelijk kunnen verspreiden met de wind. Bomen, struiken en kruiden die zich traag verspreiden en die wijzen op een langdurige aanwezigheid van bos, zijn zo goed als afwezig. Het jonge bos herbergt wel heel wat soorten varens, mossen en korstmossen. De bomen groeien op ondiepe bodems met puin, baksteenresten, asbestafval, gipshoudende materialen of gedegradeerd huisvuil. Dit leidt tot een beperkte wortelruimte, verarmd bodemleven én een slechte waterhuishouding. Daardoor is het huidige pioniersbos slecht gewapend tegen toenemende hittegolven, neerslagtekorten en stormen. Door de droogte van de voorbije jaren zijn heel wat wilgen er slecht aan toe.
Het pioniersbos neemt de zware metalen slechts in beperkte mate op. Op maar één locatie werd voor cadmium de risicogrens in de strooisellaag overschreden.
Wat brengt de toekomst?
Door de milieusanering zal het huidige natuurgebied met zijn pioniersbos en vijvers noodgedwongen tijdelijk verdwijnen. De landschapsbouw biedt echter de mogelijkheid om een gevarieerder en robuuster natuurgebied te ontwikkelen. De kalkrijke, kleihoudende zandgrond waarmee het reliëf opgebouwd wordt, is hiervoor erg geschikt.
“Nadat het nieuwe landschap vorm gekregen heeft, worden bomen en struiken aangeplant die zich moeilijk spontaan vestigen, zoals bijvoorbeeld linde en sleedoorn. Hierdoor kan snel terug een bos ontwikkelen, dat gevarieerder en stabieler zal zijn dan voorheen het geval was. Daarnaast is er ook ruimte voor spontane natuur en voor een rietmoeras. Door het reliëf, de diversiteit aan groeiplaatsen en de combinatie van aangeplant bos en spontane natuur zal een erg gevarieerd en aantrekkelijk landschap ontstaan, uitermate geschikt voor zachte recreatie,” besluiten onderzoekers Bruno De Vos en Luc De Keersmaeker.
Het rapport bevat naast het in kaart brengen van de huidige toestand ook aanbevelingen voor de samenstelling van de gronden die zullen gebruikt worden bij de sanering en de landschapsbouw. Hiervoor gingen de onderzoekers richting toekomstige Oosterweelwerf om er bijkomende grondstalen tot 20m diepte te nemen van de aan te voeren gronden, om de milieukwaliteit ervan te beoordelen en criteria aan te reiken. Zo weten de aannemers alvast welke geologische lagen geschikt zijn en welke niet voor een goede ecologische bodem- en natuurontwikkeling.
|