Ik ben Victor, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Salamonszegel.
Ik ben een man en woon in Deurne (Antwerpen) (Belgie) en mijn beroep is Gepensioneerd.
Ik ben geboren op 25/07/1947 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Alles wat met de natuur te maken heeft.
De hoed van de gewone glimmerinktzwam eivormig en bedekt met witte puntjes, geribbeld en bruinig van kleur, de lamellen zijn eerst wit, verkleuren later tot zwart.
De steel is wit een tussen de 3 en 10 cm lang en heeft geen ring.
Deze vinden we op levende alsook op dode bomen in bundels en groepen.
De zwarte vruchtlichamen groeien apart of in dicht op elkaar staande groepen
De eikentrilzwam komt in alle loofbossen en gemende bossen voor, vooral in beuken, en Carpinus-eikenbossen. Hij kan het gehele jaar gezien worden op dode nog rechtopstaande bomen, op de bodem liggende stammen en takken
kandijsuikerbruin tot roodoranjebruin sterk samengedrukt geplooid tot bladvormig gelobd
De bruine trilzwam komt voor in beuken-en haagbeuken-eikenbossen en langs beken met beuk, eik en hazelaar begroeiïng. Komt echter ook op andere loofbomen voor, zoals esdoorn, es, haagbeuk en soms ook op linde. Soms komt deze ook voor op de fijnspar en gewone zilverspar
de kern van de zwam is labyrint- tot netvormig geaderd-geplooid, mosterdgeel tot roest- of olijfbruin, met een wollig-viltige, wat loslatende, brede witte randzone.
Je komt hem tegen in naaldbossen vooral op dikke taken die doordrongen zijn van vocht
De hoed van deze boletensoort heeft een doorsnede van 5-10 cm en is half bolvormig tot gewelfd
De steel heeft een lengte van 8-12 cm en een dikte van 2- 3 cm. De steel is bovenaan cilindervormig en verbreedt zich naar onderen toe. Hij is wit met grijsbruine of bruinzwarte vlekjes
Bij berken in loofbossen en gemengde bossen in de duinen en op voedselarme, zure bodem, vaak langs paden en wegranden
Dit grijswitte schelpvormige paddenstoeltje, met een diameter van ongeveer 4 cm, is viltig behaard en verschrompelt als het droog en koud is,en bij vochtige periode weer helemaal uit te streken en de waaiervorm terug aan te nemen.
Een kleine groep van schelp- tot niervormige, ongesteelde, witte of crème-gelige Plaatjeszwammen.
Enkele zijn alleen op grond van microscopische kenmerken van elkaar te onderscheiden. Op takjes en takken, soms op stengels van kruiden in loofbossen op arme grond