IX - WO II Slotbeschouwingen van Kol SBH DUEZxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Om het even welke eenheid, zelfs gehard in de strijd, zou het op de 10° en 11° mei 1940, niet langer hebben kunnen houden dan de troepen van de 7° I.D., ten aanzien van de kracht van de aangewende middelen en van de nieuwe techniek van de aanvaller. Er is geen tactische verrassing geweest, daar het voorziene defensieve stelsel was opgesteld, maar er was wel een technische verrassing.
De aanvaller heeft noch het Vliegwezen, noch de Pantserwagens uitgevonden. Hij heeft hun gecoördineerde benutting op punt gesteld. In de plaats van een open infanterieaanval, gedekt door de artillerie handelswijze die al in 1918 ouderwets was heeft hij het voor een door vliegtuigen ondersteunde aanval met strijdwagens verkozen. Vandaar de vlugheid van die actie die, door de radiotelefonische verbinding in klare taal tussen pantsers en vliegtuigen, tot het uiterste werd opgedreven. De aanvaller neemt, daarenboven, wel acht, een weerstandsnest dat een kanon bezit, niet frontaal aan te vallen met pantsers. De strijdwagens vragen de hulp aan de vliegtuigen, en als deze komen, wijzen ze hun doel aan, door er lichtende kogels op af te schieten. Het incident is voorbij in minder tijd dan men het beschrijven kan.
Anderzijds, is het idee een doorbraakmacht te vormen door het gebruik van speciale troepen, ook niet nieuw, verre van daar.
Zo kan men bevestigen dat de macht van de vijand in grote mate de resultante was van de zwakte van de bondgenoten; de ganse veldslag van 1940 is er het bewijs van.
De gevolgen van het nijpende gebrek aan middelen en de overdreven uitspreiding over het terrein zijn, voor het 18° Linie, nog erger doordat de vijand komt over twee bruggen, Veldwezelt en Vroenhoven, en doordat het gewicht van deze dubbele actie de linkervleugel van het regiment inklemt, en deze door het defensieplan en door de zwakte, gedwongen is tot een passieve verdediging. Het regiment heeft een zware tol betaald !
Maar op geen enkel ogenblik werd zijn wil tot weerstand gebroken.
Noch de 11° mei, noch later.
Dat de dwarsstelling Rosmeer-Vlijtingen-Riemst de 11 mei, niet werd verdedigd, hing niet van hem af.
Waren de gebeurtenissen in Frankrijk, in de maand juni, niet zo beslissend geweest, dan had men het regiment, vanaf juli, kunnen herinzetten.
In juli 1940, richtte 1° Sergeant-majoor PAESMANS, ondanks het verbod van de bezettingsoverheid, een Vriendenkring op, met behulp van enkele verkleefde makkers, om hulp te bieden aan de oud-strijders van het regiment en aan hun families.
Deze Vriendenkring verschafte aan 1200 oud-strijders de gelegenheid kontakten met elkaar aan te knopen.
De gevechtsorder voor gans het kader werd in het geheim opnieuw opgesteld. De hogere overheid werd op de hoogte gebracht, en dit, op het ogenblik zelf dat ze gebruik kon maken van het volbrachte werk.
Inderdaad, het 18° had zo direct kunnen wederopgeroepen worden op het einde van de oorlog, opnieuw uitgerust, had ons leger opnieuw en onmiddellijk een grote slagvaardige eenheid kunnen hebben.
Maar het leger van 1940 had een slechte naam.
Er moest een nieuw leger, met een betere geest, met meer geestdrift worden opgericht !
Een groot veldheer heeft nochtans gezegd dat de geestdrift, op het slagveld, smelt als sneeuw onder de zon !
Wat men nodig heeft, is een diepe overtuiging, ondersteund door sterke materiele middelen. Indien het mogelijk is het publiek te verschalken, is het een andere zaak de vijand te bedriegen over de waarde van de legermacht waarover men beschikt.
De huidige manier van oorlogsvoeren laat niet meer toe materiele steun en moreel principe moeten samen beschouwd worden zoals eertijds, een minderwaardigheid in bewapening te verhelpen door het inzetten van een groot aantal manschappen. Het toepassen van deze moderne handelswijze ontwikkeld een zo grote kracht en gaat zo snel, dat de moedigste man spoedig verpletterd wordt.
Men heeft dus grote behoefte aan ernstige hulpmiddelen, en dat ogenblikkelijk.
Niets is duidelijker in dit opzicht, dan de ommekeer die zich heeft voorgedaan in de Angelsaksische landen, voor wat de opvatting van de nationale verdediging betreft.
Deze landen zijn ten huidige dage beschermd door een actief leger, opgesteld buiten het nationaal gebied, op de plaats zelf van het gevaar. Het is vanzelfsprekend dat deze legers over de nodige moderne middelen moeten beschikken.
De verdediging van het nationaal grondgebied zelf wordt verzekerd door de territoriale legers, gevormd door oud-strijders en door manschappen die hun actieve dienst achter de rug hebben. Deze organisatie beschermt het land : indien ze goed is opgevat, moet ze spionage en iedere actie van de vijfde colonne lam leggen. En dit is wel het minst dat de bevolking het recht heeft te eisen.
Indien een land, klein als het onze, een ononderbroken weerstand wil bieden aan een aanval te lande wat een minimum aandeel is in de algemene inspanning voor het behoud van de vrede mag het zich niet verschuilen achter een neutraliteit, die het volledig afzondert.
Er zijn overeenkomsten nodig, die aan het land ten minste één goed gekozen basis in het buitenland bezorgen, alsook twee verbindingslijnen naar die basis, met vervoermiddelen, en vooral een realistisch operatie-plan, dat rekening houdt met de omvang en de snelheid van de moderne oorlogsvoering.
Ofwel, moet men aan het land, in de algemene verdedigingsopstelling, een plaats aanwijzen, met de verzekering dat die niet zal beschouwd worden als een onbeduidend iets, maar wel als een deel van het geheel, dat als dusdanig voordeel trekt uit de steun, waarover de grote machten beschikken.
De tweede formule is beter aangepast aan de mogelijkheden en aan de waarschijnlijke evolutie van de organisatie van de Vrede. Maar het vaststellen van de ongetwijfeld zware lasten, zal niet meer alleen van ons afhangen.
Gans deze kwestie is een regeringszaak. De kamers moeten stelling nemen, want het is hun beslissing dat het budget en het jaarlijks contingent met andere woorden : de waarde van ons militair apparaat afhangen.
Daarvoor is tijd nodig : het is niet voldoende op het laatste ogenblik een krediet te stemmen voor het onontbeerlijk materieel.
Wat ook de aangewende middelen zijn, deze zullen slechts doeltreffend zijn indien ze gebruikt worden door vastberaden mensen die de sterke overtuiging hebben een rechtvaardige zaak te verdedigen.
Het is de taak van de ganse staat die overtuiging te vormen en te onderhouden
Mogen zij die ons land besturen de rechte weg vinden !
Wat ons betreft, we hebben in pijnlijke omstandigheden een zaak gediend die uiteindelijk heeft gezegevierd ; keren we ons naar de toekomst en plaats van naar het verleden.
Stellen we ons als taak : vechten, zelfs indien we er moeten onder lijden, opdat de volgende generatie, indien ze genoopt wordt ons land met de wapens te moeten verdedigen, niet zoals wij het slachtoffer zouden worden van een al te groot gebrek aan hulpmiddelen.
Juli 1947.
|