1914-1918 & 1939-1945 EERSTE & TWEEDE WERELDOORLOG
15-07-2012
Dodengang, de laatste overlevenden van de Grote oorlog
Dodengang, de laatste overlevenden van de
Grote oorlog
65 minuten Over vijf overlevenden
van de Eerste Wereldoorlog, die nog hebben gevochten in de Dodengang bij
Diksmuide. John Appel sprak met Anton Visser (101), Henri Dasseville (100),
Jules Vandamme (101), Victor Pelgrims (104) en Paul Ooghe (99) over hun
herinneringen aan de oorlog
Op de linkeroever van de IJzer, bij kilometerpaal 15, staat de
naamsteen 'Petroleumtanks'.
Daar had een Duitse eenheid een observatiepost die een bedreiging vormde voor
de Belgische stellingen op dezelfde oever. Na verschillende verovering pogingen
werd in de IJzerdijk een naderingsgang gegraven en versterkt, die uiteindelijk
uitgroeide tot een gevechtsloopgraaf: de beruchte 'Boyau de la Mort', de
Dodengang, met daarop de dwarse ruiterschans.De Dodengang is wellicht de plaats
waar men het best de Eerste Wereldoorlog kan aanvoelen. Gedurende vier jaar was
de Dodengang een vooruitgeschoven loopgravenstelling van de Belgische
verdediging aan de IJzer en werd er om iedere meter grond bitter gestreden. De
Dodengang of Boyau de la mort heeft zijn naam zeker niet gestolen. Van
dit loopgravencomplex, dat werd uitgegraven in de IJzerdijk, kwam er tijdens de
Eerste Wereldoorlog alleen maar onheilsnieuws. De Belgische militairenzaten daar in een gevaarlijke positie. Ze
werden er van drie kanten onder vuur genomen. De huidige Dodengang is een
reconstructie. De zandzakjes of "vaderlandertjes" zijn gevuld met
versteende cement, de grond is er nu verhard, maar in werkelijkheid ploeterden
soldaten in de modder tussen muren van aardezakjes. Op amper enkele tientallen
meters van de vijand liepen ze er een zenuwslopende wacht, schuilend voor neerstuikende
artillerie- of handgranaten en knetterend geweervuur. De dood lag er steeds
weer op de loer. De Het bezoekerscentrum van de Dodengang uit 2004 geeft u een
duidelijk beeld van de beklemmende sfeer en de erbarmelijke omstandigheden die
er heersten aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De Dodengang bestaat uit
twee evenwijdige loopgraven gegraven in de dijk van de IJzer over een lengte
van 400 meter. Dicht bij het water ligt de gevechtsloopgraaf, daarachter de
steunloopgraaf. Verder vindt u hier waarnemers- en schietposities, bunkers en
op het einde van de gang, de Duitse bunker, de muizenval bestaande uit twee
observatieposten (sector van de petroleumtanks en rechteroever van de IJzer) en
enkele meters erachter een bunker met schietposities.
De Ruiterschans Een echt fort van zandzakken op twee niveaus met
zijn mitrailleur posten, zijn scherpschutters- en waarnemersposities, zijn
signalisatiepost, de ondergrondse doorgang naar de eigenlijke Dodengang.
De huidige site is een reconstructie uit 1927-1928 van dit
verdedigingscomplex. Buiten de omheining staat een afgetakelde maar authentieke
Duitse bunker.
Historische Achtergrond
Na de Slag aan de IJzer
(oktober-november 1914) bezetten de Duitsers nog enkele stellingen op de
linkeroever van de IJzer. Een beduchte stelling waren de Petroleumtanks: van
hieruit konden ze de Belgische stellingen in de bocht van de IJzer ter hoogte
van kilometerpaal 16 onder vuur nemen. Ook vanuit het ZO, vanaf de Minoterie,
werden de Belgische stellingen bij Poste de la borne 16 beschoten. De
Belgische 3deLegerdivisie
ondernam in mei 1915 enkele bloedige aanvallen op de Petroleumtanks, maar
tevergeefs. Bij deze aanvallen kon evenwel wat terrein op de vijand veroverd
worden, dat niet verloren mocht gaan. Generaal-Majoor Jacquet van de 3deLegerdivisie besloot dat een sappe (=
naderingsgang of boyau) moest uitgegraven worden langs de Ijzerdijk, ten O van
het verharde jaagpad vanaf kilometerpaal 16 zo'n 700m noordwaarts. Vanaf 18 mei
1915 werden de bestaande schutterskuilen en stukjes dwarsliggende
gevechtsloopgraven (die om de 40 à 50m waren uitgegraven) met elkaar verbonden
door het graven van de sappe. Een gevaarlijke klus, want de omgeving van
kilometerpaal 16 lag voortdurend onder vijandelijk geschut. Op 27 mei ontdekte
men bovendien dat de Duitsers eveneens vanaf de Petroleumtanks begonnen waren
te graven, richting kilometerpaal 16, zodat beide partijen elkaar naderden tot
op enkele luttele meters. Tijdens een nachtelijke aanval drongen ze zelfs door
tot in het Belgische sappenhoofd. Het uitgraven van zowel de Belgische als de
Duitse naderingsgang werd gestopt. Vanaf juni 1915 werd de smalle en ondiepe
greppel van ongeveer 350m lang ingericht tot een verbindingsgang: Boyau de
Communication de la Borne 16 de l'Yser. Dit werd vanaf eind '15 omgedoopt tot
Boyau de la mort, wegens het heel gevaarlijke werk en de vele slachtoffers
die er vielen. De gang werd verder uitgegraven en opgebouwd, tot ze een diepte
van ca 180cm had en zo'n 120cm breed was. De wanden werden verstevigd met
'vaderlandekes' (aardezakjes). Hier en daar werd een abri in de wanden
ingebouwd, een schuilplaats onder zware houten balken. De boyau liep in de IJzerdijk
niet echt zigzag, zoals een gewone sappe, maar tamelijk rechtlijnig. Er werden
dwarswallen opgericht om zich in te dekken tegen het enfiladevuur (in de
lengte). De boyau werd steeds meer als gevechtsloopgraaf (tranchee) gebruikt
en ingericht: wanden werden verstevigd, er kwamen schietposten en
schuilplaatsen, prikkeldraadversperringen In juli 1915 werd een terugkeergang
in de westkant van de IJzerdijk aangelegd, een bijna rechtlijnige gang, met
daarin een houten smalspoor. Beide gangen werden steeds verder uitgebouwd: ze
hadden een breedte van 150cm, met borstweringen van gemiddeld 170 à 180cm hoog.
Het uiteinde van de Dodengang, slechts op enkele meters verwijderd van de
Duitse stellingen, was geregeld het toneel van hevige Duitse aanvallen. Om
vijandelijke invallen in de Belgische stellingen te vermijden, liet de genie
van de 3de Legerdivisie op 11 oktober 1915 een dijkbres van zo'n 6m diep en 15
à 20m breed ontstaan, door de explosie van een mijn op het voorste deel van de
Belgische stelling. De Belgische stelling werd dan ook onder vuur genomen
vanuit drie kanten: de Bloemmolens in Diksmuide, de vijandelijke loopgraven
tegenover de Dodengang en Duitse scherpschutters, die zich in de bocht van de IJzer
hadden opgesteld. In september 1915 werd gestart met de uitbouw van de
Ruiterschans (kortweg Ruiter of Cavalier genoemd), een gevechtsstelling
bestaande uit 2 evenwijdige loopgraven, waarbij de bovenste als een ruiter te
paard boven de andere is aangelegd. De bovenste loopgraaf fungeerde als
gevechtsloopgraaf, van waaruit men de beide IJzer oevers onder schut kon nemen.
De parallelle loopgraven werden met elkaar verbonden via ladders en trappen. De
uitbouw van de Ruiter verliep niet steeds makkelijk, door het vijandelijk
geschut dat vooral in mei 1916 hevig was, maar het bolwerk werd in de loop van
1916 steeds meer geperfectioneerd tot een onneembare vesting. In juli 1916
werd een observatiepost geplaatst, bestaande uit sterke staalplaat, met een op
de vijand gerichte kijkspleet en een periscoop, en verbonden met de
bevelhebbers via telefoonlijnen. In 1917 waren er 4 stelplaatsen voor
Maxim-mitrailleurs, een observatiepost en een seinpost aanwezig in de bovenste
loopgraaf. Onderaan beschikte men over een stelplaats voor mitrailleurs, 2
plaatsen voor mortieren Van Deuren en drie plaatsen voor machinegeweren. Er
zijn momenteel op de Ruiter 13 schuilplaatsen aanwezig, zowel in beton als in
hout opgetrokken, voor het logement van de manschappen of voor het opslaan van
munitie. Het uiteinde van de Dodengang, dat met wolfijzers en
prikkeldraadversperringen werd beschermd tegen de zeer nabije vijand, werd in
1917 uitgebouwd tot een onneembare vesting, waar een vijandelijke indringer als
een muis in de val zou zitten. De Muizenval, met haar grote betonnen bunker,
voorzien van stalen deuren, granaat- en schietgaten, werd met de Ruiterschans
verbonden door een vibrator, een toestel die door middel van trillingen alarm
kon slaan. Ze was het sluitstuk van de ontdubbelde boyau. De ruimte tussen de
betonnen bunker en de 2 wachtposten werd ingericht met valkuilen en
prikkeldraad en omgeven van 3m hoge muren van aardezakjes. De Dodengang was
oorspronkelijk ingegraven in de IJzerberm. Om het jaagpad langs de IJzer
opnieuw operationeel te maken, werd de IJzerberm in 1924 verbreed en werd het
huidige jaagpad aangelegd. De site werd voor een eerste keer hersteld in 1924
en was nog herhaaldelijke keren onderhevig aan herstellingswerken, o.m. in
1962, 1973, 1981, 1995 en 1998. De originele aardezakjes werden vervangen door
cementzakjes. Sommige stukken van de Dodengang en terugkeergang waren versterkt
met gevlochten takken en blinderingen van balken en planken, terwijl de bodem
bestond uit lange stukken hout, met dwarslatten, die als loopplanken dienden.
De bodem nu bestaat grotendeels uit een betonnen vloer, net zoals de originele
trappen vervangen zijn door betonnen trappen. Ook de bres, die in de IJzerdijk
geslagen werd tussen de Muizenval en de Duitse bunker, werd opgevuld. De
prikkeldraadversperringen zijn verdwenen.
Beschrijving
Dodengang
Het loopgravenstelsel bestaat uit een eerste
verdedigingsstelling, de Cavalier of Ruiter geheten, iets ten ZW van
kilometerpaal 16 en naar het NW uitgebouwd. Vervolgens de Dodengang,
bestaande uit een loopgraaf met traversen of dwarswallen, met een
parallelle, rechtlijnige terugkeergang ten W. De Dodengang mondt in het NW uit
in een verdedigingsstelling, de Muizenval geheten. De loopgraven worden
vandaag de dag gevormd met cementzakjes (ca. H.15xL.50xD.25cm), een betonnen
vloer en betonnen constructies, met diverse uitzichten en functies. Het
loopgravenstelsel wordt betreden via de Ruiter. Rechts 2 betonnen
staanplaatsen, die uitkijken naar de IJzer. Ze zijn opgetrokken uit
betonblokken (ca. H.20xL.40xD.20cm) en gegoten beton. De eerste, meest
westelijke constructie bevat een smalle kijkspleet, in de tweede constructie
steken horizontaal ijzeren balken waarvan 1 balk 2 smalle kijkgleuven en 2
kleine schietgaatjes bevat, respectievelijk voor een rechtse en een linkse
schutter. Er zijn nog inscripties te bespeuren. Via een bedekte doorgang,
waarvan de zijkanten bestaan uit beton, gegoten tegen een houten bekisting en
waarbij nog restanten hout te zien zijn aan het plafond, wordt de eigenlijke
Dodengang bereikt. Deze betonnen 'overdekte loopgraaf', met twee gangen, is
evenzeer als schuilplaats voor manschappen uitgebouwd. De eigenlijke Boyau de
la mort of Dodengang was initieel als verbindingsgang bedoeld, maar groeide
uit tot een ontdubbelde gevechtsloopgraaf en terugkeergang. De oostelijke
loopgraaf bevat verschillende dwarswallen of traversen. Na enkele
tientallen meters worden de dwarswallen regelmatiger en breder. Een bedekte
doorgang verbindt de gevechtsloopgraaf met de terugkeergang. Meer noordwaarts
staat links van de gevechtsloopgraaf een betonnen bunker, van ca. 2 op 2m, met
schietgat naar het N gericht en een deurgat naar het Z gericht (dat met balken
gebarricadeerd kon worden), opgetrokken uit betonblokken (volgens kop en strek patroon).
Het is de eerste van 5 gelijkaardige bunkers, de volgende 4 staan rechts in de
loopgraaf en maken deel uit van de opeenvolgende dwarswallen. Ze kunnen zowel
als schuilplaats als schietpost fungeren. Het dak van de bunkers wordt dikker
naarmate meer noordelijk gelegen. Links van de vijfde bunker/schuilplaats, in
de terugkeergang, staat een grotere betonnen constructie, van ca. 4 op 4m, met
stalen balken, de vorm van I-profiel boven deurgat en in plafond. Iets ten N
van de 5de bunker/schuilplaats staat een nagenoeg even grote betonnen
constructie, die evenwel volledig gegoten is. In de rechtlijnige terugkeergang
zijn her en der nog betonnen schuilplaatsen onder de borstweringen aanwezig. De
bredere ruimte in de terugkeergang - net vóór het punt waar de
gevechtsloopgraaf versterkt wordt met betonnen constructies is de plaats waar
het Décauvillespoor (die in 1915 in de terugkeergang werd aangelegd) eindigde.
De Dodengang mondt via een grote betonnen constructie uit in de Muizenval. De
Muizenval bestaat in haar meest noordelijke punt uit 2 betonnen
observatieposten, waarvan de rechtse uitkijkt op de IJzer en de linkse uitgeeft
op de Duitse bunker, die slechts enkele tientallen meters verwijderd is. Deze
constructies zijn opgetrokken uit betonblokken, het dak is gegoten tegen
golfplaten. Achter de 2 observatieposten ligt een open ruimte van ca. 6 op 6m,
die in het Z afgesloten wordt door een grote betonnen constructie, die een
halve meter ingegraven is en aan de zijde van de open ruimte 1 deuropening bevat.
De muren van deze constructie bevatten aan de kant van de open ruimte, maar ook
aan de W en O-kant verschillende kijk-, schiet- en granaatgaten. De
dakbedekking is zo'n 70cm dik. Binnenin is de ruimte ca. 160cm hoog. Hier zijn
de namen van 11 soldaten gegrift, behorende tot het 2de regiment Genie. Het
plafond bestaat uit een laag stalen staven en een laag beton. Aan de Z-kant
heeft de bunker 2 deuropeningen, respectievelijk de toegangen tot de
gevechtsloopgraaf en de rechtlijnige terugkeergang. De Ruiter of Cavalier
is een bovengrondse stelling uit 2 verdiepingen, bedoeld om vijandelijke
aanvallen vanaf de overkant van de IJzer en vanaf de Petroleumtanks af te
slaan. Ze bestaat uit 2 evenwijdige loopgraven, met kantelend patroon met
dwarswallen. De loopgraaf dichtst bij de Dodengang, ligt het hoogst gelegen en
is uitgebouwd als gevechtsloopgraaf. Er zijn nog delen van de oorspronkelijke
treden bewaard, waarmee de bovenste loopgraaf met de onderste werd verbonden.
Het geheel is uitgerust met (restanten van) mitrailleur posten,
observatieposten en een seinpost, naast gebetonneerde, vaak heel ruime
schuilplaatsen.
Voor wie meer info wil is er het boek Het drama van de
Dodengang van
Siegfried Debaeke
Paperback
Reeds zesde druk!
160 blz., 24 op 16 cm
80 illustraties
16,95 EUR
ISBN 90-5508-064-0
·Bronze
Star (Appenwihr, Frankrijk, 1 februari 1945)
A Different Kind of
Christmas
De buurt van Grandmenil,
België 25 december 1944
Net na middernacht ...
De
twintig jaar oude soldaat-Daniel R. "Bob" Shine gehurkt in een
greppel langs de weg in het kniediepe ijskoude water, klemde zijn M-1 geweer
vast , er was nergens waar hij naartoe kon gaan. Momenten voordien, was hij al
naar het oosten opgerukt met zijn Compagnie in een totale duisternis. Vanachter
een bocht in een vuile slijkerige zandweg waren drie tanks gekomen. Aangezien
de tanks dichterbij kwamen, realiseerden de GI ‟s zich dat het Duitse
tijgertanks waren De soldaten aan de rechterkant beklommen een dijk en zochten
dekking achter rotsen en bomen, voor degenen die aan de linkerkant waren was de
enige beschikbare cover een sloot bedekt met ijs. Toen ze in de sloot sprongen
brak het ijs en werden ze doorweekt van het ijswater. Dichter en dichter kwamen
de Tijgers. Net als de leidende tank Shine bijna bereikt had begon een van de G.I‟s
te panikeren en met zijn geweer te vuren naar de tanks.
De
voorste tank kwam tot een plotselinge stilstand op een armlengte van Shine. De
geschutstoren begon in de richting van de helling te draaien, het kanon begon
te vuren en met mitrailleurvuur gepaard troffen ze de Amerikaanse posities.
Shine keek rond, er was nergens mogelijkheid om te ontsnappen. Hij kon alleen
maar blijven zitten in het modderige ijskoude water en hopen op verlossing - of
een snel einde.
Het
gecombineerde geluid van de tankmotor, kanon en machinegeweren was bijna
oorverdovend in de verte begon hij het geschreeuw te horen van gewonde
infanteristen. Op een moment begon de colonne tanks vooruit te rijden. Wat nu?
Zou er Duitse infanterie volgend? Shine dacht aan het vorige kerstfeest dat hij
thuis met zijn familie had doorgebracht daar in Connecticut, en hij voelde zich
eenzaam en verlaten, zou dit een slachting worden? In zijn jonge ogen leek de
situatie hopeloos. Hun landing in Europa was niet dramatisch afgelopen. Het 289eInfanterie Regiment was op een troepenschip
naar Frankrijk gekomen, en aangemeerd in Le Havre. Hun divisie, de 75e
, was een van de vele die haastig gevormd was, voor de laatste grote slag die
de bondgenoten zou leveren in Duitsland. De weken die hadden gevolgd op hun
landing waren gevuld met lange, monotone herfstdagen, ze bivakkeerden in een
modderig Frans weiland.
Dan,
op kerstavond, zonder waarschuwing werden ze in half-tracks geladen zonder dak.
Wel bepakt en zo dicht bijeen, men kon niets anders doen dan staan, de infanteristen waren met
verbazing geslagen als hun trucks naar het oosten brulden, een vier uur durende
tocht door de koude nacht, een tocht langs smalle onverharde wegen van
Frankrijk naar België. Niemand had verteld wat ze konden verwachten, ze hadden
geen idee van de massale Duitse penetratie die in de Geallieerde lijnen aan
gang was. Duitse tanks en infanterie hadden in een verrassingsaanval, een
enorme bult gecreëerd in de Amerikaanse linies, in de Belgische bossen bekend
als de Ardennen.
De
Slag van de Ardennen had nog niet
eens zijn naam. Maar dat het een bloedig conflict zou zijn leed geen twijfel,
zoals Nazi-Duitsland fanatiek probeerde een laatste doorbraak te forceren en de
geallieerden wanhopig vochten en zich vast te houden aan hun posities.
Shine
schatte dat ze ongeveer aan 60 km per uur reden op de onverharde wegen. Andere
voertuigen op de weg probeerden om plaats te maken voor het konvooi van
vrachtwagens die hun reis in het donker zonder de hulp van koplampen voortzetten.
Als een ander voertuig er niet in geslaagd had een breed genoeg pad te maken
werd het van de weg gereden, door de half tracks werd het tempo niet vertraagd.
Shine begon zich te realiseren dat er iets heel ernstigs aan de hand was naar
waartoe ze werden geleid, en dat er van hun zou worden verwacht dat ze het
moesten helpen rechtzetten. De geallieerde generaals hadden het 75ebevolen om vooruit te trekken en zo de 3rd
Armored Division af te lossen.Buiten Grandmenil, stapten de mannen van de Compagnie uit
hun vrachtwagens en begaven zich te voet in de richting van het dorp. Toen ze
na een tijdje gevorderd waren, werden ze begroet door elementen van de 3de
, die zich terugtrokken uit het slagveld. 'Wat is er aan deze weg? "
"Niets. All clear!" De Compagnie trok voorwaarts, gerustgesteld. Ze
rukten uit in twee colonnes een langs elke kant van de weg. In het midden van
de weg kwam de 3de , die zich aan terugtrekken was om zich te
hergroeperen. Shine s Compagnie passeerden troepen die zich naar achter verplaatsten
, ze waren te voet, samen met een aantal Sherman tanks, jeeps en half tracks.
Enige tijd nadat de laatste van de 3devoorbij was, zagen zij nog drie tanks naderen,
en hadden die niet herkend als de vijand totdat het te laat was. Het was bijna
0100 uur, en Shine bleef kruipen in de sloot. De Tijger was gestopt met
schieten, en begon te bewegen in de richting van hun achterhoede. Toen de
Tijger ongeveer 100 meter verder was vuurde een Amerikaans bazooka team een
gat in zijn radiator, de tank was uitgeschakeld . De andere twee tanks, bij het
zien van de flitser en uitgeschakelde tank die de weg blokkeerde, draaiden zich
om en zochten voor hun veiligheid de eigen stellingen op. Nu deze dreiging
geëlimineerd was, werd de Compagnie opnieuw gevormd en op de onverharde wegen
werd hun mars naar Grandmenil voortgezet , Shines laarzen en wollen broek
waren nu doorweekt, en zouden zo blijven voor vele dagen.
Gedurende
de vroege ochtend uren, marcheerden de infanteristen op de besneeuwde zandweg,
door de bossen van de Ardennen, en verder in de richting van Grandmenil. Shine
en zijn ploeg leidden de voorhoede, marcheerden behoedzaam vooruit met hun
geweren in aanslag en klaar voor onmiddellijke actie. Met het maan en
sterrenlicht verduisterd door de zware bewolking, zou het bijna onmogelijk om
een plek met een ingegraven vijand te spotten tot je bijna op de top van hem
was. Dit waren hun angsten als ze uit de beschermende bossen waren gekomen en
ze de velden betraden rondom Grandmenil. De M-1 "Garand" geweren die
de infanteristen droegen werden een vertrouwde last op deze marsen. Ze wogen
bijna tien pond, en ondermijnden snel de kracht in de armen. Maar de G.I.s
hielden van hun M-1s, voor hun ontzagwekkende vuurkracht en dodelijke precisie.
De M-1's 30-'06 cartridges konden met een koperen-mantel kogel door het midden
van een boom schieten en de vijand daar achter verborgen doden, als het
noodzakelijk zou zijn. Om in de strijd een geweer af te vuren gelijk de M-1s was
echt een oorverdovende ervaring..
In
de vroege ochtend op eerste kerstdag, wachtte de Compagnie aan de rand van
Grandmenil, een dorp zo klein dat het kan te voet kon worden doorkruist in
minder dan vijf minuten - tenzij natuurlijk het dorp gevuld was met wachtende
Duitse soldaten - en dat was zo. De taak om het dorp te bevrijden was gevallen op de jonge
Amerikaanse schouders. Wanneer de soldaten wachtten op het bevel om aan te
vallen, begonnen de Duitsers een spervuur te openen vanuit hun positie. De
Compagnie was het dorp aan het aanvallen met de steun van Sherman tanks. Twee
van Shine's vrienden zaten ineengedoken achter een van de tanks, op zoek naar
beschutting tegen het vuur van deDuitse kleine wapens dat juist was begonnen. Shine
zag, hoe een granaat landde en ontplofte vlak bij de twee, hun lichamen werden tegen de tank geworpen. Ze
waren op slag dood, er waren bijna geen zichtbare verwondingen, maar door de
kracht van de explosie liet het de twee dode Amerikanen lijken als klompen
brooddeeg gegooid en geplat tegen de muur.
De
Amerikanen begonnen hun aanval. De Sherman tanks avanceerden eerst door de
straten, vuurden hun kanonnen point-blank ( extreem close range ) in de bezette
huizen van Grandmenil. Gevolgd door de infanterie. Eerst gooiden ze
handgranaten in de huizen, onmiddellijk na de explosies, zij beschoten de
binnenkant van de huizen met geweervuur, en vervolgens stapten ze binnen. Shine
en een andere jonge soldaat betraden een huis. In het huis, was een verdwaasde
Duitser naar zijn geweer aan het reiken. Er was geen tijd om hem te vragen zich
over te geven, de soldaat bij Shinehief
snel hij zijn automatisch pistool en vuurde. De .45 kaliber kogel trof de
Duitse soldaat recht in het voorhoofd, en de bovenkant van zijn hoofd werd
volledig weggeblazen. De Duitsers vochten wanhopig, de Amerikanen werden
gedwongen om Grandmenil huis voor huis in te nemen. Terwijl Kerstmis dag
vorderde, gaven veel jonge Amerikanen en Duitsers het grootste offer voor hun
land.
Aan
het eind van dag, had de Compagnie de Duitsers uit Grandmenil verdreven, en
hadden ze hun schuttersputjes gegraven in een verdedigingslinie langs de rand
van de gemeente. Vierentwintig uur eerder, had geen van hen ooit een veldslag,
meegemaakt .. nu waren ze veteranen. Kerstnacht zou weer een koude bewolkte
nacht worden met temperaturen onder de twintig graden.
De
winter van 1944-1945 zou herinnerd worden als de koudste winter in veertig
jaar, en de mannen van de 75edie grootste deel van de tijd buiten waren zaten
met bevroren voeten. Terwijl hij zich voor zijn eerste slaap in twee dagen
gereed maakte, werd Shine weer bewust van zijn voeten, die pijnlijk koud
aanvoelden. Grappig, maar hij had ze de ganse tijd niet gevoeld. Achter hem,
smeulden en branden Grandmenil's ruïnes. Shine dacht aan zijn grootmoeders
geboorteplaats van Zell, in het Moezeldal in Duitsland vijftig mijl naar hun
oosten. Hij kon het niet helpen, maar vroeg zich af of hij had gevochten tegen
een van zijn Duitse neven die dag, of als hij tegen hen zou komen te staan in
de volgende dagen. Ze konden geen gebruik maken van hun slaapzakken die nacht -
"Purple Heart Bags" werden ze genoemd. Als de Duitsers een
tegenaanval tijdens de nacht zouden uitvoeren, konden de Amerikanen gebajoneteerd
worden in hun slaapzakken voordat ze zichzelf konden bevrijden en hun wapens
grijpen. Dus Shine en de rest van de Cie lagen in de bevroren aarde, met hun
bevroren voeten en rilden zich in een onrustige slaap. Een slaap vol met
gedachten van degenen, die zij hadden gedood, en die vrienden die nooit meer
naar huis zouden gaan, vrienden die nu bevroren lagen op de besneeuwde grond
van Grandmenil. En ondertussen, waren thuis koren aan het zingen van vrede op
aarde, Good Will to Men. Amerika! Christmas! Terwijl hij in slaap viel in ,
vroeg Shine zich af of hij ooit zijn huis zou weerzien, ja hij zich afvroeg of
hij nog zou leven en een andere kerst zou zien.
bijdragen en offers van
die Amerikanen die hebben gevochten in voorbije oorlogen.
Dit is dan ook bedoeld om ons
te herinneren aan diegenen unwarlike ( geen gepaste vertaling gevonden )
strijders die hebben gevochten onder onze natievlag in de naam van de vrijheid.
Verder is het de vraag om ons te herinneren aan
Als ‟s
middags de hemel begon te verduisteren benaderde een jonge soldaat voorzichtig
de Compagnielijn van besneeuwde foxholes. Voor de nabij gelegen mannen zag hij
eruit als een rookie, hij was duidelijk beschaamd over zijn intrede op deze plaats
van dood en vernietiging. Zijn uniform was nog bijna vlekkeloos.
Zonder
twijfel had hij warme "C" rantsoenen gegeten en tot nu toe onder
dekking geslapen. Ze namen hem terloops waar. Een veteraan kon in de regel
vertellen of een nieuwe zou panikeren onder vuur, alleen maar door te kijken
naar hem.Je wilt niet dat hij kraakt
terwijl je met hem je schuttersputje deelt. Deze bijzondere man had een baby
gezicht, en had zich waarschijnlijk nog nooit geschoren. Hij kon niet meer dan
achttien zijn. Een Duitse mortiergranaat ,die af en toe in de buurt viel, zorgde
ervoor dat hij sprong.
Vanuit
zijn schuttersputje, sprak sergeant Gilbert met de nieuwe en wees hem op een
open plek in de lijn van schuttersputjes. De vervanging draaide zich om en
maakte zijn weg naar de aangewezen plek. Hij leunde met zijn M-1 tegen een
boom, en haalde zijn verankering tool. In momenten gleed hij over het bevroren
oppervlak van de Belgische bodem. Gedurende de volgende twintig minuten, vulde
het geluid van hakken en graven de lucht. Twee keer terwijl de vervanger aan
het delven was gleed de hij uit en viel in zijn onvoltooid schuttersputje. De mannen waren stil als hij rond keek, hij probeerde zijn waardigheid terug te winnen.
Tot slot, was zij gat ( put ) voltooid, de vervanger greep zijn geweer, stapte
erin en nam zijn positie op de lijn. Geen twijfel bestond erover dat hij
probeerde te achterhalen wat er zou gebeuren. Hij had waarschijnlijk nog nooit
gehoord van het wapperende geluid van de naderende mortiergranaat, maar de
mannen om hem heen wel, en ze doken dieper in hun schuttersputjes. Een abrupte
explosie schudde de grond en gooide stukjes van iets door de lucht, er waren de
plotselinge geur van verbrand cordiet en geschroeid vlees. De soldaten keken in
afschuw over de schuttersputje van de nieuwe vervanger. Rook kolkte eruit, en
stukken van bloederige vlees waren overal. Gescheurde stukjes van zijn uniform
en een stuk van een darm opgehangen aan afgebroken takken boven het verbrande
schuttersputje, en naast de boom lag een laars met een deel van een been er nog
in. Dat was het, dacht Private Daniel R. "Bob" Shine en hij zat in
zijn schuttersputje te kijken naar de dag die zich omdraaide in de nacht. Het
ene moment ben je levend en in een stuk, de volgende minuut ben je weg en ben
je niets meer, niemand heeft zelfs de tijd gehad om uit te vinden wie je was.
Hoewel hij en de andere mannen deze dingen al hadden gezien was niemand er ooit
echt aan gewend geraakt. De nacht viel en het ving aan te sneeuwen, de witte
vlokken begonnen met het maskeren van de bevroren delen van wat was ooit
een man was.
In
de vroege ochtend uren verzamelde de Compagnie bijeen voor hun aanval van
Salmchateau. Vandaag zouden worden geconfronteerd met elementen van de 326eVolksgrenadiers en de restanten van de
62eVolksgrenadiers. Shine
was de bodyguard van luitenant Rocco Durante. Hij en de luitenant leidden hun
peloton door de besneeuwde duisternis en de vroege dageraad. Zodra het volledig
licht werd, verlieten ze het bos en volgden een onverharde weg in het dorp. Dit
was meestal het moment waarop dingen begonnen te gebeuren, en als de tweede man
in de oprukkende kolom, werd Shine bang. Zoals vaak gezegd, "Iedere man
die niet bang was op deze momenten zou krankzinnig moeten zijn. Ze waren bijna
bij een brug die naar de stad leidde, toen was er een scherpe krak aan het
rechtse front, en de luitenant zeeg neer. Shine, drie passen na hem , rolde
Durante over en zag een kogelgat in de riem van zijn gordel. Juist tegen de
gesp. Toen hij de luitenants broek naar beneden trok, zag hij dat de punt van
de kogel juist het scheuren van de huid in de buurt van de luitenants lies had veroorzaakt.
Blijkbaar was de kogel afgeketst op een bot. Om in een plek als deze stil te
blijven staan, was een ramp uitnodigen.
Shine en de anderen verplaatsten zich naar voren, en
lieten de luitenant over aan de zorgen
van de medics, die zouden volgen. Voor de infanterist van de Tweede
Wereldoorlog, was er niets meer geruststellender dan het gevoel van een M-1
geweer in zijn handen. Het beloofde kracht en nauwkeurigheid bij het trekken
van de haan. Het beloofde ook om een zware last te zijn op een lange mars. Het M-1
geweer woog bijna tien kilo - ongeveer twee keer het gewicht van een M-1
karabijn. In de infanterie, droegen de mannen geweren en officieren droegen karabijnen.
Achter Shine keek Private Krizan naar het M-1 karabijn dat de Luit. had laten
vallen. Net als de meeste schutters, deden zijn armen pijn van het dragen van
de zware geweer, hier was iets aantrekkelijkers. Hij pakte de karabijn en
hervatte zijn weg. Dat was de laatste fout die hij ooit gemaakt had. Er was nog
een scherp kraken vanop de hoge grond op hun rechter kant, Krizan viel neer en
rolde op zijn rug. Shine keek weer naar Krizan, hij lag daar met een keurig
kogelgat recht tussen zijn glazige ogen. Onder zijn hoofd begon zich een karmijn
rode vlek te verspreiden in de witte sneeuw. De sluipschutter had bij het zien
van een karabijn in de handen van Krizan hem verward met een officier, en
doodde hem.
Rond
deze tijd dacht Shine dat zijn nummer was komen. Hij rende en haalde de ploeg
in, net als ze gereed waren om het eerste huis aan hun kant van de straat te
zuiveren!!!!. Private(soldaat) "Snuffy" Toth ging naar binnen langs
de voordeur, in de hand een fragmentatie granaat met uitgetrokken pin, hij gooide
de granaat en draaide zich om buiten te komen. Toen hij zich omdraaide, gleed
hij uit over de keramische tegelvloer en viel. Voordat hij kon opstaan
ontplofte de granaat. Snuffy wankelde de deur uit en viel opnieuw. Hij was
zwaar geschokt en de ploeg liet hem achter voor de medici. Ze trokken verder
door de stad , van het huis tot huisen
zuiverden het zo, een na een . Het merendeel van de Duitsers was gevlucht. Er
was geen snipervuur meer (sniper = scherpschutter) , maar wel nog enkele inkomende artillerie inslagen
en in enkele van de huizen werd er nog weerstand geboden. Laat in de avond, vonden ze
aan andere kant van stad drie of vier Duitsers in een keldergat. Een van hen
maakte een dreigende beweging en de drie Amerikanen tegenover hen vuurden in
een keer. Het resultaat was verwoestend. De Compagnie richtte de aanval op
Salmchateau en won de stad, dus ze voldeed aan de doelstelling. De gelederen
waren die dag uitgedund door de dood, door verwondingen en bevriezing.
Snuffy
Toth lot eindigde als een front soldaat, de explosie van zijn granaat had hem
een shell-schok bezorgd. Hij werd uiteindelijk geëvacueerd. Luitenant Durante
was ook geëvacueerd, en zij zagen hem niet meer terug. Shine en de ploeg
brachten de nacht door ingekwartierd in de stucco en stenen huizen van
Salmchateau, en dat terwijl daar buiten, de doden van beide legers bevroren in
groteske posities.
Private
Daniel R. "Bob" Shine keek in ongeloof omhoog naar de met sneeuw
bedekte bergkam. Dit zou zeker het einde voor hem worden. De luitenants woorden
klonken in zijn oren: "Als we de richel bestormen lopen jullie drie recht
naar dat grote fox-hole en knock it out. " Beschut door het hoge
schuttersputje waren drie Duitse soldaten aan het schieten met Schmeisser
machinepistolen op de Amerikanen. Als de eerste golf die heuvelrug zou
bestormen, zou het van deze drie jonge G.I ‟s afhangen om die specifieke
dreiging te elimineren. De drie Duitsers leken elk voordeel te hebben, ze zaten
in de hoogte, ze hadden voldoendebesutting, en ze hadden allemaal snelle vuurwapens.
Shine hoorde de Schmeissers nu duidelijk. Ze schoten zo snel dat het klonk als doek
scheuren. Direct in de richting van dat schuttersputje chargeren leek bijna
suïcidaal. Shine dacht aan zijn ouders thuis en aan zijn meisje Muriel. Hij
wilde dat hij hun allemaal nog een keer kon zien. Nou ja, alles zou thuis
moeten gaan zonder hem, dacht hij. Shine nam een moment om een gebed te zeggen
hopend om zijn overleving in deze aanval. Als hij zou worden geraakt, hoopte
hij dat de wond diep genoeg zou zijn om hem naar huis te sturen. Als het zijn
lot was om te sterven op deze dag, hoopte hij dat het einde snel zou zijn en
schoon, en niet een langzame dood zoals van zovelen dat hij had zien lijden.
Hij kon het niet helpen, maar hij vroeg zich af of God aan het luisteren was
naar de Amerikaanse of Duitse gebeden deze dag. Voordat ze het dorp Salmchateau
hadden aangevallen, hadden de soldaten in Shine's ploeg hun M-1 geweren voor de
M-3 "vetspuit" submachineguns verwisseld, die waren nuttig voor
huis-aan-huis gevechten. De Grease gun was in staat om heel veel lood af
te vuren, dit was ook goed in tijden als deze. Shine haatte de vetspuit want ze
hadden een dodelijke ontwerpfout.
Grease
gun is de bijnaam voor het Amerikaans
machinepistool M3. De Verenigde Staten startten de productie in 1942, maar
beëindigden deze in 1944 vanwege de hoge productiekosten. In totaal zijn er
680.000 exemplaren van de Grease gun gemaakt, wat minder was dan van tevoren
gepland.
Deze pistoolmitrailleur
was bedoeld als een goedkoper te maken en minder wegende (1,2 kg minder)
vervanger van de M1 Thompson. De M3 Grease gun heeft het kaliber .45 ACP en een
magazijn voor 30 patronen. Het is een volautomatisch vuurwapen dat zeer
geschikt is voor close combat gevechtssituaties. De vuursnelheid is
(theoretisch) ongeveer 350/450 schoten per minuut en het is nauwkeurig tot op
50/55 meter. Doordat het wapen zo klein was, werd het vaak gebruikt door
parachutisten en de bemanning van tanks.
Het magazijn
ontgrendelmechanisme stak op een slechte plaats : waar de soldaat vaak tegen
stootte met zijn lichaam, daardoor viel het magazijn met munitie op de grond
aan zijn voeten. Dit liet de G.I. met een leeg geweer, meestal op het slechtst
mogelijke moment. Net als nu.
Op het signaal, renden de
drie schutters op hoogste snelheid, samen met de rest van de eerste golf, springend
van links naar rechts om het vijandelijk vuur te ontwijken, naar boven. Slechts
zes voet afstand van elkaar, waren ze een uitstekend doel voor de Duitsers
boven hen. Op de nok van de steile hellingen liepen de drie ze werden
opgeslorpt door het lawaai en woede van de oorlog en het afvuren van hun wapens
in korte uitbarstingen. Dat allemaal terwijl ze liepen. Naar links en rechts
liepen soldaten die plotseling vielen, de sneeuw kleurde helder rood onder hen.
Op elk moment, dacht Shine dat een kogel hem zou raken . Tegen de tijd dat de
Amerikanen het schuttersputje hadden bereikt, waren de drie Duitsers geraakt.
Ze lagen in de sneeuw, kronkelend en bloedend uit lelijke wonden, en ze
maakten van die vreemde geluiden die stervende mannen te maken.
Een gewonde Duitser, kon echter
nog steeds in je rug schieten als je voorbij hem kwam. Dus de drie Amerikanen,
op wonderbaarlijke wijze niet gekwetst, maakten de Duitsers af en zetten hun
stormloop verder. Aan weerszijden van hen, liepen andere overlevenden van de
eerste golf , sommige vallend of vurend het objectief werd ingesloten. De
Duitsers waren die dag verdreven uit de richel boven Salmchateau. Maar de
kosten waren duur. Veel van Shine vrienden in de compagnie werden gedood en nog
veel meer gewond.
Ze
waren allemaal hulpeloos als ze hun sergeant zagen. Roberts was doodgebloed na de
inslag van een granaatscherf, een wond in de rug. De medische CLS-ers en de
schutters in de ploeg Roberts hadden geprobeerd hem te bereiken, maar werden
vastgepind onder zwaar vuur. Dus Roberts was overleden, alleen in de bloedige
sneeuw.
Ze
groeven zich in op de richel : nog een bevroren nacht in het veld.
Salmchateau en
"Bloody Ridge"
zoals
het bekend zou worden, was nu in Amerikaanse handen.
Shine
kroop in zijn schuttersputje en keek door de duisternis in de richting van waar
de vijand moest zijn. Op een of andere manier was zijn nummer vandaag niet
gekomen. De drie Duitsers in het schuttersputje waren erg jong en onervaren
"Volkssturm" Troopers, en niet strijdbare geharde veteranen.
Deze
gelukslag had de drie Amerikanen gered, en had het leven gekost aan de drie
jonge Duitsers. Maar wat morgen, en de volgende dag? Vandaag had hij zijn
sergeant verloren . Gisteren werd zijn luitenant, Durante, geëvacueerd naar een
naar achtergelegen ziekenhuis nadat hij werd neergeschoten door een
sluipschutter, hij was geraakt in de heup. Hoe lang zou Shine zijn eigen geluk
blijven houden? Er waren - en er zouden geen medailles zijn voor de drie
Amerikanen die dat schuttersputje bestormden, vandaag was het simpelweg een
gewone job geweest. Ook was er geen opgetogenheid, noch wroeging, maar het
vermoeide besef dat ze nog een dag overleefd hadden, en ze waren een dag
dichter bij het einde van de oorlog. Terwijl de duisternis van de slaap de duisternis
van de Belgische winterse nachten elkaar ontmoeten bad Shine, smerig, hongerig, uitgeput en
bevroren, voor zijn geluk om het net een beetje langer vasthouden - en om de
oorlog te beëindigen voordat het geluk verliep.
... Decennia verstreken sinds die verschrikkelijke maanden
toen we de modder van Lotharingen doorstonden, de bittere kou van de Ardennen,
de vochtige kelders van Saarlutern. . . We waren ellendig hadden het koud en
waren de meeste tijd uitgeput, we waren allemaal doodsbang. . . Maar we waren
jong en sterk en in het bezit van de prachtige veerkracht van de jeugd, en voor
alle ellende en angst en de haat van elk moment ervan, was de oorlog groot
altijd een angstaanjagend avontuur. Niet een man onder ons zou willen om er
weer te gaan, maar we zijn er allemaal trots op , zo zwaar getest te zijn en
geschikt bevonden. De enige spijt is voor onze vrienden die we nooit meer terug
zullen zien.
Bronze Star
Appenwihr, Frankrijk
1
februari 1945
Terwijl
de schreeuwende artilleriegranaten vielen en ontploften om hen heen, sprintten een
tiental GI's naar de veiligheid van de verre bossen en hun eigen lijnen. De
diepe sneeuw zoog op hun voeten en zorgde er voor dat ze gleden als de
ontploffende granaten een douche bezorgden met kluiten bevroren vuil. De Duitse
artillerie leek zeker om hen te kunnen vernietigen op elk gewenst moment.
Private Daniel R. "Bob" Shine voelde alsof zijn longen zou barsten.
Als radioman voor de verkenning selectie, droeg hij al zijn normale
gevechtsuitrusting , plus hun SCR-300 korte golf radio, dat was gepakt in een
grote rugzak. In totaal was hij actief met meer dan zeventig pond van
apparatuur vastgebonden aan zijn lichaam. Shine voelde zich alsof hij niet een
stap kon rennen, maar lopen deed hij. Lopen of aan stukken worden gereten op
dit open veld buiten het dorp Appenwihr. BOOM! Een shell viel veel dichterbij
dan de rest, de landing op minder dan veertig voet (voet ong 30.5 cm ) afstand.
Een lopende GI struikelde en viel. Toen hij weer op zijn voeten stond, was het
duidelijk dat de kracht van de explosie met zijn hoofd had gerammeld. De bossen
kwamen dichter, maar zo kwamen ook de explosies. Zouden ze het op tijd maken?
De geallieerden hadden gevochten en wonnen de Slag om de Ardennen.
Het
had ze over een maand gekost om de grond te hernemen van de Duitsers; verloren
in die paar dagen voor Kerstmis, 1944.
Voor
de frontlinie infanteristen, was het een maand van de grimmige terreur. Elke
soldaat heeft levendige herinneringen van kameraden die waren omgekomen in de
inspanning.
Herinneringen
aan hen die stoïcijns waren overleden, en degenen die hadden hun leven
opgegeven , terwijl ze riepen om hun moeders en hun God om hen te redden. Het
maakte niet uit wat hun rang of hoe ze gestorven waren, de dood bracht hen
samen alles is nu gelijk aan, stil en
gevoelloos onder de velden van België liggen.
Aan
het einde van de Bulge , werden de overlevenden van de 75edivisie op goederenwagons geladen.
Dit
waren zogenaamde "40 en 8s" - Franse Boxcars ( treinwagons )
overschotten van WWI. Aan de zijkanten van de wagens waren borden in het Frans,
"40 mannen, acht paarden." De 40 en de 8-en waren niet geventileerd,
onverwarmd en zij hadden geen sanitaire accommodaties. Maar dat kon de GI's
niet schelen, want er was een gerucht dat ze van het strijdperk moesten worden
genomen en naar achteren gebracht worden voor een broodnodige rust. Dit mocht niet zijn. De stoomlocomotieven
hadden de lange troep wagons gedurende twee ellendige lange dagen naar het
zuiden getrokken, en de infanteristen waren toen uitgestapt in het oosten van
Frankrijk, waar de uitlopers van de Alpen samenkomen met de Vogezen.
Daar
hadden de Duitsers ervoor gekozen om stil te staan en te vechten in een hoek
van Frankrijk dat bekend staat als de Colmar Pocket. In de laatste
maanden van de oorlog, had Hitler zijn krimpende legers versterkt door het
gebruik van 15 jaar oude jongens en 45 jaar oude mannen als zijn Volkssturm
troopers. Ze waren over het algemeen niet zo effectief als doorgewinterde
soldaten en vaak gaven ze zich over of werden ze onnodig gedood. Maar de
Duitsers in de Colmar Pocket waren het gewone leger, de mannen van de 305eVolksgrenadiers en de Wermacht de 198eDivision. Ze waren geharde veteranen en
goed uitgerust.
En
ze waren nog steeds in staat om de Amerikanen duur te laten betalen voor elke
stad die ze inpalmden. Op het moment dat de Amerikanen waren ontscheept uit de
treinen , begon het besef te komen dat ze het ene in een met sneeuw bedekt
slagveld voor een ander verwisseld hadden. De eerder hoopvolle stemming van de troepen werd
al snel somber en angstig. Toch hadden ze meteen de getroffen steden Holzwihr
en Bishwihr, en op een gecoördineerde aanval, veroverden ze de zwaar verdedigde
stad Andolsheim.
Toch
waren er nog meer steden die genomen moesten worden, en nog steeds vochten de
Amerikaanse infanteristen met natte en bevroren voeten. En door de lange
nachten, bleven ze slapen in schuttersputjes gehakt uit de besneeuwde grond.
Bijna was de hongersnood zo levensbedreigend als het vijandelijk vuur. Onlangs
waren de GI‟s gedwongen geweest om hun voedsel te stelen om te kunnen eten. Het
was een echte uitdaging om in het gezicht van deze tegenspoed te blijven
vechten, en om eervol te vechten en niet te worden zoals een dier. Voor
zonsopgang de volgende ochtend, kregen de Amerikanen het bevel om Appenwihr aan
te vallen. Gelukkig was hun opmars voorafgegaan door een artillerie bombardement.
Dan reden de tanks voorop. De soldaten liepen zorgvuldig in het spoor van de
tanks om zo de wachtende landmijnen te ontwijken . Shine‟s ploeg was een van
degenen gekozen om de aanval te leiden en Shine, die was de luitenants
lijfwacht . Hij was dicht bij het front en bij de actie als de infanteristen over
het open veld uitrukten. "Infanterie," dacht hij bij zichzelf. Letterlijk:
"de kinderen." Dat was precies wat Shine voelde als ze naar voren
leken te komen. Kleine, schijnbaar weerloos, maar hurling (sport om zoveel
mogelijk punten te maken Ierland ) zelf meedogenloos tegen een krachtige,
ingegraven vijand. Hij kon hun opmars zien, vanaf een afstand, kleine soldaten
overschaduwd door de bossen en de omliggende bergen. Het vijandelijk vuur was
aan het intensiveren. Ze waren er bijna nu. . . CLANG! Shine's hoofd werd
ineens gewrongen naar één kant en hij viel, niet wetend of hij leefde, dood of
stervend was. Een intense beltoon was te horen in zijn oren en plotseling deed
zijn hoofd en nek deed pijn.
Bij
het opstaan liet hij zijn vingers over zijn stalen helm tasten, op zoek naar de
oorzaak van zijn pijn. Aan de linkerkant, net boven zijn oor, was het zachte
entree gat gemaakt door een kogel. Net boven zijn andere oor was het grillige
gat waar de kogel de helm verliet.. Door de pijn en de verdwaasdheid heen
besefte Shine dat hij eens te meer ongelooflijk geluk had gehad. De kogel had
tussen zijn helm en voering gevlogen en de helm verlaten zonder hem ooit te
raken. Voor de aanval van de GI's 'op Appenwihr, was de artillerie ter ondersteuning
van de Duitse troepen verwoest geworden door Amerikaanse houwitsers, ze konden doelgericht
vuren door de dappere artillerie spotters vliegend in een eenzitter Piper cup (verkenningsvliegtuig).
Zonder
artillerie ondersteuning, werden de Duitsers gedwongen zich terug te trekken.
Maar het was een langzaam, met tegenzin, georganiseerde terugtocht, en op geen
enkele wijze een nederlaag. De Amerikanen zouden een te hoge prijs blijven
betalen voor hun winsten. Tegen de avondschemering had Shine‟s peloton een lijn
van schuttersputjes gegraven net buiten Appenwihr. De Duitsers waren
teruggedrongen naar het volgende dorp, Hettenschlag. Middernacht. Nog een nacht,
een andere stad, een ander bevroren schuttersputje. In het hart van de nacht,
kon een man zo verschrikkelijk alleen zijn. Alleen met de geesten van de mensen
die hij had gedood alsof ze hem wilden doden. Alleen met herinneringen aan zijn
huis, zijn familie, en bovenal, zijn meisje. Hij glimlachte toen hij dacht aan
Muriel in haar witte verpleegster uniform, en vergeleek het met zijn eigen
uniform, dat stonk naar zweet en modder en erger.
Hij
glimlachte weer als hij dacht aan zijn laatste douche, dat was weken geleden.
Warm water. En zeep. Hoe goed het had gevoeld! Hun uniformen waren tot ver
buiten de tijd om te reinigen, dus ze werden nieuwe wollen broeken en tunieken
gegeven. Nu die kleren ook de vlekken droegen van voedsel en modder en pistoololie.
Shine kon niet slapen. Zijn maag draaide, hij had ook de diarree die de meeste
van de mannen teisterde. Hij dacht aan het nemen van Andolsheim een paar dagen
voordien. Tijdens de gevechten ,had zijn vriend Joe Feeney naar hem
geschreeuwd, "Uw jas is in brand!" Daar direct boven zijn hart, was
een grote granaatscherf komen te liggen. Nog warm van de explosie die het had
bevrijd, hoe kwam het dat een stalen scherf een smeulend gat had veroorzaakt in
zijn overjas voordat Shine het zelf had gemerkt.
Hoe kwam
het dat hij was gespaard gebleven van de dood of van verschrikkelijks letsels,
zo vaak en op zoveel manieren? In de duisternis zette hij zijn laarzen en natte
sokken opzij en begon zijn voeten wrijven zoals de GIs het waren opgelegd te
doen om bevriezing te voorkomen. Zoals elke frontlinie soldaat, had Shine zijn
tweede paar sokken opgeknoopt rond zijn nek , om te drogen. Hij verwijderde hen
van zijn nek en trok hen en zijn natte schoenen weer aan. De natte sokken
werden vervolgens opgehangen om zijn nek, en het proces werd voortgezet. Door
hun lekkende lederen laarzen hadden ze voortdurend natte voeten, dat was zo voor
iedereen, en Shine's voeten waren al sedert weken fel rood.
Iedereen
wist dat waterproof, geïsoleerde shoepacks overvloedig werden gegeven in de
achterste gelederen. Op een dag misschien worden ze geleverd aan de jongens die
ze het meest nodig hadden. Het aantal evacuaties en amputaties door bevriezing was
een epidemie geworden.
In
de bevroren duisternis, wervelde zijn geest. Hij dacht terug aan de nacht dat
ze ingekwartierd waren in een Belgische schuur. Die nacht sliepen ze op een bed
van hooi, de schuur werd opgewarmd door de lichaamswarmte van de binnen
gehouden koeien . Een van de dogfaces ( zelf gegeven lapnaam ) had zich gedurende
de nacht in zijn slaap gerold en gedraaid en had daardoor een van zijn
fragmentatie granaten ontstoken, gelukkig was hij de enige die gedood was. In
zijn geest ging, het gezicht van de kapitein Applegate aan hem voorbij. Goede
oude kapitein Applegate, commandant van Shine‟s K Compagnie. Ik keek naar hem
op en respecteerde Applegate, net als alle soldaten die hem kenden. Net die dag
had Shine Applegate's jeep en chauffeur gezien geparkeerd in de achterste
gelederen. "Hoe is het met Applegate ? vroeg hij. De bestuurder gaf hem
een grappige smile en wees met een duim op het kleine GI deken opgevouwen op de
achterbank van de jeep. Gewikkeld in die deken zat, was alles wat overbleef van de kapitein, hij werd die
dag geraakt door een ver staand Duits
kanon. En Shine aan het denken aan die radiorugzak. Die verdomde SCR-300, dat
de aandacht trok van de sluipschutters overal. Sluipschutters. Hij dacht aan
het team van sluipschutters dat die dag kort hun aanval had gestopt in
Appenwihr, totdat een bazooka team de kerktoren had opgeblazen waarin ze
beschut werden. Shine had herhaalde uitnodigingen verworpen om een noncom (
onderofficier ) te worden, dus ze plaatsten hem naast de luitenant, aan het hoofd
van elke aanval. En hij zag, met het verlies van een luitenant per maand dat
dit geen gezonde plek was om te wezen. Een keuze doel, dat is wat hij geworden was.
Eindelijk viel Shine in slaap, achtervolgd door het gekwelde beeld van zichzelf
in het vizier van een sluipschutter zijn telescoop. Naarmate de 75ede bevrijding van de dorpen rond Colmar
voltooide, nam het Franse 1eLeger Colmar zelf in.
Vervolgens
voegden de gecombineerde Amerikaanse en Franse troepen zich tezamen en deden de
Duitsers terugtrekken over de Rijn en verder in Duitsland .
Vanaf
dat moment, zou de Duits niet langer vechten op vreemde bodem, maar nu zou hij
vechten voor huis en vaderland. Geen twijfel dat het zijn vechtlust zou
versterken, en dat van hem en zijn kameraden kon worden verwacht om te vechten,
zoals demonen uit de hel. De mannen van de 75ebereiden zich voor om aan boord van trucks te
stappen en zo verder naar een aantal verre en onbekende slagvelden te gaan.
Alle wegen leken naar Berlijn te leidden, en een van die wegen zou de hune
zijn. De vrachtwagens zouden ze naar een spooraansluiting brengen waar ze zouden
aan boord gaan van troeptreinen richting het noorden van Nederland. 09 februari
zou voor de 75ede laatste
dag in de Colmar Pocket worden. Het was bij toeval het begin van de warmte waarvoor
de GI‟s hadden gebeden. Eindelijk, zou hun natte voeten veilig zijn voor de
gevreesde bevriezing. Terwijl ze bezig waren te vertrekken voor hun volgende
gevecht, kwamen verscheidene vrachtwagens plotseling brullend toe en deze
werden gelost. De GI's staarden, met stomheid geslagen. Eindelijk hadden ze wat
ze niet meer nodig hadden, de geïsoleerde, waterdichte shoepacks! Voor zijn
maanden van dienst als de bodyguard van zijn peloton leider, en voor zijn trouw
en plicht en voor de extreme risico's genomen in de strijd, verdiende Shine een
citaat en later de Bronze Star voor moed. In alle, diende hij onder vier luitenants.
In die tijd werden drie van hen gedood of gewond.
'GNR A E
WHEELER R.H.A. BORN 19 AUG 1887 WOUNDED 01 JUL 1916 ZILLEBEKE DIED 07 MAY 1982'
and at the bottom 'RESTING WITH HIS COMRADES'.
Het privé
monument of gedenkteken staat in een perkje langs de s Herenthagestraat, tussen
huisnummers 9 en 11 (eigendom van huis nr 9), aan de O-grens van de gemeente
Zillebeke en nabij het Domein Godschalk. Het is een witmarmeren rechtopstaande
gedenksteen.De gedenksteen heeft feitelijk de vorm
aan van een 'headstone', het typische grafzerk dat terug te vinden is op de
Britse militaire begraafplaatsen. H. 86 x Br. 40 x D. 8cm.Volgende tekst staat gegrift in de steen: 'GNR
A.E. Wheeler R.H.A. - born 16 Aug 1897 - wounded 01 Jul 1916 - Zillebeke - Died
07 May 1982', eronder het kenteken van de artillerie (kruis met de leuze
'Ubique Quo Fas et Gloria Ducunt'), helemaal onderaan 'Resting with his
comrades'.
Albert Edwin Wheeler(N° 76586),
geboren op 16 augustus 1897, en als 'Gunner' (kanonier) diende hij aanvankelijk bij de Royal
Field Artillery in de 110th Brigade (R.F.A./345/B 110bde) en later bij de Royal Horse Artillery. Albert raakte zwaar
gewond te Zillebeke op 1 juli 1916. Voor hem was de oorlog voorbij maar hij zou
gedurende de vier volgende jaren in maar liefst 29 hospitalen verzorgd worden.
Later emigreerde hij naar Canada, waar hij op 7 mei 1982 overleed. Het was zijn
laatste wens om begraven te worden bij zijn gestorven vrienden in 'Flanders
Fields'. Zijn as werd op 1 augustus 1982, tijdens een kleine plechtigheid,
verstrooid op Bedford House Cemetery. In 1983 wilde zijn zoon een
herdenkingssteen laten plaatsen op de begraafplaats, maar de Commonwealth War
Graves Commission verleende hiervoor geen toelating. In hetzelfde jaar werd een
herinneringssteen geplaatst op private grond in de 's Herenthagestraat 9.
Memorial: Headstone at Herenthagestraat, Zillebeke, SE
of Ypres.
Albert Edwin Wheeler was born on 19 August 1897 and
died on 7 May 1982. In those eighty four years he had fought in the Great War,
married Violet May Wilton, had a family and emigrated to Canada.
But the Great War had made
a great impression on him. He served in 345 Battery Royal Field Artillery in
110 Brigade and later the Royal Horse Artillery with whom he was seriously
wounded on 1 July 1916 by the lake at Zillebeke. That was the end of his war
but the beginning of treatment which to last four years.
Towards the end of his life
he expressed a wish to be buried with his comrades in Flanders Fields and by a
chance meeting in the Middle East of his son and a member of the Renson family
from Zillibeke this came true. Mr Wheeler could not be buried in a military
cemetery, of course but at a ceremony at Bedford House his ashes were scattered
among his comrades on 1 August 1982. And the necessary consents having been
obtained, a memorial headstone in marble was erected in 1983 on land belonging
to the Renson family who undertook to maintain it. The inscription reads:
'GNR A E WHEELER R.H.A.
BORN 19 AUG 1887 WOUNDED 01 JUL 1916 ZILLEBEKE DIED 07 MAY 1982' and at the
bottom 'RESTING WITH HIS COMRADES'.
In 1993 the land was sold
to Mr and Mrs Vanhove who still look after the memorial and say they are
"proud to have it on their property". The memorial stands close to
the site of the Herenthage Chateau near the crest of what the British called
Tower Hamlets Ridge.
Paarden en muildieren uit de Groote Oorlog, Militaire Kapel Brugge
They shoot horses, dont they?
Paarden en muildieren
uit de Groote Oorlog, Militaire Kapel Brugge
Op zaterdag 21 april 2012 opende Mendop vzw (Mens & Dier op papier)
de tentoonstelling They shoot horses,
dont they? Paarden en muildieren uit de Groote Oorlog. (Van zaterdag 21 april tot en met donderdag 3 mei
2012)http://www.mendop.org/mendop.html
Het was een bijzondere tentoonstelling op een locatie in Brugge waar zelfs veel
Brugge-lingen nog nooit van hebben gehoord: de Militaire Kapel, een voormalige kloosterkerk in het hart van de
stad. Onder het altaar van deze Kapel bevindt zich sinds 1926 een crypte ter
ere van de oorlogsslachtoffers uit Wereldoorlog I.
In dit bijzondere kader, dat maar af
en toe voor het publiek toegankelijk is, toonde Mendop vzw in primeur skeletten en botresten van paarden
en muildieren uit Wereldoorlog I die onlangs in de frontstreek van de Westhoek
(bij Poperinge en Reningelst) uit massagraven zijn opgegraven.Ook brengt Mendop voor het
eerst in Vlaanderen het verhaal over de duizenden muildieren die vanuit Noord-Amerika naar de slagvelden van onder
meer Ieper en de IJzer werden overgebracht.
Wereldoorlog I was de eerste oorlog
waaruit bleek dat de cavalerie als geduchte aanvals-eenheid niet langer tegen de
vuurkracht van machinegeweren bleek opgewassen. In totaal lieten in 1914-18
acht miljoen paarden en muildieren het leven, net zoveel als er militairen en
burgers omkwamen.
De tentoonstelling belichtte ook de
kennis die men uit zulke opgegraven
dierenbeenderen kan afleiden, het wedervaren van paarden en muildieren aan het toenmalige front, de
herkomst en het vroegere gebruik van het muildier (kruising ezelshengst x paardenmerrie) en de glorietijd
van het cavaleriepaard in het Belgischeleger, met unieke oude fotos
van het ruiterkamp van Beverlo (nu
Leopoldsburg), de militairepaardenrijschool van Ieper (1847-1914)
en uiteraard de cavalerie-eenheden (Regiment
Lansiers) die tot 1926 in de Brugse
binnenstad nabij de Kruispoort gekazerneerd waren.
Militaire Kapel,
In 1565 kochten de kartuizerinnen een
pand aan de huidige Kartuizerinnenstraat als refugehuis. In de 17de eeuw
bouwden ze op dezelfde plaats een bescheiden klooster uit. Dat werd afgeschaft
in 1796, in de 19de eeuw herbestemd als ziekenhuis en in 1893 tot OCMW-kantoor.
De voormalige kapel van de kartuizerinnen werd vanaf 1893 gebruikt door de
Militaire Kring en zou uitgroeien tot het Brugse oorlogsgedenkteken bij uitstek
voor de slachtoffers van de twee wereldoorlogen. In 1926 werd er een crypte
gebouwd ter herdenking van WO I, met het monument van August Nobels. Het
klooster werd in 2002 beschermd als monument.
UITSTAP: 'België bezet 1940-1944'(zaterdag 28 april 2012)
De Duitse troepen walsen in mei door België en
kunnen al na 18 dagen de capitulatie van de Belgen ontvangen. Van dan af aan
begint een streng bezettingsregime. Er ontstaat al gauw een heel netwerk van
spionnen en weerstanders die in het geheim het verzet organiseren en de Britse
militaire overheid over heel belangrijke informatie laat beschikken. Spioneren
was echter niet zonder gevaar, en meer dan eens werd een netwerk door de
Duitsers opgerold. Opsluiting in concentratiekampen of onmiddellijk ter dood
veroordeling waren dan meestal het gevolg voor wie ontmaskerd werd.
Een bezoek aan Fort Breendonk bracht ons het
verhaal van hoe de nazi's zich vergrepen aan misdaden zonder gelijke. We
brachten ook een bezoek aan het Nationaal Museum van de Weerstand en het
Koninklijk Legermuseum in Brussel om het verhaal van de bezetting van België te
ontdekken.
Philippe
Delameilleure is één van de weinige specialisten omtrent het thema Tweede
Wereldoorlog. Als verwoed verzamelaar slaagde hij erin een unieke collectie bijeen
te garen (waarvan delen in verscheidene gekende musea te bewonderen zijn), en
zijn expertise kent geen gelijke. Ga mee op stap en kom alles te weten over hoe
de Belgische burgerbevolking de aanwezigheid van de nazi's verwerkten.
Onzegidsen
waren Wouter Feys & ik zelf (Philippe Delameilleure)
ANZAC Day25 april 2012 ZONNEBEKE: op ANZAC Day (Australian and New Zealand Army Corps Day) worden de
Australische en Nieuw-Zeelandse militairen herdacht die in diverse oorlogen
gevallen zijn. Het Australian and New Zealand Army Corps was een legereenheid
van Australische en Nieuw-Zeelandse troepen die in dienst stonden van Groot Brittannië
en de rest van het Gemenebest. Op woensdag 25 april 2012, ANZAC Day, werd overal ter
wereld de inzet van de Australische en Nieuw-Zeelandse troepen herdacht. Op
deze symbolische dag ging het Australian and New Zealand Army Corps (ANZAC)
in 1915 de Eerste Wereldoorlog in met de landing op Gallipoli (Turks Gelibolu), een schiereiland in het zuiden
van Europees Turkije. Hierbij kwamen veel Australiërs en Nieuw-Zeelanders om. In
Zonnebeke was het op woensdag vroeg dag met om 6.00 uur een ingetogen Dawn
Service voor de gesneuvelde Australiërs en Nieuw-Zeelanders.
Nadat de
Duitsers op 22 april 1915 voor het eerst gifgas als wapen inzetten aan het
front, gaven de Britten hen lik op stuk. In het offensief bij Loos werden niet
alleen de New Armies van Kitchener voor het eerst massaal ingezet, de Britten
maakten ook gebruik van chloorgas. Een taktiek en wapen dat ze duidelijk nog
niet helemaal onder de knie hadden...
Op zaterdag
21 april 2012 reden we via Armentières, Fromelles en Aubers naar Dud Corner Cemetery
& Loos Memorial. Wat
verderop in het dorpscentrum bezochten we het Loos Memorial Museum. Na een
verkwikkende lunch reden we langsheen enkele sleutelposities van de Slag bij
Loos. Zo kwamen we o.a. voorbij aan Hill 70, Lone Tree en het 46th (North
Midland) Division Memorial. We eindigden ons bezoek op Quarry Cemetery.
Gedenkplaat
voor LT Lee Scott MC Polygon
Wood (Polygoon bos)
Enkele dagen terug vertelde Marc Vanthournout mij dat hij achter de Buttes
War Cemetery een herdenkingsplaquette
van een Australiër had gezien. Ik was
verwonderd, ik kende die niet en vroeg hem om een foto door te mailen!
Inderdaad op de foto zag ik dat een het gedenkplaat is voor de Australische luitenant
Lee Scott. Na wat zoekwerk vond ik dat deze plaquette daar pas in de loop van
2011 is aangebracht, daarop besloot ik om dat eens ter plaatse te gaan
bekijken!
De
gedenkplaat geplaatst bevindt zich in de noordoostelijke hoek van het bos. Het
memoreert de moed van de Australische luitenant Lee Scott, die in de buurt van
deze plek in september 1917 de flank van het 56th bataljon moest beschermen.
Hierbij veroverde hij twee Duitse betonnen schuilplaatsen (bunkers) die de
Australische actiebemoeilijkten.
Hiervoor kreeg hij het MC (Military Cross) toegekend. Hij voerde ook geregeld
patrouilles uit om de bewegingen van de vijand waar te nemen, ondanks het
aanhoudende gevaar toonde hij zich een competent leider. Hij was ook de broer
van luitenant-kolonel Humphrey Scott DSO, die in oktober 1917 in het Polygoon
bos sneuvelde. Humphrey Scott's lichaam werd begraven in de
buurt waar hij viel in het Buttes War Cemetery, Polygon
Wood,vlakbij de gedenkplaat
van zijn broer Lee. Op 18 oktober 1917 werd LT Lee Scott opgenomen in het 3rd
London General Hospital Wandsworth hij leed aan gematigde gasvergiftiging. Hij
overleefde de oorlog en keerde terug naar Australië.
Dedication
plaque at the NE corner of Polygon Wood, this is a dedication to the bravery of
LT Lee Scott MC, who took 2 bill boxes near this spot in Sept 1917, he was also
the brother of Lt Col Scott DSO, who was KIA Oct 1917 in Polygon Wood.
Emilienne
Moreau, gekend als de Lady of Loos, werd geboren op 4 juni 1899 in Wingles
gelegen in de noordelijke regio van Pas-de-Calais. Haar vader had 38 jaar in de
mijn gewerkt en nu had hij een kleine kruidenierswinkel. In oktober 1914 werd
Loos waar Emilienne Moreau woonde bezet door de Duitsers. Deze plunderden het
dorp evenals het huis van haar familie. Emilienne die de ambitie had om
onderwijzeres te worden organiseerde in februari 1915, in een kelder, een
school. De lessen werden in beurtrol gegeven want de kinderen waren tussen
dedrie en zestien jaar oud. In
september 1915 wilden de Britten Loos heroveren. Er volgden vier dagen van
hevig vechten. Emilienne Moreau begon haar oorlogsbijdrage met het uitdelen van
chocolade en koeken aan de Britse militairen. Ze veranderde haar ouders huis in
een tijdelijke schuilplaats en verbandpost, waar ze zorgde voor Britse
gewonden. Zij observeerde de Duitse lijnen en hun troepenbeweging en deelde die
informatie mee aan de Britten. Op een bepaald ogenblik, om het leven van een
Britse soldaat te redden, trok zij gewapend met handgranaten en een revolver de
straat op, zij doodde vijf Duitsers!
Emilienne
Moreau Kreeg, zowel van Britse als van Franse zijde, erkenning voor haar
bijdrage aan de oorlog. Ze kreeg o.a. het Franse Croix de Guerre en de
BritseMilitary Medal en de titel van
"The Lady or Heroine of Loos". Het Royal Red Cross erkende haar hulp
aan de gewonde militairenmet een First
Class Award. Sir Douglas Haig noemde haar affectief the Jeanne dArc of Loos.
In 1932
huwde zij met Just Evrard, de vicesecretaris
generaal van de Socialistische Federatievan Pas-de-Calais. Ze hadden twee kinderen. Bij de val van
Frankrijk in juni 1940, geraakte Emilienne Moreau weer betrokken bij de
oorlogsinspanningen. De Duitsers plaatsten haar, gezien haar daden inde vorige oorlog, onder surveillance maar dat
hield haar niet tegen. Ze verdeelde pamfletten en werd een contactpersoonvan de British Information Services. Ze
richtte verschillende weerstandsgroepen op. Wanner haar echtgenoot in 1941
gearresteerd werd veranderde ze haar naam in Jeanne Poirier. Ze diende
eerstals agent in het Brutus netwerk en
vervolgens bij de propaganda groep France Fights. Ze moest noodgedwongen onderduiken
in de regio van Lyon, waar ze missies tussen Lyon en Zwitserland organiseerde.
Ze speelde er een belangrijke en moedige rol. in 1944 moest ze noodgedwongen
bezet Frankrijk verlaten en trok naar Algerije, ook daar bleef ze actief. Later
dat jaar, na D Day, keerde ze naar Frankrijk terug met een Canadese tank
eenheid. Opnieuw kreeg ze hele reeks onderscheidingen opgespeld.
Le
Calvaire dune Jeune Fille
Toute la France connaît le nom d'Émilienne Moreau. Il est désormais inséparable de la
bataille dont Loos-en-Gohelle, en septembre dernier, fut le théâtre. Elle
venait de s'y installer dans une petite boutique de la place de la République
avec sa sur, un très jeune frère et son père, brave porion du Nord retraité
après trente-huit ans de service à la mine, quand la guerre éclate en coup de
foudre. Un matin d'octobre les uhlans arrivent, et c'est
aussitôt l'invasion méthodique et atroce. Les hordes campent, insolentes et
brutales. Pendant un an pas une douleur n'est épargnée à cette enfant de
dix-sept ans, pas une horreur ne fait grâce à ses yeux bleus. Les vivres
manquent. En quelques semaines la faim, les privations, la torture de voir le
pays violé par la botte étrangère, viennent à bout d'un père qui a résisté à
toute une vie dans la mine: il succombe dans ses bras. Elle n'a même pas, la
pauvre enfant, la consolation de pouvoir l'ensevelir dignement. Il ne reste
plus un menuisier à Loos, plus de bois. Les Allemands ont tout pris. Elle court
en chercher jusque dans les lignes ennemies. Sous les balles, sous les obus,
elle s'en va, pieuse Antigone, voler les quelques planches dont elle
confectionne, avec un petit frère de seize ans, un cercueil pour son père.
Et le calvaire continue, interminable série de
douleurs. A peine s'est-elle redressée sous un coup, qu'un second s'abat sur elle.
Un jour elle apprend la mort d'un frère tombé dans les rangs français; le
lendemain, un obus allemand éclate près d'elle sur la place et blesse
grièvement sa jeune sur. Rien
ne décourage sa vaillance.
Na de gevechten in het voorjaar van
1915: Vimy, Lorette,
Neuve-Chapelle,
Festubert,
Ieper, is de zomer op het Britse front in de Artois
en Vlaanderen een relatief kalme periode. Geen enkele grote aanval
wordt ondernomen, toch verliezen de oorlogsvoerders iedere dag honderden mannen
door het sporadisch artillerievuur en actieve snipers (scherpschutters). De
twee kampen benutten deze kalmere periode om hun loopgraven te herstellen en te
versterken, tevens voertmen een
geniepige oorlog met landmijnen. Op vraag van de Fransen breidt het Britse
leger de bufferzone van het front uit tot ten noorden van Ieper en in het
zuiden tot aan Lens. Het nieuwe 3eleger gaat zich in augustus 1915 tussen de
Somme en Hébuterne installeren, dit is in het zuiden van de Pas-de-Calais.
Tussen mei en september 1915 arriveren zon vijftien divisies van het nieuwe
leger Kitcheners Army in Frankrijk en België.
De enige noemenswaardige gebeurtenis
op het Franse front speelt zich af op 15 en 16 juni 1915 bij
Givenchy-lès-La-Bassée. Deze actie gaat gecopuleerd met de hervatting van het
Franse offensief in de Artois door Foch. Dat gebeurt ter voorbereiding van een
grotere operatie in het zuiden bij Loos om de hoger gelegen punten in te nemen.
Het voorbereidende bombardement tegen een uiterst sterk verdedigde zone stelt in
feite niets voor en veroordeelt de infanterie tot een bloedbad! Van een
compagnie van vijf officieren en 170 mannen van de 2nd Yorks ontglippen
slechts 40 man aan de dood of aan verwondingen. Voor de Britten en Canadezen
die aan de gevechten deelnemen loopt de aanval al snel uit op een complete fiasco.
Velen zijn immers nog niet volledig gerecupereerd van de Tweede Slag bij Ieper.
De Slag bij Loos,in september-oktober
1915, is de Britse bijdrage van de grote
geallieerde aanval in de Artois. De
Britten hebben de LOOS-sector pas een maand voor de
aanval van de Fransen overgenomen. Dit in verband met de groei van het Britse
leger. Joffre spreekt bij die gelegenheid over een ideaal terrein voor een
infanterieaanval. LOOS is in die tijd een mijnstadje
omgeven door kolenmijnen met de daarbij behorende installaties en afvalbergen.
Het terrein is over het algemeen open en vlak. Het ligt in een lichte
terreininzinking met een flauwe helling. Een lichte verhoging loopt, in oostelijke
richting, naar heuvel 70. De Duitsers bevinden zich op de wat hoger gelegen
grond, verschanst achter prikkeldraad en in ook naar achteren uitgebouwde
loopgraven met prima schootsvelden voor hun mitrailleurs.
De Franse opperbevelhebber Joffre start
deze actie tegelijkertijd met het Franse hoofdoffensief in de Champagnestreek. Joffre
meent dat het tijdelijke numeriek overwicht van zijn leger een beslissende
doorbraak moet kunnen mogelijk maken. De Fransen gaan zich concentreren op de
heuvelrug van Vimy, de Britten op de mijnstreek in de omgeving van het lager
gelegen Loos-Hulluch op de vlakte van Gohelle. Generaal Haig, die altijd bereid
is om grootschalige aanvallen te ontketenen en zonder rekening te houden met de
massale menselijke verliezen van zijn eenheden, heeft dit keer ondanks een zeer
negatief perspectief zes divisies opgetrommeld. Zijn troepen zijn uitgeput door
de geleden verliezen in het voorjaar en er heerst nog steeds een schrijnend
gebrek aan munitie. Hij rekent echter op een beduidend getalsmatig overwicht
,van 1 op 7, voor de aanval op de
gekozen smalle zone van het front. De Slag bij Loos is voor de Britten door het
aantal betrokken manschappen een van de grootste aanvallen sinds het begin van
de oorlog en wordt door de initiatiefnemers ingeschat als de Big Push.
De
Britten beginnen hun voorbereidende beschieting bij het aanbreken van de dag op
21 september met 110 zware vuurmonden en 84 lichtere vuurmonden, rekening
houdend met een frontbreedte van 12 km. Een ononderbroken bombardement van
vier dagen ennachten werpt 250.000
artilleriegranaten neer op de Duitse verdedigingslinies. Weliswaar zonder reëel
effect.
Door
de moeilijk te voorspellen ontwikkeling van de windrichting besluit de door
twijfels gekwelde Haig pas op het laatste moment om gas te gebruiken. De
Britten verspreiden in de ochtend van 25 september 1915 140 ton chloorgas. Ze
doen dat door middel van 5.000, in de eerste linie, geplaatste gascilinders.
Dat chloorgas wordt gelost als aanvulling op het spervuur van de artillerie
waarvan men denkt dat het niet voldoende is geweest. Na de gruwelijkekennismaking ( in april) met het Duitse chloorgas
nabij Ieper, maken de geallieerden voor het eerst gebruik van dit wapen nabij
Loos! Met dat gas willen ze de eerste Duitse linie uit te schakelen. De Britten
beschikken zelf slechts over zeer primitieve gasmaskers. De draaiende wind
jaagt op sommige plaatsen de gassen terug naar de Britse loopgraven. Gelukkig
telt men aan Britse kant slechts zeven doden, maar toch zijn er meer dan 2.600
mannen met het gas in aanraking gekomen en buiten gevecht gesteld. De Duitsers
slaan in de eerste instantie in paniek. Aan hun kant komen ongeveer 600
soldaten om door vergassing.
Om
06.30 word de aanval ingezet met zes divisies, 75.000 Britse
infanteriesoldaten kruipen uit de loopgraven. De zuidelijke zone van de aanval
registreert op de eerste dag een spectaculair succes. De aanvallers,
gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door rookschermen, nemen het dorp Loos in
vanaf heuvel 70 en trekken op naar Lens. De opmars is echter van korte duur
vanwege het munitiegebrek en de vertraging van de versterking. De Duitsers
nemen heuvel 70 terug. Meer naar het noorden is de Britse opmars beperkter want
de aanvallers stuiten op de sterke fortificaties van de Hohenzollern Schans.
Dit is een uitgebreid complex van loopgraven en onderaardse stevige schuilplaatsen.
Ze worden bedolven onder mitrailleurvuur, maar nemen desondanks een deel van de
versterkte eerste linie in, voornamelijk rond de Hohenzollern Schans. De Duitse
mitrailleurs hebben schade aangericht, de Britten tellen in één dag 8.500
doden, het grootste verlies sinds het begin van de oorlog.
De volgende dag, op 26 september,
arriveert de Duitse versterking in groten getale om de bressen te vullen. De
Britten lanceren een aanval, maar zonder voorafgaand bombardement. Het loopt
uit op een bloedbad! Het merendeelwordt
gedood door mitrailleurvuur. De Britten beginnen met sommige nieuw verworven
stellingen van de vorige dag te verlaten. De sporadische gevechten, veelal rond de Hohenzollern Schans, aduren nog
enkele dagen voort, voordat het Britse opperbevel eindelijk besluit tot
terugtrekking en constateert dat de slag een totale mislukking is. De Britten doen een nieuwe poging op 13
oktober, weer met gebruik van oorlogsgassen. Ook deze aanval mislukt! In tien
minuten verliest de 46eDivisie 180 officieren en 3.583 manschappen voor
de Hohenzollern Schans.
Dit keer zijn de Britse verliezen
angstwekkend hoog!! Er zijn 50.000
gewonden, doden en vermisten (minstens 20.000 doden). Onder de vermisten, de
enige zoon van schrijver Rudyard Kipling. Rudyard Kipling, schrijver van het
Jungleboek, Nobelprijswinnaar in 1907, is in 1914 een voorstander van inmenging
van het Britse Rijk in de Eerste Wereldoorlog. Zijn enige zoon John, aan wie
hij in 1910 het beroemde gedicht 'If' (you'll
be a Man, my son) opdraagt, wenst, zoals zijn opvoeding hem
ingeeft, ten strijde te trekken. John wordt eerst geweigerd op grond van zijn
slechte gezichtsvermogen. Door toedoen van zijn vader wordt hij alsnog
ingedeeld bij de Irish
Guards. Kipling blijft ontroostbaar en te vergeefs de omgeving van
Gohelle afzoeken naar sporen van zijn vermiste zoon. De stoffelijke resten van
John Kipling worden pas in 1991 geïdentificeerd en rusten nu op de
begraafplaats Saint-Marys Advanced Dressing Station Cemetery in
Haisnes. Diverse nieuwe eenheden met rekruten die voor het eerst vochten, zijn volledig
uiteengeslagen. De verliezen zijn bijzonder hoog bij de Schotse troepen en officieren.
De Duitse verliezen liggen voor de helft lager. Tegelijk met de Britse
nederlaag in Loos eindigen de Franse offensieven in de Artois en de
Champagnestreek na een hoopvol begin ook op wrede teleurstellingen.
De grootste consequentie van het
falen bij Loos is de vervanging van generaal French als opperbevelhebber van
het Britse leger door Haig, dat gebeurt op 19 december 1915. Ondanks de ondergane
beproevingen is het nieuwe Britse leger begin 1916 in volle bloei. De Duitse
aanval op Verdun heeft een nieuwe uitbreiding van het Britse westfront als
gevolg. Vanaf maart 1916 loopt het front van Ieper tot aan de Somme, de Fransen
hebben immers de Artois verlaten om het hete hangijzer Verdun aan te pakken.
Nadat
de gevechten bij LOOS tot stilstand zijn gekomen
claimden beide partijen de overwinning . Hoewel er objectief bezien geen
sprake van overwinning kan zijn trachten de Engelsen in hun literatuur daar
toch wat inhoud aan te geven: A great deal of nonsense has been written about LOOS. The real tragedy of that battle was its nearness to
complete succes. But, alas, neither ammo nor reinforcements were immediately
available and the great opportunity passed.
Hoewel
er in de Eerste Wereldoorlog vaak word gesproken van les Généraux de
Châteaux, omdat de gevechten op de hogere niveaus veelal geleid worden vanuit
wat meer achterwaarts gelegen kastelen (die zijn er nu eenmaal veel in
Frankrijk), is het des te opmerkelijker, dat er in de slag bij LOOS drie Britse generaals zijn gesneuveld. Bijvoorbeeld de
commandant van de 7e divisie, die voorin zijn troepen leidt,
sneuvelt wanneer hij een van de laatste reservepelotons in de strijd voorgaat
omdat de pelotonscommandant voor zijn voeten is neer gevallen.
Het is een schrikwekkende
constatering dat de ernstige fouten van het opperbevel tijdens de Slag bij Loos
over het hoofd zijn gezien en dus herhaald worden op de eerste dag van de Slag
bij de Somme, die op 1 juli 1916 uitloopt op de grootste ramp in de hele Britse
militaire geschiedenis.
GOTT MIT UNS Tijdelijke tentoonstelling in het IJzertorenmuseum
Tijdelijke tentoonstelling
GOTT
MIT UNSin het
IJzertorenmuseum
IJzerdijk 49 te 8600
Diksmuide
In de geschiedenis zien
we steeds dat de mens zijn krachten wil vergelijken met de goden. Wie een
oorlog wilde winnen, moest aan een oorlogsgod offeren. Daarna kwamen dan de
oorlogen die werden gevoerd voor godsdienstige redenen: de kruistochten, de
conflicten tussen katholieken en protestanten, recent nog, de Jihad. Ook het
Amerikaans leger probeert nu nog mensen in te lijven onder de leuze... 'based
ons Christian values'.
Bij het uitbreken van WO
I zien we dat de strijdende partijen de naam van God nog vaak gebruiken in hun
militaire attributen en hun waarden, o.a. Gott mit uns, God strafe England,
Dieu avec nous, ... Daarnaast
willen we tonen hoe dat geloof in de loopgraven tot uiting kwam: uitingen van
verschillende godsdiensten (met oa. link naar Talbot house Poperinge),
misvieringen in en achter de loopgraven, aalmoezeniers, brancardiers,
bedevaarten naar Lourdes, beschermingsmedailles, ... Wat was het standpunt van
Kardinaal Mercier en de paus tijdens de oorlog ? Wat met de niet-gelovigen? Wat
met de Franse anti-clericalistische strekking ?
De tentoonstelling 'Gott mit uns' hebben wij o.a. te danken
aan de grote inzet van Philippe
Oosterlinck,Frankie
Van Rossem en conservator Peter Verplancke.
Bayernwald is een unieke site in Wijtschatedie de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog levig houdt. Ze werd na een jaar restauratie geopend in april 2004.Bayernwald is de enige Duitse site uit de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen met een unieke combinatie van een loopgravenstelsel, een mijnenschacht en bunkers. Men kan er zien hoe de Duitsers, onder leiding van Rupprecht van Beieren, op deze plek in de huidige gemeente Heuvelland een heuvel omgebouwd hebben (tussen 1914 en 1917) tot een onneembare vestingombouwden. Wat nu nog te zien is maakt amper 10% uit van wat het ooit was. Vier betonnen bunkers, 320 meter loopgraven en twee mijnschachten, 25 meter diep, zijn gerestaureerd. Ze maakten deel uit van de Duitse versterkingen op de Wijtschate-Messines Ridge.
Momenteel is een nieuwe fase in de restauratiewerken bezig. Ze biedt de bezoekers een interessante inkijk op het technisch vernuft van de Duitse loopgraven zoals die vanaf 1916 op die plaats effectief in gebruik werden genomen.
De heuvelrug waarop 'Bayernwald' gelegen is, vormt de laatste natuurlijke hindernis op weg naar de zee. Bayernwald ligt op een hoogte van 40 meter en heeft hierdoor uiteraard een heel grote militair-strategische waarde. Wie tijdens de oorlog op een hoogte of heuvel ligt , heeft immers het nodige zicht op het front. Hij kan zijn artillerie trefzekerder richten en zijn stellingen makkelijker verdedigen. Daarom strijden Franse en Beierse militairen in november 1914 verbeten om het bezit van deze plaats. De Duitsers winnen het treffen en Kroonprins Rupprecht von Bayern geeft de plaats officieel de naam van Bayernwald. Rond Diksmuide loopt het front vast door de onderwaterzetting van de IJzervlakte. Beide partijen graven zich in! Het fundamentele probleem van de Eerste Wereldoorlog is dan ook dat van de doorbraak. Van 1914 tot de zomer van 1917 bouwen de Duitsers hetBayernwald uit tot een onneembare vesting. Wat nu nog rest is maar 10% van wat het Bayernwald ooit in 1917 geweest is.
Tijdens de oorlog is het hier op het eerste gezicht, een vrij (relatief)rustige frontsector, de beide legers zitten vast in hun stellingenoorlog. Om deze te kunnenlaten openbarsten trachten ze ondergronds elkaars posities te gaan ondermijnen. De Duitsers in Bayernwald denken dat hun loopgraven op grote diepte worden ondergraven en dat de Britten er duizenden kilos springstof zullen plaatsen. De Duitsers bouwen en graven als tegenactie metersdiepe luisterschachten om de werkzaamheden van de Britten beter te kunnen volgen. Ze gaan ook tientallen raids in het vijandelijk gebied uitvoeren, ze hopen om zo te weten te komen wat de Britten van plan zijn. Maar de verschillende dieptemijnen die in 1917 gaan ontploffen, worden elders geplaatst. Na deze mijnenslag van 1917 komt Bayernwald ver achter de Britse linies te liggen. Tijdens de slag om de Kemmelberg, in het voorjaar van 1918, heroveren de Duitsers deze positie. Hun aanwezigheid is er deze maal van kortere duur, het bos wordt op 28 september 1918 door Britse eenheden van de 34steDivisie heroverd. Op 11 november is de oorlog voorbij.
De Britten bereiden in 1916een groot offensief voor. Ze willen de Duitsers, letterlijk, uit hun hoger gelegen posities wegblazen. Ze gaan over de gehele frontlinie op 24 plaatsen en op grote diepte mijnschachten graven, hun tunnels lopen tot onder de Duitse stellingen. Aan het einde van de tunnel is een kamer gegraven waarin de Britten duizenden kilos springstoffen plaatsen.
In het Bayernwaldzijn de Duitsers ongerust. De blauwe klei die ze wat verderop bij het Bois Carré, nabij Sint-Elooi en ook nabij de Hollandse Schuur zien, toont aan dat de Britten diep aan het graven zijn. De Duitsers graven als reactie luisterschachten uit, zoals de Berta 1 tot de Berta 6. Daar diep onder de grond hopen ze te kunnen horen waar de vijand aan het graven is, om zo dan deze vijandige werken proberen te vernietigen. In realiteit werken de Britten er aan een 400 meter lange infanterieverbinding, zo kunnen hun manschappen veilig van en naar hun eerste en tweede frontlijn lopen.
In 1971 wordt de Berta 4 die bij toeval door de familie Becquart ontdekt. In de zomer van 1971 zijn André Becquart en zijn zoon Ignace aan het jagen in het Croonaertbos te Wijtschate. Wanneer ze de vermoedelijke schuilplaats van een gewond konijn beginnen uit te graven, gaat de grond plotseling schuiven en wordt een diepe schacht zichtbaar.
De schacht heefteen diepte van 25 meter, met daar boven de resten van een houten schachtbarak. Hierin stond tijdens de oorlog een windassysteem om de klei naar boven te halen of om deDuitse gravers naar beneden te laten. De bestaande constructie is nog 17 meter diep en er zijn nog restanten van een luchtpijp en van een ijzeren ladder.
In de Wytschaeteboog wordt de Duitse verdediging geconcentreerd rond vooruitgeschoven posities op die natuurlijke hoogtes, zoals 'Sint-Elooi', 'Bayernwald', 'Hollandse Schuur', 'Petit Bois', 'Maedelstede', 'Peckham', 'Spanbroekmolen', Op 7 juni 1917 laten de Britten tussen Ieper en Mesen de 24 dieptemijnen ontploffen, maarvijf dieptemijnen weigeren dienst en ontploffen niet. Duizenden kilosaarde, beton, stellingen, wapentuig en uiteraardDuitse militairen vliegen de lucht in. De ontploffingen van in totaal 500.000 kg springstof zijn oorverdovend en dus ver hoor- en voelbaar. De desorganisatie is onbeschrijfbaar. Tijdens de daarop volgende Britse verrassingsaanval wordt er uiteraard Duits gebied veroverd. Achterafgetuigen de Britten dat Bayernwald het de best verdedigde ondergrondse sector in Vlaanderen was. Vanaf 1916 richten de Duitsers hun verdediging en bunkerstellingen op de hoogtesin. Overal worden mitrailleurs opgesteld die alles onder vuurkunnen houden en elke aanval moeten afslaan. Veel betonnen bunkerszitten half ingegraven, waardoor ze moeilijk te zien zijn.
De bunkers in Bayernwald hebben slechts een hoogte van 1,20 meter. Ze zijn alleen bedoeld als een veilig schuiloord tijdens beschietingen.a De meeste bunkers zijn in gegoten beton. Daar waar het nabij de frontlijn te onveilig is om bunkers te gieten, gaan de Duitsers bunkers bouwen met betonstenen. De overblijvende bunkers in het Bayernwald behoren tot beide types en dateren van de zomer 1916. De bunkers zijn gebouwd op gegoten platforms en rusten op een laag van zachtere stabilisering. Al de bunkers bestaan uit twee kamers, die binnenin verbonden zijn met een deuropening en iedere kamer heeft een koker voor een kachelaansluiting en/of periscoopgebruik. In september 1918 staan er in het oorspronkelijke Bayernwald tien betonnen bunkers die samen ruimte bieden aan 47 Duitse soldaten. Na de oorlog zijn de betonnen stenen gegeerde materialen voor de heropbouw, zodat dit bunkertype heden ten dage zeldzaam is geworden.
In 1914 maakt ook het stuklandbouwgrond, gelegen aan de overkant van de toegangsweg, deel uit van Bayernwald. Hier brengen de Duitsers, in moeilijke omstandigheden, de eerste drie winters van de oorlog door. Door de hoge grondwaterstand worden de loopgraven vooral met zandzakken opgebouwd. De vele beschietingen maken er een drassig en chaotisch geheel van. Daarom beginnen de Duitsers, op de huidige site Bayernwald, in hetvoorjaar 1916 met de aanleg van een goed verdedigbare tweede lijn. Een linie met ingegraven loopgraven en betonbunkers. De materialen worden met behulp van een smalspoorlijn tot op de plaats aangevoerd. In februari 1917 trekken de Duitsers zich dan bijna geheel op deze nieuwe frontlijn terug, maar er blijven wel nog een aantal verbindingsloopgraven bestaan naar enkele vooruitgeschoven posten. Eén ervan bevindt zich op deze site. De huidige loopgraven zijn volledig gereconstrueerd op basis van archeologisch onderzoek en oude Duitse stellingskaarten. De onderbouw van de loopgraaf bestaat uit omgekeerde A-frames met daarop de loopplanken, het water wordt eronder weggevoerd. De wanden zijn gesteund met stevig verankerd vlechtwerk in wilgentenen.
(Info: Persmap naar aanleiding van de officiële opening van Bayernwald te Wijtschate-Heuvelland)
De gemeente Heuvelland heeft een gebruikersovereenkomst op zak met eigenaar René Declercq en heeft het recht van opstal voor didactisch materiaal. De gemeente staat ook in voor het opvolgen van de restauratiewerken en de subsidiedossiers. Bayernwald werd ingehuldigd door Prins Wolfgang van Beieren. De bouwer was een broer van zijn grootvader.
Om Bayernwald te bezoeken dienen bezoekers zich eerst aan te melden in het VVV-kantoor te Kemmel.
De weg tussen Ieper en Menen
speelde een belangrijke rol tijdens de Eerste Wereldoorlog. Beide partijen
gebruikten de kasseienweg en spoorlijn voor aanvoer van bevoorrading (munitie,
wapens, troepen, voedsel, ...) en het evacueren van gewonden en doden op het
slagveld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vier jaar lang een hevige
strijd woedde om de Menin Road. Niet voor niets groeven de Duitsers een tunnel
tussen 't Hooge en 't Kantientje. Of plaatsten de Britten camouflage langs de
weg. Of werden nieuwe wapens ingezet in de hoop het front te kunnen doorbreken.
Als afsluitervan de cursus The Menin Road
Experience werd op zaterdag 24 maart een wandeling georganiseerd met
als thema "De Slagen bij 't Hooge". Tijdens de wandeling, onder de deskundige begeleiding van Wouter Feys, werd een o.a.
bezoek gebracht aan het Menin Road Museum, het Hooge Crater Museum de loopgravensite van Kasteel hof t Hooge,
Bellewaerde Farm, Railway Wood...
KAASKERKE - Het Vlaamse Gewest restaureert de Calvarieberg en de Duitse
bunker bij de Dodengang. Daarmee wordt een uniek stukje Kaaskerkse geschiedenis
tegen aftakeling beschermd. 'De Calvarieberg langs de IJzerdijk is destijds
gebouwd als protest tegen de bouw van de IJzertoren. De Belgicisten gingen er
aanvankelijk op bedevaart. De Duitse bunker even verderop is al even
merkwaardig. Die bunker staat op werpafstand van de Dodengang. Er zijn weinig
plaatsen in het oorlogsverleden waar de Belgen zo dicht bij de vijand gelegerd
waren. Beide legers konden letterlijk met munitie naar elkaar gooien'.
De Vlaamse overheid is via Waterwegen en Zeekanaal eigenaar van beide beschermde
oorlogsmonumenten. 'Tijdens de bijeenkomst met de stad is gebleken dat de
Vlaamse overheid beide monumenten nog dit jaar zal restaureren. Als eigenaar
betaalt de Vlaamse overheid de factuur van de werken.
Beschrijving Locatie:Gelegen laangs de IJzerdijk, langs de
IJzer, in een bocht van de straat, op ongeveer 200m van de Hoge Brug, ter
hoogte van het huisnummer 56.
Beschrijving Relict:Wit rechthoekig gebouw met 2
verdiepingen. De voorgevel is in trapvorm opgebouwd, met een licht
vooruitstekend deel waarvan de muurvlakken geprofileerd zijn en met in het
midden de toegangsdeur. Op het dakterras, waarvan de voorgevel trapsgewijs
opgebouwd is en dat bereikbaar is via twee zijtrappen aan de buitenzijde,
bevindt zich een kruis op een hoge eveneens trapsgewijs versmallende sokkel.
Het draagt een bronzen Christus aan het kruis. In de kapel bevindt zich een
altaar. Boven de ijzeren toegangspoort in vlakreliëf, in drukletter, 'O Crux
Ave Spes Unica', '1914-1918'. Verder nog 'Cette chapelle fut renovée par
Baugniet Marcel de Marcinelle'. H. 1321 cm x Br. 1005 cm x D. 425 cm
Uitvoering: Carl Beyaert architecte, Iseghem (gesigneerd)
Historische Achtergrond: Reeds op 30 maart
1924 kondigt het blad de Poperingenaar de oprichting van deze Calvarieberg aan.
Het monument, een initiatief van de Brugse bisschop, mgr. G.J. Waffelaert,
waarvan men ten onrechte schreef dat het zich bevond op de plaats van de
Dodengang, werd echter pas op 23 september 1928 ingewijd door de bisschop, in
aanwezigheid van prins Leopold en prinses Astrid. Merkwaardig is dat, om een
onbekende reden, de gemeenteraad van Diksmuide beslist had op het stadhuis geen
officiële ontvangst van de prinsen en de personaliteiten te organiseren, naar
aanleiding van deze plechtigheid. Het monument was bedoeld als religieus
monument voor alle aan de IJzer gesneuvelde geallieerde soldaten, maar
ongetwijfeld ook als een concurrent voor de in opbouw zijnde IJzertoren. De
enkele naoorlogse bedevaarten werden spoedig stopgezet. Vroeger stond rechts
naast de ingang nog in vervaagde letters 'Aan onze gesneuvelden - A nos morts -
... our fallen [soldiers]'. Deze tekst werd overschilderd, toen het gebouw in
1985 werd herschilderd.