we wandelden traag
hadden helemaal geen haast
zelfs de wind op kousenvoeten
raakte onze stilte niet
en toen wij op een bank gingen zitten
de bladeren als zomerse herinnering
in zachte vleugelstrijd
naar beneden zagen dwarrelen
deden ons zelfs niet vitten
want de oogst
aan rust en schoonheid
die we deze namiddag binnenhaalden
zou ons de hele winter
niet meer verlaten
|