nr 6 Heer blijf bij ons, de zon gaat onder. Wij boden dan het avondbrood de vreemde man, die langs de baan met ons was meegegaan. Terwijl hij het zegenend de ogen sloot, gebeurde het. Zijn aangezicht veklaarde in een hemels licht, waarin hij plotseling verdween. Dit was het wonder, wij stonden weer alleen, doch vouwden blij ons handen. Het was alszof hij door ons heen verdween, en 't licht in ons is blijven branden, blij zo in ons, o heer. De zon gaat onder.
|