nr 10 In de tuin van het paradijs, onder de boom der kennis, stond een rozenhaag. Hier, in de eerste roos werd een vogel geboren. Zijn vlucht was als die van het licht, heerlijk was zijn kleur, heerlijk zijn zang. Maar Eva nam de vrucht van de boom der kennis. Adam en zij werden uit het paradijs gejaagd. Van het vlammend zwaard van de straffende engel, spatte een vonk die in het nest van de vogel viel. Het ging in vlammen op en de vogel stierf. Uit het rode ei vloog een nieuwe vogel. De enig overgebleven vogel Fenix. Men zegt dat hij in Arabië woont en elke 100 jaar zichzelf in zijn nest verbrand. Dan vliegt er een nieuwe Fenix, de enige ter wereld, weg uit het rode ei. De vogel fladderd om ons heen, snel als het licht, verukkelijk van kleur en zingt een heerlijk lied. Wanneer een moeder bij de wieg van haar kind zit, is hij aan het hoofdeind. Met zijn vleugels slaat hij een aureool boven het hoofd van het kind. Hij ontmoet armoede en brengt zonneglans in huis. Maar de vogel Fenix, blijft niet in Arabië. Hij fladderd in het noorderlicht, over Lapse ijsvelden. En springt rond tussen de gele bloemen van Groenlands korte zomer. Onder de koperrotsen van Faloen. En in de mijnen van Engeland vliegt hij, als een gepoederde mot, over de gezangboeken der vrome arbeiders. Hij vaart op het lotusblad, in de heilige wateren van de Ganges. De ogen van de Hindoe meisjes stralen als ze hem zien. De vogel Fenix. Ken je hem niet? De vogel van het paradijs, de heilige zwane van het lied. Hij zat op de kar van Tespis, als een lasterende raaf en sloeg met zijn zwarte vleugels, die met droesem besmeurt waren. Over de harp van de Yslandse zangers, gleed de rode snavel van de zingende zwaan. Op Shakespear's schouder zat hij als Odin's raaf, en fluisterde hem in het zijn oor, "Onsterfelijkheid." Hij vloog bij het zangersfeest, door de ridderzaal van de Wardburg. De vogel Fenix zong de marselleise. Je kuste de veer die uit zijn vleugels viel. Hij kwam in de gloed van het paradijs en jij wende je mischien af naar de spreeuw, die daar zat met bladgoud op de vleugels. Vogel van het paradijs, iedere eeuw vernieuwd. In vlammen geboren, in vlammen gestorven. Je beeld in goud gevat, hangt in de zalen van de rijken. Zelf liep je dikwijls eenzaam en verdwaald, een sage. De vogel Fenix uit Arabië. In de tuin van het paradijs werd jij geboren. Onder de boom der kennis, in de eerste roos. God kuste jouw en gaf je je echte naam: "POËZIË."