nr 12 Wanneer openbaart zich de muze van de nieuwe eeuw, zoals onze achterkleinkinderen of mischien een nog later geslacht hen zullen kennen. Hoe ziet ze er uit, wat zingt zij? Welke snaren van de ziel zal zij doen trillen? Tot welke hoogte zal zij haar eeuw verheffen? Zoveel vragen in onze drukke tijd, waarin de poëzie sommige mensen in de weg loopt. Poëzie over al die gevoelens, de gedachte of de toekomst. Het lijkt wel praten over ontdekkingsreizen op Uranus. De tijd is te kort voor fantasie. Wat steld de poëzie voor in een verstandig gesprek. Al die klinkende uitbarstingen van gevoelens en gedachten, zijn louter zenuwtrillingen. Ieder van ons is een snaarinstrument, maar wie bespeeld die snaren. Wie doet ze beven en trillen. De geest, de onzichtbare, die door de snaren zichzelf doet klinken. In samenspel met andere instrumenten onstaan zuivere accoorden, maar ook desonanten. Zo was het en zo blijft het. Onder alle vooruitgang die de mensheid maakt.