Ik vroeg de morgen te lichten ik vroeg de middag te laaien ik vroeg de hemel om schaduw de schaduw om avond, de avond om dromen, de nacht om een lichaam. Ik vroeg de verte ten dans.
Ik vroeg de zee om een bootje ik bad de wind in de zeilen. Ik vond een overkant aarde van stenen op stenen gestapeld van doornen en witte geraamten. Ik droomde mijn hand een houweel
sloeg de geraamten aan splinters rukte de doornen de grond uit plantte een tuin sterke rozen vroeg ze om zoenen, de rozen de rozen schudden hun manen en gromde me wakker, ik vroeg
de stenen de stenen zwegen ik wou ze schoppen de stenen een stem uit de hemel weerheild me ik riep"wordt levend, gij stenen als gij u geeft kan de wereld opnieuw beginnen" ik bad
de stenen een nieuwe morgen op te staan uit hun graven. Als lichtinval vielen de stenen als water stroomde de stenen zij droegen kiemen van woorden ik vroeg de woorden mijn naam.