*
hij dacht een koningskind te zijn en gul en overdadig strooide hij zijn minzaamheid in 't rond
groene korenvelden neigen naar hem toe zolang er hemelwater uit zijn handen vloeit
maar bomen staan reeds schuin gebogen zo komt het dat ze hem de rug toekeren zij buigen enkel voor een strakke wind en hij, hij weet immers nooit waarheen
heeft hij onlangs het oosten nog verloren misschien dat ik hem nooit voldoende stormen heb laten zien en ondergaan
misschien komt hij ook teveel zichzelf tegen onderweg, vergeet hij rond te kijken
---
|