Nukerke
Nukerke aan de voet van een getuigenheuvel
Startpagina !
Inhoud blog
  • KAARTEN
  • De negenkoten in Nukerke
  • In Louise-Marie
  • OUDE WOONSTEN
  • HOEVEN
  • Groene monumenten
  • Gebouwen
  • Dorpskern
  • Molens
  • Voorwoord
  • Nukerke, aan de voet van een pracht van een getuigenheuvel.
  • Vanaf het Oostenrijks Bewind
  • Opkomst van het protestantisme (vervolg)
  • Het Nederlands Bewind (1815-1830)
  • Naar de 20ste eeuw
  • Perikelen over de Tweede Wereldoorlog
  • Schilderspalet
  • Wapenschild van Nukerke
  • 1.Oud-gemeentehuis te Nukerke
  • 4.De snibbemolen
  • 3.Hospice
  • 2.Oude dorpskom
  • 5. Windmolen ten Kruissens
  • 6. Windmolen Ten Hengst
  • 7. Oud-schoolhuis
  • En nog een van de negenkoten
  • 8. Oud hoevetje
  • 9. Gesloten vierkanthoeve
  • 10. Windmolen ter Slepe
  • 11. Kerk te Nukerke
  • 12. Binnenzicht van de kerk
  • 14. Windmolen Ter Geynst
  • 13. Herenwoning te Louise-Marie
  • 15.Kerktoren te Nukerke
  • 16. Louise-Marie - woonhuis
  • 17. Kerk La Salette
  • 18. Huidig dorpszicht
  • 19.Molen ten Hotond
  • 20. De Keizerrei
  • 23. De Paepscheure in Zulzeke
  • 22. Klooster te Nukerke
  • 21- Kerkje van Melden
  • 24. Tijdelijk verblijf van Hugo Claus
  • 25. Leo Piron
  • 26. Watermolen Ten Meulebroecke
  • 't Zeitje
  • 70. Woning van Elodie
  • 45. Watermolensite
  • 75. Een routehuisje in Etikhove
  • 33b. Huisjes van de negenkoten
  • 33a. De negenkoten
  • 33. De negenkoten
  • 32. De oude steenweg
  • 31. Hospice en St-Vincentius
  • 3O. De spoorwegtunnel
  • 29. Aan 't lindeke
  • 28. De laatste suisse in de kerk te Nukerke
  • 27. Veldkapelletje langs de Weitstraat
  • 37. Aan Den Engel
  • 39. Ingang tot het Muziekbos in Louise-Marie
  • 38. Woning van de familie Van Malleghem
  • 34. Het kerkje te Zulzeke
  • 36. Molen ten Hengst met bijgebouwen
  • 35.Pastorie te Nukerke
  • 72. Huisje langs de Weitstraat
  • 71. In de sterre
  • 69. Maurice Schoorens
  • 55. De Paepscheure in Zulzeke
  • 48.Goet ten Broecke met watermolen
  • 47. Goet ten Broecke
  • 46. Boerderij van oud-burgemeester Francis Vander Eecken.
  • Burgemeester André Hubeau
  • 45. Veldkruis te Ronse
  • 44. Site met Meulen Ter Gheynst
  • 42. Kapel van de Mere.
  • 41. De site rond het Waterkasteel
  • 40. Kapel de Rode Haan
  • Meester Jan
  • Bavo De Weer
  • 67. Pastoor Paul Dutordoir
  • Gemeenteschool: vorige schoolhoofden
  • 76. Muurkapelletje
  • Stanislas Deriemaeker, Vlaams organist en componist.
  • Louise-Marie. Oude woning op de Muziekberg
  • 100. Louise-Marie - A la concorde
  • 73. Hoevetje langs het Cabernhol
  • 68. Maurice Wyckaert in Nukerke
  • Oude woning langs Steenweg
  • Hoevetje van Merke Vanderbruggen
  • 55. De Nedermolen in Zulzeke
  • Zulzeke dorp
  • 52. A la maison communale de Nukerke
  • 51. Windmolen Ter Geynst
  • Linde aan de Lesborre
  • 43. Hoeve Schoorens
  • 50. Sint-Antonius-abt
  • Linde langs de Pontstraat.
  • 49. Lemen schuur op den Dries
  • 43. Het Nieuwennest
  • Nukerke had een 100-jarige
  • Over de negenkoten en andere anekdoten.
  • Het monument der gesneuvelden en weggevoerden
  • Sint-Rochus
  • Muurkapelletje langs de Ommegangstraat
  • Zag de Nukerkse parochiekerk er zo uit?
  • 76. Theophiel De Bisschop
  • Bevolkingspiramide in 1972
  • Het leven langs de Pontstraat
  • Meester Theofiel Gilleman
  • Pittige verhalen
  • Het verhaal van Leontine
  • Gesneuvelde militairen tijdens W.O.-I - Civiele slachtoffers.
  • Een levensverhaal vol anekdotes
  • Mensen schrijven geschiedenis
  • Oorlogsverhalen - Verzamelde opstellen
  • Oorlogsverhalen
  • Het gemeentelijk onderwijs
  • Enkele oude frivole liedjes gezongen te Nukerke
  • Geschiedenis van het onderwijs
  • Reliëfkaart van Nukerke
  • Geschiedenis van het gemeentelijk onderwijs (vervolg)
  • Tekst bij de tekeningen
  • Tekst bij de tekeningen- vervolg
  • Vervolg tekst
  • De Nukerkse Breydelszonen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    kaatje
    blog.seniorennet.be/kaatje
    Inhoud blog
  • KAARTEN
  • De negenkoten in Nukerke
  • In Louise-Marie
  • OUDE WOONSTEN
  • HOEVEN
  • Groene monumenten
  • Gebouwen
  • Dorpskern
  • Molens
  • Voorwoord
  • Nukerke, aan de voet van een pracht van een getuigenheuvel.
  • Vanaf het Oostenrijks Bewind
  • Opkomst van het protestantisme (vervolg)
  • Het Nederlands Bewind (1815-1830)
  • Naar de 20ste eeuw
  • Perikelen over de Tweede Wereldoorlog
  • Schilderspalet
  • Wapenschild van Nukerke
  • 1.Oud-gemeentehuis te Nukerke
  • 4.De snibbemolen
  • 3.Hospice
  • 2.Oude dorpskom
  • 5. Windmolen ten Kruissens
  • 6. Windmolen Ten Hengst
  • 7. Oud-schoolhuis
  • En nog een van de negenkoten
  • 8. Oud hoevetje
  • 9. Gesloten vierkanthoeve
  • 10. Windmolen ter Slepe
  • 11. Kerk te Nukerke
  • 12. Binnenzicht van de kerk
  • 14. Windmolen Ter Geynst
  • 13. Herenwoning te Louise-Marie
  • 15.Kerktoren te Nukerke
  • 16. Louise-Marie - woonhuis
  • 17. Kerk La Salette
  • 18. Huidig dorpszicht
  • 19.Molen ten Hotond
  • 20. De Keizerrei
  • 23. De Paepscheure in Zulzeke
  • 22. Klooster te Nukerke
  • 21- Kerkje van Melden
  • 24. Tijdelijk verblijf van Hugo Claus
  • 25. Leo Piron
  • 26. Watermolen Ten Meulebroecke
  • 't Zeitje
  • 70. Woning van Elodie
  • 45. Watermolensite
  • 75. Een routehuisje in Etikhove
  • 33b. Huisjes van de negenkoten
  • 33a. De negenkoten
  • 33. De negenkoten
  • 32. De oude steenweg
  • 31. Hospice en St-Vincentius
  • 3O. De spoorwegtunnel
  • 29. Aan 't lindeke
  • 28. De laatste suisse in de kerk te Nukerke
  • 27. Veldkapelletje langs de Weitstraat
  • 37. Aan Den Engel
  • 39. Ingang tot het Muziekbos in Louise-Marie
  • 38. Woning van de familie Van Malleghem
  • 34. Het kerkje te Zulzeke
  • 36. Molen ten Hengst met bijgebouwen
  • 35.Pastorie te Nukerke
  • 72. Huisje langs de Weitstraat
  • 71. In de sterre
  • 69. Maurice Schoorens
  • 55. De Paepscheure in Zulzeke
  • 48.Goet ten Broecke met watermolen
  • 47. Goet ten Broecke
    Zoeken in blog

    02-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de negenkoten en andere anekdoten.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Over de "negenkoten" en andere Nukerkse anekdoten

     

    De negenkoten

    Op de afdruk van de oorspronkelijk kaart van Vlaanderen uit 1538 die in het "Germanisches Nationalmuseum" te Neurenberg berust liggen de gemeenten Ronse, Berchem, Nieukerke en Melden, Quaremont gelegen in het Land van Aelst, verkeerdelijk ten westen van de Schelde. Op de eerste gedetailleerde kaart ziet men duidelijk de schaarse bewoning van het toenmalige Nukercke. In vroegere jaren stonden hier reeds enkele woningen langs de weg naar Oudenaarde. De woningen lagen aan de rand van een groot bos dat zich uitstrekte vanaf de Cortekeer over de Coppenberg tot aan de Steenbeekdries.

    In de 19de eeuw stonden hier negen woningen ondergebracht in 7 huizen want er waren twee tweewoonsten bij. De laatste eigenaars waren T'Sjoen die twee huisjes bezat waarvan één tweewoonst en Octaaf Geenens die eigenaar was van zes huisjes. Octaaf had die woningen enkele jaren na de eeuwwisseling gekocht van enen Emiel Vandewaele uit Leupegem. Tegen 1950 waren de woningen volledig onderkomen. Ze waren afgeleefd, enkel het dak was nog in goede staat. Kort na de eerste wereldoorlog  werden de strooien daken vervangen door een pannendak. Het verst gelegen huisje had zelfs een bakoven. Het laatste huurgeld bedroeg 150 Fr per maand maar de woning aan de straatkant had een maandhuur van 200Fr. Een na een werden de woningen echter verlaten. Aldus trad de verkrotting snel in en werd het geheel onbewoonbaar verklaard met als gevolg dat er besloten werd de woningen in de zomer van 1958 af te breken. Als tegenwaarde voor de afbraak kregen de eigenaars 20 000 Fr  slooppremie.

    In sommige huisjes woonde nogal een volkje. Sommigen hadden een klein pensioentje. Anderen leefden van een "trok", zeg maar een uitkering voor invaliditeit of zo. Als ze getrokken hadden kwamen ze afgezakt naar de herberg Den Os. Met hun schaarse centen  maakten ze soms grote zwier tot hun geld op was. Om verder te kunnen leven waren ze dan verplicht bij een of andere boer te gaan werken. Of ze trokken mee met de dorsmachine die van boerderij naar boerderij trok. Dan kregen ze hun kost en 5 frank per schof (dat is 3 uren). Alma, de moeder van André Van Ceunebroeck,  was een bijzondere figuur. Als 't goed weer was zat ze voortdurend in het bos om hout bijeen te garen. Dan sleepte ze moeizaam een grote, lange vracht staakhout het bos uit. Hoofd en schouders schraagden de zware last. En ze had steeds een grote voorraad aan hout liggen. In een van de woningen woonde Reynaert en zijn vrouw. Die werden tijdens een beschieting in 1944 door een Duitse obus dodelijk getroffen. Hun namen staan gegrift op de gedenksteen voor de gesneuvelden.

     

    Iets hoger en aan de andere kant van de weg lag een koeplekje met het staminee Den os. Café sinds mensenheugenis. De eigenaar vóór Octaaf Geenens was een koppel zonder kinderen dat nogal goed aan de drank zou geweest zijn. Octaaf Geenens werd de nieuwe waard van de herberg Den os toen hij het hoevetje met bijhorend café kocht en er naartoe verhuisde in 1895. Met de kruiwagen verhuisde het jonge paar de schaarse bezittingen van Zulzeke naar Nukerke langs de Kortekeer. Hun zoontje was toen 3 jaar. Die zou later zijn vader opvolgen. Op de dag van de verhuis speelde het knaapje met de geitjes op de berm van de Kortekeer tot hij bij het afglijden zijn bloot achterwerkje verbrandde aan de tengels (brandnetels). Sommige kleine jongetjes liepen toen blijkbaar met een rokje aan.

    Den os was dus ook een koeplekje met enkele streepjes land waarop een drietal koetjes werden gehouden. Elke voerman die hier voorbij kwam hield halt om de dieren te laten op adem komen. Sommigen kropen met zware wagens geladen met wol en katoen de Koppenberg op. Je moet weten dat  de wagens van Transport De Jaeger uit Ronse reeds van de Gentse haven kwamen. En de weg bleef maar stijgen tot op de Kruissens Niet te verwonderen dat de Brabanders bekaf waren. Vóór de deur stond een beulde (palen met dwarsbalk) waaraan de voerlieden hun paarden konden vastbinden. De waterpomp met bijhorende drinkbak stond er bij. Terwijl de paarden rustten , hun haver kregen en dronken konden de mannen zich laven aan het frisse bier. "Ja, 't is daar altijd een goede zulle geweest."

     

     

    Hoger op , meer naar het dorp toe, lag den Hul maar in de volksmond "geitenhoek" genoemd, een gezellige plek met een viertal woningen, op amper een paar 100m vogelvlucht van de negenkoten. Je kon het al raden? Elke woning had er een of meer geiten. 't Was daar soms een gemekker. De bewoners concurreerden onder elkaar over de hoeveelheid melk die hun geiten gaven én het was belangrijk te weten wiens geit de meeste melk gaf. Tot er werd gecontroleerd en werd uitgemaakt wie zijn melk doopte door er water bij te voegen.

     

     

    Oorlog

    Op het Heidje woonden Michel Gerseau  met zijn vrouw en kind. Toen ze even buiten kwam om met het kind op het plankier wat te wandelen werden moeder en kind dodelijk getroffen door een verdwaalde granaat.

    Maurice Vanden Daele, sneuvelde als vrij jonge soldaat. Hij woonde naast "Den Engel".

    In 1944 is een Amerikaanse jager op de Bossenaer neergestort in de boomgaard van Daniël Verroken.(een deel van de neus van het vliegtuig moet nog in de grond zitten). Het nieuws van de crash was vlug gekend en nog rapper werd de cocqpit geplunderd en el wat niet te warm of te zwaar was  werd meegenomen.

     

    Ander oorlogsnieuws

     

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde Jean-Baptist De Schamphelaere te Etikhove in zijn boerderij langs de Gansbeekstraat  daar waar de Maarkebeek onder de straat duikt. Baptist werd geboren in 1900 en was afkomstig uit de Varent. Tijdens zijn jonge jaren had hij meermaals deelgenomen aan de bietencampagne in het noorden van Frankrijk. En je weet hoe dat gaat. De jonge man maakte daar kennis met een meisje uit de streek. Ze trouwden en kwamen wonen langs de Gansbeekstraat. De jonge vrouw werkte samen met Jean-Baptist en leerde ook wat Nederlands. De periode tussen de twee oorlogen was een harde tijd en Jean-Baptist oefende zoals zovele meerdere beroepen uit. Zijn hoofdbezigheid was echter fruit kweken. Hij schafte zich een paard aan en reed wekelijks met paard en kar naar de markten in de omgeving om het lekkere fruit aan de man te brengen. Op een dag heeft het gezin “alle chance van de wereld” gehad. Het was in 1945. De streek was reeds maanden bevrijd maar de Duitsers gaven niet op en bestookten Antwerpen met de fameuze  V-2 raketten. Er werden zo maar eventjes 2000 raketten op de haven afgestuurd. Niet allen bereikten het beoogde doel. Sommige “vliegende bommen” misten hun doel, weken af of raakten tijdens de vlucht defect. Zo hoorden ze op een mooie dag in Ethikove het gefluit van een aanstormende V-2. Men wist dat eens het motorgeluid ophield de bom binnen de kortste stonden zou vallen. Wat ook geschiedde. Gelukkig stond in de weide aan het erf van De Schamphelaere  een rij hoge populieren. Deze bomenrij werkte als vangnet voor de raket die in de toppen terecht kwam en met een geweldige slag ontplofte. Bladeren, twijgen, takken, metalen stukken, vuur, rook, pannen en stenen het vloog al in het rond. Het dak van de woning was volledig ontmanteld maar niemand werd gekwetst. De buurt kwam er gelukkig met de schrik vanaf.
    De zoon van Baptist had later naast het woonhuis een smidse. 

    Deschamphelaere uit Etikhove werd gemobiliseerd voor de oorlog van 14-18. Jarenlang verbleef hij in de loopgrachten achter de IJzer. Tijdens een van de vele korte aanvallen werd de beste vriend van Jean-Baptist ernstig gekwetst en lag daar ergens buiten de loopgrachten te kermen en steeds te roepen: "Tiste, kom mij toch helpen!"  Maar Jean-Baptist kon hem niet halen. Hij moest immers wachten tot ze zeker waren dat de Duitsers zich volledig hadden teruggetrokken. De nacht ging voorbij en het werd heel stil. Hét moment om de gekwetste vriend te gaan ophalen?  Kruipend op de buik bereikte hij de man. Denkend dat de kust veilig was richtten ze zich op. Te laat. Een machinegeweer ratelde en de beide soldaten werden getroffen door een kogelregen. Ze vielen neer. De gekwetste soldaat  was op slag dood en Tiste bleef gewond voor dood liggen. Op zijn beurt bleef hij achter tot hij zou gered worden. En dat werd hij. Hij bleek getroffen te zijn door een gloeiende brandkogel die langs de rug was binnen gekomen en langs de buik het lichaam had verlaten. De plaats waar de kogel de buik had verlaten was dichtgeschroeid. Dat was wellicht zijn redding. Voor zijn genezing werd Jean-Baptiste naar Frankrijk overgebracht waar hij in een lazaret aan een volledige herstelling begon. Wat ook lukte want kort nadien werd  Tiste weer goed bevonden om naar het front te trekken. Hij vertelde nadien dat hij een Belgische soldaat had gezien met een houten been. Die man werd door de keuringsdienst goed bevonden om zijn compagnie aan het front te vervoegen. Het schijnt dat hij zijn houten been afnam en naar de medische staf gooide met de vraag: "Wat kan ik met zo'n been gaan vechten!"


     

     

    Schoolleven

    "In de jaren dertig deed zuster Cantara de allerkleinsten verder was er moeder Aquilina, moeder Aphra en nadien moeder Anna. De leken onderwijzeressen waren Marietje Deraedt, in dienst tot aan haar trouw, juffrouw Rachel en juffrouw Angèle, twee jonkheden.

    Vanaf hun plechtige communie verlieten veel meisje de school om naar Ronse te gaan schoollopen. Sommige meisjes gingen naar de wezenschool op den Bruul te Ronse.

    Meester Jan die toen les gaf in de jongensschool kwam wekelijks de zaterdagvoormiddag naar de meisjesklassen om onze les te komen overhoren. Telkens hij kwam had hij een verrassing in petto. Op het eind van zijn bezoek had hij steeds een verrassing voor ons. Hij hield zijn twee vuisten voor zich.? In een ervan zat een cent. Een leerling die goede antwoorden had gegeven mocht raden in welke hand de cent stak.. Raadde die juist dat mocht het kind de cent aan het  negertje geven, aan dat dankbaar knikkende kopje ."

    Meester Jan, met zijn pince-nez was een streng man. Hij was bekend voor zijn uitspraak: "Vooruit gij ,ga van voren op den tree de knieën zitten gij lieleken chudas", en dat met een accent uit het West-Vlaamse Kallo.

     

    Over Wieten Grilie

    Wieten Grielie woonde langs de Boelaerdstraat

    Wieten Grielie bestond omdat er ook een Zwarte Grielie bestond

    Wieten Grielie noemde volgens de burgerlijke stand eigenlijk Merchiers. Hij woonde boven aan de Boelaerdstraat  't Was blijkbaar een gezonde brok natuur want hij trouwde drie keren. Een van zijn dochters, Maria, is zelfs kloosterzuster geworden. Toen hij met zijn nieuw Huleke naar pastoor Dutranoy ging om zijn ondertrouw te bespreken zei verbouwereerde pastoor: "Maar wat gaat gij doen? Op uwen leeftijd nog hertrouwen. Gij zoudt  gij beter op uwen put peinzen. Binnen kort mag je er beginnen aan scharten! "Waarop Huleke zou gezegd hebben:" Ja, maar aan mijn putteke is er ook nog veel te scharten!"

    Na het overlijden van Wieten Grielie hebben zijn kinderen de ouderlijke woning verkocht aan de orde van de Zusters van barmhartigheid.

    En Wieten Grielie had geen reden van bestaan als er ook gene Zwarten Grielie was. Deze woonde op het dorp langs 't Lindeke. Eigenlijk noemde hij Victor Verbruggen en hij was getrouwd met ene Elodie Van Hooland. Beiden waren gareelmakers eerste klasse.

     

     

    Werkgelegenheid

    Langs de Pontstraat (huisnummer 52) staat in de boomgaard een typisch gebouwtje in fabrieksvorm met zaagtanddak. Dit gebouwtje werd er na W.O.-I gebouwd in opdracht van een zekere De Weer. Deze zou er een weverijtje in onderbrengen. Gedurende een bepaalde periode waren er drie wevers; Omer en Richard Martens en Gilbert Vandenabeele. De fabrikant had daar zelfs een auto om de afgewerkte "bomen" naar Ronse te voeren. Veel succes heeft de weverij niet gekend want de jaren dertig verzonken in een diepe crisis. Vooral de textielindustrie in Ronse had erg te lijden. Nog vóór W.O.-II werd het textielfabriekje gesloten.

    Gaston De Jaegher kocht het woonhuis met fabriekje en zette er een wagenmakerij op.

    Gaston De Jaegher maakte jarenlang karren en wagens voor de boeren. Zijn werkhuis lag achter de grote toegangspoort van zijn woning. De houtreserve lag in het vroeger fabrieksgebouwtje in de boomgaard. Hier werden wagens en karren gemaakt tot 1957. Dan is de wagenmaker ziek geworden en gestorven. Met zijn sterven is ook de laatste wagenmaker van de streek verdwenen. Zoon Georges heeft nooit gedacht de stiel van vader te leren. Hij studeerde voor onderwijzer. Hij voorzag dat er geen toekomst zat in de wagenmakerij. Na de oorlog kenden de karrenwielen met rubberen banden snel opgang.

     

    Hospice

    De bewoners van het hospice genoten van een zekere vrijheid. Vooral de mannen profiteerden daarvan. Een oud mannetje kwam zo bijna dagelijks op de trappen zitten van de woning op de hoek van de Pontstraat en het Meetjesstraatje. Zijn kleine oogjes gluurden van links naar rechts. Als de kust veilig was haalde hij stiekem een klein flesje uit zijn binnenzak en nam een slokje van een heerlijk vocht. Anderen wandelden langs de straten en kwamen kijken naar de schoolkinderen. Sommigen mannen hadden een abonnement "In de wachtzaal" bij Michel Arco (Michel Aelvoet).

     

    Over cafés langs de steenweg

    Was er geen industrie langs de nochtans drukke steenweg Terneuzen-Valenciennes des te meer waren er herbergen en afspanningen. Even opsommen: "Den os", "De lustige boertjes", "Staminee", "In 't bisdom". Deze herberg stond op de hoek van de Steenweg en de Sponde (Elsstraat), en werd open gehouden door Milie of  Filie De Bisschop. Deze had een zandgroeve aan de Mellinckstraat naast de spoorweg en een zandgroeve in de Kortekeer waar de sporen van afgraving nog duidelijk zichtbaar zijn, o.a. aan het voetbalveld. Langs de Mellinckstraat werd de groeve later terug gedeeltelijk opgevuld.

    Theofiel was slager, beenhouwer, herbergier, metselaar, zandontginner, steenbakker. Hij was specialist in het kandelaren van oude en zieke bomen. De grootste takken werden danig ingekort dat de boom de vorm kreeg van een kandelaar.

    Andere cafés zijn: In de Keizer (hoek van de Sponde), In de kroon, Den Engel, Truweeltje, Léon d'or (bij Clara Ceuterick) 't clubhuis van Eendracht Nukerke want  lange tijd kleedden de spelers van de voetbalclub Eendracht Nukerke zich in het achterhuis van het café. Verderop naar de Kruissens toe waren er  Den appel, 't Zonneke, 't Neerhof, De drie roze broekjes (bij den zwarten Merie, Omer Deriemacker) anders gezegd "Te speelders bij Speeldersen Zwarten",  Den beitel,  't Neerhof (bij René Callebaut), Chalet la Croix. , In de Keizer (hoek met de Sponde), Sint-Martinus (Eglantierstraat). Bij stupies (tijdelijk), Den Elst (tijdelijk).

    Het was lang de gewoonte dat er ook café werd gehouden "achter den toog". In praktisch elk kruidenierszaakje kon je tegen betaling een jenever achteroverslaan.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het monument der gesneuvelden en weggevoerden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Het monument ter herdenking van de gesneuvelden , weggevoerden en burgerlijke slachtoffers tijdens de wereldoorlogen 1914-1918 en 1940-1945.
    Gesneuvelden 1914-1918
    Gilleman Joseph
    De Morelle Kamiel
    De Sloover Ernest
    Langie Omer
    De Weer Oscar
    Van Hoolandt Frans
    Willems Jeroom
    Audoorn Arthur
    Van Ceunebroeck Emiel
    Deriemacker Achiel
    Van Meerhaeghe Remie
    Bourgeois Alfred
    Burgelijke slachtoffers
    D'Hondt Theofiel
    Reynaert Alfred, omgekomen in de negenkoten door Duitse obus.
    Baele Amandina, behoorde tot hetzelfde gezin.
    Baele Octaaf, behoorde tot hetzelfde gezin.
    Reynaert August,behoorde tot hetzelfde gezin.
    Ysebaert Maria
    Gesneuvelden 1940-1945
    Verpoort Maurice
    Vandendaele Maurice
    Politieke gevangenen
    Maes Maurice, omgekomen in een concentratiekamp
    Burgerlijke slachtoffers
    De Smet Elodie, thuis omgekomen door Engelse obus
    Geerseau Jacqueline, thuis omgekomen door Engelse obus
    Deweer Jules

    Maurice Vandendaele die getrouwd was met Ernestine Van Maelsaeke was gemolbiliseerd. Zijn vrouwtje was toen zwanger van Johan. Op een dag is hij mogen naar huis komen om spijtig genoeg de begrafenis van zijn dochtertje bij te wonen. Na de begrafenis moest hij terug zijn compagnie vervoegen. Hij is uit de oorlog niet meer terug gekomen ! Voordien was Maurice verpoort al
    gesneuveld.
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)

    Reacties (0)
    01-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sint-Rochus
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De tekening stelt Sint-Rochus voor. Het volledig zestiende eeuws beeld van eik is anderhalve groot en stelt Rochus voor als een pelgrim op weg naar compostella. Rochus wordt afgebeeld met grote hoed met sintjakobsschelp, wijde mantel, staf en aan de voeten een hond. De hond likte de besmette wonden van de pestlijder. Aldus werd Sint-Rochus de patroon en beschermer van de pestlijders.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Muurkapelletje langs de Ommegangstraat
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Muurkapelletje in de hoeve Ommegangstraat nr. 68. (vroeger nr. 20)

     De oorspronkelijke muurkapel is tijdens de renovatie van de hoeve in 2020 bewaard gebleven. De hoeve, gelegen op de hoek  de Ommegangstraat  en Tenabeele in Nukerke, was tot de jaren 1960 bewoond door het gezin van  Florent Goeminne. Naast het runnen van zijn landbouwbedrijf had hij tevens een melkronde in de stad Ronse waar hij met paard en kar rondtrok om melk, boter en aardappelen aan de man te brengen. Eens op rust woonde hij aan de overzijde van de straat waar hij een woning liet bouwen. De familie Leopold Van Crombrugge-Vermeir nam de boerderij over en bewoonde die uit tot de jaren 2000.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)

    Reacties (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zag de Nukerkse parochiekerk er zo uit?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hier volgt een tekst overgenomen uit “Geschiedenis van Vlaanderen”.

    “De kerkgebouwen hebben zich langzamerhand ontwikkeld in onze gewesten; uit de ruwe houten gebouwen, soms met stukwerk van leem tusschen de houten kader opgetrokken, niet zelden op plaatsen, vroeger aan den heidenschen godsdienst toegewijd, zien wij op het einde der XIde eeuw op het platteland eenvoudige kerken oprijzen, rechthoekige gebouwen vlak afgedekt, eenbeukig, die later zijbeuken zullen krijgen; het koor is rechthoekig gesloten, later half-rond gebogen; heel dikwijls verrijst het gebouwtje op een heuvel of op het einde van een wordend dorpje, het kerkeneinde. Nog siert geen toren het geheel; althans geen toren aan het westelijke deel van de kerk: wellicht rees een houten klokkenstoel voor het gebouw.  De voor-Romaansche periode - die we  dus plaatsen voor de XIde eeuw - heeft aan onze gewesten vrij weinig overgelaten, waarop thans kan worden gesteund: meestal hoeven we ons te richten naar tekeningen uit vroeger eeuwen of uit povere resten die archeologisch onderzoek ons naliet.”

    Zo werd ook bij ons gedurende de volgende eeuwen ijzersteen gebruikt bij de bouw van o.a. kerken.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.76. Theophiel De Bisschop
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Rond 1900 moeten enkele heren (Nukerkse) tussen pot en pint tot het idee gekomen zijn een toneelgroep op te richten. Een van de voortrekkers was ene Theophiel De Bisschop, in de volksmond “den lange Bisschop”, want hij was ongeveer 1,98 meter lang. Zijn vrouw Clothilde reikte omzeggens maar tot aan zijn middel (broeksriem). Theophiel was een heel bedrijvige man. Zo was hij handelaar, herbergier, steenbakker en vooral dorpsfilosoof die geen blad voor de mond nam en liederen en gedichten uit zijn mouw schudde, kortom zaken die zelfs de pastoor Dutordoir irriteerde.

     Duidelijk was hij de leider van de groep die zich “De veldbloem” noemde. Deze toneelgroep leefde waarschijnlijk in onmin met de pastoor daar de leden meestal een liberale stempel droegen. Hun toneelzaaltje was de vroegere schuur van de taverne “La maison commnunale de Nukerke” bij Dekeyzer.

    Lodewijk De Bisschop en Melanie Vanden Abeele waren de ouders van Theophiel. Zijn taverne “In ’t bisdom” was een heel geliefd oord. De kroegbaas was immers Filie De Bisschop, een echte dorpsfilosoof en bovendien boer, melkboer (hij haalde de melk op bij de boeren en voerde die met 2 paarden en kar naar melkerij van Sint-Maria-Horebeke), kandelaarder, beenhouwer, slager, metser, kroegbaas, dichter, zanger… Die laatste eigenschappen zorgden voor veel ambiance in zijn kroeg met een gezellige sfeer waar volksliedjes spontaan ontstonden. De meeste van die liedjes dreven de spot met (meestal) welstellenden of met vrouwen en mannen die zich wat hoger achtten op de maatschappelijke ladder. Zo heeft Filie De Bisschop een schrift vol liedjes geschreven. Na zijn overlijden in 1921 volgde zoon Tryphon (geboren in 1897 ) in  zijn sporen. Hier volgt  zo’n liedje. Het gaat deze keer over volksmensen en hun “lapnamen”.

    “Stanse faro,  Binde Manse,  Pierkitsies en Bunies Fie,   Bruno Keerke moe nie mier werken, en Pierk Hanson is mee pensoen.” 

    “Diezelfde Theofiel kreeg het ook aan de stok met “paster Dutordoir”. “Filie was nen donkerblauwen én is eens mee de blauwe opgekomen. Paster Dutordoir wist blijkbaar vooraf dat de katholieken 2 stemmen zouden te kort zouden komen. Daarop liet hij “Pauli margerine”, die op bietencampagne was in Frankrijk, terugroepen. Niettemin kwamen de liberalen  aan de macht.”

    Nog zo’n anekdote. In de tijd van Dutordoir gingen nog alle mensen naar de kerk. Zoals gebruikelijk zaten de grootste katholieken vooraan en de slechte achteraan. (In Christus’ tijd was dat juist omgekeerd). Filie en zijn blauwe vrienden stonden tijdens een kerkdienst steeds op een rijtje achteraan, leunend tegen de portaaldeur. Immers de klokkentoren en ’t portaal is zo’n beetje gemeentelijke eigendom. Je zou kunnen zeggen dat ze daar een beetje op niemandsland stonden. En dat kon Dutordoir blijkbaar niet slikken. Bovendien, de liedjes die Filie maakte waren voor de pastoor te obsceen en dat was ook niet naar zijn zin. Op een mooie zondag riep hij vanop het kansel:” De Bisschop , da moet hier gedaan zijn met die schunnige liedjes… ’t is hier binnen of buiten, hebde dat begrepen!” Felie,welbespraakt zoals hij was, had nogal vlug zijn antwoord klaar en riep:” Awel ’t is buiten menier de paster!” De kerkgenoten giggelden en Filie draaide zich om en verliet de kerk van Nukerke. Daarna bleef hij zijn zondagsplicht vervullen en reed met de fiets dan maar naar de kerk van Leupegem. 

    Theofiel De Bisschop heeft tijdens het kandelaren van een boom zich eens lelijk vergist en is wegens de gladheid van de schors van een stam ongelukkig naar beneden gekomen en was zwaar gekwetst. Hij is in 1921 overleden.

    De tekening van ‘Lange Bisschop’ naar een pasfoto. Deze werd genomen toen hij 52 jaar oud was.

    Hij stierf aan een opengesprongen maagzweer, met 55 jaar. 

    Tijdens zijn actieve jaren woonde gezin eerst  naast zijn steenbakkerij in de Mellinckstraat. Die woning werd verkocht en dus verhuisde het gezin naar de woning verderop nu met huisnummer 1. Clothilde en Theophiel hadden samen 4 kinderen.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bevolkingspiramide in 1972
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     De bevolkingspiramide jaar 1972 betreffende 898 vrouwen en 943 mannen of een totaal van 1841 inwoners.


    Een bevolkingspiramde is een grafische voorstelling van de samenstelling van een bevolking naar leeftijd. Vooraf dit. Een bevolking groeit aan o.a. door geboorten. Diezelfde bevolking sterft of emigreert. De basis van de driehoek stelt de kinderen voor in de leeftijd tot 1 jaar. Bij een normale bevolkingsaangroei zijn de onderste balken de  langste. Deze worden korter naarmate de leeftijd stijgt. De beide benen van de driehoek lopen normalerwijze min of meer symmetrisch naar de top. Wat vertelt ons deze piramide (die er eigenlijk geen is) ? Bij deze piramide wordt links de vrouwelijke bevolkingsgroep weergegeven en rechts de mannelijke. Deze voorstelling heeft echter geen vorm van een piramide. Een brede basis ontbreekt. Dit duidt op een een verouderde bevolking; nl een smalle basis en een breed middenveld wat wijst op een klein geboortecijfer. Wie verder de gegevens ontleedt merkt het lage geboortecijfer tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 (zie leeftijd 29 jaar tot 32 jaar) en een nog meer uitgesproken laag aantal inwoners in de leeftijdsgroep van 50 -55 jarigen. (geboorten tijdens W.O.-I)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het leven langs de Pontstraat

    De jaren dertig

      

     

    Marietje De Jaegher vertelt.

    “Mijn grootvader was afkomstig van Wannegem-Lede waar hij een brouwerij had met bijliggende landerijen. Ik werd geboren te Nukerke op 26 april 1922 en ben zus van broer Georges die geboren was in 1918.

    Mijn ouders hebben het huis langs de Pontstraat (nu huisnummer 52) gebouwd in 1923. De grond werd gekocht van de familie De Weer. Het terrein waarop ons huis werd gebouwd vormde één geheel met het oude hospice. (D’er moet nog een oude foto bestaan van dat eerste hospice te Nukerke.) De familie De Weer bezat gans het terrein gelegen op de hoek van de Pontstraat en de Potaarde. Dat oude hospice was eigenlijk een koeplekje. Elke bewoner moest zowat voor zichzelf zorgen. Bavo, getrouwd met Clémence Verplanken, heeft dat hoevetje gekocht nadat de oudjes naar het nieuwe hospice waren verhuisd. Voordien woonde hij in de boerderij langs de Capellestraat (nu Pontstraat nr 7) Daar had hij een houtzagerij en schrijnwerkerij. Rechtover de schrijnwerkerij was er een smidse (afgebroken in september 2010). Het was toen gebruikelijk dat als er ergens een houtbewerker woonde er zich ook een smid kwam vestigen. Je ziet, de ene stielman trok de andere aan want ze hadden elkaar nodig. Na Bavo zijn Octaaf Meerschaert en vrouw Maria Teirlinck gaan wonen in die hoeve. En dat ging zo in die tijd. Tijdens de winter was er niet veel werk op de boerderij. Ze lagen bijna stil en er waren toen geen grote machines. Zo werkten de landlieden ’s winters o.a. in een zagerij. Daar was veel werk! En hard werk want het zagen ging nog met de hand. Sommigen trokken ’s winters mee met de dorsmachine. Bavo heeft dat ook nog gedaan.

    En Bavo Deweer werd toen suisse in de kerk te Nukerke ten tijde van de legendarisch pastoor Dutordoir. Naar het schijnt was die pastoor een heel verstandig man. ’t Was natuurlijk ook niet moeilijk verstandig over te komen tussen al die ongeletterde mensen! Maar kom ! Maar kwaad dat die mens zich kon maken tijdens zijn preken van op de hoge kansel. Achteraf zei Bavo, de suisse: ”Menier pastoar g’et ou weer loaten goan hé! G’et ou weer koad gemokt!” Bavo De Weer werd niet gespaard. Zijn zoon Oscar, geboren te Nukerke op 14 oktober 1886, sneuvelde als soldaat van het 1ste Linieregiment in de loopgrachten nabij Diksmuide op 6 juli 1915. Het stoffelijk overschot rust op ’t erepark nabij Diksmuide. Bavo had 4 kinderen: Jules,Oscar, Arthur en Anna, de moeder van Marietje.

    Op de hoek van de Potaarde en de Pontstraat, op het terrein van Bavo De Weer, werd in mijn jeugdjaren één van de eerste elektriciteitscabines te Nukerke gebouwd. Ronse had toen al elektriciteit maar wij moesten ons nog behelpen met een “quinqué” , van het Franse quenquet of petroleumlamp.

    ‘k Heb ook nog geweten dat de houten windmolen Ter Gheynst in honderd stukken tegen de grond lag. Hij heeft daar lang gelegen nadat hij tijdens een hevig onweer tegen de vlakte ging. We noemden hen “Vossen meulen”, naar de boerderij er naast. Een boerderij met een klokje op het dak. Alleen de grote boerderijen hadden zo’n klokje."

    Mijn schooltijd

    "Zoals de meeste kinderen liep ik school in de “Aangenomen meisjesschool” van het dorp te Nukerke. In de meisjesschool kon je toen schoollopen vanaf de kleuterklas tot de 4de graad lager onderwijs. Kinderen van katholieken gingen toen niet naar de gemeenteschool. Het gebeurde meermaals dat de beste leerlingen vroeger de school verlieten om in Ronse of net over de taalgrens verder te gaan studeren. De zusters stimuleerden de beste leerlingen om verder te studeren. Je moet weten dat toen in Ronse de meeste vakken in het Frans werden onderwezen. Wat voor ons, kinderen van den buiten, niet gemakkelijk was. Wij hadden familie wonen in Oudenaarde waar Frans de voertaal was. Ja, de burgerij in Oudenaarde had toen Frans als huistaal. Daar leerde ook ik mijn Frans bij die Franssprekende nichtjes en hun vriendinnetjes. Na mijn plechtige communie stapte ik dus naar de Sancta Maria te Ronse. Daar bestond toen een 6de klas van het lager onderwijs waar de kinderen van den buiten hun Frans konden bijschaven. Ik ging niet naar die klas omdat ik al voldoende Frans kon en dus werd ik in het zesde middelbaar ingeschreven. Ik kon goed mee volgen. Je moet weten dat in Nukerke verscheidene leerjaren bij mekaar zaten in dezelfde klas. En ik, nogal een vluggerd, pikte vele zaken mee van de hogere leerjaren. Daardoor had ik algauw een flinke voorsprong op mijn medeleerlingen. Zo heb ik eens een leerjaar mogen overspringen.

    In dat eerste jaar van mijn middelbaar zaten wel 40 leerlingen in de klas. We werden er alfabetisch geplaatst maar omdat ik wat laat was ingeschreven kreeg ik nummer 39. Ik weet het nog goed “trente-neuf”. Het waren niet allemaal nonnen die er les gaven. Er waren ook al een aantal ongehuwde leraressen aan de school verbonden. Zo hadden wij een juffrouw uit Oostende. Af en toe mochten wij eens Vlaams spreken. Ik was er op pensionaat en in de studiezaal moest ik mijn huistaken alleen maken. Ze waren verbaasd dat ik het zo goed deed. Ik herinner mij nog de les geschiedenis over de Egyptenaren en dat in het Frans. Niet simpel! Er was ook een Walin die les gaf en … die kon geen woord Nederlands. Wat een tijd zeg! Ik heb wel eens goed geschreid als de examens aankwamen. Gelukkig mocht ik het vak geschiedenis en aardrijkskunde in het Nederlands afleggen. Met nieuwjaar had ik 60%. Met Pasen was dat al veel beter en tegen de grote vakantie was ik de derde van de klas. Na enkele jaren humaniora ben ik, op aanraden van mijn moeder, naar de normaalschool overgestapt. Toen ging dat zo. Dat was normaal zeker dat de ouders dat beslisten? Zo de ouders spreken zo doen de kinderen. Ja toen was dat zo, maar … nu niet meer, denk ik!"

    Thuis op de Pontstraat

    "Vader was wagenmaker van beroep. Hij was zeer bekend om zijn wagens en vooral om de degelijkheid van de houten wielen. Hij was echt een stielman. Zijn stiel had hij geleerd in Kaster. Dat was daar heel bekend voor het maken van wielen. Ze maakten daar vooral wielen voor “voituren” en vader woonde daar zelfs in bij de familie.Hij moet daar graag gezien geweest zijn.

    Achter onze woning werd een fabriekje gebouwd op aanraden van een textielbaas uit Ronse. En waarom niet. Al die wevers die naar Ronse gingen werken deden dat te voet. Waarom dus niet dichter bij huis? Die fabriek was eigendom van nonkel Frans. Spijtig genoeg is die enkele jaren na de start van de weverij gestorven. Hij was pas enkele maanden getrouwd en is overleden aan een bloedvergiftiging. Er werd geweven “à façon” met 4 getouwen en één wever per getouw. Er werden vooral stoffen voor manshemden geweven. Toen, in mijn kinderjaren, waren er in Ronse nog veel woningen waar een houten weefgetouwtje stond in de voorplaats. Frans Deweer had ook een camionette om de bomen (geweven stoffen) naar de Liniaire in Leupegem te voeren. Bij zijn terugkeer had hij een andere opdracht mee en de nodige bobijnen. De kleine huiswever, ook die van Nukerke, moesten “hunne boom” per kruiwagen naar Ronse brengen bij hun opdrachtgever. Dat was een of andere textielweverij. Ik mocht als kind wel eens mee met de camionette. Was me dat een belevenis !

    En het gebeurde al eens dat de broer van meester Gilleman, Marcel, met een mandje duiven aankwam en vroeg om de beestjes op de vlucht te zetten. Marcel Gilleman woonde toen met zijn zus in het koeplekje, waar later ‘t cabineurke woonde, een paar huizen verder van de school.  Nonkel Frans woonde toen in het huis waar later de bakkerij was van Laurent De Weer, schuin tegenover onze wagenmakerij. Dat huis heeft Nonkel Frans nadien gekocht. Ja, dat was de woning waar dokter Berlanger heeft gewoond. Hij heeft dat zelf laten bouwen, een beetje naar de stijl van dat statige huis van de familie Planchon er naast. Ze hebben deze woning laten bouwen als ze gaan rentenieren zijn. De Planchons hadden een bierbrouwerij te Ronse. Na de dood van nonkel Frans kwam het fabriekje in handen van vader. Die was heel content dat hij kon beschikken over dat fabriekje. Het werd een opslagplaats voor het hout. Dat hout dat moest dienen voor het vervaardigen van de wielen moest zeer sterk zijn en droog. Elk jaar trok vader naar de omliggende bossen om het beste hout op te kopen. Het was toen gebruikelijk dat er jaarlijks in de bossen hout werd te koop gesteld, ook brandhout. Hij wist steeds lang vooraf welk hout hij wilde. Miel Den Haerinck, vader van André, deed niets anders dan bomen omhakken. Het klein, kort hout mocht hij houden of hij verkocht het door, kwestie van een stuiver bij te verdienen. ’s Zomers dan werd er niet gehakt en werkten de houthakkers bij de boeren.

    Je kon na de werkuren van op de straat niet zien dat het bij ons een wagenmakerij was. Vooraan lag er geen plankje. Vader was ook stipt en hij maande de boeren aan hun bestelling te komen af halen. Begin de jaren 20 was de elektriciteit nog niet voorhanden in Nukerke. Dat was wel gepland en dus kocht vader een elektrische zaag. Toen heeft hij zelf was afgezaagd bij de elektriciteitsmaatschappij om stroom te krijgen.

    Wanneer de houten wielen waren gemaakt dan kwam de boer die halen met paard en kar en voerde de wielen naar de smidse van Mielie Claus, de vader van Michel, aan Den Appel. Er waren toen nog smidsen o.a. op de hoek van de Donderije en de Mellinckstraat bij De Zitter. En dan nog de smidse Lietar, langs de Staatsbaan niet ver van Den Engel en dan nog de smidse rechtover Octaaf Maarschaert. Mielie smeedde de ijzeren banden rond het hout. Smid en wagenmaker werkten goed samen in de smisse om de ijzeren ringen rond de wielen te spannen. Mielie Claus had nogal de naam van een ‘nijvegerd” te zijn. Ge weet wel. Dat zijn van die gasten die nooit ophouden. Dat was een man die van alles kon en alle prutswerkjes waren de zijne. Als hij ergens een werkje aan de hand had dan had hij de gewoonte de helft van zijn werktuigen thuis te vergeten en thuis vond hij dikwijls zijn gerief niet terug. En die smisse die zat vol. Op de muren en in alle hoeken en kanten hingen wel 10 horloges die alle 10 werkten en alle 10 op het zelfde moment het uur klopten. Gezellig boeltje was het daar! Ja ’t was de tijd van Marie, de vrouw van Mielie. Rechtover het kruidenierswinkeltje van Marie woonde op de hoek Modest Devos, in de volksmond Deeiste Devos of Voazen Deêstie. De voorbijtrekkende schoolkinderen vonden dat een norse man, maar dat was de schuld van de kinderen zelf die allerlei fratsen uithaalden om de man te plagen."

    De school op het dorp waar ik school liep.

    "Zuster Augula zorgde voor de kinderen van de tweede kleuterklas. In haar klas stond een piano. Daar bovenop stond een wekker. De zuster had de opdracht te bellen als de lessen gedaan waren. Maar ik mocht altijd met de bel gaan rinkelen. In 1930 was zuster Aquilina overste en deed het 5de, 6de, 7de en 8ste  studiejaar. Ze was goed bedreven en bereidde de meisjes goed voor op het Kantonnaal Examen. Meester Jan was toen de oppermeester. Zuster-overste schreef al eens een briefje en ik moest dat berichtje tijdens de schooluren bij meester Jan brengen Hij woonde op de plaatse en was reeds op pensioen. Irma, zijn vrouw, kwam opendoen, en na een beleefde groet werd het berichtje afgegeven. En negen op tien, die dag kwam meester Jan nog naar school. Hij was een heel goede meester en had na zijn oppensioenstelling nog een grote verbondenheid met zijn school. Op een dag komt mijn moeder meester Jan tegen en deze zegt haar dat mijn broer Georges “ nen rappen” was. “Hij moet naar een andere school want hier kan hij niets meer bijleren. Laat hem naar Ronse gaan.” En zo geschiedde. Op tweede Sinksen deed hij zijn plechtige communie en ging dan naar het college van Ronse in de klas van meester Valère Mores. In ’t begin ging hij dagelijks te voet vanaf de Pontstraat. Tijdens de winter had het eens geijzeld. Thuis bleef hij niet. Op zijn kloefen was hij weg. De mensen die gingen werken deden dat ook.

    De betere families stuurden hun kinderen vanaf de leeftijd van 12 jaar, na hun plechtige communie, naar een pensionaat in Henegouwen. Toen was er nog geen sprake van een taalgrens. Het was nog in de tijd dat de kleine Vlamingen hun Frans moesten gaan leren in een of ander instituut in Celles, Ellezelles, Ath, Leuze… De meeste meisjes verbleven er slechts één of twee jaar. Ondertussen waren ze 14 jaar en tijd om thuis te blijven.

    In de jaren dertig was er tocht enige wedijver tussen de beide scholen. Meester Fedor, toen nog een jonge onderwijzer van de nieuwe gemeenteschool op het Holand kwam af en toe bij ons langs om van mij te horen wat en hoe wij in de vrije school leerden. Hij kwam al eens bij ons thuis zijn boterham opeten. Vooraf  ging bij Bekie (winkel van Richard Vanderbeke) een doosje sardienen halen. In de winkel daar vroeg eens een vrouw: ”Ha, zijde gij dienen nieuwe meester die hier in de school gaat komen ? En is ’t waar dat er niet meer gaat gelezen (gebeden) worden? “ Antwoord van de meester: ” Luister hé, wij zijn allemaal christelijk opgevoed!” “ Hoe diep dat het er in zat hé!”(sic)

     In de aangenomen jongensschool gaven Maurice Bastien, Benoit Lepez en Marcel Lepez les. Maurits Bastien was afkomstig van Zulzeke. Zijn ouderlijk huis was schuins over de gemeenteschool. Hij was een boerenzoon die nadien in het seminarie is getreden en priester werd. Maurits kreeg zijn “Heilige Priesterwijding” en deed zijn “Eerste Plechtige H. Mis” te Gent op “Beloken-Paaschen” 1943. Hij werd in Zulzeke gevierd op 9 mei 1943. Priester Bastien werd zelfs onderpastoor op Sint-Hermis te Ronse."

     

    Oorlogsjaren

    "Als jonge onderwijzeres hielp ik bij Winterhulp en het Rode Kruis. De leden van het comité van Winterhulp waren o.a. Dr Glibert en Jean Decubber (die ook tweede bediende was op het gemeentehuis) en de gemeentesecretaris. Hij was aangesteld voor de bevoorrading.

    Iets meer over Winterhulp (secours d’hiver).

    Sommige steden gaven in 1940 postzegels uit met een toeslag ten voordele van Winterhulp: Brugge (50c+10c), Brussel ( 1Fr75 + 50c), Namen (75c +15c), Hasselt (1 Fr +25c),  Antwerpen (2Fr50 + 2 Fr50),Luik (5 Fr + 5 Fr)… Zie waarde tussen haakjes.
    Onze taak was de arme mensen en allen die behoeftig waren te helpen. Vooral de huisgezinnen met kinderen stonden vooraan. Wij zorgden voor de bedeling van de kolen. Zo was er een depot in de boerderij van Maurice Eyckerman. Talrijk waren de mensen die daar met een kruiwagen kolen kwamen halen.En dan in 1944…!Het was op een dinsdag dat mijn broer Georges, Roger Demets, Roger Vandendaele en ik naar Waregem zouden fietsen. ’t Was daar kermis en wij hadden al enkele jaren de gewoonte  naar toe te gaan. We reden de Sponde naar beneden en daar liep een soldaat de straat op en af. Was dat een Duitser ? Al gauw kwamen we aan in Berchem en passeerden even bij een tante. “Wat, gaan jullie naar Waregem? Maar dat moogt ge niet riskeren. ’t Is veel te gevaarlijk want ’t is hier ergens iets gaande.” Er hing precies iets onheilspellend in de lucht. Maar wij reden toch verder. Ge weet hoe jonge mensen zijn. Maar na enkele kilometers zijn we toch maar terug gekeerd. Tegen dat we terug in Berchem waren stond er een locomotief met veel wagons en in de richting van Kwaremont was er precies een grote bedrijvigheid. De mensen zeiden ons dat we naar huis moesten. De mensen van Kwaremont betrouwden ook het boeltje niet en bleven binnen en kwamen niet op straat. Er hing iets in de lucht. Dan werd het zondag. We hoorden tegen de middag een heel harde ontploffing. Nadien bleek dat de achterwacht van de bezetter een munitiedepot liet in de lucht vliegen. Blijkbaar was daar een raketbasis in opbouw voor de lancering van de V-bommen. We hoorden nadien dat het nieuwe kasteel ten gronde af lag."

    Dit kasteel en het domein er rond behoorde toe aan de familie Behaegel de Bueren. En de raketbasis daar maakte deel uit van een batterij die was opgesteld van Noord-Frankrijk tot Kwaremont.

    Het echte verhaal uit de mond van de eigenaar van het kasteel.

    Verslag van een interview door de heer P.H. op 4 januari 1996 met Jonckheer André Behaeghel de Bueren, zoon van Gravin de Beuren die tevens eigenares was van “Goet ten Broecke” van 1920 tot 1950, moment waarop ze stierf.

    De familie woont in het Chateau de Calmont dat op een domein ligt van enkele honderden ha.

    “Mevrouw  Gravin de Bueren was de laatste afstammelinge van een oude Hollandse familie. De familie was over gans Europa verspreid o.a. in Westfalen in Duitsland en in Oostenrijk. De familie de Bueren is in Vlaanderen gekomen onder het Oostenrijks Bewind, toen Maria Theresia van Oostenrijk Gent bezette. Een Oostenrijks kolonel, een de Bueren is toen - zoals het een bezetter past, getrouwd met een Van De Woestijne uit Gent en zo zijn de de Bueren in Gent gekomen. In 1923 is door toedoen van Koning Albert I de naam Behaeghel  veranderd in Behaeghel – de Bueren; dit was nodig omdat anders zo’n oude en over gans Europa verspreide familienaam zou verdwijnen. Gravin de Bueren was gehuwd met Ridder Gaston Behaeghel. Hun huwelijk werd gezegend met zes kinderen. Ridder Pierrre – als oudste erf je automatisch de titel van je vader - die huwde met dame Morelle de  Westgaver uit Gent , Jonckheer Philippe, Jonkheer André, Jonkvrouw Anne-Marie die huwde met graaf Raymond D’Ansembourg, een Hofhertog van Luxemburg en die nu nog verblijft op het kasteel te Melle en tenslotte Jonkvrouw Lorette die huwde met Baron de Bassompierre uit Brussel.

    Toen Gravin Berthe de Bueren stierf in 1950, werden de bezittingen verdeeld onder de kinderen. Tijdens de oorlog 40-45 was Jonkheer André Behaeghel-de Bueren sterk bevriend met een Engelsman. Deze Engelsman seinde berichten door naar Londen over de toestand in de omgeving. Op 3 september 1944 seinde hij door dat er een lanceerplatform stond in de buurt van het kasteel Calmont. Men zou daar meteen overgaan tot het bombarderen van dat lanceerplatform. Dit ging toen echter niet door omdat de Engelsen zich reeds in Doornik bevonden en deze zouden het platform gewoon innemen. Er bevonden zich daar toen plusminus 100 V1-bommen. In een fabriekje beneden de Bossenaarstraat werden toen de stukken gemaakt voor het platform.  Er bleef één Duitser achter om alles op te blazen, de rest van de Duitsers trok naar Ronse. Die achtergebleven Duitser heeft het platform niet kunnen opblazen daar hij gevangen genomen werd door Achiel  Vergeynst. Toen de Duitsers de Engelsen te Ronse tegen kwamen zijn ze gevlucht en zijn ze terug gekeerd naar  het kasteel waar ze zagen dat het platform niet ontploft was. Ze hebben het toen laten ontploffen. Men vertelt dat de Engelse kolonne tijdens de opmars naar Oudenaarde op zeker ogenblik een Duitse gemotoriseerde patrouille kruiste die op weg was naar het platform. En ... de Engelse lieten hen ongemoeid! Niet te geloven! De ontploffing veroorzaakte veel schade aan het park en heeft het kasteel Calmont compleet vernield. Gedurende de periode die volgde heeft de familie Behaegel-de Bueren  drie maanden op het “Goet ten Broecke” in Zulzeke gewoond. De kant van de borenwoning met de beste kamer werd ter hun beschikking gesteld….

    Bevrijding

    "Aan Den Appel te Nukerke woonde toen een schoon en gelukkig Vlaams gezinnetje met kinderen. Mijnheer Jan Van Ackere was leraar aan het Atheneum in Ronse. Zijn vrouw, Cecile, was de dochter van de bekende en geëerde familie Van den Abeele die een winkel had met boeken en speelgoed in de Baarstraat te Oudenaarde.

    Ik weet nog goed. Het was op de maandag na de bevrijding dat mijn vader in de voornoen groepjes mensen de Pontstraat zag op en af gaan. Sommigen trokken richting Etikhove met een kruiwagen volgeladen met pakjes en dozen, nieuwe spullen, zakken, boeken, speelgoed… Allé, alles wat niet te zwaar en te heet was! De ene had dit mee en de andere dat. Vader vroeg zich af wat dit betekende. Hij naar buiten ! En vroeg op de man af waar al dat nieuw spul wel vandaan kwam. Ha, daar van op de steenweg, aan Den Appel. ’t Is daar een huis en ’t zit vol met mooie dingen. ’t Zat zo. De familie Van den Abeele in Oudenaarde had een grote hoeveelheid mooie dingen, ook boeken en speelgoed bij de dochter in Nukerke ondergebracht. De goederen waren aangekocht met het oog op het komende sinterklaasfeest. Ze vreesden immers voor een totale vernieling van hun woning als de bruggen over de Schelde onder vuur zouden komen te liggen. Immers op 19 mei 1940 vielen bij een Duits bombardement op de scheldebrug  26 slachtoffers, de meeste vluchtelingen uit Lanaken in Limburg. Bij de buurtbewoners zat de schrik er dus in.

    Mijn vader neemt dan ook maar de fiets en gaat kijken naar de vernieling. Na een tijdje komt hij thuis. Ge moet dat zien! Schande. Daarop nam ik, nog een jong meisje, mijn fiets om ook eens te gaan kijken. ‘k Was nog maar pas van mijn fiets gestapt of daar komt een man op mij af met boeken onder de arm. Hier, gij zijt gestudeerd. Ge gaat dat kunnen gebruiken. Hij duwde een stapel boeken in mijn handen. En ga maar binnen, ge gaat daar wel uw goesting vinden. Maar nee ! Da’s niet van mij ! Toch wel. En ik de trappen op om de boeken terug te brengen. Die legde ik op een venstertablet. Niet te geloven. Wat eens een mooie hall moet geweest zijn lag in de vernieling. Mijn ogen vielen op enkele mooie pentekeningen  aan de wand. Het glas gebroken en de tekeningen doorkerfd. Die tekeningen waren door een familielid getekend. Regelrechte baldadigheid. Het huis, “het torenhof”, bleef er verlaten achter. Enkele dagen voordien was de leraar ondergedoken. Zijn vrouw was met de kinderen door de velden naar de pastorie van Nukerke gevlucht uit schrik voor mogelijke bedreigingen. De leraar heeft een tijdje vastgezeten.

    Weken later kregen nogal wat kinderen gestolen zaken. Hopelijk waren die arme zieltjes er gelukkig mee ! Immers, “gestolen goed gedijt niet”!

    Zo zijn er hier en daar nog ongeregeldheden gebeurd. Vernielingen, diefstallen, bekladden van woningen, verwijten, valselijk betichten van mensen … Ja, ’t was ’t einde van een lange oorlog. De mensen waren blij gezind en dronken pinten. En van het een komt het ander. Alles komt dan boven, het goede en het slechte!

    En dan waren er de “witte bendes”. De “bekies” waren chef van de bende. Ge moest niet veel gedaan hebben om in de brokken te delen. " Bij het naar school gaan als jong kind vonden wij nog stukjes speelgoed die de rovers in hun haast hadden verloren.

    Onderwijzeres

    "Kort nadat ik mijn diploma heb behaald, dat was tijdens de oorlog, moest ik af en toe een interriem doen in de gemeenteschool te Nukerke. Cécile Gremonprez die les gaf aan o.a. het eerste leerjaar was verondersteld dat ze de kinderen voorbereidde op de eerste communie. Maar die was niet zeer gesteld op die kerkelijke aangelegenheden .Telken jare dus werd ze ziek rond de tijd van de communies zodat ze de voorbereiding niet hoefde te doen.

    Zo gebeurde het eens dat de facteur de boodschapper speelde. De overste van het klooster te Etikhove gaf aan Remi de facteur de opdracht om tijdens zijn ronde te Nukerke aan mij te vragen eens naar de school te komen. Ja er was toen geen telefoon en de zusters mochten niet naar buiten. De vraag was: “Zoude gij hier willen komen lesgeven?” Dat stond mij daar niet veel aan, maar van thuis moest ik dat werk aannemen. Maar mijn aanstelling moest toen eerst worden goedgekeurd door kanunnik Quintelier, diocesaan hoofdinspecteur van het bisdom Gent. Maar moeder-overste - een goede – durfde al eens een beslissing nemen zonder haar overheid er kennis van te geven. Je kunt het al raden. Wij beiden moesten naar Gent, bij Quintelier die hoogst waarschijnlijk een andere kandidate had. Ik moest mij op mijn best kleden. Met de trein naar Gent. Aan ’t station daar namen we een taxi tot bij Quintelier. Van de zuster moest ik in de taxi blijven zitten. Plots komt ze buiten gevlogen en zegt dat ik binnen mocht. De kanunnik wist dat mijn broer les gaf in de gemeenteschool van Melden. “Is hij wel aangesloten bij het C.O.V. Zijn jullie christelijke mensen?”  “Ja, wij gaan naar de kerk.” “De kerk van Nukerke, aan wie is die toegewijd?” “ Aan O.-L.-Vr Hemelvaart.” Mij ondervrager beweerde dat ik verkeerd was en sloeg een dik kerkelijk boek open. “G’hebt gelijk!”

     

    Paul Hoffmann, de gemeentesecretaris

    We hebben al bemerkt dat tot halfweg de 20ste eeuw vele doodsprentjes werden gedrukt in de Drukkerij Hoffmann. "Twee zussen van de gemeentesecretaris, Ida en Aimée, woonden in de straat om naar ’t lindeke te gaan. Die zussen waren ongetrouwd en hielden daar een winkel van kruidenierswaren. Achteraan was er een plaats waar een oude drukmachine stond. Daar werden soms doodsbrieven en doodsprentjes gedrukt vanaf begin 1900.  Hun concurrent was de Drukkerij Deriemaeker, van de koster, op het dorpsplein.

    Paul Hoffmann had de naam van “pietje precies”. Hij was zeer correct en gesteld op orde en respect. Een beetje als een militair ! Was hij niet als zestienjarige vrijwillig ingelijfd in het Belgisch leger tijdens de Eerste Wereldoorlog!"


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meester Theofiel Gilleman
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    .       Theofile Gilleman, was het eerste schoolhoofd van de gemeenteschool, toen gelegen langs de Capellestraat (nu Pontstraat ) in Nukerke.
    Meester Theofile Gilleman was oppermeester van de eerste gemeenteschool langs de Pontstraat te Nukerke. Hij woonde in het schoolhuis naast de eigenlijke school.
    Gilleman was een strenge meester en ook al kwam de pastoor nooit op bezoek in de gemeenteschool, toch gaf meester Gilleman godsdienstonderricht.
    Een zoon Joseph is gesneuveld in het begin van W.O.-I., nl. op 5 september 1914. Uitzonderlijk voor die tijd was het feit dat meester Gilleman een "spreekmachine" had. (Dat zal een fonograaf geweest zijn, de voorloper van de grammofoon). Hij is driemaal getrouwd geweest; eerst met een zekere Maes, dan met Claus en tenslotte met Gusta Tonneau, de zus van Staf Brugge zijn vrouw. Na het overlijden van de meester is zijn weduwe een tijdje gaan wonen in het huis naast de school (zie nr 14).
    Ook toen werd er hier in Nukerke een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutordoir predikte tegen de liberale school. Na 1930 begon het mank te lopen met de school, het aantal kinderen verminderde, tot er uiteindelijk maar een paar kinderen overbleven. Nadien werd de school definitief gesloten. Meester Gilleman bleef nog enkele jaren in het leeg schoolgebouw wonen. Na zijn dood werd het schoolgebouw als schrijnwerkerij ingericht. Nadien werd het bewoond door Aloïs Norga die het later doorverkocht aan de familie Hector Van Moorleghem, die in het oude schoolgebouw een mechanische maalderij inrichtte.
    De school langs de Capellestraat werd door sommige een oord van verderf genoemd. Wie daar school liep zou in “d’helle” terecht komen. Op 't laatst had onderwijzer Gilleman nog 2 leerlingen: Richard De Bisschop en Franske Norga. In die tijd was pastoor Dutordoir pastoor te Nukerke en speelde burgemeester, was baas op ’t kerkhof en chef in ’t hospice. Naar 't schijnt had hij ook andere activiteiten. Maar de pastoor en de onderpastoor bleven preken tegen die liberale school. De pastoor deed al wat hij kon opdat de katholieken bij een volgende verkiezing zouden boven zijn. Maar de liberalen wonnen en Armand Vandeputte uit ten Abele werd burgemeester. Ondertussen zat de school zonder leerlingen en de oppermeester zonder werk. Bij zijn op ruststelling woonde hij in een woning gelegen tussen de school en het hoevetje van R. Van Coppenolle. 
    Tijdens zijn derde huwelijk met Gusta Tonneau werden na de gesneuvelde zoon Joseph, nog 2 zonen geboren. De oudste, Joseph-Theofiel-Guido, werd geboren op 13 juli 1918. Tijdens zijn beroepleven was deze werkzaam als technisch tekenaar bij New Holland. Joseph heeft tevens een aantal patenten op zijn naam staan onder de naam van Joseph TG Gilleman. Hij woonde destijds in Sint-Denijs-Westrem, was getrouwd en kreeg 6 kinderen en 7 kleinkinderen. De tweede zoon, Marcel, werd geboren op 8 januari 1923. Ook hij was later te werk gesteld bij New Holland. Hij werkte er als human recources medewerker, woonde in Sint-Denijs-Westrem, was getrouwd en kreeg 2 kinderen en 6 kleinkinderen.Hij overleed op 6 april 1986. Gusta is na de dood van Theofile van Nukerke verhuisd naar Sint-Denijs-Westrem nadat ze eerst woonde in het villaatje nr. 14 naast de oude school. Ze is overleden in 1979" (veel gegevens bereikten ons via Sarah Gilleman, een achterkleindochter van Theofile)

    De grootste concurrent van oppermeester Gilleman was de toenmalige pastoor Paul Dutordoir, die dorpsherder was van 1907 tot 1931. Hij overleed godvruchtig te Mariakerke (Gent) op 16 februari 1946. Hij predikte tegen de gemeenteschool en ging zwaar te keer tegen de"goddelozen" maar naar verluidt reed hijzelf niet zo'n fraai parcours. Een afbeelding van deze kan je vinden in een vorige rubriek.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (7 Stemmen)

    Reacties (2)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pittige verhalen

    Albert Antrop werd geboren op een woensdag van het jaar 1915. Zoals zo velen vertelt ook  Albert over zuster Cantara  die een hele generatie kinderen heeft opgevoed. Als kleuter trok hij niet zó graag op naar school omdat hij op school moest blijven eten. Let op! Geen lekkere boterhammen van thuis maar kloosterkost. En dan nog tijdens de oorlog. “Alle dagen moet ik ambras hebben gemaakt. Tot besloten werd mij naar Ronse te sturen naar “de wezenschool”. Die aanvaarden alle kinderen jonger dan 6 jaar. Ik was pas 4 jaar en werd op pensionaat gestuurd. Ik bleef er tot mijn 9 jaar en dat was een privilegie. In die tijd liepen de kinderen van de liberalen school in de “wezenschool” terwijl de katholieke kinderen naar de Sancta Maria trokken. En waarom op internaat ? Wel, onze ouders hadden absoluut geen tijd om ons naar en van school te brengen. Toen ging alles te voet en de school was toch ver. De weg liep van de Meulebroecke, het veld in naar de herberg “De koekoek” waar Armand Rousseau nog gewoond heeft. (Vital Laurier heeft dat huisje nadien gekocht en afgebroken). Dan langs de Potaarde, de Pontstraat over en langs het Meetjesstraatje naar het dorp. Dat alles langs onverharde voet- en landwegen.

    Dus werd voor het gemak gekozen. Toch voor degene die geld hadden. Ik bleef  in “de wezenschool” tot de leeftijd van 9,5 jaar. Daar was ik het knechtje van de nonnekes. Was er een boodschap te dan werd Albert aangesproken. Ik weet nog, er had een hevig onweer gewoed. De straten van het centrum stonden half onderwater en de zusjes Aelvoet waren nog niet afgehaald aan de school. Dus werd Albert aangesproken: “Alberke, zoude gij die twee meisjes willen thuis brengen?” En Albert trok op, de stad door tot aan de passerelle. Vandaar liet ik hen gaan en keek ze nog een tijdje na. En dat voor een kind van 9 jaar.

    Het jaar nadien ging ik over naar het college.

    14-18

    Dat de Duitsers ook Nukerke bezetten kon je merken aan de patrouilles die voorbij kwamen. In Nukerke was een sectie Duitse soldaten gelegerd. Tweemaal daags patrouilleerden 2 Duitse soldaten te paard gedurende ongeveer een uur. Kwestie van alles onder controle te houden.

    In 1918 werd onze streek door de Engelse troepen bevrijd. Het heeft 2 dagen geduurd eer ze van Melden tot hier in Nukerke zijn geraakt. De wegen waren toen maar half verhard en bij hevige regen bleven er enkel poelen en plassen over. De paarden trokken zich half dood om al dat zwaar geschud de berg boven te trekken. Op 11 november om 9 uur in de voormiddag hing reeds een witte vlag boven op de kerktoren. Maar terugtrekkende Duitsers vonden het wel nog nodig om vanuit een mitrailleursnest in de berm van de spoorweg in Terpoort  op de Engelsen te schieten die zich te ver waagden. Maar er waren toen zoveel Engelsen dat het op een moment op de weide zwart zag van de paarden. Op ’t einde van de grote oorlog pakten de Duitsers bij hun aftocht alles mee wat ze konden gebruiken. Zelfs de runderen namen ze mee. Het was voor hen zogezegd militaire eigendom. En dan trokken ze achteruit. In die jaren ging dat nog heel traag. Amper 15 km per dag.

    Onze Belgische soldaten waren tijdens den oorlog pover gekleed. “

     

    Op en rond de boerderij

    De boerderij werd gebouwd in 1858 door Leo Devos, ook Lootje genoemd omdat hij niet te groot was. Leo was de grootvader van Albert Antrop. Al de bouwstenen werden ter plaatse gemaakt en gebakken door een ploeg steenbakkers. Helpers liepen heen en weer met een handvol steenkool die in de openingen tussen de stenen werden gelegd. Tijdens de winter hadden die steenbakkers geen werk. Dan vlochten ze manden. Metsers waren er genoeg. De huisjes uit die periode hadden allemaal dezelfde indeling. Op een van de muren moet nog een schild staan van De Vos. Aansluitend aan de vierkantshoeve werd een maalderij gebouwd; een watermolen die werkte op het water van de Meulebeek. Een eindje verderop werden, zoals gebruikelijk, een drietal kleine huisjes gebouwd. Die werden dan verhuurd aan de dagloners die op de boerderij zouden werken. Zo was er bij ons thuis werk voor 3 “maarten” en 2 knechts. De ene meid moest kuisen, wassen en plassen terwijl een andere het vuile buitenwerk deed en een derde aan de kookpot stond. In sommige gevallen bleven meiden en knechts op de boerderij overnachten. Het gebeurde al eens dat de voerman bij zijn paarden sliep. Gelukkig dat die mensen ons hadden of ze vergingen van armoede. De mensen hadden toen geen “tractement”.

    De knechten durfden al eens van werk en boer veranderen om een “frankske” meer te verdienen. Dan moesten ze natuurlijk verhuizen. En kreeg het werkvolk eten en drinken, er werd al eens iets meegepakt en … eieren werden al eens geroofd.

     Die huisjes van het werkvolk hadden allen dezelfde vorm. Je viel met de deur in huis, in de woonkamer dus. Verder was er een schotelhuis of spinde (soms ook sponde genoemd), een gang naar de achterdeur en 3 à 4 kleine slaapkamers.  Er was meestal een weefkamer waar een houten weeftoestel stond. De vloer in de weefkamer was steeds in geharde leem. Waarom? Wel er moesten al eens putten worden gegraven onder de trappers van het weefgetouw. De eerste “weverkens”die naar de fabriek gingen werken verdienden een armoeloon, zelfs al zwoegden ze 10 uur per dag.. En … steeds stonden de met stro gedekte huisjes met de voorzijde naar de zon gericht, steeds per twee of drie met de zijgevel tegen aanleunend. Stond de façade van het huisje westelijk gericht dan mocht je ervan overtuigd zijn dat de plannen door een architect waren getekend.

    Halfweg de 19de eeuw werden in Nukerke de meeste vierkantshoeven gebouwd zoals er zijn het hof van Devenijns op ’t Holand (nog gedeeltelijk met lemen schuur), het hof van Claus-Vande Putte (later Eyckerman-De Zaeytijd), het hof van Leo Devos en dat van Schoorens langs de Weitstraat. Al bemerkt dat aansluitend bij elk van die hoeven steeds enkele werkmanshuisjes stonden? Zo stonden er bij de hoeve langs de Ruitegem drie huisjes en dan nog eens twee. Wegens verkrotting zijn er vele reeds jaren geleden afgebroken of verbouwd. Langs de Doolstraat (vanaf de beek tot boven aan de Pontstraat) staan nog steeds een paar huisjes. Soms tweewoonst genoemd. De Doolstraat wijst op het feit dat de mens die dit donker gat bij nacht en ontij gebruikte z’n hart in de keel voelde kloppen onder het zwiepen en het kraken van de hoge populieren.  Zo benauwend moet het geweest zijn. Het is bovendien een  kronkelende holle weg.

    Iets meer over het hof Claus-Vande Putte. Een dochter van Claus was getrouwd met een zoon Planchon, brouwer te Ronse. Bij hun rentenieren hebben ze, voor die tijd, een prachtige woning laten bouwen langs de Pontstraat, hoek Meetjesstraatje. Binnen was het daar steeds kraaknet en de woning was rijkelijk ingericht.

     

    Werk op het erf.

    Een grote boerderij zoals deze uit de Meulebroecke deed het werk met 4 paarden. Vóór de grote oorlog vertrokken nogal wat jonge mannen op campagne naar de grote hoven in Noord-Frankrijk. Dan bleef er niets anders over dan met het “vrouwvolk” het zware werk te verrichten. Zo was de jaarlijkse suikerbietenteelt een heel drukke tijd. Iedere middag begon de zware arbeid. Boer Leo reed met een ploegje, getrokken door één paard, de rijen bieten uit. Na hem maakten twee vrouwen de bieten los.  Anderen moesten de koppen (het loof) afkappen en werden de bieten op rijen gelegd. Daar stond de voerman al klaar om de bieten op de wagen te gooien. Eens de wagen vol verscheen onmiddellijk de volgde wagen. Dat ging zo dagelijks tijdens de bietencampagne tot het donker werd. Per dag werden soms 3 voeren van elk 3 à 4 ton geladen. De volgeladen wagens vertrokken dan naar het erf. ’s Morgens bij de eerste klaarte knarsten de ijzeren banden op de kasseien  want de wagens reden richting station van Etikhove waar de treinwagons stonden te wachten.

    Enkele oude vlakte maten:een gemet is een half morgen of 300 vierkante roeden. In ’t Gentse is 1 gemet 4479 m² groot. Een morgen is zoveel land als men in een morgen (voormiddag) kon omploegen..Een vierkante  roe is 6 stappen op 6 stappen.

     

    De campagnards

    Ik zie ze nog optrekken, de sterkste mannen. Ze vertrokken op campagne naar Noord-Frankrijk, letterlijk gepakt en gezakt. Gepakt met hun werktuigen zoals pik en haak en gezakt met hun “bezotse” over de schouder. ”Bezotse” is van het Franse woord “besace” afgeleid. Dat is een zak die in ’t midden opengaat en aan de twee uiteinden gesloten is. Weet je dat de vrouwen ondertussen hier meer verdiend hadden dan sommige echtgenoten. Dat geld kittelde al eens in de broekzak van die mannen. En je weet hoe dat gaat. Vertier en een pleziertje kost geld. Nog zo iets. De meeste huisgezinnetjes kochten voor het vertrek van de man bij de boer een paar honderd kg graan. Kwestie van voorraad in huis te hebben. Geld om te betalen hadden ze niet. Er moest gewacht worden tot de brave huisvader met een goudstukje - “een napoleontje” - de boer betaalde. De meeste seizoenarbeiders trokken twee- tot driemaal per jaar. Ze deden de bieten- én de graancampagne. Kort na de tweede oorlog was het gedaan met de campagne. Het werk van de Belgen werd afgepakt door de Polen.

     

    Steenbakkerij

    De steenbakkerij van Debisschop bijna aan het einde van de Mellinckstraat heb ik weten werken. Je ziet trouwens nog de resten van het uitgraven van de leem. Theofiel Debisschop woonde toen naast de steenbakkerij. Nadien woonde hij in het boerderijtje waar later Maurice Devos is gaan wonen. Het was toen ook gebruikelijk dat bij het bouwen van een huis de opgegraven leem werd gebruikt om ter plaatse de bakstenen te bakken. Dat waren toen soms van die harde zwart gebakken stenen. Bakken van stenen was toen een kennis. Meestal werd beroep gedaan op een ploeg steenbakkers. De kleiklompen werden in open lucht gebakken. Meermaals waren de stenen aan de buitenrand niet hard gebakken. Er moest goed worden gestookt en dan nog was er soms veel verlies.

    De koekoek

    De koekoek was een kroeg gelegen op de oostkant van de Potaarde. Een los, aarden weg, die vertrok aan de Mellinckstraat leidde er naar toe. De tonnen bier moesten van daar naar boven worden gedragen want de biercamion kon niet tot boven. Daar kwam heel wat volk over de vloer. De mensen uit Nukerks bos namen deze korte weg naar ’t dorp. Nadat Monske verhuisd was naar de Diericksstraat werd de kroeg gekocht door Vital Laurier en Melanie Vancoppenolle.  Monske Gerseau had naast zijn kroeg een werkhuis. Daar maakte en herstelde hij karren. Monske was blijkbaar een slimme man, een uitvinder. Zo had hij eens een machine in mekaar geknutseld om zijn werk te verlichten. Dat spel werkte met de wind. Op een keer waaide het flink en het ventje kreeg de aandrijving niet meer onder bedwang. De machine werd dol en Monske vloog van schrik voor de brokstukken onder de schaafbank. Dicht bij de woning was er een bron. In den ouden tijd (19de eeuw) werden de woningen gebouwd daar waar water voor handen was, hetzij een bron, een fontein of een beek. Voetwegen leidden er naar toe. In begin negentienhonderd waren er drie soorten mensen: grote boeren, kleine boeren en keuterboeren met een drietal koetjes. Het gebeurde al eens dat een keuterboertjes zich een baron voelden. En verder ging dat toen zo! De meeste mensen hadden een lapje grond bij het huis liggen waarop ze tarwe of rogge zaaiden. Daarnaast kweekten ze meestal enkele geiten.

     

    De mobilisatie

    Veel jonge mannen uit onze streek moesten op eigen kosten de trein op om in Ieper te verzamelen. Ik was er niet graag bij! Dus keerde ik snel naar huis terug maar mijn vader was zo kwaad dat ik daar terug stond. Hij stuurde mij terug. Ik mocht mij zelfs niet neerzetten en zonder eten wees hij mij de deur uit schrik dat ik als deserteur zou worden opgepakt. Na de capitulatie van het Belgisch leger heb ik van de chaos gebruik gemaakt om tijdelijk onder te duiken. Veel soldaten kwamen toen terecht in de textielfabriek van Cambier te Ronse. Mijn vader dacht dat ook ik daar werd ondergebracht daarom fietste hij elke dag met enkele boterhammen naar Ronse. Hij vond mij natuurlijk niet. Ik ben wel ’s nachts in den pikke donker van Eke naar huis gefietst, zonder licht nog straatverlichting. Dat was maar bangelijk. 

     

    Een knipoog op de modernisatie

    De elektriciteit is in Nukerke niet plots gekomen. Eerst werd er een netwerk in en rond het dorp van Nukerke aangelegd nadien straat per straat naar de buitenkanten. Maar dat ging niet zo van zelf. De katholieken die toen aan ’t bewind waren in Nukerke zorgden dat hun vrienden eerst werden bediend. Zo werd maar een deel van de Mellickstraat voorzien. Een liberaal die verderop woonde kon wachten. De bekabeling werd gedaan door Blommaert uit Horebeke.

    De eerste landbouwtractoren in Nukerke verschenen kort na W.O.-II. Het waren de fameuze Ferguson, tractoren geweigerd in Argentinië, die om de een of andere reden op de Belgische markt verschenen. Ze waren niets waard en om de aanschaf te vergemakkelijken moest de landbouwer slechts een jaar nadien de betaling doen. In Nukerke reden er zo een drietal o.a. bij Edgard Heuvick. De eerste eigenaar in Nukerke van een automobiel was waarschijnlijk boer Verdonckt die aan Den Engel woonde in zijn nieuwe villa.

     

    De mens maalt al 30 000 jaar.

    “De Italiaans onderzoekster,Anna Revedin, vermoedt dat de mens tijdens het steentijdperk niet enkel van dierlijk eiwit en vet leefde. De plantaardige resten en de slijtageresten die gevonden werden op dertigduizend jaar oude maalstenen in Italië, Rusland en Tsjechië wijzen erop dat de stenen werden gebruikt om wortels en zaden van varens en lisdodden fijn te malen. Antropologen vermoeden nu dat er dertigduizend jaar geleden verandering kwam in de voeding van de mens toen hij graan begon te malen.”

     

    Iets meer over de watermolen.

    De weg naar de watermolen was niet gekasseid omdat dat een private weg was.

    Deze watermolen is samen met de boerderij in 1858 gebouwd door Leo Devos, grootvader van Albert Antrop. In het molenhuis lagen 2 stellen molenstenen, 2 koppels dus. Eén voor het malen van tarwe en één voorbehouden voor dierenvoedsel. Waar men kon opteerde men voor een watermolen omdat het opzetten van een houten molen toen een fortuin kostte, wel 11 000 frank. Dat was een smak geld en. Enkel de rijke heren konden zich een windmolen permitteren.

    In de naastliggende schuur van 12m op 24m stond de dorsmachine, een vaste en niet op wielen dus. Een deel van de vloer was niet verhard en diende als dorsvloer of deel waarop dus de dorsmachine stond. Die bleef er natuurlijk staan want ze werd aangedreven door lange brede riemen die op hun beurt in beweging kwamen door de drijfkracht van het waterrad in beweging gebracht door het water van de Meulebeek. Een schoft hield het water op in een grote vijver. Er was voldoende water om gedurende 2 uren op volle kracht te dorsen. Ook al waren we concurrenten, er werd afgesproken met de molenaar van ’t Moleke om gelijktijdig te werken. Zo spaarden ze veel water. Aan de overkant van ’t Moleke was een grote waterreserve. Tijdens de oorlog van 14-18 kwamen landlieden soms van een uur ver bij ons om wat graan te malen. Te voet met een zakje graan van 25kg op de rug, voortdurend de omgeving afspiedend om niet gepakt te worden. Het gemalen graan kregen ze mee maar “bulden” (zuiveren) moesten ze zelf doen. Weet je dat de kleine man die weinig middelen van bestaan had soms zijn graan maalde door middel van een koffiemolen!

    In dat molenhuis was er ook een stampkot waar lijnzaad (vlaszaad) tot olie werd gestampt door middel van een stenen klopper of stamper. Die olie was toen veel geld waard. Daarom werd ze verkocht aan handelaars die afnemers hadden in de verfindustrie. Wat bijzonder was aan die stampinstallatie is het feit dat gans dat mechanisme en gans de constructie zelfstandig stond. Dus niet bevestigd aan muren of zoldering. De reden was eenvoudig; door het gestampt en geklop zouden de muren het snel begeven hebben. Het is jammer dat zo’n installatie is verdwenen. Het zou nu een pracht van industriële archeologie zijn.

    Iets over het malen zelf.

    Het princiep was “U vraagt wij malen”. Je kon op verschillende wijzen malen; op 100, op 80 en op 60. Roggegraan  op 100 malen of rondmalen gaf bruinbrood. Graan op 80 gemalen gaf lichtbruin brood en wit brood verkreeg men door op 60 te malen want dan had men 40 gruis over. En sowieso werd er gemalen vanaf 100 kg graan. En raar maar waar, gedurende den oorlog vroegen velen te malen op 60.

    Tijdens de oorlog van 14-18 mochten we niet dorsen tenzij onder toezicht van de Duitsers. Maar wij dorsten toch! ’s Nachts ! Dan zetten de Duitsers niet uit in het pikkedonker. Overdag deden twee cavaleriesoldaten tweemaal daags een ronde van één uur. De berijders kregen zelf inspectie van hun oversten om na te gaan of de paarden wel goed werden onderhouden. Die mannen stonden immers voor alles in. Ook voor het onderhoud van hun paarden. Het gebeurde wel eens dat ze op een boerderij een zakje haver vroegen om hun paarden te voederen. Zoveel schrik zat erin dat ze zelfs vreesden voor hun job en bij het voetvolk aan het oostfront te worden gestuurd.

     

    Een mooie legende over het Waterkasteel

    Volgens een oud volksverhaal stond ooit in D’Aubeke een waterkasteel. De benaming is afkomstig wegens het feit dat er rond die velden langs het beekje, meermaals dauw hing. In de oude atlas staat die plaats vermeld bij nr 114 als D’Aubeke en bij nr 115 als D’Aubeke pad. Volgens de kaart van 1777 bestond daar reeds een bijzondere systeem van waterhuishouding. Daar was de grond toen nog zeer drassig en blijkbaar was daar  een heel actieve bron die zorgde voor veel bovengronds water. Dicht bij elkaar trof men er twee omwalde woningen aan die enkel toegankelijk waren langs een brug. Veel water werd aangevoerd door de Meulebeek met bronnen in Ten Hole en op de noordflanken Turkeyen. De landerijen langs de beide oevers werden toen als drassig gebied ingekleurd. Op een kaart van 1851 staat een gebouw met twee vleugels omgeven door een brede wal. Het geheel werd aangeduid met “Water Kasteel ou ter Nersbrug Molen”. De Meulebeek liep onder de Holandsraat door. De oversteek gebeurde langs een houten brug.

    Dat daar een kasteel stond is wellicht veel gezegd. Laat ons zeggen een statige stenen woning omgeven door water. “De kleine Margaretha van Parma (een bastaardkind van Karel V) zou daar in haar kinderjaren zijn opgevoed. Soms kwam Karel V op bezoek. Vandaar dat één van de toegangswegen Keizerrei werd genoemd. Ook een paus van Rome zou daar zijn zoon hebben ondergebracht. De toegangsweg  die de paus volgde naar het waterkasteel werd later Pausweg. Deze aarden weg is het verlengde van de Letterstraat. Je had dus toegang tot het waterkasteel via de Pausweg (verlengde van de Letterstraat) en de Keizerrei. De naam Dauwbeke wijst op de dauw die heel regelmatig boven de akkers hangt. Volgens het volksverhaal zou ook ’t Moleke en de omgeving ervan deel uitgemaakt hebben van ’t Waterkasteel. Het is een feit dat op oude kaarten deze omgeving is aangeduid als drassig gebied. Recht tegenover de watermolen moet een schuur hebben gestaan, op palen. Op de plaats waar de familie De Rooze een paar generaties woonde. Al bemerkt dat het gelijkvloers van het oude woongedeelte een meter hoger ligt en onderkelderd is. Werd in die kelder vroeger ook ijs opgeslagen en bewaard voor de zomertijd? Sommigen spreken hier van een ijsfabriekje, maar dat is veel gezegd. Hoe dan ook, het ijs van de vijver werd verzaagd en de ijsblokken werden tussen het stro bewaard. Daar waar het mogelijk was bouwde men de hoeve aan een beek want water was belangrijk. Er waren dus nog hoeven die een ijskelder bezaten. Dat was een ondergrondse kelder met dikke muren ,onder de schuur, zonder vensters en met een toegangspoortje. Van buitenaf liep men door een gleuf die steeds dieper werd naar beneden. In oorsprong zou het ijs hier gebruikt worden om de melk te koelen. Er was trouwens een voorraad ijs tot een stuk in de zomer.

    Wat nu nog rest van het 18de eeuws Waterkasteel is de westelijke vleugel van het oorspronkelijk gebouw met twee vleugels; een zuidelijke en een westelijke vleugel. Men zegt dat de eigenaar van dit kasteel met molen ook op de Steenbrug te Ronse een watermolen bezat.

     

    ‘ t Moleke

    ’t Moleke is een oude watermolen gelegen op de plaats waar de Molenbeek onder de Holandstraat duikt. Het waterrad en de maalinstallatie is kort na de tweede wereldoorlog in verval gekomen. Dat was ten tijde van Octaaf Norga. Recht tegenover het gebouwtje lag een grote vijver waarin het water werd opgehouden. De laatste sporen van de vijver verdwenen bij de heraanleg van de Holandstraat. Aan de oostelijke gevel van het gebouw ziet men nog de sporen van het rad. Zo te zien moest het verval van het water tamelijk groot zijn geweest. Het westelijk gedeelte van ’ t Moleke was melkerij. Dat is nog duidelijk te zien aan de binneninrichting. De vloer van de melkerij lag veel hoger dan de Holandstraat. Dat was natuurlijk gemakkelijk voor het lossen van de melkkannen. Binnen leidde een trap van de woonkamer naar de melkerij. Ten tijde van Frans Verhellen werd de melkerij ingericht als winkeltje en later als woonkamer.

     

    Een overlevering heeft het over een verhaal uit het jaar 1710. Toen zou een zekere Prins Filip, een Spaanse jonkheer, in Oudenaarde zijn goederen hebben verdeeld. In die periode kwamen er 1100 ha van Melden over naar Nukerke. Nukerke was toen op weg naar zijn zelfstandigheid. En wie waren de gelukkige eigenaars?  Wel volgens het verhaal gingen ongeveer 300 ha naar de familie Van Malleghem.

     

     

    Van Malleghem

    Het gezin Van Malleghem bezat 10 kinderen. Vader was juge in Gent en afkomstig van een rijke familie.Ze verbleven slecht een paar maanden per jaar in hun mooie buitenhuis naast de kerk te Nukerke. Daar was een paardenstal voor wel 6 paarden. Om de baan op te gaan beschikten ze over 3 koetsen; een grote koets voor  6  à 8 personen en getrokken door 4 paarden, een enkele koets voor 3 personen en tenslotte een ressortkarretje op ijzeren banden.

     

    Molen ter Gheynst

    De molen hoorde vóór de eerste oorlog bij de boerderij van Claus. Maar door de komst van de mechanische molen van Moreels werd de concurrentie te groot. Vanuit deze maalderij vertrokken grote zakken meel met de kar, getrokken door koeien, naar het station van Etikhove om in Brussel te belanden in de beste patisserieën.

     

    Eerste gemeenteschool

    De school langs de Pontstraat werd door sommige een oord van verderf genoemd. De oppermeester was meester Gilleman nazaat van een familie met schoolmeesters. Wie daar school liep zou in “d’helle” terecht komen. Op ’t laatst had onderwijzer Gilleman nog 2 leerlingen: Richard De Bisschop en Franske Norga. In die tijd was pastoor Dutordoir dorpsherder te Nukerke en speelde hij burgemeester, was baas op ’t kerkhof en chef in ’t hospice. Naar ’t schijnt, althans volgens verhalen, had hij ook andere activiteiten en zou de pastoor enkele kinderen hebben lopen in Nukerke. Dat was toen geen geheim. De pastoor en de onderpastoor bleven preken tegen die liberale school. De pastoor deed al wat hij kon opdat de katholieken bij een volgende verkiezing zouden boven zijn. Maar de liberalen wonnen en Armand Vandeputte uit ten Abele werd burgemeester. Ondertussen zat de school zonder leerlingen en de oppermeester zonder werk. Bij zijn op ruststelling woonde hij in een woning gelegen tussen de school en het hoevetje van R. Van Coppenolle.

     

     

     

    Nieuwe gemeenteschool

     Ondertussen werden plannen gesmeed om een nieuwe school te bouwen op ’t Holand, ver weg van de kerktoren. Er werd beslist de school te bouwen op een stukje land naast het huis van R. Vanderbeke. Omer Aelvoet, schrijnwerker te Nukerke, stak in voor een totaal bedrag van 100 000 fr. Het metselwerk werd verricht door Fedor Van Coppenolle, broer van Georges die ook metser was. Het schijnt dat het nog veel voeten in de aarde heeft gehad vooraleer de goedkeuring ervan naar Brussel werd verzonden. De secretaris zou daar steeds een stokje hebben voor gestoken. Maar eind goed al goed. Ja, in die tijd was je orangist of je was vrijheidsstrijder en dus “ liberalist”. 

    Het schijnt dat A. Amelot, liberaal volksvertegenwoordiger uit Zingem, toen een grote rol speelde bij de afhandeling van het schooldossier én bij de benoemingen van het onderwijzend personeel. Vandaar dat Germonprez uit Zingem in Nukerke een vaste benoeming kreeg.

     



     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verhaal van Leontine

         EEN LEVENSVERHAAL
    Leontine Vandeputte en haar leven op de boerderij  

    Leontine vertelt in dit stuk een deel van haar leven. Een vrouw met als het ware een encyclopedisch geheugen als het over Nukerke ging. Kwiek van geest kon ze op een sappige toon, soms met wat ironie, vertellen over mensen, gebeurtenissen en allerhande toestanden vanaf de beginjaren 1900. Verzonken in haar oude zetel diepte ze de oude verhalen weer op. Haar oogjes schitterden als ze op een guitige toon aan een nieuw verhaal begon! Soms verhief ze haar stem en schaterlachte. Je zag dat ze zich al die dingen nog levendig kon voorstellen ook al was Leontine al goed op weg om de 100 te bereiken. We probeerden haar mooi en sappig taaltje zo getrouw mogelijk weer te geven.

    Maandag 28 mei 2006.

    Het was november 2006. Leontine stond voorover gebogen boven een bedje pluksla. Dat is voor van middag. Ze richtte zich niet op. Enkel het hoofd draaide. “Ja oud zijn dat is iets. Ge begint van langs om meer naar de grond te kijken…”

    Dinsdag 4 november 2007

    Leontine zat in haar vertrouwde zetel aan de zwarte Leuvense stoof, zo een met een verlengde buis. (Dezelfde stoof stond destijds bij burgemeester Hubeau.) In de hoek naast de schouw stond haar voorraad kannen kolen en fijn stoofhout dat een paar keer per dag van pas komt. Als ze opgaat in haar verhaal vergeet ze soms de kachel. Ja, en dan ! Zonder moeite steekt ze die weer aan en schept wat kolen uit een koolbak.

    Dinsdag 11 maart 2008: “…dat alleen zijn dat is triestig. Oud zijn en bijna niet meer kunnen gaan, ja dat is lastig. En zó oud worden als ik. Der zijn der niet te veel. Vandaag staan haar grijze haren weelderig wijd. Neen, ge moogt mij niet trekken (fotograferen). Maar ge zijt zo schoon zo! Neen, neen da nie!

     Het was zaterdag  6 mei 2008. Ha, ik heb niet veel overkomst meer. Al wie ouder is dan ik is al dood.

    Op zekere dag was Leontine gevallen. Maar dat liet ze blijkbaar niet aan haar hart komen. Ze zat even knusjes in haar zetel, de knieën beschermd onder een kartonnen doos zodat de wonden droog bleven. Het oude lenige Leontientje van weleer is op korte tijd veel veranderd, gekrompen…Ze is aan het wegsmelten bij haar Leuvense stoof die vandaag rood gloeide.

    Hier volgen de verhalen van Leontine zoals ze niemand ooit heeft verteld.

     

    Over de dorpspolitiek in begin 1900

    Armand Vandeputte kwam op met de katholieken. August Vandeputte was 35 jaar in de politiek maar mijn vader wou niet in de politiek gaan  “omdat daar niets goed van komt”.

    Volgens Leontine Vandeputte speelde de pastoor Dutordoir (pastoor in Nukerke vanaf 1907) een beetje de rol van burgemeester tijdens de ambtsperiode van burgemeester T’Sjoen. Deze was de eigenaar van de brouwerij T’Sjoen gelegen aan Den Engel. T’Sjoen was plaatsvervangende burgemeester van Armand Vandeputte (zijn vader was de broer van de grootmoeder van Leontine) en woonde op de boerderij in Ten Abeele. Tijdens het bestuur van Armand Vandeputte had de burgemeester wel de touwtjes in handen. Vandeputte afkomstig uit een katholiek milieu stond op de lijst van de katholieke partij. Hij was liberaal getint, zoals zovele katholieken toen. Katholiek of liberaal, ze gingen allen naar de mis. Tijdens een bezoek van de pastoor aan Armand Vandeputte zou hij de pastoor geantwoord hebben:"Gij baas in de kerk en ik baas in de gemeente!"

    Meester Theofile Gilleman was oppermeester van de eerste gemeenteschool langs de Pontstraat te Nukerke. Hij woonde in het schoolhuis naast de eigenlijke school.

    Gilleman was een strenge meester en ook al kwam de pastoor nooit op bezoek in de gemeenteschool, toch gaf meester Gilleman godsdienstonderricht. Zijn zoon is gesneuveld in het begin van  W.O.-I. Uitzonderlijk voor die tijd was het feit dat meester Gilleman een “spreekmachine” had. (Dat zal een fonograaf geweest zijn, de voorloper van de grammofoon). Hij is driemaal getrouwd geweest; eerst met een zekere Maes, dan met Claus en tenslotte  met Gusta Tonneau, de zus van Staf  Brugge zijn vrouw. Na het overlijden van de meester is zijn weduwe gaan wonen in het huis naast de school (zie nr 14). Ze is overleden in 2007 in Louise-Marie.

    Chlotilde Dezaeytyd gaf handwerk aan de meisjes. Chlotilde was getrouwd met een zekere Theofile Holderbeek. Chlotilde woonde ook langs de Pontstraat  waar nu de woning met huisnummer  45 staat. Daar had haar man Theofiel een schrijnwerkerij. In de woning werd bovendien nog een herberg opengehouden, nl "In 't Vosken". Vooraan stonden drie grote, mooie  linden, die gerooid werden bij de heraanleg van de Pontstraat in 1970. In de volksmond heette het daar toen  “bij klôten fieli”.

    Iets over het oud schoolhuis behorend tot de eerste gemeenteschool langs de Pontstraat te Nukerke.  “Krachtens de wet van 1842 op het lager onderwijs moest iedere gemeente op haar grondgebied ten minste één school hebben. In de meeste gemeenten werden vanaf dan, met staatstoelagen, nieuwe openbare scholen gebouwd, met als doel openbaar lager onderwijs in te richten.  Ten gevolge van die wet werd langs de  Pontstraat  een school met bijhorend schoolhuis opgericht. Er liepen meisjes en jongens school vanaf de leeftijd van 6 jaar.

    Beschrijving van het schoolgebouw: er was één grote klas voor de jongens en een kleinere klas voor de meisjes. Het plafon was heel hoog en op de noordenmuur van de jongensklas was een grote platte grond van Nukerke geschilderd. De speelplaats met sanitair lag langs de Pontstraat waar ook de toegang tot de school was. De meisjes moesten zich tevreden stellen met een kleine klas én een kleine speelplaats achter het gebouw, aan de kant van de Mere.. 

    Ook toen werd er hier in Nukerke een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutordoir predikte tegen de liberale school. Na 1930 begon het mank te lopen met de school, het aantal kinderen verminderde, tot er uiteindelijk maar één kind (Florent Brugge) overbleef.  Nadien werd de school definitief gesloten. Meester Gilleman bleef nog enkele jaren in het leeg schoolgebouw wonen. Na zijn dood werd het schoolgebouw als schrijnwerkerij ingericht. Nadien werd het  bewoond door Aloïs Norga  die het later doorverkocht aan de familie Hector Van Moorleghem, die in het oude schoolgebouw een mechanische maalderij  inrichtte.

    Zoals reeds gezegd werd op een bepaald moment Armand Vandeputte, broer van de vader van Leontine Vandeputte,  dienstdoende burgemeester in de plaats van burgemeester T’Sjoen. Toen, in 1930-1931, werd beslist langs de Holandstraat een nieuwe gemeenteschool te bouwen. Het metselwerk werd toevertrouwd aan Fedor Vancoppenolle. Deze was getrouwd met Malvina Willems, de zuster van Aloïs Willems, kinderen van Désiré Willems. Deze school omvatte naast het schoolhuis één kleuterklas en twee lagere klassen. Dit project kon verwezenlijkt worden door het feit dat Armand Vandeputte zich aansloot bij de liberalen want de katholieken waren tegen de bouw van de school. De tegenstanders dreven het zó ver te verkondigen dat het een “goddeloze school” was. Toch kende de school een tijdelijke bloei, maar wie zich katholiek noemde stuurde zijn kinderen toch naar de school van de "paster".

    Maar hoe is die nieuwe gemeenteschool op deze plaats terecht gekomen? Ver van de katholieke dorpsschool om niet in concurrentie te komen met mekaar. Toch lag de school (en nu nog steedss) ongeveer in het geografisch centrum van de gemeente met de bedoeling de kinderen van de boskant de gelegenheid te geven om dichter bij huis te kunnen schoollopen. In de grondwet staat immers “vrijheid van onderwijs” wat ook inhoudt dat de ouders vrij de school konden kiezen die overeenstemde met hun politieke of godsdienstige overtuiging. Was de loopafstand van huis naar school groter was dan 4 km dan waren de ouders niet verplicht hun kinderen naar school te sturen. Maar ook de dorpspolitiek moeide zich natuurlijk met de zaak. In oorsprong zou de school langs de Weytstraat worden gebouwd, op een perceel grond rechtover het estaminet “In de iene”. (“In de hen”,  nu woning van de familie M. Moreau).  Maar ....Richard Vanderbeke die toen op ‘t Holand woonde, naast de familie Willems, kwam met een ander voorstel voor de pinnen. Zijn vrouw had daar namelijk een kruidenierswinkeltje en hij was schoenmaker. Dus ... stelde hij de gemeenteraad voor een stuk weiland, gelegen naast zijn huis, om  te ruilen voor het voorziene stuk bouwgrond langs de Weytstraat. Zo kwam de nieuwe gemeenteschool op de plaats terecht waar ze nog steeds staat. 

    Maar er was ook nog de katholieke dorpsschool van Meester Jan Antoon Verlent beginjaren 1900. Hij woonde op de plaatse waar nu de woning staat van Aelvoet-Restiaens. Naar verluidt was "meester Jan" een geëerd figuur, streng en voortvarend. Hij was gehuwd met IrmaJooris. De kleuterklas was ondergebracht in het gebouwtje dat later de parochiezaal is geworden. Einde jaren 1800 werd de kleuterklas overgebracht naar de kloosterschool.  Zuster Alcantra, een goede zuster, heeft er gedurende 49 jaar les gegeven. Het huisje van Louiske en Bernard Deriemacker (zoon van Paul) leunde aan tegen dat gebouwtje. De grotere meisjes en jongens liepen school in het gebouw naast het kloosterhuis, gelegen langs het Lindeke en het Meetjesstraatje. Meisjes en jongens kregen gescheiden onderricht. Meester Jan gaf les aan de jongens. Hij was een man met gezag en was niet bang de stokmeter uit te halen om het zitvlak van sommige ongemanierde leerlingen mee te verwarmen. Als het echt te guur werd, zodat de meester sommige leerlingen niet de baas kon, dan riep hij de hulp in van de onderpastoor. Die kwam dan orde op zaken stellen. Er was ook een zondagsschool ingericht, een soort voortgezet onderwijs voor oudere leerlingen tot 16 jaar. De jongens kregen dan tuinbouw en de meisjes leerden huishoudkunde.

    Na de vespers en het lof was er dan weer zondagschool allicht voor een andere groep leerlingen. Die zondagschool werd gehouden om de kinderen de kans te geven iets meer te leren. In die tijd stak het nog niet zo nauw om naar school te gaan. Veel ouders hielden tijdens de week hun kinderen al eens thuis om te helpen op het veld. In oorsprong ging die zondagschool door in opdracht voor de parochie.

    De lering was een vorming van de toekomstige communicanten. De pastoor gaf les aan het tweede jaar en de onderpastoor hield zich bezig met het eerste jaar maar als er een begrafenis was dan sprong de onderpastoor, Nicolaas  (klooiske in de volksmond) in.

    De onderpastoor oefende er bij de toekomstige communicanten vóór de hoogmis duchtig de catechismus in. De lering duurde toen nog twee jaar.

    De eerste communie was geen grote plechtigheid. De kinderen hadden gewone kledij aan en feest was er niet. Op de dag van de plechtige communie droegen we een wit kleed met een voile voor het aangezicht. De jongens kregen een nieuw kostuum. Onze dag was goed gevuld. De eerste mis was om 6 uur en de hoogmis om 9 uur. In de namiddag om 14 uur was er nog vespers en lof. ’s Maandags was er een mis uit “dankbaarheid”, dan kreeg je een prentje dat vermeldde dat je je plechtige communie had gedaan. Toen werden van ons nog geen foto’s gemaakt in ons communiekleed.

     

    Buurt

    Begin de jaren 1900 was het zo’n beetje overal café. Kijk in ‘ Zeitje waren er op de drie huizen drie estaminets. Op de Pontstraat waren er twee cafés naast elkaar; “In ’t Voske” en “In de Sterre” bij Marie “schoenies”. Ja want daar maakten ze schoenen. Hypoliet Van Overtveld was daar schoenlapper. Langs de Holandstraat waren er ook cafés zoals “In de Vinke”, “In de trap op”, “In ’t Moleke”. “Moleke daar was een watergraanmolen, die onttrok zijn water vanaf  de bronnen in Ten Hole, van ’t Holand en van de Molenbeek. Aan de overkant van de watermolen lag een vijver. Een schoft naast de woning hield het water op. Daar woonden achtereenvolgens Vandercleyen, Notebaert en nadien Frans Verhellen , beter bekend als Frans van ’t Meuleke. Maar toen had de molen reeds lang zijn functie verloren en verviel tot een ruïne. De vijver aan de overzijde is beetje per beetje dichtgeslibd en werd later opgevuld.  Stroomafwaarts van ‘t Meuleke stond de watermolen Ten Meulebroecke, sinds de jaren 70 volledig ontmanteld en verbouwd.

     

     

    Op de boerderij

    Oude landmaten: een roe is ongeveer 14m2, een hectare is 700 roe, 1 hectare is 3 dagwand., een bunder is 100 vierkante roes. Onze boerderij langs de Holandstraat werd gebouwd door Ernest Vandeputte. In de schuur ligt nog een balk met de inkerving van 1748. Tijdens verbouwingen werd hij uit het woonhuis verwijderd. In 1908 werd beslist om de oude koeienstal af te breken en te verbouwen want hij moet ongezond geweest zijn aangezien veel volle koeien hun kalf vroegtijdig afwierpen. De nieuwe stal werd gebouwd door Remi Decordier en er steken wel honderdduizend bakstenen in. Tijdens de bouwwerken viel diezelfde Remi meerdere keren “van zattigheid” van zijn stelling. Als ze aan de geveltop metselden werd ons Julia geboren en … weer werd er gedronken. Ze vonden toen ook van alles uit om te kunnen drinken. “’t Waren toen allemaal dronkaards”, zei vader “. ’t Was ’t enige plezier dat ze hadden, die arme mensen. Ze dronken een “djureke” (een klein glaasje). Dat kostte toen in de “staminee” één cent. Ja ’t bier was goedkoop. Het beste bier uit de streek kwam volgens vader van de brouwerij Van der Donckt  in de “Bronnestraat” te Nukerke, nu Straalbronnen. Toen al pompten ze het water ter plaatse uit de grond.

    Meestal dronk men bruin bier. Vader haalde bij de brouwerij een vijftal tonnen in een keer. Legde die in de kelder om te rusten en te rijpen. Na een tijdje werd er van afgetapt. We gingen met de bierkan naar de kelder om ons bier.

    We verwarmden ons huis met kolen. Die kwamen van Blommaerts van Etikhove. Hij was invoerder van steenkool uit de Walen. De kolen – 3OOO kg- werden in het station van Ethikove overgeladen op een wagen en met de paarden naar huis getrokken. Thuis werd het voer kolen op de binnenplaats gekipt en met “brouettes” naar ’t koolhok gevoerd. Veel arbeid. Nu zouden ze het niet meer doen. Onze boerderij telde drie trekpaarden, 7 à 8 melkkoeien en dan nog kalvers, jaarlingen  en “tweejaarse”. Wij hadden ook een koewachter. Hij kwam uit een gezin van wel 15 kinderen. Hij zorgde voor de koeien en het kuisen van de stallen. Maar het melken van de koeien was het werk van moeder. De melk werd opgehaald door een voerman en tijdens den oorlog naar Oudenaarde gebracht om aan de Duitsers te leveren.

    Als de dorsmachine kwam was  de ganse buurt bereid een handje toe te steken. In vele kleine huisjes stond er een weefgetouwtje. Wel ze lieten dat weefgetouw staan om hier aan de dorsmachine te kunnen staan werken. En ze kwamen graag . Ze konden dan een hun goesting vlees eten en van dat goe bier drinken.’t Was dus kwestie van eens goed hun buikje te kunnen vullen. Want och arme, ’t waren meestal arme menskens!

    Ons graan werd gemalen in de graanwatermolen Ten Meulebroecke. In den oorlog van 14-18 werd er natuurlijk wel eens in ’t blauw gemalen, nu zou men zeggen in t’ zwart. (Blauwen heeft ook de betekenis van stiekem iets doen, smokkelen of sluiken). Zo deden de ulanen eens een grote controle op ons hof. Ulanen, dat waren lansiers of licht gewapende ruiters o.a. in het Duitse en Oostenrijkse leger die uitgestuurd werden op verkenning. Velen boeren werden “gepakt” omdat er te veel graan of meel werd aangetroffen op het erf. Zo zijn we een groot varken (in ’t blauw gekweekt) kwijtgespeeld. Bij een bezoek van, weer eens de Ulanen, vonden ze toch wel het goed verstopte varken zeker. Vader werd verplicht het te gaan afleveren in de gendarmerie te Oudenaarde. En …hij kwam terug met een grote boete. Zo zie je maar, ons vlees was al gegeten voor we het hadden kunnen slachten. Die oorlogsjaren dat waren wrede tijden. In ’t begin was er veel paniek bij de mensen want het verhaal deed de ronde dat inwoners van Leuven volle pispotten over de Duitsers gegooid hadden. Als straf zouden de Duitsers dan 2 jongens hebben opgepakt, aan elkaar vastbonden en nadien levend begraven hebben.

     

    Gezin van Leontine

     

    Mijn ouders waren moeder Euthalie Heuvick en vader Richard Vandeputte. Moeder werd geboren in de boerderij in de Ruitegem. Ze kregen 6 kinderen: Octaaf, geboren te Nukerke in 1902, Alix geboren in 1904, Henri is van 1906, Julia werd geboren in 1908, en ik, Leontine, was van 1910 en Maurice was van 1915. Tussen Maurice en Leontine had moeder een verlies. Dat ging zo. Moeder had de gewoonte kousen te stoppen aan dat venster daar. Het was avond en het stormde hevig. Dan een harde rukwind. Een afgewaaide tak  zwiepte over het dak van de koeienstal tegen dat vensterraam daar waar moeder zat. Het glas vloog rond in honderd stukken en moeder was zo verschrokken dat  ze als een weerlicht van haar stoel wegliep. Enkele dagen later verloor ze het kind. Nadien is ze lang ziek geweest. Ze kreeg er bovendien nog het “flebit” bij en is gestorven. Ze was amper 48 jaar. En vader bleef over met 6 jonge kinderen. We waren nochtans een mooi gezin. Spijtig dat moeder dat niet heeft kunnen meemaken. Geen enkele van de 6 kinderen is getrouwd. Ja, ik heb wel veel occasie gehad maar…ik was er niet voor. Aan trouwen heb ik nooit gedacht. ‘k Ben ook nooit in een “associëteit” geweest en nooit kennis gehad. We konden ons toch niet verbeteren. Ieder had zijn werk want er waren toen niet zoveel machines. ’t Was meer handwerk. En ’s avonds zaten wij gezellig bij elkaar rond de stoof te babbelen. Onzen Octaaf zat veel dáár, aan het venster, te lezen in La libre Belgique.

     

     

    Over ’t hospice en over “grielies”, die garelen maakte voor de trekpaarden,  de koeien en de ossen.

    Alix Verbruggen  van “zwarte Grielie” was toen vroedvrouw en heeft veel kinderen op de wereld helpen zetten. Victor Verbruggen, een blonde van haar, noemden we “wiete Grielie. Hij heeft nog gewoond waar “Lustie” zijn café had. Eigenlijk woonde “wieten Grielie” in een huisje langs de Boelaardstraat. Na zijn dood heeft het klooster de woning gekocht om er weeskinderen in op te vangen die voordien in ’t hospice verbleven. In 1938 werd het toekomstig kinderverblijf met een verdieping opgetrokken en aangepast aan de omvang van het aantal kinderen. ’t Eerste hospice was een woonhuis langs de Pontstraat (nu huisnummer 50). Daar waren toen nog geen nonnen en het waren wereldlijke mensen die enkele oudjes verzorgden. Mijn vader heeft al het water bijgehaald met paard en aalstuk voor de bouw van het nieuwe hospice. De grond werd geschonken door de familie Van Malleghem. Het water werd gehaald in de dekenij. Ja, uit die goede bron in de Zakstraat. Ge weet hoe dat gaat. Zijn vader was toen in de gemeenteraad en die moesten toch het goede voorbeeld geven. ’t Was van de broek in de gemeenteraad te zitten. Ge moest altijd iets doen. Ik geloof dat de bakstenen voor de bouw van ’t hospice gebakken zijn in de steenovens van Theofiel De Bisschop. In de kouter aan de Mellinckstraat kan je nog zien waar de leem werd uitgegraven. Theofiel zelf woonde op de hoek van de Sponde en de Staatsbaan. Op dat land waar de ovens stonden waren er toen drie steenputten. Die moeten er nog zijn. Naast “In den Engel” woonde Maurice Vandendaele. Die is tijdens den oorlog aan het front gesneuveld tijdens een aanval van de Duitsers. Er werd verteld dat hij juist een huis wilde binnenvluchten om te schuilen. Juist aan de deur werd hij getroffen door een scharpnel. Maurice was getrouwd met Christine Van Maelsaeke.

     

    Ons schoolleven

    Wij gingen naar school in de “katholieke “school. Dat was een school als zo vele; een katholieke school die aangenomen was door de Staat en die zich mocht “aangenomen meisjesschool” noemen. In het verlengde van het klooster werd de “aangenomen jongensschool” gebouwd. De kleuters gingen toen, zelf vanaf hun prille twee jaar, naar de bewaarschool in een gebouwtje achter de kerk waar nadien het parochiehuis was er een kleuterklas. De kleinste werden er opgevangen door zuster Cantela. In de lagere school met toegang langs het Lindeke kon je schoollopen tot 14 jaar. Daar kreeg je les van zuster Gulla en van zuster Bertha. De jongens speelden met de marbels en de meisjes dansten in de danskoord en speelden het  hinkspel.

    De meeste meisjes liepen school tot 14 jaar, wat verplicht was, maar sommige ouders vonden het best dat hun kinderen, vooral jongens, thuisbleven vanaf de leeftijd van 10 jaar. Ze werden broodverdiener als koewachter bij een boer. De weiden waren toen nog niet afgespannen. En wat deden de koewachtertjes naast het toezicht op de koeien? Ja, kikvorsen pakken en opblazen, of doden en de billetjes roosteren.

     

    Octaaf werd vanaf zijn 6 jaar naar Deinze gestuurd en nadien naar Geraardsbergen. Op een keer werd tijdens zijn verhuis met de kar al zijn “beddegoed” aangeslagen door de Duitsers. Dan schakelde hij over naar het college van Ronse waar hij bleef tot zijn 18 jaar om dan thuis te blijven en te helpen op de boerderij. Nochtans, Octaaf was een goede student die veel prijsboeken behaalde. Thuis lazen we La libre Belgique en Octaaf las veel in die krant.

    Alix ging vanaf haar twaalfde naar Ronse,  naar de Sancta Maria. Ook zij bleef thuis op haar 18de.

    Henri liep school aan het college te Ronse en tijdens den oorlog was hij op pensionaat in Ath (om Frans te leren).

    Julia was ook op pensionaat in Ronse en verbleef 2 jaar in Flobecq.

    Ik zelf, Leontine, liep in Nukerke school tot mijn 12 jaar. Dat was in de Aangenomen Meisjesschool, zoals dat toen noemde. Ik herinner mij nog de zusters Cantala, Aqualina, Gula en Bertha. In de jongensschool stond zuster Belmina voor de kleinsten en in de klas daarnevens gaf meester Jan les aan de groten. Nadien was ik, op pensionaat in Berchem, hier aan de Schelde.

    En ten slotte Maurice: die liep bewaarschool in Nukerke en vanaf 6 jaar tot 10 jaar was hij op school in Russeignies, verhuisde dan naar Geraadsbergen waar hij zijn plechtige communie deed. Vandaar trok hij naar Leuze tot 18 jaar, om … zijn Frans te leren.

    Hoe we ons verplaatsten? Onze nonkel had een koets en daarmee voerde hij ons naar het station van Leupegem. Daar nam Octaaf de tram naar Geraardsbergen. Er reed ook een tram van Berchem naar Kortrijk. Zo nam Henri de trein in het station van Etikhove om naar Ath te rijden. Af en toe ging ik zelf te voet naar het pensionaat te Berchem, dan ging grote zus mee om het valies te dragen. Ja ik ben tot 18 jaar naar school geweest in Berchem. ’t Was daar al in ’t Frans te doen. Enkel op woensdag mochten we Vlaams spreken. We leerden daar vooral koken, naaien en het huishouden doen. Wie op pensionaat ging bleef binnen voor 3 maanden. ’t Was hard. ’s Zondags kregen we bezoek en van thuis werd er vers en proper ondergoed meegebracht. De vuile was ging mee naar huis.

     

     

    Oorlogsjaren 1914-1918.

    Over de burgerlijke slachtoffers te Nukerke. Tijdens de oorlogsperiode gold een algemeen verbod van na zonsondergang nog licht te maken buiten. De bewoners werden er ook op gewezen hun vensters af te schermen zodat niet het minste licht van lamp, “quinquet”of stallantaarn. Zo moet het gezin Baele dat in één van de huisjes aan de negenkoten woonde eens zeer onvoorzichtig zijn geweest. Op een donkere avond scheen een zwak lichtje  door de kleine raampjes van hun schamel huisje in de negenkoten. Duitse wachtposten gestationeerd op de Edelareberg  hebben dat schijnsel opgemerkt. Een goed gericht schot trof de kleine woning. De obus (granaat afgevuurd door een kanon) doodde alle bewoners: Alfred Reynaert en zijn vrouw Amandina Baele, vader Octaaf Baele, August Reynaert en Maria Ysebaert. Het was 4 november 1918 om 6 uur s'avonds. De familie ging de nacht nog bij pastoor Dutordoir om het voorval te melden en de begrafenis te regelen, maar de pastoor durfde de deur niet openen en buiten komen. Hij riep: ”Begraaf ze in den hof en we zullen een dienst doen na den oorlog!”

    Tijdens die oorlogsjaren zijn wij veel koeien kwijtgeraakt. De boeren kregen het bevel van de Duitsers om op een bepaalde dag met zoveel beesten naar de plaatse te komen. Die werden daar gekeurd en de goeie dieren werden ons afgepakt.

    Onze streek werd op 1 november 1918 bevrijd door de 91ste Amerikaans Divisie. Het was na de oorlog. Dat moet in 1925 gebeurd zijn dat er Hongaarse kinderen in ons land verbleven. Zoals elders waarschijnlijk verbleven er toen in Nukerke 2 meisjes in het klooster. Er was er eentje die al redelijk goed Vlaams kon en zei: “Tijdens den oorlog is mijn vader soldaat geweest bij de Duitsers en hij heeft vele Belgen doodgemaakt!” En ze kreeg me daar een slag van een ander Vlaams kind, wiens vader in den oorlog was om gekomen. Dat is gebeurd toen ik op school was in Berchem.

    Tijdens de eerste oorlog deed mijn vader veel goede werken maar wie kreeg mocht dat niet zeggen tegen de anderen. Ons moeder is nog naar het tribunaal gemoeten in Oudenaarde. Ze moest daar gaan uitleggen waarom ze zo vrijgevig was tegenover bedelaars. Dat mocht dus niet van de Duitsers. De juge vroeg haar:” Wat hebt gij gegeven?” “Mijn linkerhand weet niet wat mijn rechterhand gaf!” En, ze heeft het niet gezegd. In ’t jaar 17 maakten ze comitémeel om te bakken. We hebben dat ook eens gebruikt om te bakken. Beie! ’t Was niet goed. Dat kwam zo! ’t Moleke werd gepakt en kon niet meer malen. Wij hadden op dat moment geen meel meer en gingen naar de gemeente comitémeel halen. Maar ge ziet van hier, we hebben dat dan aan de dieren gegeven . ’t Was ook de tijd van de rantsoeneringzegels. Paul Deriemacker was daar chef van. Paul was de vader van Joseph de koster, van Michel den bakker en van Octaaf de leverancier en van Bernard. Vader Paul woonde toen in het schamel huisje naast het zaaltje. Je weet wel, het eerste schooltje. Nadien woonde daar Benard en Louiske. Weet je nog ? Naast de schouw van hun woonkamer was er een trapje dat met enkele treden naar het podium van het zaaltje leidde.  Als het al eens toneel was, was het hier een drukte van belang want de woonkamer werd plots kleedkamer. Paul en zijn vrouw, dat waren geen rijke mensen. Hij ging om de centen (stoeltjesgeld) in de kerk en hielp ook bij de begrafenissen. Tussendoor ging hij ook bij de boeren werken, zoals zo velen. Hij was ook de barbier van de gemeente. Elke week, de zaterdag, kwam hij mijn vader scheren. Kom om 12 uur en ‘k zal thuis zijn zei vader. Vader kwam thuis met de paarden en Paul zat al te wachten. Na het scheren kon hij zich bijzetten aan tafel. De vader van Paul speelde op het orgel in de kerk. Maar Alfred Hoffmann, de vader van Paul Hoffmann, speelde toen een beetje kattenkoster voor pastoor Dutordoir. Op een dag wilde de pastoor niet meer. Hij heeft eens achter Hoffmann gezeten in de kerk. Dat moet nogal een zicht geweest zijn. Maar de kattenkoster hield voet bij stuk. Maar Dutordoir hield toch meer van Joseph Deriemacker.

    Nu we het toch hebben over Joseph Deriemacker. In de krant van augustus 1936 lazen we volgende bericht. Bloemenliefhebbers Wilt gij goed en goedkoop bediend worden, wendt u in volle vertrouwen tot JOSEHP De Riemeacker, koster, te Nukerke. – Bijzonderheid van Dhalia’s en Chrysanthèmen.- Komt en ziet onze verzameling in bloei, om uw keus te doen voor het aanstaande voorjaar. Altijd snijbloemen te verkrijgen aan matige prijzen. Cyclamen in den Winter. Geraniums en Salvia’s voor April-Mei.

    Er was ook nog de suisse in de kerk. Weet je nog, die lange, magere, stijve mijnheer, dat was Richard Couvreur van op de Mellinckstraat.

     

    Oorlogsjaren 40-45

    Nukerke werd bezet op dinsdag 21 mei 1940. Onzen Octaaf is ook soldaat geweest in de tweede oorlog. Na de capitulatie is hij samen met enkele Ronsenaars weggelopen uit Zwevegem. Hij was nog maar goed weg of ze werden weer opgepakt door de Duitsers. Als straf werd hen alles afgepakt en ze werden op een mies (weide) opgesloten als vee. Een paar dagen later vertrokken al de gevangenen in kolom uit Zwevegem weg, richting Ronse. Daar werden ze in de garage Notebaert op de Hoogstraat opgesloten. Er waren er wel duizend. Botteldoorn en De Catelle hadden onzen Octaaf daar herkend. Langs die weg zijn wij dan te weten gekomen dat Octaaf in Ronse was. Zo konden we hem bezoeken en wat eten bezorgen. Hij zei toen:”Wat moet ik met al dat eten doen?” “Ha, opeten en van de rest zorg dragen!” Toen dachten ze ook dat ze binnen de drie dagen zouden vrij komen, maar … ze trokken te voet weg naar Ninove. ’t Is maar om te zeggen, maar weet je dat hij in Oostende nieuwe schoenen had aangetrokken en tegen dat hij in Ninove was waren ze versleten. Na 1 dag in Ninove dachten ze dat ze gelost zouden worden. Maar, ze trokken naar Gembloers. Daar werden ze op een groot hof opgesloten met honderden soldaten, allen dood van den honger. Octaaf durfde zijn eten niet boven halen want de meesten hadden geen eten en zouden er moeten staan op kijken. Octaaf kende Frans en stuurde een jongen uit de buurt naar het dorp op eten, tegen betaling. De anderen hadden geen eten, geen geld en kenden geen woord Frans. Het eten werd verdeeld tot Octaaf zelf geen eten meer had. Onzen Henri zei dat Octaaf zot was en dat hij dat niet moest doen. En dat was daar iets op die binnenkoer. Vuil en smerig. Iedereen deed zijn behoefte waar hij zat of stond. Enkele dagen later zaten ze al in Namen. Daar zouden ze gelost worden maar iedereen werd er van alles afgepakt. Zij die Vlaams spraken werden eerst gelost. Sommige Walen leerden vlug enkele Vlaamse woorden om als Vlaming te kunnen doorgaan. Het weinige geld dat hij nog bezat stak Octaaf in zijn “getten”. Wie niet naar huis mocht vloog naar Duitsland.

    Tijdens de bezetting werd een burgerwacht opgericht. Veel gezonde mannen waren opgeëist om in Duitsland te gaan werken. Mannen die nog thuis waren werden door de Duitsers verplicht de wacht op te trekken o.a. aan de tunnel om te vermijden dat er sabotagedaden zouden gebeuren. Er was een beurtrol aan de tunnel in Louise-Marie. Onzen Octaaf moest ook eens “sentinelle” spelen, maar zijn kameraden kwamen die nacht niet en Octaaf heeft die ganse nacht alleen de wacht moeten optrekken. Hij was daar nie goe van!

    Er was ook veel armoede en honger. De boeren werden bestolen. Velen uit de stad kwamen ’s nachts op de velden hun voorraad opdoen. Het ging zo ver dat de beesten op het veld werden geslacht en versneden. De rest bleef liggen. Dus kwamen de boeren overeen de boerenwacht op te richten. De mannen deden ’s nachts hun ronde langs de velden. Dat was enkel ’s zomers. Wij hadden ook al een radio tijdens den oorlog. Maar je moest opletten want de Duitsers vielen de huizen binnen om te controleren op welke post de radio stond. En als ’t  n’en Engelse post was… amaai…! We moesten wel twee paarden afstaan aan de Duitsers waarvoor we nooit voor vergoed zijn geweest. We hebben geen goed leven gehad met die twee oorlogen!

    In ’t begin van den oorlog zijn we 2 paarden kwijtgeraakt aan de Duitsers. Onzen “achttienmaander” mochten we houden. Dat ging zo! Vader moest met zijn twee volle merries vervoer leveren aan de Duitsers. (Ook Octaaf Schoorens heeft vervoer moeten leveren). De aangeduide boeren moesten materiaal vervoeren naar het front en in het terug keren brachten ze vluchtelingen mee naar achter. De verste plaats dat vader is gegaan was Wattrelos in Noord-Frankrijk. Dat zou zo gezegd maar drie dagen duren  maar  zo zag het er niet naar uit. Op een dat zei hij tegen de andere opgeëiste boeren dat hij dorst had en wat zou gaan drinken. Maar hij had een ander plan. Naar huis trekken! En zo gedacht, zo gedaan. Vader op weg dus naar huis! Kort nadien werd hij al tegen gehouden door de gendarmen: ”Waar gade gij naar toe?” ”Naar huis tiens!” Die gasten telefoneerden naar hun overste. Gelukkig kwam het bericht dat hij door mocht. En op een dag! Thuis naderde maar de laatste loodjes wogen het zwaarst. De uitgeputte paarden konden maar moeizaam, zelfs met een lege wagen, de Sponde boventrekken. Maar al in Nukerke op de plaatse en dus bijna thuis werd hij tegengehouden door Duitsers. Er was niets aan te doen en de paarden werden hem afgepakt. Toen heeft vader echt veel geschreid. Zo zijn twee volle merries afgeven! En zo moesten de velden wachten. Gelukkig waren er anderen die ons hielpen, want ook onze koeien waren afgepakt. Dat was zo! De boeren moesten met hun koeien naar de plaatse van Nukerke. Daar werden de dieren die min of meer gezond waren opgeëist. Ons restte nog één “koeitje”. We moesten de mensen schoon spreken om ons land te komen zaaien met hun koeien. Frans Vander Geynst van aan de Mere had toen twee ossen. Wij hebben toen ook een os opgeleid en samen met dienen achttienmaander hebben wij verder gesukkeld. Ja wij hadden ook nog een “neutie” maar had op een keer sponzen opgegeten. Hij werd ziek en ze hebben hem dan melk gegeven. Maar dat hadden ze beter niet gedaan. Hij is …doodgegaan! En ’t ergste van ’t geval was dat we hem niet konden opeten. Maar onze beste koe hadden wij al eerder ondergebracht bij mensen in Ellezelles, bij een man die een stalletje had. Hij heeft voor de koe gezorgd tijdens de oorlog. De melk mocht hij gebruiken. Na de oorlog kregen wij de koe terug mits betaling. In Henegouwen werden de koeien niet opgeëist. Ze hadden daar betaald aan de Duitsers. Er was hier ook een  “comiteit” dat eten uitdeelde zoals suiker, meel en vlees. Dat was gerookt vlees uit Amerika. Wij noemden dat vlees “wilden Henri”. Wij aten dat niet op maar gaven het weg.

    Ge moet zeggen dat ons ouders toch wel geen leven hebben gehad tijdens den oorlog. Ze hebben geen minuut rust gekend. Da was maar een droef leven. En vluchtelingen dat er waren! De scholen zaten vol. Bij ons sliepen er Duitse soldaten in onze schuur en ’s morgens vertrokken ze naar de plaatse om orders te gaan halen. ’t Staat mij voor dat er een vlieger is neergevallen achter Aloïs Willems en de hoeve van Jules Moreels(vader van Gaston) die getrouwd was met Maria Van Hooland. Duitsers hebben dat vliegtuig bewaakt.

     

    D’er moet een Belgische vlieger gevallen zijn in de weide achter Bruggen. Heel wat mensen zijn daar op af gekomen. Maar dat was achter den oorlog. Maar ook in Etikhove is tijdens een luchtgevecht een Canadees neergehaald door een Duitse jager. De mensen die daar woonden hebben slagen gekregen van de Duitsers want deze dachten dat ze de piloot hadden beschermd en geholpen om te ontsnappen.

     

    Tijdens de oorlog hielp Winterhulp de arme mensen. De grote en arme gezinnen werden met van alles geholpen om de oorlog door te komen. De onderwijzeres Rachel Dekens organiseerde die hulp. Van alles werd ingezameld: kleren, voedingswaren, geld … Ook bij ons kwamen ze geld vragen en vader gaf steeds maar ze mochten aan niemand zeggen dat hij geld had gegeven. Dat moest niemand weten! Ja, zo was hij. Van rantsoenzegels hebben wij geen gebruik gemaakt. We gingen die wel halen in het gemeentehuis maar we deelden die uit aan de buren. Met die zegels konden zij dan brood, boter, vlees, suiker … kopen bij de handelaars en in de winkel. "Zo bakte bakker Michel Deriemaeker brood met het meel geleverd door het comité. Dat brood was goedkoper en werd gekocht door de minderbegoeden die het "comiteitbrood" noemden. 't Was niet lekker, maar ... 't was te nemen of te laten."

    De verste plaats waar ik ooit geweest ben was Antwerpen. Dat kwam zo! Tijdens den oorlog kwamen in Nukerke 4 jongens en 1 meisje aan uit Antwerpen. Het waren kinderen, jonge tieners, die tijdelijk de armoede in de grootstad konden ontvluchten. Vele gemeenten deden aan die actie mee. Wij hadden een 12-jarige gevraagd maar per slot van rekening bleef er voor ons een 17-jarige magere jonge gast over. Wij waren de laatste om te mogen kiezen en kregen dus den overschot. Later ”jonde” die jongen zich vreselijk goed. Ge kunt dat denken, van dat vernielde Antwerpen naar een boerderij vol leven. Die jongen zijn moeder was weduwe en bleef achter met 1 zoon en 2 dochters. Vader had een schone post, hij was douanier. Ah ja, onze knaap noemde Willy Uyterhoeve. Dat was nogal een gast. De kersen waren nog niet rijp en hij zat al in de boom. Wij zegden dat hij dat niet mocht doen. ’t Was te gevaarlijk voor een kind van ’t stad. Hij droomde ervan een kilo kersen te kunnen eten. Ja, en niemand van ons kon dat. Op een dag in de kersentijd ging hij met ons mee om te gaan hooien. ’t Was  ’t moment. we zouden die jonge man eens testen. Zo gezegd, zo gedaan. We wogen vooraf een kg grote vleeskersen en we zetten die klaar voor als onze Willy thuiskwam. En zo gebeurde. Hij kreeg die kersen voor de neus gezet op tafel. En hij maar smullen. Dat is nog niet alles. Zeven grote boerenboterhammen heeft hij er bij gegeten. Nadien zei hij:”’k Zal nu zeker wel n’en  kg kersen binnen hebben. En plezier dat wij hadden. Maar … voor te werken was hij te dom dat hij een mens was. We hadden in die tijd veel konijnen en die koten moesten worden gekuist. Wel we hadden daarna meer werk met hem, ook om hem te wassen, dan met de konijnen. Na een maand bij ons op de boerderij was Willy wel 15 kg verzwaard. Toen hij bij ons op de boerderij verbleef verboden we hem iets te zeggen of te spreken met anderen. We lieten hem ook niet alleen bij de buren gaan. Eens kwamen zijn moeder en zus hem bezoeken. Hij vroeg: “Mag ik ze gaan afhalen aan de trein in Etikhove?” Wel hij herkende zijn moeder niet meer en zijn moeder herkende haar zoon niet eens. ’t  Moest juist lukken dat ze die dag kwamen want we hadden juist een groot varken geslacht. Ze bleven eten en bij hun vertrek hadden ze een volle valies vlees mee; saucissen, carbonaten, boter en vers gebakken brood. Op een dag is hij dan vertrokken. De burgemeester Arthur Verdonckt kwam Willy thuis ophalen want de kinderen moesten weer de trein op naar Antwerpen. Op de boerderij van Devos was er ook een jongen. Tot slot van rekening kwam dus de burgemeester hen ophalen. Die zou gezegd hebben :“Ge zijt kloek en gezond. Als ik in uw plaats was dan ging ik naar Duitsland om er te werken.””Ga gij zelf” antwoordde Willy en ’t was gedaan met preken. Ik heb veel burgemeesters overleefd; Joseph T’Sjoen, Armand Vandenputte, Arthur Verdonckt, Richard Deschaumes (Marstiezen Richard ) en André Hubeau.

    Drie maanden mocht Willy blijven en dan moest hij weer weg. De andere huisgezinnen die tijdelijk een kind adopteerden waren, Brugge, Anna Vandeputte , Artur Verdonckt en August Teirlinck. Nadien is hij wel nog een paar keer teruggekeerd. Ik herinner mij nog dat hij eens op een paaszaterdag met een moto voor de poort stond.  Willy kwam binnen. Maar er was nog een jong meisjes mee. Dat was zijn lief. Die liet hij eerst aan de poort staan. Maar waarom zou ze niet mogen binnen komen? Het was juist etenstijd en wij zaten aan tafel. Kom zet u bij. Twee stoelen werden bijgezet. Kijk, vader komt thuis van het veld, met de paarden. Zeg eens niets als hij binnen komt. We zullen eens zien of hij je nog herkent. Niet spreken. Wel vader zou je dienen heer herkennen. ‘k Heb geen herinnering aan deze man. Toen zei de jongen:”vader!” want zo had hij ons vader drie maanden aangesproken. En leute dat wij hadden. Ha,’t is Willy. Hij had eigenlijk vroeger een scheef oog dat hij heeft laten rechtzetten. Daardoor bekende vader hem niet. Willy vertelde toen dat hij op ’t einde van den oorlog werd opgeëist door de Duitsers om te gaan werken in hun thuisland. Daar is hij een vinger kwijtgeraakt bij het verslepen van een zware ijzeren “pautrel”. Voor herstel werd hij drie weken naar Frankrijk gestuurd en hij die geen woord Frans kon. Hij heeft daar ook geen woord gesproken. Nadien werd hij weer in Duitsland gestoken.

     Na den oorlog, in 1966, is hij om mij geweest. Ik moest mee naar Antwerpen. En ik vertrok met een grote valies eten: brood, vlees als saucissen en carbonaten, boter…, allé een valies vol. En het vlees ? Dat werd onmiddellijk gebakken tegen het slecht worden. En ’s anderendaags was het daar kermis voor de familie. Ik was daar welgekomen in Antwerpen en bleef er drie dagen en dingen die hij mij getoond heeft: de tunnel, de Boerentoren, de Schelde, de kathedraal en de grote winkels.

    Tegen ’t einde van den tweeden oorlog lag een Engels artilleriebataljon gebivakkeerd achter ‘t Zonneke. Vandaar beschoten ze de twee scheldebrugen te Oudenaarde. Rond de brug zijn daar trouwens verscheidene doden gevallen. En op een zondag was ’t eindelijk zo ver. We waren bevrijd. Lange kolommen Engelse tanks passeerden langs de Staatsbaan. Bijna gans Nukerke was daar om de Engelsen toe te wuiven. Het was zondag 4 september 1944. Een groep Nukerkse weerstanders namen achteraf wraak op verschillende mensen.

    Maurice Verpoot, broer van Jeanne woonde in den “Elst”. Hij was een burgerlijk slachtoffer evenals Maurice Vandendaele die langs de Smouterstraat (nu Mellinckstraat) woonde naast de steenbakkerij van Theofiel Debisschop. Zijn broer Florent was pastoor. Die is jong gestorven, aan tyfus. Dat was zo! Hij moest een pastoor vervangen die zelf aan tyfus was gestorven. Deweer Jules en Geerseau Jacqueline woonden in de Kortekeer en tijdens een beschieting van de Schelde werden ze gedood door een verloren projectiel. En met de benzine die sommige mensen konden bemachtigen zijn er rare toeren gebeurd.  Zo is de woning van Dekeyser André, die getrouwd was met Schoenies José, uitgebrand. Ze hadden niet beter gevonden dan benzine op de zolder te verbergen. André woonde rechtover de smidse van Lietaer. En op een dag had een groepje gasten in ’t Zonneke wat gelampet. Richard Dekeyser had daar wat  “nafte” bekomen van de Engelsen. Bij het buiten gaan rolde hij een sigaretje. Toen moet de fles die in de binnenzak van de vest stak ontploft zijn en Richard veranderde in een brandende fakkel. Engelse soldaten hebben hem nog proberen over de grond te rollen. Zwaar verbrand liep hij nog naar huis. Enkele dagen nadien is hij gestorven.

     

    Over het dagelijks leven van toen

    Als ’t kermis was kwam er al eens kennis op bezoek in de namiddag. Dan werd er wat gegeten en gedronken. De eerste paardenmolen op de plaatse is er gekomen na de tweede oorlog. Als ik klein was had ik geen fiets. Zelfs niet als ik al wat ouder was want ik ging soms te voet met een valies naar Berchem op pensionaat. Ik heb niet geweten dat we thuis uit een grote teil aten met houten lepels. Dat was meer de gewoonte bij de kleine man. Rond Toontje was ver veel begankenis in Nukerke. Op 17 januari begon de grote noveen. En volk dat daar op af kwam. De mensen gingen langs de buitenkant rond de kerk en bleven bidden vóór een afbeelding van Toontje met zijn varken die hier vooral aanbeden werd om verloren zaken terug te vinden en om de dieren in de stallingen te vrijwaren van besmettelijke ziekten. Er waren gelovigen die een uitgelezen stuk varkensvlees, in boterpapier gewikkeld, op de communiebank achterlieten. De pastoor at dat dan op zeker!

    De steenweg heb ik zeker 2 of 3 keer weten herleggen en de Pontstraat en de Holandstraat waren al gekasseid van toen ik klein was. Tussen de steenweg en de velobaan lag een berm van zeker een halve meter hoog met hier en daar een opening. De eerste auto die in Nukerke reed was waarschijnlijk die bij bakker Michel. Dokter Glibert reed tijdens den oorlog met een moto rond. De bevallingen gebeurden thuis. Het was Juliette, de vrouw van de landmeter Freddy Devos, die bij de bevallingen hielp. Ze woonden in het Meetjesstraatje in de woning waar later de beenhouwerij Verlinden was. Dokter De Feyter uit Etikhove heeft bij mij de pokken gezet als ik klein was. Een zekere Medard van aan “Den Os” had reeds een grote Amerikaanse auto. Dokter Berlanger had vóór den oorlog geen auto of velo. Hij deed alles te voet. Die dokter woonde eerst langs de Pontstraat in de woning naast die van Madame Planchon. Later verhuisde hij naar de Steenweg in de woning naast T’Sjoen, waar later het café “In de kroon” was. Dat moet beginjaren 30 zijn geweest want nadien huurden Gilbert Vandenabeele en Angèle Blancquart de woning langs de Pontstraat tot 1938. Onmiddellijk nadien kocht Laurant Deweer de woning en bracht er een bakkerij in onder die werkte tot de op ruststelling van dochter Edith.

     

     

    Tijdens verscheidene gezellige momenten heeft Leontine op een pittige wijze haar herinneringen fijntjes en soms met een kwinkslag verteld. De gesprekken worden zo goed als het kon met haar eigen woorden en zinswendingen weergegeven.

    Hier eindigt letterlijk het levendig levensverhaal van Leontine. Op de vroege zaterdagmorgen van 20 december 2008 heeft haar warme ziel afscheid genomen. Op die eens zo bedrijvige hoeve was alle leven stil gevallen. Haar oppassers vonden haar koude lichaam in de bedstee.



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gesneuvelde militairen tijdens W.O.-I - Civiele slachtoffers.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Doodsprentje met namen van gesneuvelden







    Hier lag hun land, hier lag hun werk
    Hier stond hun huis, hier stond hun kerk
    Maar 't Vaderland riep "te wapen"
    Zij gingen op, zij vielen neer,
    Nu liggen ze op het veld van eer
    In de eeuwige rust te slapen.


    Burgers gestorven voor België

    1918  den 28ste oktober ten gehuchte Kruissens Dhondt Theophile, dagloner, overleden
    1919 is  Marie-Clemence, huishoudster, overleden ten gehuchte Keizereistraat
    1918 op 2 november is Huysman Romanie, huishoudster te Quaremont, gestorven ten gehuchte Steenweg
    1918 op 2 november is in het huis van Modest Ysebaert ten gehuchte Steenweg Depoorter Germaine gstorven
    1918 den 4de november is Reynaert Alfred, geboren te Ronse in 1891 en werkman, zoon van Gustaaf Reynaert, ten gehuchte Steenweg overleden.
    1918 den 4de november rond zes uur ‘s avonds is overleden Baele Jozef werkman, ten gehuchte Steenweg in het huis met nummer 77
    1918 op 4 november ten gehucht Steenweg in het huis met nummer 77 is overleden om zes uur ‘s avonds Reynaert August (werkman) en geboren den 15 december 1841

    De oorlog eiste zijn tol want volgende personen zijn “Gestorven voor België”

    "Remi Joseph Gilleman, soldaat bij het 3de regiment jagers te voet, stamnummer 52575 oud 24 jaar 3maanden en 18 dagen te Nukerke gehuisvest, ongehuwd is overleden aan het front op 5 september 1914 ten tienen half ure 's avonds. Hij was geboren te Nukerke als zoon van Theophielus Josephus Gilleman, gemeenteonderwijzer oud 52 jaar en van wijlen Melanie Van Lancker"

    "Het jaar negentien honderd achttien den acht en twintigste October is overleden  om twaalfuur en dry kwart 's middags ten gehuchte Kruissens Dhondt Theophiele dagloner en geboren den 28 februari 1860."

    "Vander Spoilden Marie-Clemence huishoudster overleden ten gehuchte Keizereistraat"

    "Huysman Romanie huishoudster te Quaremont is heden om elf uren 's middags ten huize ten gehuchte Steenweg overleden op 2 november 1918"

    "Depoorter Germaine is ten huize van Modest Ysebaert (61 jaar en landbouwer) overleden  ten gehuchte Steenweg  op 2 november 1918"

    "In het jaar 1918 den vijfden November om negen uren "s morgens ... verklaren dat gisteren rond acht uren 's avonds ten gehuchte Steenweg overleden is Reynaert Alfred werkman, geboren te Ronse in 1891, zoon van Gustaaf Reynaert  oud zestig jaar."

    "In het jaar 1918 den vijfden November om negen uren  aangifte van overlijden van Baele Amandina-Angela huishoudster hier geboren den zeventiende Augustus 1893 dochter van Charles. Ze is gisteren overleden  ten haren huize en ten gehuchte Steenweg rond zes uren 's avonds."

    "Het jaar negentien honderd achttien den vijfden November om negen uren 's morgen voor ons, Joseph T'Sjoen Burgemeester zijn verschenen Gustaaf Reynaert oud zestig jaren en Charles Louis Baele oud vijf en vijftig jaren beide dagloners alhier wonende dewelke ons hebben verklaard dat gisteren 4 november 1918 rond zes uren 's avonds ten huize nummer zeven en zeventig en ten gehuchte Steenweg overleden is Baele Jozef-Octaaf werkman alhier wonende"


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (4 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een levensverhaal vol anekdotes

    Over Wieten Grielie

    Begin 1900 woonde Wieten Grielie langs de Boelaerdstraat in zijn woning naast het hospice. De woning dateert uit 1918). In de volksmond noemde hij Wieten Grielie en hij had maar zijn reden van bestaan gewoon omdat er niet ver van hem ook een Zwarte Grielie leefde met hetzelfde beroep, namelijk garelen voor koeien en paarden  maken en repareren.

     

    Wieten Grilie noemde volgens de burgerlijke stand eigenlijk Merchiers. Hij trouwde drie keren. Een van zijn dochters, Maria, is zelfs kloosterzuster geworden. Toen hij met zijn nieuw Huleke naar pastoor Dutranoy ging om zijn ondertrouw te bespreken zei die: "Maar wat gaat gij doen? Op uwen leeftijd nog hertrouwen. Gij zoudt gij beter op uwen put peinzen. Binnen kort mag je er beginnen aan scharten!" Waarop Hulleke zou gezegd hebben:" Ja, maar aan mijn putteke is er ook nog veel te scharten!"

    Na het overlijden van Wieten Grielie hebben zijn kinderen de ouderlijke woning verkocht aan de orde van de Zusters van Barmhartigheid.

      

    Mijn verhaal: Het leven in het wezenhuis St-Vincentius te Nukerke

    (De Nukerkenaren hadden het steeds over “de kinderen van het hospice)

    In 1944 werd een jongen van slechts 2 jaar oud opgenomen in het wezenhuis te Nukerke. Daar kregen een 40-tal jongens een warm onderdak. In het klooster iets verder op was er een wezenhuis voor de meisjes. Zo werden broertjes en zusjes volledig van mekaar gescheiden. Ze konden elkaar pas terug zien als er bezoek was of als ze naar huis gingen. Voor veel opgenomen kinderen veroorzaakte die scheiding een echt drama. Er waren drie soorten kinderen in het wezenhuis: de weeskinderen,de gerechtskinderen en de kinderen van zelfstandigen. Ik voelde aan dat er soms onderscheid werd gemaakt. Zo kregen de kinderen die familie hadden regelmatig bezoek en kinderen van zelfstandige mochten soms naar huis. En ik ?

    De vrederechter "juge Minne" uit Oudenaarde kwam tweemaal per jaar op bezoek om na te gaan of alles naar wens verliep. Wij, de gerechtskinderen  kregen bij elk bezoek iets… snoep of geld! Wij konden daar vrij over beschikken. Mijn eerste kennismaking met mijn nieuwe woonst maakte ik waarschijnlijk van op de arm van zuster Veronica. Enkele jaren later zijn zuster Theodora  Dortmas en zuster Gerarda Van Woensel de vorige zusters komen aflossen. Nadien is zuster Gerarda overste (Moeder) geworden van het wezenhuis en het hospice. Zij werd vervangen door kwam zuster Elise en nadien zuster Digna. Een tijdje later maakten we kennis met zuster Dominica.

    Het gebouw bestond uit 1 zaal op het gelijksvloer, je viel zo met de deur in huis. Achter de zaal was er een bezoekruimte en een kleine slaapkamer voor een ziek kind. Er was geen keuken want de maaltijden werden in het hospice bereid. De grotere jongens mochten de ketels ophalen.. Er was wel een afwasruimte, want wij deden de vaat. Verder was er nog een kleine gang waar elk kind zijn eigen kastje had. Wij hadden er geen telefoon (voor de noodgevallen was er een in het hospice). De grote kelderverdieping werd gebruikt als badkamer. Hoe verliep zo’n badceremonie? Wel het water werd boven verwarmd op een houtvuur en dan door de zuster naar benden gedragen. De kleinsten mochten steeds eerst in ’t bad toen het nog lekker warm was. Elk kind dat het water in ging moest een klein broekje aantrekken. Als het de beurt was aan de groteren werd er soms gespeurd want ’t water werd als maar kouder. We werden allen gewassen in het zelfde badwater met hetzelfde broekje, het broekje dat nat werd doorgegeven. De grote jongens moesten de kleinsten helpen bij het aankleden. Dat was veel werk gespaard voor de zusters die moesten werken met de middelen die ze hadden. Maar terug naar de badkamer. Het vuil water werd in een putje vergaard en nadien met een handpomp naar boven gepompt. Indien nodig werd ons haar geknipt. In de jaren veertig was dat een werkje voor coiffeur Roger Ceuterick maar om de kosten te sparen leerde zuster Theodora de stiel en knipte zij dus voortaan onze wilde haren. Waar haalde die zuster de tijd voor al die jobs?

    Er waren twee slaapzalen : een voor de groten en een voor de kleinsten, dat waren de kinderen tot 6 jaar. Op elke zaal sliep er een zuster in een chambrette. Veel privecy hadden ze toen niet. Maar ja, wie wel? Tegen de muur stond een grote nachtemmer. Bij de grote jongens ontstond soms een wedstrijd om de emmer zo vol mogelijk te pissen. Maar we fopten ons zelf want die emmer moesten we zelf naar beneden dragen. En leutig dat het was! Op koude dagen werd een mazoutkachel aangestoken. Die verwarmde de beide zalen. Langs de muur van de zaal was er een boord waarop een reeks verlakte kommetjes stonden met water. Hier deden we ons dagelijks kattenwasje. Dit water werd in grote emmers gegoten en naar beneden gedragen. Af en toe was er een bedplasser. Dat bracht natuurlijk z’n problemen mee.’s Morgens werden de groten gewekt om 5u30. We wasten ons en kleedden ons aan om onmiddellijk naar de zaal van de kleinsten te gaan. Elke grote jongen werd een kleintje toegewezen om dat kind te helpen bij het wassen en aankleden. Verder moesten we ook gedurende de ganse dag voor dat jongere kind zorgen zoals eten geven en meenemen naar de school. We gingen in rang naar school begeleid door een zuster. Jarenlang was dat het werk van zuster Theodora. Zo wandelden we langs de groentetuin en door den boomgaard (waar nu de Samaritaan staat) tot aan het “Meetjes straatje”(nu Glorieuxstraat). Dat was toen een onverharde landweg tussen de “plaats” en de Pontstraat. Van het Meetjes straatje ging het dan naar’t Lindeke. Zo arriveerden we aan de jongensschool waar ook de kinderen van de straat les volgden. (de kinderen die dagelijks naar huis gingen noemden wij “de kinderen van de stroate”. Na schooltijd dezelfde weg, maar in omgekeerde richting. ’s Middags gingen wij ook naar huis eten. Om vier uur aten we boterhammen en ’s avonds ons avondeten. Dat bestond uit karnemelk, pudding, boterhammen enz.. De kleinsten moesten gaan slapen na het avondeten en de groteren gingen rond 20  uur slapen. De grote jongens hielpen de kleinsten bij het uitkleden. Maar we hadden ook onze pretjes. Af en toe mochten een paar kinderen de kapotte schoenen bij schoenmaker André Verhellen brengen. Toen lieten Mariette en André hun lieve kleine konijntjes zien en we gingen niet weg zonder snoepje. Eigenlijk mochten de weesjongens veel meer beleven dan de weesmeisjes.

    Tijdens de vakantie deden de jongens van het weeshuis de schoolkuis. Toen bestonden er nog geen kuisploegen. Zo moest ik eens wachten op de meester. Van die tussentijd maakte ik gebruik om bij bakker Michel aan een vers brood te zitten. Ik heb een lekker vers gebakken brood uitgepeuzeld, zoals een muis dat zou doen. Allen de korst bleef over. Ons huiswerk maken en de catechismus leren deden we waar de kinderen speelden. Rond 17u30 werd de paternoster gelezen en werd er een liedje gezongen. Dan begonnen wij aan avondeten dat bestond uit karnemelk, afkomstig van de boerderij van het hospice, pudding, boterhammen, enz. moesten de kleintjes gaan slapen. En weer hadden de ouderen de taak de kleintjes te helpen om hen in hun nestje te stoppen. Natuurlijk helpen de zuster daarbij. De groteren gingen rond 20 uur slapen. Op elk bedjes lager een mooie gehaakte bedsprei. Die spreien werden door de zusters en hun familie gehaakt. Zuster Theodora en zuster Gerarda hebben er hun best mee gedaan. De familie van de zusters kwam wel eens op bezoek en ze lieten niet na iets mee te brengen voor de weesjes. We mogen wel zeggen dat we nooit honger hebben geleden. Ik kreeg als zwak kind soms extra melk. En hoe dikwijls heb ik de wel bekende toverdrank gedronken; een geklutst ei met suiker in een glas bruin bier? En dan die fameuze levertraan ! Bah, gelukkig kregen we er onmiddellijk een klontje suiker bij om de smaak weg te werken. En verder, de dag na de slachting van een varken kregen wij dan verse hoofdvlak voorgeschoteld. Maar de kinderen lustten dat niet want dat stekte in mond en keel. Met als gevolg dat ik later nooit meer hoofdvlak heb gegeten. Nu mag ik dat verklappen maar we kenden wel allemaal een maniertje om die hoofdvlakke weg te moffelen. Zo was er een hond en een W.C.

    De weken die volgden aten we dagelijks smout op onze boterham. Bah! (nu is dat bijna een luxeproduct). 'k Moet iets verklappen; van de goede boerenboter heb ik eens stiekem gepiekt. Op vrijdag werd er nooit vlees gegeten, wel kaas, eieren of vis. De avond vóór Aswoensdag kregen we pannenkoeken of wafels voorgeschoteld.

    Het wezenhuis van de meisjes in 't Klooster was volledig apart. Ze kookten daar hun eigen potje en hadden niets van uitstaan met het hospice of St-Vincentius.

     

    Plechtige communie

    Ik kreeg de kleren voor mij eerste communie van de moeder van een zuster Suzanne (Magriet De Backer).Voor mijn plechtige communie kreeg ik mij kleren van nonkel Georges Vandenabeele en tante Rachel. Na de mis mocht ik als beloning alleen eten als een bevoorrechte in de bezoekersruimte. Toen andere bezoekers langs kwamen  vroegen ze heel bezorgd:"Manneke, zijt gij gestraft misschien omdat gij zo gans alleen moet zitten?" Die dag heb ik niemand van mijn familie gezien. Dat blijft in je ziel gegrift.

     

    Naar de mis.

    De kinderen gingen vanaf de leeftijd van 7 jaar naar de mis van 6u30 in de parochiekerk. ‘s Zondags volgden wij zelfs tweemaal de mis, namelijk om 6u3O of om 7u30 en naar de hoogmis om 9u30 én … ’s namiddags om 2 uur naar ’t Lof. Tijdens de vastenperiode was er de Vespers en het Lof gevolgd door de kruisweg. Meestal waren de kinderen van het weeshuis misdienaar. Als wij misdienaar waren tijdens een begrafenisdienst dan slopen wij soms na de dienst mee aan aan de koffietafel bij Ryckbosch of ’t Kindt. En niemand stuurde ons weg. Men vond het goed. Na een huwelijksmis liepen wij vlug naar het portaal, spanden er een lint en strikten zo het jonge koppel. Wij kregen wat geld en de trouwers konden gaan. Maar wij waren sluw en wij strikten elk koppel van de suite. Het moest soms snel gaan. Met het verdiende geld trokken wij naar Ryckbosch en we lieten ons verwennen met snoepjes. De rest ging in mijn rood spaarpotje van de A.S.L.K.

    Jaarlijks ging de pastoor een bedevaart voor naar Kerselare. Na de mis vroegen de misdienaars of ze nog even het blaasorgel in de kapel mochten bedienen want de koster vond natuurlijk niemand om gedurende de hele voormiddag de trappers te bedienen. Na de diensten mochten we mee met de koster naar de sacristie. Met beide handen grabbelde hij in een geldkoffertje en vulde met een gul gebaar onze kleine handjes. Wij dankten met een glimlach en een kleine buiging. Fier als een gieter en overgelukkig zochten wij de speelgoedkraampjes op. En de snoepjes kleefden in ons mondje. Maar de tijd ging snel en het werd snel namiddag. Onze vriendjes zaten al lang terug op de harde schoolbanken. En … de zusters zullen wel ongerust zijn. We zullen gestraft worden. En wie in de week een straf had gekregen ging de vrijdag kopje onder in het bad. En dat was even niet plezant!

     Ik werd misdienaar vanaf mijn zevende. Met nieuwjaar las een van de misdienaars een nieuwjaarsbrief voor aan de pastoor. Dan kreeg elk 100fr. En het moest lukken dat die som juist voldoende was om de schoolreis te betalen. Het gebeurde al eens dat tijdens de warme zomerdagen de ijscrèmekar uit Ronse ons na de hoogmis stond op te wachten aan de kerk. Als ’t kermis was dan ging een zuster vragen om eens langs het wezenhuis af te zakken. Zo genoot ieder kind, groot en klein, van een lekker ‘ijskremke”. Later werd er in de vernieuwde keuken in de nieuwbouw een ijsmachine geïnstalleerd. Zuster Thelephora kende een uitstekend recept om ijscrème te maken.

      

    De school

    Zoals we reeds vertelden liepen we in rang naar school onder het alziende oog van zuster Theodora. De school van de jongens lag naast de meisjesschool. Die twee waren van elkaar gescheiden door een bakstenen muur. Tegen de muur van de school was er een poortje. Soms durfden wij eens naar de meisjes speelplaats gluren, hetzij door het sleutelgat van het poortje ’t zij over het muurtje. Maar dat waste ver! We werden prompt door de meester ter orde geroepen gestraft. “Sta maar wat tegen de muur!” Wat ik nu wel heel erg vind, maar in mijn kinderjaren niet besefte, was het feit dat de broertjes en zusjes van de weeskinderen van elkaar waren gescheiden en zich moesten tevreden stellen door eens van ver naar elkaar te kijken in de schoolomgeving of in de kerk. In de kerk zaten de jongens langs de rechterkant en de meisjes langs de linkerkant. Enkel voor degene die het geluk hadden om in het weekend naar huis te gaan was het een prettig weerzien.

     

    Milde schenkers

    Met het feest van sinterklaas kreeg elk kind een kleur- of leesboek, schrijfgerief, fruit en wat speelgoed. Zo was in de jaren 50 een koppel uit Brussel, wij noemden ze “nonkel en tante”, die ons in hun hart droegen en ons ter gelegenheid van hun jaarlijks bezoekje van alles meebrachten. Elk kind was gelijk en kreeg even veel. Later ontstond er een comité, ze noemde dat “de ronde tafel” uit Ronse die ons ook van alles gaven.

    Dokter Roelens, onze huisarts die na de oorlog uit Congo was teruggekeerd en die aan Den appel woonde, gaf elk jaar opnieuw aan 2 weesjes hetzelfde, namelijk hun sinterklaas en hun nieuwjaar. Als die dokter verhuisde werd die traditie enkele jaren verder gezet door dokter De Meulemeester E.

    ‘Zondags gingen wij veel wandelen met de zusters. Zo wandelden wij naar Louise-Marie, de Sancta Maria te Ronse, de molen Ter Slepe. Van de boer kregen wij veel appels. Ik weet nog goed als we naar Ronse wandelden dat we moesten plassen vóór de stad introkken. En ’t werd nog plezant want we plasten voor wie het verst. Tijdens een van onze wandelingen in de zomer zag ik eens een naakt kindje staan langs de straatkant en ik zei verbaasd :” Kijk daar eens, die heeft geen pietje !” En pats ik kreeg een oorveeg van de zuster want dat betaamde niet. Je moet weten dat ik toen 12 jaar was en niet het onderscheid kende tussen een jongen en een meisje.

    En als wij speelde dan vonden wij spelletjes uit zoals vliegen vangen. ‘k Moet zeggen dat ik dat goed kon. Eieren uitblazen was ook een geliefkoosd spel. Ja, zo’ veel speelgod hadden wij niet. Verder hadden wij een grote zandbak, kanarievogels, duiven en een hond. Fietsen hadden wij niet. Ik heb pas leren fietsen als ik al bij pastoor Van Pouck werkte. Het was een oud vehikel gekregen van madam Blommaert. En leren fietsen deed ik alleen. ‘k Ben dikwijls de gracht ingetuimeld en heb het gras gekust.

     

     Er werd eens bijgebouwd

    Door de aangroei van het aantal kinderen  - eens waren we met 46 – kwam er een deel nieuwbouw bij met een badkamer. De verbouwingswerken bracht wel zijn moeilijkheden mee. Zo sliepen sommigen kinderen in de badkamer. Ik sliep op een matras in het bad zelf. Soms sliepen we in het hospice tussen de bejaarden of bij de zusters.

    Bedplassen werd toen niet toegestaan. Dat werd afgestraft niet alleen bij ons maar ook in de gewone gezinnen. Er stond al eens een jongen met een nat laken op zijn hoofd!  Maar toen wist men niet beter. Onze zusters waren geen geschoolde opvoedsters. We mochten al blij zijn dat we een dak boven ons hoofd hadden.

     

    Het hospice

    Daar mocht je niet zo maar met de deur in huisvallen. Er was de portierster. Zuster Leonard was een klein maar dapper zusterke. Ze had een grote verantwoordelijkheid voor de telefoon en de bezoeken. Tussendoor zat ze kousen te stoppen van jong en oud. En breien deed ze ook. Zo had ze een goed trucje om de maat van de kousen te weten. Met ons handje moesten we een vuistje maken waarrond ze de kous legde. Was de omtrek van ons vuistje dan gelijk aan de lengte van onze voet ? Of toch min of meer! Weet je wat ze nog deed samen met ons? Je kunt het nooit raden! Telefoonboeken en kranten verknippen in stukjes papier van twee handpalmpjes groot. Ja, voor in het toilet, niet om telefoonnummers vanbuiten te leren, maar om onze p… af te kuisen. ’t Schijnt dat papier van telefoonboeken in die tijd luxepapier was. Zo zie je maar, we hadden geen eerste klasse toiletten doch wel luxe toilet papier. Och, we mochten niet klagen! ’t Waren slechte tijden voor iedereen.

    In mijn tijd verbleven er in het hospice ongeveer 48 bejaarden. Een tiental mensen sliepen op een eigenkamertje op de eerste verdieping. Zij waren waarschijnlijk begoed want ze hadden er hun eigen kacheltje én hun eigen kolenhok waar hun provisie aan kolen lag. Elk koos ook zijn eigen soort kolen. De anderen sliepen op ‘t gelijksvloer waar een mannen- en een vrouwenzaal was. De weeskinderen hielpen al eens in het hospice. Zo vulden wij de kolen aan en droegen water naar boven om de waskommen te vullen.. De toiletten waren buiten. Voor de nacht waren er wc-stoelen. Sommigen hadden op hun kamertje hun eigen meubeltjes staan. Soms was daar heel mooie antiek onder. Op de eerste verdieping van het kloosterhuis was er aan de oostkant een kleine kapel. Eenmaal per jaar werd de monstrans uitgezet en was er een “gedurende aanbidding”. Zuster Thelephora kon heel goed orgel spelen.

    Zuster Thelephora en zuster Edith (vroeger zelf weeskind geweest en ze verblijft nog in Nukerke (2009)) deden de keuken in het hospice. Ze kookten dagelijks voor ongeveer 100 personen, weeskinderen, bejaarden en zusters. Zo werd er goede confituur gemaakt van fruit uit de tuin en de boomgaard. Vóór het koken op een elektrisch vuur gebeurde kookten de zusters op een houtvuur. Soms wandelden alle weeskinderen naar het Heidje. Daar mochten (of moesten) ze hout rapen voor dit vuur. Nadien kregen we wel de verdiende snoep. Hm! Met het weinig comfort en materiaal waarover de zusters beschikten moesten ze soms gevaarlijke dingen doen. Het werd hoog tijd dat er een nieuw rusthuis werd gepland. Weet je dat er de laatste jaren dat het hospice bestond de zusters met de paraplu boven het hoofd hebben gekookt.

    Zuster Theodora en Zuster Dominica verlieten Nukerke in 1973. Zuster Ademar en zuster Gisèle uit Zandvliet hebben toen hun zware taak overgenomen. Zuster Gisèle werd overste van de Samaritaan.

    Over de bewoners

    De mannen die daar verbleven konden nogal wat vlees eten. Ze rookten overal, ook op de slaapkamers en op de slaapzalen. Het mag wel een wonder lijken dat daar nooit een brand is ontstaan. ‘s Zaterdags werden de mannengeschoren. Dat was een werkje voor zuster Theodora. Als beloning kreeg dan wat centen om iets te kopen voor de kinderen die niets hadden.

    Iedere maandag was het grote wasdag. Het vuil linnen werd gekookt in een grote koperen ketel op een houtvuur. Alle zusters werden opgetrommeld ook die van ’t wezenhuis én Anna Ysebaert. De zondag voordien spanden de grote jongens de wasdraden van de ene fruitboom naar de andere. In het midden van elke draad werd en nog een stok geplant voorzien van een spie (een wig) om al zo de draad te verhogen en te beletten dat de was de grond zou raken. Hola, niet vergeten de koeien op de andere weide te laten of…

    Voor ons, de kinderen, was elke wasbeurt een hele gebeurtenis. Zo’n bedrijvigheid. De ouderen die nog konden helpen werden ingeschakeld om de was op te plooien of te strijken. ’t Is waar. De oudjes hielpen soms ook in de keuken bij het schillen van de aardappelen en het kuisen van de groenten. Tijdens het werk werd de paternoster gebeden. Soms waren er ook dementerende bejaarden die wel een durfden weg te lopen. Of al eens op café gingen “lampetten” bij Michel Arco “In de wachtzaal” op de plaatse. Zo gebeurden het al eens dat ze te laat waren of niet thuiskwamen. In dat geval werd er beroep gedaan de specialisten, namelijk de grote jongens van het wezenhuis. Die zouden ze wel gaan zoeken én ze veilig thuis brengen. Zo was er eens een oudje omzeggens spoorloos. Ik ging op pad en na ’t vele vragen aan elke voorbijganger heb ik de verlorene terug gevonden in Ronse. Bij het naar huis gaan moest ik dat ventje voortdurend overtuigen dat we wel degelijk naar huis gingen. Het ging zelfs zo ver dat ik autostop deed! En… ’t lukte we mochten meerijden. En content dat het ventje was. Hij zat voortdurend te lachen want ’t was de eerste maal in z”n leven dat hij in een auto zat. Eind goed al goed, we werden thuis, aan het hospice, veilig afgezet. Op een andere keer moest ik een mannetje gaan zoeken tot in Etikhove. Ik vond hem vlug en zei hem dat hij daar moest blijven zitten in de graskant tot ik terug kwam met de kruiwagen. En zo gebeurde. Ik voerde het mannetje met de kruiwagen naar huis. Moeder Gerarda stond ons op te wachten en boos als ze was verwittigde ze hem dat ze hem zouden vastbinden als hij het nog waagde weg te glippen. Rad van tong zijnde antwoordde hij:” ‘k Benne kik geen koe zulle !” Al die kleine zaakjes die verkeerd liepen was het gevolg van personeelstekort. De zusters werkten bovendien gratis en waren dag én nacht ter beschikking van de oudjes en de kinderen. Nu zou men voor veel minder staken.

    ’t Was eens op een mooie zomerdag dat er terug een oud ventje gaan lopen was. Door links en rechte te vragen vonden we hem eindelijk terug in “den geitenhoek”. Op dat moment waren we met twee weeskinderen. We pakten hem langs zijn beide zijden onder de arm vast en weg waren we. Onderweg naar huis naderden wij de woning van H. Ysebaert. Daar liep ons een hondje tegemoet dat naar de zin van de oude man wat vervelend blafte. Stop eens zie hij! Wacht een beetje! En hij begon nerveus op zijn tabakschique te kauwen. Draaide ze dan eens goed rond in zijn bruine mondje en spuwde die met volle kracht richting hondje. Die bruine prop kwam toch wel juist in hondjes neusgat terecht zeker! Die begon dan te niezen mijnen man. En weg was hij. Ja, probeer dit maar eens duizendmaal. Wie doet dat die man na? Het bijzonderste is dat we veilig zijn thuisgeraakt!

    In die tijd was er een dodenhuisje naast het kolenhok van het hospice. De zusters van het wezenhuis werden dikwijls gevraagd om een overledene in ’t dorp te helpen afleggen (opbaren). De meeste mensen stierven toen thuis en bleven thuis in de beste kamer opgebaard liggen tot aan de begrafenis. Het geld dat ze voor die diensten kregen kwam ten goede aan de weeskinderen. Raar maar waar! Wij, weeskinderen, waren blij als er al eens een oudje stierf die een kamer bewoonde. Wie een kamer bewoonde was welstellend en… wij kregen op de dag van de begrafenis koekenbrood en chocolademelk.

     

    Op de boerderij

    In de jaren veertig en vijftig hadden wij voor die tijd een grote boerderij. Er liepen immers 5 melkkoeien, varkens, kippen én ze hadden één paard om het werk te doen. Maurice De Vos, zelf een bewoner van het hospice, werkte op de boerderij en was er ook verantwoordelijk voor. De velden en de weiden lagen rond het hospice.  Als er iets te oogsten viel dan waren de weeskinderen er als de eersten bij om te helpen. We raapten de aardappelen. We hielpen in de oogst. We verzamelden de vele aren die op de grond waren gevallen in wissen manden. Ja, toen mocht er niets verloren gaan. We hielpen ook als de dorsmachine op de boerderij kwam. Ons grootste plezier hadden wij als de ratten en de muizen renden voor hun leven. Niet verder vertellen, maar…er kroop eens een muisje onder de kap van zuster Theodora, tussen haakjes, ze waren bij haar thuis boeren. Ze kende dus het boerenleven en …ze kon tegen een stootje.

    Iedere week werd er brood gebakken in de bakoven naast de paardenstal. De oven stoken was het werk van Maurice en het deeg kneden was een zorg voor alweer, zuster Theodora. En lekker dat het koekenbrood was, en het  rozijnenbrood en het gewoon boerenbrood!

    De melk werd gekarnd en dus hadden we boter en steeds verse karnemelk. Als een koe moest kalveren dan werd de hulp ingeroepen van Medard Heyntjes. Die woonde voorbij de bocht. Soms werd er een varken geslacht door André Verlinden. Die werd later opgevolgd door Jef Willems. Maurice. Onze boer, hield het varkentje stevig vast met de touw. De slachter gaf het schreeuwende dier een zware slag met een hamer op het voorhoofd. Vlug werd de keel overgesneden en het bloed opgevangen om er lekkere bloedworst van te maken. Het beestje werd gebrand met stro, open gekapt en van de ingewanden ontdaan. ’s Anderendaags werden de twee helften versneden. Er werd ook hoofdvlak gemaakt. Daar werd van alles in gedraaid, zelfs het vel met nog stekels op.

    De dagen na de slachting werd een groot deel van het vlees in de pekel gestopt om te bewaren. Of het werd gesteriliseerd zoals ze met veel groenten deden. Te veel eieren! Geen probleem! Die werden gewoon in een bruine “zaankom” gestopt onder het kalkwater. Onze wintervoorraad!

     

    Rond de gebouwen van het hospice stonden er veel bomen zoals populieren. Het gevolg was dat de goten al eens vol lagen met rottende blaren. En dat bevuilde het regenwater dat voor de wekelijkse was werd gebruikt. Maar daar was een oplossing voor. Ik werd uitverkozen om dat karweitje te klaren. Ik, een flinkerd van 12 jaar kroop door het dakvenster, liet me even over het dak glijden en kuiste de goot uit.

     

     De pastorij 

    Destijds bestond er een artesische put met ringen achter de pastorei. Deze waterput voorzag de pastorij, de onderpastorij en het oud gemeentehuis van drinkwater. Bij een herstel aan de pomp kwam er olie in de put terecht. Pastoor Van Pouck besloot dat het water ondrinkbaar was. Daarop werd door het gemeentebestuur besloten om een leiding te leggen vanaf de Samaritaan, die toen in opbouw was, naar de pastorei. In de Samaritaan werd put geboord van ongeveer 100m diep. Nadat de laatste onderpastoor de parochie had verlaten werd de vroegere onderpastorij bewoond door de gezusters Verbruggen Alice, Hélène en Rachel.

     

    De kerk

    De kerk staat niet in’t midden van de gemeente, dat voorrecht krijgt het kapelletje toegewijd aan O.L.V. van Fatima op ’t Holand ingewijd door pastoor Tirez in 1953. Met de bouw van dit kappelletje wou men tegemoet aan de vraag van de kerkgangers om dichtbij de mogelijkheid te hebben te kunnen biechten of  mis te horen. Ook de leerlingen van de gemeenteschool zouden er hun voordeel bij hebben. Ze zouden voortaan niet meer maandelijks een paar keer in weer en wind te voet naar het dorp moeten trekken. Deze traditie verwaterde langzaam en de volgende pastoors lieten het kapelletje links liggen. Het verkommerde en werd bij de heraanleg van de Holandstraat gesloopt. De stoere oude lindeboom moest er toen ook aan geloven.

    Maar nu terug naar de parochiekerk. Pastoor Van Pouck heeft op het punt gestaan de dorpskerk wit te laten schilderen. Het zou prachtig zijn geweest maar ook zeer duur. Langs de andere kant zou de restauratie ten goede zijn gekomen aan het dorpsbeeld. Het zou er iets fraaier hebben bijgelegen, vooral sinds een al te ijverig schepencollege begin jaren 70 grote kuis hield op het dorpsplein door enkele oude pittoreske gebouwtjes met geschiedenis te slopen. Ze moesten plaats maken voor de auto’s.

    Aan de buitenkant van het koor, kant sacristie, staat een grote calvarie met aan de ene zijde Johannes de Doper, aan de andere zijde Maria. Op deze plaats liggen enkele graven en de plaats werd door onze voorouders, om welke reden ook, vagevuur genoemd. Het concilie Vaticanum II  (1962-1965)  bracht een grote evolutie in de kerk. Voortaan zouden niet allen de gebeden en de gezangen in de volktaal gebeuren , het altaar zal dichter bij de gelovigen staan en de pastoor zal met het aangezicht naar de menigte kijken. Het nieuwe altaar in de kerk werd vervaardigd door de meubelmakerij De Jaegher uit Eeklo.

     

     De biecht

    In de goede oude tijd (is dat de tijd van vóór het concilie van 1962 ?) was er elke zaterdag biechtgelegenheid in de kerk van 18 uur tot 19 uur. De zondagmorgen idem een half uur vóór de mis. Ja, het was de tijd dat de mensen zich nog bewust waren van hun fouten. In de vastenperiode kwam er een vreemden biechtvader bij. Dan kwamen de gelovigen blijkbaar hele karrenvrachten zware zonden belijden, misstappen die ze liefst niet aan de dorpsherder zijn neus hingen. En wat deden de pastoors nadat hij met een piepoogje de volgende schuldbelijder had bekend ? Ja, hij nam een zakdoek, besprenkeld met reukwater, voor de mond om al die gure geurtjes te verdoezelen. En met bevende stem kon de biechteling zijn hartje lichter maken. Het merendeel kwam er goed van af en zwiepte met een brede glimlach het rood fluwelen gordijntje opzij. De volgde!

     

    Toontje met z’n varken

    “Met Toontje klaren de dagen tot de vijfenhalf”.

    Tegen de buitenkerkmuur zijn verschillende staties ter ere van St-Antonius (met het varken) aangebracht.

    Rond het feest van de H. Antonius abt op 17 januari heeft er sinds jaren een noveen plaats in deze kerk. Dan werd de kerk versierd met de bloemen die madame Blommaert schonk. Toen, in de jaren vijftig, kwam er nog veel volk af om Toontje om zijn gunsten te smeken. Was je iets verloren? Wend je dan tot Toontje. Veel kans dat je het terug vond! Gedurende die dagen van de noveen hield ik een standje open achteraan in de kerk. Ik verkocht er kaarsen en medaillons. De gelovigen konden bij mij missen bestellen en betalen en ik mocht hen zegenen met de relikwie van de H.Antonius. Ik moest natuurlijk een zegening uitspreken maar aangezien ik nooit Latijn heb geleerd ging dat wat moeilijk. De zegende priester brabbelden destijds ook een onverstaanbare Latijnse tekst. Dus, deed ook ik alzo. Tot op zekere dag een oud vrouwtje me vroeg:” Maar wat zeegde gij otijd ?”  Ik antwoordde:” Niet vies van zijn, ’t is afgekuist…!” Maar dat zei ik zo snel dat niemand het verstond en… ’t leek van ver op kerklatijn. Dat vrouwtje hé, dat heb ik nooit meer weer gezien. ’t  Kan ook zijn dat ze het jaar nadien was verleden of …

    Eertijds waren de zijmuren achteraan in de kerk beschilderd met Nukerkse taferelen. Spijtig werden die ten tijde van pastoor Naessens overschilderd. Voortaan prijkt daar een modernere tekening. Al of niet mooi?

    Processie

    Tweemaal per jaar ging er een processie uit nl. op Sacramentsdag en op O.L.V.-Hemelvaart. Op Sacramentsdag ging de grote processie uit. Vanaf de kerk ging het naar het wezenhuis, en hospice, waar de oudjes buiten zaten. Verder ging we de Boelaerdstraat op tot bij Gentil; aan de hoek van de Pontstraat. In de kapel daar werd voor het eerst halt gehouden. Dan ging het richting  Den Appel. Onderweg was er nog een halte aan de kapel op de hoek van de Holandstraat.. Vanaf daar ging de lange sliert de Steenweg naar beneden naar de kerk toe. Op O.L.V.-Hemelvaart ging de kleine processie uit. Toen ging het richting Geitenhoek waar een altaar werd opgezet om het H. Sacrament op te stellen. Vandaar ging het via de Steenweg terug naar de kerk. Ter gelegenheid van de processie werden de woningen versierd met bloemen en een vlag. Soms werd er een tafeltje neergezet en op een sneeuwwit kleedje stond een beeld. Het was ten tijde van pastoor Tirez dat er discussie was. De processie was reeds enkele keren uitgesteld wegens het slechte weer. De pastoor kwam met een oplossingvoor de dag; regen of niet de processie gaat uit. En wat gebeurde er? De lange stoet werd uitgeregend en de gelovigen werden gezegend met een stevige plensbui. Iedereen liep naar huis maar niet de dragers van het beeld van St-Anthonius. Die lieten zich verleiden en schuilden met onze patroon en al in een café. Na enkele natjes werd het buiten droog en konden de dragers onze patroonheilige veilig thuisbrengen. Men had z’n lesje geleerd en er kwam een nieuwe afspraak; als op de dag van de processie de klokken drie keer luiden dan gaat de processie uit. Indien 1 klok luidt dan niet.

    Er was een vaste volgorde voor de deelnemers. Voorop stapte de champetter , dan de misdienaars met kaarsen en kruis, de vlagdragers met de vlag van De Boerinnenbond, de BJB, de Scouts, de Chiro, 15 weeskinderen met elk een klein vlagje(de 15 vlagjes symboliseerden de 15 mysteries van de rozenkrans), de dragers met de beelden, de fanfare van Nukerke, de koster en het zangkoor, de bloemenmeisjes die weelderig kleurrijke kroonblaadjes en papiersnippers rondstrooiden, de pastoor met het Sacrament onder het baldakijn met een zestal lantaarndragers erom heen en tenslotte de gelovigen.

    De drie dagen vóór O.-L.-H.-Hemelvaart worden kruisdagen genoemd. Drie dagen vóór de hoogdag maakten de pastoor met relikwie, de misdienaars met het kruisbeeld en vele boeren en boerinnen maar ook kinderen en andere gelovigen een rondgang door de velden om de gunst af te smeken voor een goede oogst van de vruchten der aarde. Gedurende de hele weg werd de litanie van alle heiligen gezongen.”Sanctus… ora pro nobis…”

    Met Kerstmis

    Op 24 december was ik al vroeg in de weer om de kerk warm te stoken. Daar stonden twee grote kolenkachels. In de goede, oude tijd werd op kerstavond steeds een luchtig toneel gebracht in de parochiezaal. Na de fratsen van de grappige acteurs (die zijn ondertussen allen boven de zeventig) trokken de gelovigen flink napratend naar de middernachtmis in de warme kerk.

    Allerheiligen en Allerzielen

    Na de vespers en het lof op Allerheiligen werden er 3 Onze vaders en 3 Weesgegroeten gebeden gevolgd door een “en glorie zij de Vader, de Zoon en de H. Geest” gingen de mensen buiten en kwamen seffens terug binnen. Iedere gelovige die daar aan deel nam kreeg daarvoor een volle aflaat. Dit werd soms meermaals herhaald. In de volksmond noemde dat ”perjonkelen”.

     

    Een berechting

    In Ronse en Oudenaarde was er wel een hospitaal maar op het platteland stierven de mensen meestal thuis tot beginjaren vijftig. Het was dan ook een vast gebruik dat de pastoor de ziekenzalving (toediening van de H. Olie en de Communie) gaf aan de stervende. Als kind zagen we meermaals de pastoor en zijn misdienaar met lichtende lantaarn en rinkelende bel in weer en wind over kleine veldwegjes stappen. Toevallige voorbijgangers en boeren op het veld knielden uit eerbied neer en sloegen een kruisteken.

    Ook de hoogdag werd naar de zieke en zwakke mensen gedragen. Later werden de pastoor en een paar misdienaars vervoerd per auto door de koster, eerst door Joseph Deriemacker  en nadien door Norbert Deriemacker. De ene misdienaar droeg een lantaarn, de andere droeg een bel. De rinkelende bel verwittigde de mensen dat Ons Heer op komst was. Het was in de tijd dat we bij berechtingen zagen dat kleine biggetjes gewoon onder de Leuvense stoof lagen in een bakje vol met stro.

     

     Missie

    Om de tien jaar was het dringend nodig onze parochianen eens grondig ter orde te roepen. Een paar paters kwamen gedurende een drietal dagen naar de parochie afgezakt met stevige donderpreken op zak. Preekstoel en ramen kregen soms de beef.  Het was muisstil in de stampvolle kerk. En de brave lieden zaten daar als sukkels gebukt onder de zware zondelast. Op één avond waren de jongeren niet toegelaten want dan hadden ze het over de huwelijksperikelen. Het moet gezegd, onze brave ouders waren er soms niet goed van. De laatste missie werd gepredikt in 1961 door redemptoristen E.P. Decocker en E.P. Van Buggenhout 

     

    Kerkelijke diensten

    Tijdens elke dienst in de kerk werd er stoeltjesgeld opgehaald. Lang geleden was dat een taak van betrouwbare personen zoals daar waren Bernard Deriemaecker en zijn vrouwtje Louiske en na hen door de dochter Maria en schoondochter Régina die trouwens verantwoordelijk waren voor het klein onderhoud in de kerk. Ze schoven tussen de rijen door met uitgestoken hand waarop je het geldstukje deponeerde. Let op! Er waren 3 soorten stoelen met elk hun prijs. De kosten voor de stoel stegen mee met de tijd. Het werd algauw een halve frank en nadien een frank. De laatste moderne pastoors vonden het beter het stoeltjesgeld jaarlijks thuis bij de kerkgangers op te halen. Dat was een opdracht voor Paul Decatelle. Ten tijde van pastoor van Pouck kostte een stoel met biezen zitting 6OFr, een stoel met een mooi kleurrijk fluwelen kussen kostte 120Fr en een voor een eigen stoel betaalde je 100Fr. Eens het stoeltjesgeld opgehaald verschenen daar de kerkmeesters die met een blinkende koperen schaal rondkwamen. Zo kon men z’n offergave schenken. Waar is de tijd van de “kluitjes” en de kwartjes, je weet wel, die centen met een gaatje in. Sinds pastoor van Pouck werd ook de “Sint-Pieterspenning” door Paul opgehaald.

    Nadat Louiske er niet meer was en Maria en Régina te oud werden heeft Paul en de zusters van de meisjesschool de taak op zich genomen om de kerk te onderhouden. Zuster Lucienne stond in voor het altaargewaad van de priesters en de misdienaars. Niemand kon haar kunst van feilloos plooien en vouwen van de witte gewaden evenaren. Het vele koper dat regelmatig moest worden gekuist dát was een groot werk. Rond de jaren zeventig eindigden ook de omhalingen door Broeder Leonardus van de Minderbroeders te Ronse. Hij haalde eetwaren en geld op voor het klooster aan de “Barrière de fer”.Nog een gebruik dat in die periode definitief verdween is de zending. Boeren droegen na een slachting (er was somtijds een noodslachting) van een dier het beste stukje vlees naar de pastorij en naar het klooster.

    Iedere tweede zondag van de maand was er ’t lof aan het altaar van O.-L.Vrouw. Dan volgde er een speciaal gebed voor de ongehuwde vrouwen waarmee men de jonge maagden bedoelde. Nu zou het zijn voor de ongehuwde jonge moeders. Na het gebed gaf de pastoor een zegening met de relikwie van O.-L.Vrouw.

    In ’t portaal was er achter een heel groot en zwaar hek een kleine ruimte. Daar hing een lang dik touw. Als je daar met volle kracht aan trok begon er een klok te luiden. De misdienaars mochten om beurten. We hielden de touw goed vast en gingen mee de lucht in. En leuk dat het was, dat hoeft niet gezegd. In de tijd van pastoor Tirez werden twee nieuwe klokken gekocht en ingehuldigd op 26 mei 1951. Deze moesten de gestolen klokken vervangen die tijdens W.O.-II door de Duitsers waren gestolen om ze te hersmelten tot oorlogstuig.

    Tijdens ’t Lof is er eens een kogel door een kerkraam gevlogen. Wie dat heeft gedaan is nooit gekend. Ondertussen is het raam hersteld.

    En waar is de tijd van de wekelijkse biecht ? En de mis op de 1ste zondag van de maand voor de leden van de Bond van het H. Hart voor de mannen ? En op de 2de zondag van de maand voor de leden van de Boerinnenbond én de talrijke processies.

    Het Vormsel

    Om de twee jaar kwam de bisschop van Gent de kinderen van Nukerke en Zulzeke vormen. Na de dienst was de bisschop bij de pastoor uitgenodigd voor het middagmaal en ik was daar verantwoordelijk voor de keuken. Als dessert werd er een ijs opgediend. Ik kwam er met grote schreden aan en roef, daar schoof de taart over het tapijt.

    Maar geen nood! Ik heb leren mijn plan trekken. Dus schepte ik de taart op het plateau en bediende de hoogwaardige heren.

     

     Tot slot

    Zuster Gisèle schreef het volgende relaas

    “Op 15 december 1890 deden onze zusters hun intrede in een boerenhof van het echtpaar De Vos-Van der Steen. De boerderij was gelegen langs de Pontstraat (nu huisnummer 50). Deze mensen hadden tot dan, met hun beperkte mogelijkheden, bejaarde mannen en vrouwen onderhouden.

    In dit zo gezegde hospice, dat kraakte van de sleet, werd in soberheid en armoede, maar vol liefde en toewijding een twintigtal mannen en vrouwen verzorgd.

    Door toedoen van E.H. Pastoor De Boe kon in september 1897 een nieuw gebouw in gebruik worden genomen. In 1901 werd er een jongensweeshuis aan het hospice verbonden, dat later uitgroeide tot het jongenstehuis “Paviljoen St-Vincentius”. De perikelen van W.O.-I en W.O.-II trotseerde de instelling ondanks bepaalde moeilijkheden, met moed en krachtdadigheid. Bij het begin van de jaren zestig ging de Congregatie over tot het zetten van een nieuwbouw, die het oude hospice en weeshuis ophief. Het jongensweeshuis samen met het meisjesweeshuis, dat vanaf 1877 verbonden was aan de school, werden op 1 september 1968 vervangen door een gemengd kindertehuis “St-Vincentius” te Nukerke en “Zonnelied” in Ronse.

     Op 16 juni 1968 werd het eerste deel van de Samaritaan in gebruik genomen. De nieuwbouw bestond uit een V-dienst voor chronische zieken. Op het einde van de jaren zeventig werd, deels met staatssubsidies, het gebouw de Jericho opgericht.  Het werd een verzorgingstehuis voor semi-validen en bejaarden. De plechtige inzegening had plaats op 31 mei 1980.

    Wij menen daarmee een acute moderne nood te helpen lenigen, een werk dat volledig in de lijn ligt van de verlangens van de Stichter.”

     

    In de loop van de geschiedenis evolueerden de weeshuizen dus naar gezinsvervangende tehuizen. Rond het jaar 1968 gebeurde ook hier te Nukerke een grondige renovatie van het jongenstehuis en werden de meisjes ondergebracht in een nieuw huis in Ronse. Van de grote groep jongens en de grote groep meisjes werden er kleine groepen van een 14-tal kinderen samengesteld, zusjes en broertjes konden in éénzelfde groep. De opvoeders zorgden voor een huiselijke sfeer, voor gezelligheid met aandacht voor elk kind. De kinderen konden schoollopen, spelen en ravotten. Tijdens het schoolverlof mochten ze voor een 3-tal weken naar zee. In het voorjaar van 1989 kwam er een einde aan de opvang van de kinderen en werd het huis St-Vincentius gesloten.

    In het kindertehuis St-Vincentius werden gedurende vele jaren aan een groot aantal kinderen en jongeren de beste zorgen gegeven.

     

    Slot

    “In dit schrijven heb ik herinneringen uit mijn kinder- en jeugdjaren verteld. Maar er zijn veel persoonlijke ervaringen die ik liever in mijn hart bewaar. Wanneer ik zelf als echtgenoot en vader verantwoordelijk werd voor vrouw en kinderen, begreep ik pas goed welke verantwoordelijkheid, soms ongeschoolde en zeer jonge zusters  voor een grote groep kinderen toen droegen. Zo dikwijls heb ik achteraf bedacht dat ik die ouderlijke liefde heb gemist, maar ik heb toch veel vriendschap gekregen. Ik heb een strenge maar goede opvoeding gekregen. Veel kinderen die in een gezin werden opgevoed hadden het misschien minder goed dan wij. De christelijke waarden, de werklust en het respect voor mens en natuur probeer ik steeds door te geven aan mijn kinderen en kleinkinderen. Door mijn blijvend contact met de zustergemeenschap in België en Nederland wil ik mijn grote dank betuigen omdat ik mij bij hen als kind mocht “thuis” voelen.” P.D.

    Nog over de kerkgemeenschap

    In de 19de eeuw waren verscheidene mensen met enig aanzien lid van een of andere genootschap of vereniging zoals:

    De broederschap van het H. Hert en Kruisweg vereeniging – Maria Rosalia Van Schoorisse (1815-1899) echtgenote van Joannes De Merlier

    De Confederatie van het H. Sacrament – Jan-Baptiste Van De Putte (1807-1894)

    Congregatie van O.-L.-Vrouw en Broederschap van het H. Hert, van den wekelijkschen Kruisweg en van den Derden Regel – Pauline Van Wymeersch (1851-1929)

    Confrerie van het H. Hert van Jezus en van het genootschap van den H.Franciscus-Xaverius – Francies Van Glabeke (1831-1917)

    De Kruiswegvereeniging – Marie Melanie Van Lancker (1856-1890)

    Het Bureel der Kerkmeesters, Confrerie van het H. Hert van Jezus en van het genootschap van den H. Franciscus-Xaverius –Hippoliet Van Lancker  (1864-1921) en Joannes -Baptista Declippele  (1831-1889)

    Het Aartsgenootschap van den H. Franciscus-Xaverius – Henri Van Coppenolle (1841-1922)

    De Kerkraad – Het Katholijk Schoolkomiteit – Het Armbestuur – Genootschappen van het H. Hert en van den H. Franciscus-Xaverius – Augustinus Claus (1806- 1882)

    De Boerinnengilde – Leonie-Marie-Melanis Verhaeg (1870-1932)

     

    Gouden kloosterjubiuleum op 19 juni 1955 van zuster Maria Eleonora van de Congregatie der Zusters van Barmhartigheid

    Van 1905 tot 1955

    “Gouden kloosterjubilé van de eerwaarde Moeder Aveline gevierd in het Hospice te Nukerke, waar de Eerwaarde Jubilaresse 49 jaar verbleef, waarvan 2è jaar als Overste.” Nukerke 3 juni 1951

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mensen schrijven geschiedenis

    Mensen schrijven geschiedenis 

    "Mijn vader Georges Van Maelsaeke werd geboren in 1890 en werd soldaat in 1910 maar werd reeds op 2 augustus 1914 gemobiliseerd. Hij werd krijgsgevangen genomen door de Duitsers in Luik en naar een Duits werkkamp gevoerd. De eerste keer dat hij mocht naar huis komen was op 17 januari 1919. Het eten was er  slecht. Zo kregen ze soep van bieten en het was dat of niets. Hij was blij toen hij in een suikerfabriek mocht werken daar kon hij ten minste wat suiker jatten. Maar dat was nog niet alles! Nadien is hij nog gedurende 1 jaar soldaat geweest in het Belgisch leger.

    Mijn ouders Valerie Verpoort en Georges trouwden op 7 april 1921. Van pure armoede trokken ze naar Compiègne (Noord-Frankrijk) om er te gaan werken op een grote hofstede. Moeder werkte er in het huishouden en vader werkte op de velden. Mijn moeder is dan in januar 1923 terug naar huis gekomen want ik moest op de wereld komen. Dat heb ik dan gedaan thuis in Terpoort op 2 februari 1923 geholpen door de vroedvrouw Julita, maar mijn moeder was wel vooraf bij een dokter in Ronse geweest en nadien bij de dokter in Schorisse. Drie maanden na mijn geboorte trok mijn moeder met een baby terug naar Frankrijk. We bleven er tot 1926."

    "Het verdiende geld werd naar huis opgestuurd, gespaard en belegd. En zoals zo velen werd het op een spaarboekje gezet in de Patria te Ronse.  Met de jaren dertig begon een periode met diepe crisis. De textielnijverheid te Ronse werd zwaar getroffen. Toen was er grote werkloosheid in de streek. Ondertussen hadden enkele grote textielbarons van Ronse, waaronder Dupont, Lagache, Annick …grootse plannen. Ze zouden met het geld van de Patria textielbedrijven oprichten in Afrika, dicht bij de katoenplantages. Maar deze onderneming viel faliekant uit. Veel geld dat de arme arbeider had bijeengegaard verdween in een diepe put."

    Gelukkig hadden mij ouders hun spaargeld reeds terug gevraagd. Zo konden ze enkele jaren later, in 1934, in Terbeke een huis kopen, naast het routehuisje (afgebroken in de jaren 70). Dat spoorweghuisje was toen bewoond door Julien Vandercoilden en later door Joseph Roman  wiens vrouw de bareel bediende vanaf 1933. Die bewaakte bareel kwam op vraag van de omwonenden na het ongeval met de brouwerswagen (een lange smalle wagen speciaal gebouwd om tonnen bier te vervoeren). De vrouw bediende de bareel van 6 tot 6. Na dat uur werd ze afgelost door Octaaf Mannens die dienst deed tot de laatste trein uit Ronse rond 22 uur voorbij gereden was. Dan werd de bareel dicht geschoven en op slot gedaan. Enkel voetgangers konden nog via een hekje de spoorweg over.

    Vanaf 11 jaar werd ik op pensionaat gestuurd in St-Maria-Oudenhove, daar was een familielid nonneke. In die school moest er op bepaalde dagen van de week Frans worden gesproken en sommige vakken kregen we in ’t Frans. Op mijn veertiende bleef ik thuis, zoals de meeste kinderen, en moest mijn kost verdienen. Dus de naaimachine op en mannenhemden maken aan 35 centiemen ‘t stuk. Maar dat deed ik niet graag. Dus werd er gekozen voor de fabriek in Ronse. Eerst bij Van Caeneghem, dan bij René Van Damme, en 10 jaar bij Léon Cambier. Ik ben blijven werken tot ik weduwe ben geworden. Zoals vele vrouwen moest ik coupons kuisen. Ik was pikureerster. Dat waren rollen geweven stof van 6o m lengte. En wij moesten de “padeputen” herstellen. Dat waren fouten in het weefsel ontstaan door een slechte werking van de schietspoel. Dat deden we de ganse tijd rechtstaand en met 5 vrouwen. We werden per stuk betaald, dus hoe meer meters we verbeterden hoe meer we verdienden.” Ik heb nog gewerkt aan 9,5 fr per uur. Met St-Ambroos (7 december) moesten wij niet werken. En, op 8 december vierden wij “spiêneesten meestag”. Die dag gingen naar de mis te Ronse. Tot 1950 hadden wij slechts 1 dag congé. Sint-Elooi was de dag dat de boeren een stapje in de wereld zetten. De boerinnen bleven thuis.  

    “Ik werd dus geboren in 1923 te Nukerke in een huisje in Ter Poort. Mijn ouders kochten later een  thuis in Terbeke.  Moeder hield er een kruidenierswinkel en verkocht er ook bier en likeuren. ‘Zondags, na de mis, ging mijn moeder het bier bestellen in de brouwerij van Raphaël en Gabriël T’Sjoen aan “Den Engel”. De voerman leverde met een speciale wagen de tonnen bij ons af. Thuis tapte vader dan het bier over in flessen.

    De dag dat er bier op de flessen werd getrokken stond mijn moeder op om 6 uur. Ze stak de leuvense stoof aan en hitte het water. Ondertussen controleerde ze de flessen, een soort champagneflessen, op mogelijke slakken. De flessen werden dan een na een in een ton met heet water, gemengd met soda, ondergedompeld waarna vader ze waste met een molentje. Dan nog spoelen en in rekken laten uitlikken. Vader sloeg een koperen kraan in de ton en vulde de flessen. Nadien werden die met een koperen flessenstopper gestopt en belanden in per dozijn in houten bakken. De stopsels kwamen in grote zakken aan in ’t station van Etichove. Vader haalde die af met ons camionnetje. Dat camionnetje was  van ‘t bouwjaar 1927, had 4 wielen en “tremen” voor 1 paard. Met paard en wagen werden de bakken bier dan thuis bij de mensen gebracht. Dat paardje, och arme Lotte, werd in 1939 door het Belgisch Leger aangeslagen. Nadien hebben de Duitsers dan nog ons wagentje afgepakt en meegenomen. Zo goed en zo kwaad als het kon werd het bruine vocht dan maar met de houten kruiwagen gevoerd. En als het niet te ver was dan voerde ik als jong meisje enkele bakken tot bij de klanten.

    Voordien kochten we ons bier bij Thienpont, maar ge weet hoe dat gaat. Op een keer vroeg Raphaël T’Sjoen, de brouwer, of we van hem geen bier wilden afnemen. Ja zo gaat dat! Na den oorlog heeft Albert T’Sjoen nog enkele jaren gebrouwd. Hij bottelde toen het bier in “fidoelkes” zo met een “mekaniekske”.

      

    ONS BESTAAN ROND DE SPOORWEG

    Ongevallen aan de spoorweg

    “Laurent Vander Eecken verongelukte in 1926 met zijn span paarden aan de onbewaakte overweg, aan de smisse, langs de Mellinckstraat. Hij was op terugweg van de molen. Door het geluid van de ratelende karrenwielen over de kasseistenen hoorde de man de aanstormenden trein niet naderen. Zijn jongste zoontje was amper anderhalf jaar. De mensen kenden toen niet of onderschatten een beetje de gevaren die zich konden voordoen rond de spoorwegovergangen. Twee paarden, de kar en het slachtoffer werden in de diepte naast de spoorweg geslingerd.” 

    Edmond Van Moorleghem had bij ons thuis in Terbeke enkele tonnen bier geleverd. Hij werkte als brouwersgast en voerman voor de brouwerij T’Sjoen aan “Den Engel” in Nukerke. Het was rond 9 uur in de voormiddag. Bij zijn vertrek had hij de trein uit Etikhove niet horen aankomen. Span en wagen werden gegrepen. De voerman bleef op slag dood.”

    “Monske had zopas 5 tonnen bier bij ons thuis geleverd. Dat was bier van de Brouwerij T’Sjoen dat in handen was van de broers Gabriël en Raphaël. Hun vader is nog burgemeester geweest in Nukerke. En ja, de tonnen waren afgeladen en Monske vertrok  om zijn wagen iets verderop te keren. Ondertussen waren er 2 klanten in ons winkeltje. Tot ze plots een oorverdovend gedonder en schurend lawaai hoorden. Van schrik sloegen de 2 vrouwtjes op de vlucht en mijn moeder, die in verwachting was van onzen René, ging buiten zien en stond onwezenlijk voor zich uit te staren. Monske zijn gespan was gegrepen door een michelientje met twee wagons, dat kwam uit de richting van Oudenaarde. De wagen verhakkeld in honderd stukken ! De twee brabanders bloedend tegen de beemd en een stervend Monske ergens daar tussen. En zeggen dat André Ceuterick 5 minuten voordien was vertrokken. André kwam mee met de levering maar deed de weg van de brouwerij met de fiets. Ja, dat wachthuisje stond daar ongelukkiglijk veel te dicht bij de sporen en men had geen goed overzicht op de spooroverweg. Waarschijnlijk wegens besparingen was het wachthuisje niet bewoond en de overweg niet bewaakt. Dat was me een dag!” Een paar jaren later werd de overweg bewaakt en werden er slagbomen aangebracht. Die werd bediend door Anna Vancoppenolle, de vrouw van Joseph Roman. Zij woonden toen in het wachthuisje. Anna bediende de bareel en Joseph was onderhoudsman aan de spoorlijn samen met zijn chef pioche. Anna werkte tot 6 uur ’s avonds en dan werd ze afgelost. Iedere dag om 10 uur ’s avonds ging de bareel neer en werd op slot gedaan. Om 6 uur ’s morgens werd de overweg weer opengesteld. Dat was voor de veiligheid want ’s nachts reden de goederentreinen. Voor fietsers en voetgangers was er wel een passage. Toen was er ook een houten barakje waar een telefoon stond. Vanuit het station verderop belde de stationschef dat er een trein onderweg was.

    Er werd ook gespeeld rond de spoorweg en wel aan “het mijntje”, beneden den boomgaard van Philip Hubeau.. Dat was en is nog steeds een doorgang onder de spoorweg. Het is als een bakstenen poortgewelf  waardoor een pad loopt naast de Holbeek, die iets hogerop ontspringt.

     

    In ’T VOLK  VAN RONSE van zaterdag 22 oogst 1936 lezen we het volgende verslag.

    “Etichove  Weer een verschrikkelijk ongaval aan den onbewaakten overweg.- De onbewaakte overwegen hebben eens te meer een einde gesteld aan een jong leven. Maandag namiddag deed de jonge h. Joseph Hoerée, uit Oudenaarde, zoon van den heer deurwaarder Hoerée, en waarnemend ontvanger te Antwerpen, een tochtje met zijn motorfiets van Oudenaarde in de richting van Nukerke, langs Etikhove. Ter hoogte van de spoorweg werd het slachtoffer op het ogenblik dat het over de sporen wilde rijden, verrast door trein 2871, komende uit Ronse naar Gent, met het verschrikkelijk gevolg, dat hij door de locomotief gevat en een 80 meter verder meegesleept werd. De motorfiets zelf moest een honderdtal meter verder van onder de locomotief gehaald worden. Spoedig daagde hulp op doch een in allerhaast ontboden geneesheer kon slechts den dood vaststellen. Het slachtoffer was 24 jaar oud en totaal den schedel verbrijzeld. Het lijk werd naar Oudenaarde overgebracht. De ongelukkige bracht juist enkele verlofdagen thuis door. De rijkswacht deed het gebruikelijk onderzoek en verwittigde daarna het parket van Oudenaarde. Dit stapte ter plaatse af om zich rekenschap te geven van het feit, dat de zichtbaarheid op de spoorbaan aldaar helemaal onvoldoende is. Omstreeks een jaar geleden deed zich op dezelfde plaats een soortgelijk ongeval voor. Men kan zich de droefheid der ouders voorstellen, wanneer ze den vrezelijken dood van hun zoon vernamen. Wanneer toch zal de Nationale Maatschappij een einde stellen aan deze doodslagen, door een afdoende oplossing te geven aan de kwestie van der overwegen?”

    De mensen kenden toen onvoldoende de gevaren die spoorwegovergangen met zich meebrachten.”

    ’T Volk van Ronse werd verdeeld door propagandisten die een stuivertje wilden bijverdienen. In 1936 kostte het krantje van 4 blz. 0,35 fr. Dat waren mensen zoals Remi-Emiel Vandenabeele die elke zondag na de vroegmis de gazet verkocht in ’t portaal van de kerk. Een ander man verkocht er “De Scheldeklokken”.(regio Oudenaarde)

     

    Mijn schooltijd

    De gemeenteschool langs de Pontstraat liep toen al leeg, maar daar ben ik nooit naar school geweest.

    “Van kleins af liep ik school in de dorpsschool van de aangenomen meisjesschool te Nukerke. Naast het klooster stond de jongensschool. Beide aangenomen scholen werden gescheiden door een bakstenen muur, voorzien van een houten poortje aan de hoek van het zustershuis.

    Zo ver naar school gaan ,dat was dagelijks een heel lange voettocht. Op onze “kloefkes” waren wij een uur waren onderweg door weer en wind, soms langs modderige wegen en over kleine veldwegeltjes en kerkwegen, langs de “fenise”, Meulebroecke, langs “De koekoek” (daar was ooit een herberg) en de Potaarde, bergop bergaf. En als het gesneeuwd  had dan waren we verplicht van een omweg te maken langs “de iene”rond. ( “De iene” dat was de herberg  langs de Weitstraat gelegen ongeveer rechtover de Holandstraat.) Onze ouders hadden geen tijd om met ons mee te gaan, daarom sloten wij aan bij een grote groep kinderen. De groteren droegen zorg van de kleintjes.

    De kloefen mochten de klas niet in. Die stonden op een rijtje onder de kapstokken. En… ’s middags bleven wij natuurlijk op school eten. Toen zaten wij op een lange bank onder het afdak en aten er onze boterhammetjes op. Ik weet nog de tijd dat de zustertjes soep maakten van soepvlees met rijst. Vermicelli was er niet. Het vlees werd na het koken tot kleine stukjes geplukt en in de gekookte aardappelen gemengd. Deze puree werd in de oven gebakken. Hm, ’t was wel lekker..

    ’s Zondags mochten we schoenen aantrekken of bij minder goed weer droegen wij opgeblonken, Franse kloefen, met mooie geschilderde bloempjes erop. Die werden in een houtwerkplaats in Schorisse gemaakt bij Olyslagers

    In de meisjesschool deed zuster Cantara de kleuters. Dan was er zuster Gudula en de zuster Dorothea, de juffrouwen Rachel De Deken, Angèle Dejonghe en Marietje Deraedt (die zuster Dorothea opvolgde). De klas van juffrouw Rachel bevond zich toen nog in het jongensgedeelte. De meisjes kwamen dus dagelijks het poortje in en uit.(en wij vroegen ons als kind af waartoe dat poortje diende, sic) Het was ook de tijd dat meester Jan er nog les gaf en Maurits Bastien. Na hen kwamen de gebroeders  Lepez Marchel en Benoit. Bij de uitbreiding van de jongensschool kreeg de jonge Oscar Decubber het lokaal van juffrouw Rachel toegewezen waar hij gedurende zijn ganse loopbaan fungeerde.

    Op politiek gebied was er ondertussen ook ‘t een en ‘t ander gebeurd. Armand Vandeputte was wel een katholiek maar hij werd door die groep niet aanvaard en dus werd hij liberaal. Daardoor ontstond er een bittere strijd tussen de Katholieken en de Liberalen want er zou een nieuwe gemeenteschool komen. En dat project  had letterlijk en figuurlijk veel voeten in de aarde. Wat vooraf ging. Philip Hubeau had beneden zijn hof een stuk land liggen dat hij verkocht dat aan Henri Van Maelzaeke. Naast dat perceel bewerkte Philip nog een stuk land “van den Armen”. Richard Vander Beken had daarnaast een weide liggen die hij op zijn beurt aan Philip verkocht omdat zo een groot perceel werd gevormd. Kort nadien heeft vader Henri ook een perceel op het”Appeldoornveld” op de Spichtenberg gekocht. Vader Henri had een stuk land langs de Weitstraat dat nadien in handen kwam van Richard Vander Beken, in ruil voor het perceel waarop de gemeenteschool  zou komen.

    Dus in ’t kort: Vander Beken had ’t land van Henri en Henri had ’t land van Philip en Philip had den meers beneden zijn hof en de gemeente bouwde de school op het stuk land dat Richard aan de gemeente verkocht en… de cirkel was rond.                                              

    En toen werd het lente van het jaar 1931. Op 30 april namen we na schooltijd ons persoonlijk gerief mee naar huis want morgen,1 mei, zouden wij ons laten inschrijven in de nieuw gebouwde gemeenteschool op ‘t Holand.. Niet alleen de nonnetjes waren boos. Ook Marietje Deraedt was niet te spreken. Was zij niet een beetje misnoegd omdat zij naast de benoeming had gegrepen in de gemeenteschool? Marietje was de dochter van Edmond Deraedt, die zijn boerderij had op de hoek van de Weitstraat en de Spichtenberg.

    Een beetje discriminatie kon toen geen kwaad. Bovendien was het de periode dat pastoor Dutordoir tevens voor burgemeester speelde.

    Maar eerst nog een anekdote. Zoals gewoonlijk gingen wij ter gelegenheid van de eerste vrijdag van de maand de donderdag voordien met de school te voet naar de kerk te Nukerke om er te biechten. ’s Anderendaags, de vrijdagmorgen, zaten veel kinderen om 7 uur in de vroegmis en gingen te communie. Na de mis liet zuster Gudula op haar teken de leerlingen van de dorpsschool eerst vertrekken. Die van de gemeenteschool konden wachten tot de laatste. Wij waren nog maar kinderen maar voelden wel die grote vernedering en onrechtvaardigheid aan. Enkele dagen voordien waren wij nog haar bevoorrechte leerlingen en was zij nog “onze” zuster. “Hoe kon zij ons zulke dingen aandoen !”. Zo te zien lag dat voorval na al die jaren nog steeds op de lever van M-O.

     

    Een nieuwe gemeenteschool werd gebouwd

    Het kleine complex op ’t Holand bestond uit 2 klassen met tussenin een keukentje en een afdak. Verder was er een kolenhok en vertrekjes (toiletten) en de “pissienen” op de beide speelplaatsen van mekaar gescheiden door een muur van betonplaten. Elke speelplaats had zijn toegang langs drie treden en een zwaar ijzeren hekken bevestigd aan gemetselde zuilen. De schooltuin lag aan de straatkant tussen de twee toegangen, een voor de jongens en een voor de kleuters en de meisjes.

    In de lente van 1931 was het gebouw klaar. Dus kon er gestart worden op 1 mei van dat jaar. De Merlier Fedor en Gremonprez Cécile werden respectievelijk aangesteld als onderwijzer/schoolhoofd en als kleuteronderwijzeres. Gremonprez werd bovendien belast met het vak vrouwelijke handwerken aan de meisjes van de lagere school. De inschrijvingen op die eerste meidag kwamen vlot binnen want er werden die dag 20 kleuters en 39 leerplichtige kinderen ingeschreven. Maar die eerste schooldag dat was me wat. Er was niets van meubilair. De buren en andere en sympathisanten leenden tijdelijk een zitbank of een tafel.

    Maar niet getreurd! Tegen het einde van het schooljaar waren er dat achtereenvolgens 29 kleuters en 42 lagere schoolkinderen. En het aantal leerlingen bleef stijgen zodat op 29 november 1932 mevrouw De Ronne-Herregat Julia benoemd werd tot kleuteronderwijzeres, terwijl Gremonprez Cécile werd benoemd tot lagere onderwijzeres. Door het oprichten van een tweede lagere klas was er een klaslokaal te weinig. Prompt werd de kleuterklas met een houten schutsel in twee verdeeld. Gedurende de periode april-juni 1937 werd aan de zuidkant van het bestaande gebouw een klas gebouwd bestemd voor de kleuters. Het schoolhuis, bestemd voor het schoolhoofd, was beschikbaar op 1 juni 1938.

    Veel comfort in de school was er niet. Het gebouw was nieuw en zag er netjes uit. Op de eerste schooldag waren er nog geen schoolbanken. Men moest zich behelpen met stoelen en banken, tafels, planken en schragen van de buren en praktisch geen leerboeken. Een “keukentje” zonder accommodatie, wel een blauwe pompsteen en een handpomp dat het water naar boven pompte uit een ondiepe “steenput” (6m diep). Later zou er een kookfornuis komen, je weet wel zo met 4 deurtjes vooraan. In die tijd nam men het niet te nauw met de veiligheid van de kinderen. Immers de 2 speelplaatsen helden af en waren gescheiden door een wand van betonnen palen en betonnen platen. Het water van de speelplaats liep van de riool naar een regenput. Met een handpompje werd dat water gretig boven gehaald om de klassen te reinigen. Verder was er achter het gebouw een boomgaard en langs de straatkant lag er voldoende grond om een schooltuin aan te leggen. Ja, terwijl de meisjes handwerk kregen van de juf, gaf de meester aan de jongens tuinbouwlessen. De meeste jongens zouden het op school leren en nergens anders want, na hun 8ste studiejaar (14 jaar waren ze dan) wachtte het werk in fabriek, atelier of bij vader thuis op de boerderij.

     

    Ik ging naar die nieuwe school

    Wij (ik was 8 jaar) en veel andere kinderen werden daar ingeschreven. Dit was natuurlijk niet naar de zin van de mensen van ‘t dorp. De oude gemeenteschool was een doorn in het oog van de geestelijken, maar déze nieuwe school was verwerpelijk. Daarom werden wij uitgemaakt voor goddeloze liberalen en ze verweten ons voor bosbewoners  (gans de streek vanaf het Holand tot Louise-Marie leunde immers aan tegen de heuvelrug van ‘t Nukerks bos. De samenleving werd verdeeld en het was een tijd voor plagerijen en kwaadsprekerij.

    Maar de tijd heelt de wonden , én er zou rust komen. Maar eerst nog enkele anekdotes.

    Meester Jan was eens op bezoek gekomen bij Henri Van Maelsaeke, getrouwd met Maria De Wolf, om een zaak te bespreken. Henri moet in die periode lid geweest zijn van “den Armen” en den Openbare Onderstand. “Ah, wat is dat ver om tot hier te komen!” “Ah, ge weet het ! En wat moeten de schoolkinderen van hier dan zeggen. Zij moesten dagelijks die weg doen om naar uw school te komen in ‘t klooster. Gelukkig is er nu een school dichtbij!” ”Wel, die gemeenteschool heb ik altijd bestreden en ik ben pas afgetreden en ‘k moet al weer vechten tegen de komst van die nieuwe school.”

    Pastoor Dutordoir had in het heetst van de schoolstrijd zelfs luid verkondigd dat hij nooit of ter nooit een voet zou zetten in de gemeenteschool en dat hij er zeker geen catechismusles zou onderrichten. Het gemeentebestuur nam dat niet. Arrmand Vandeputte en Henri Van Maelsaeke schreven een klachtbrief naar het bisdom. Enige tijd later moest de pastoor de parochie verlaten om directeur te worden in een klooster.

    Er kwam verzoening. Daar zorgde pastoor Reyns voor. De maandag na zijn inhuldiging trok de pastoor naar ’t Holand. Beeld je in  halfweg die voormiddag stapte daar de pastoor en zijn zus ’t Holand op met twee maanden vers gebakken boterkoeken richting gemeenteschool. Daar werden alle leerlingen getrakteerd op boterkoeken en chocolademelk. Op die wijze wou hij de relatie weer goed maken. Er kwam eindelijk rust in de parochie. De onderlinge goede verstandhouding tussen de twee schoolnetten was echter oppervlakkig en broos. Maar de opeenvolgende pastoors zorgden voor rust en vrede. Al was er wel enige naijver, de beide scholen gingen, onder leiding van de pastoor, op schoolreis. Weliswaar met aparte bussen, en … meestal ging de reis naar bedevaartsoorden. Tijdens de jaren 80 zal de schoolvrede terug worden verbroken.  

     Het veldkapelletje op de hoek Van de Keistraat en Weitstraat

    Het kapelletje werd gebouwd op vraag van Virginie Laurier, echtgenote van Francis Van Maelsaeke (overgrootmoeder van Marie-Odette). Volgens haar zou het daar gespookt hebben. Het land behoorde toen aan de familie Planchon , brouwer te Ronse). Francis en Virginie hadden samen 9 kinderen; 4 zoons en 5 dochters.

    Dit volledig bakstenen kapelletje tref je aan op de hoek van de Weitstraat en de Keistraat. Het is een typisch klein veldkapelletje, gedeeltelijk gebouwd in de hoge berm, met een hoogte van 1,99m, een breedte van 1,18m en een diepte van 98cm.Een eiken deurtje met vertikale balkjes sloot de nis af. Het werd gebouwd op het land van een zekere Goedgebuer uit Gent. Charles Vander Eecken, een landbouwer die zijn bedrijf runde op de hoek van de Keistraat en de Holandstraat pachtte het van de eigenaar Goedgebuer. Volgens hem heeft de eigenaar de kapel zelf laten bouwen. De juiste datum is echter onbekend. Wel zou het vóór 1900 zijn gebouwd.

    Een andere versie luidt als volgt;

    Het kapelletje werd gebouwd op vraag van Virginie Laurier, echtgenote van Francis Van Maelsaeke (overgrootmoeder van Marie-Odette). Volgens haar zou het daar gespookt hebben. Het land behoorde toen aan de familie Planchon , brouwer te Ronse). Francis en Virginie hadden samen 9 kinderen; 4 zoons en 5 dochters.

    De veldkapel werd juist daar gebouwd, op deze hoek, niet enkel omdat ze eigenaar van het perceel grond waren maar tevens omdat de familie diep gelovig was. Het werd niet samen met een ander gebouw gezet (b.v. een woning) .Het werd toegewijd aan O.L.Vrouw, want er heeft steeds een oud beeldje van O.L.Vrouw in gestaan. Lange tijd heeft de familie Van Maelzaeke de kapel onderhouden. Er werden regelmatig bloemen bijgezet en af en toe brandde er binnen een kaars. Vooral tijdens de meimand gingen de buren regelmatig de bloemen verversen en werden er nieuwe kaarsen op de kandelaars geplaatst. Het kapelletje heeft geen naam. Volgens Charles Vander Eecken is dat te wijten aan het feit dat hier nooit een bedevaart naar de kapel plaats had. “Als het nodig was dan ging nonkel Ernest destijds het kapelletje witkalken.” Maar, na vele generaties begon de kapel te verkommeren. Meer nog, tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kapel getroffen tijdens een luchtaanval en bijna volledig verwoest. Nadien werd het min of meer hersteld. Maar na het verbreden en betonneren van de Weitstraat in de jaren 80 werd er niet veel meer naar omgekeken, op het plaatsen van enkele veldbloemen en een kaarsje na. Hoewel, het bakstenen kapelletje werd al eerder gerestaureerd door Ernest Everaert. De ouders van Bertha Van Maelzaeke hebben toen het werk en de materialen bekostigd.

     

    Aan de “Steenen molen en Nieuw Nest”

     Op de Vandermaelenkaart uit 1851 staan deze beide gebouwen reeds aangeduid.

    De herberg “Het Nieuwennest” situeerde zich in de woning van de boerderij waar we Omer Delanghe hebben weten wonen, op de hoek van de Weitstraat en de Hoevekouter. In 1920 kochten Francis Van Maelsaeke en zijn vrouw Marie Depaepe de boerderij en de woning met herberg. Ze huurden de woning van Leo Devos. Het staminné werd open gehouden door zijn zoon Ivo Van Maelsaeke (zoon van Francis) gehuwd met Marie Depaepe. Marie stierf in het kraambed bij de geboorte van haar 8ste kind. In hun jonge jaren was er soms veel  ambiance! Daar zorgde Ivo voor die accordeon speelde. De herberg sloot haar deuren nog voor W.O.-I. Na de oorlog werd Ivo Van Maelsaeke er de nieuwe eigenaar van. Ondertussen erfde Zoë Devos, dochter van Leo,  ’t Nieuwennest.

    De laatste molenaar was Raphaël Maes  die woonde in het molenaarshuis aan de overkant van de Weitstraat. Dat molenaarshuis is in de jaren 30 afgebroken wegens onbewoonbaarheid daar de vloer, die rustte op gewelven, het begeven had. De toegang tot het huis ging via een trap. De molen die in de vallei ligt draaide soms ellendig traag en de molenaar moest meermaals wachten op meer wind om het graan te malen. In die tijd draaide, iets verderop, de watermolen (graanmolen) van Octaaf Van Malleghem nog, gelegen langs de Maarkebeek in Etikhove. Er was toen keuze te over om het graan te  laten malen.

    De watermolen Te Meulebroecke was eigendom van Leo Devos, later Odiel Devos en nadien Robert Antrop. In de jaren ’70 werd het gebouw, dat al dienst deed als schuur, afgebroken.

     

    St.Eloi, cabinet

    … zo lezen we op een stafkaart opgemaakt in 1862. Cabinet betekent zoveel als kroeg of herberg.

    Het was vroeger al eens de gewoonte dat de boerenknechts, nadat ze hun loon hadden ontvangen, de maandag niet aan ’t werk gingen op de hoeve. Ze gingen op café. Langs de Weytstraat was er ‘t staminee  St-Elooi. In een schuurtje was er een smidse van de hoefsmid Lo Lemarcq. Een van de bezoekers moet het eens aan de stok gehad hebben met Leon, een beer van een vent. Die zelfde boerenknecht trok naar ’t Nieuwennest en hakkelde nogal opgewonden:” Marie jonk, geef mij eens een sterk bier samen met een groot brood en een stuk van die hesp daar.!” “Ja en wa scheelter “? “’k Ga eens goe eten want ‘k moet er goed opstaan. ‘k Ga gaan vechten tegen dienen beer uit St-Elooi.” Men vond dat zo’n goeie mop dat men nadien dit café “In den beer” is gaan noemen.
    Blanche en haar man waren de laatsten die er café hielden. De herberg was ook  gekend als duivenlokaal. Jaren na de dood van Blanche werd gans het gebouwtje, in mei 2013, met de grond gelijk gemaakt. Weeral wat folklore die voor altijd weg is.

    Bij de bevrijding in 1944 ging ik als jong meisje daar gaan dansen samen met Julia en Juliette Botteldoorn….. In het keukentje stond er een platendraaier en wij dansten op die muziek. En plezier dat we hadden. Nadien vertrokken wij al door de kouter tot aan “pistolen” (of cuypers of Decuyper G). Weet je dat ze hun platen toen de platen, per fiets, in Kortrijk gingen halen! 

     Over een wonderbare verschijning te Etikhove

    Het was op een mooie dag in 1933 dat in de Nederholbeekstraat rechtover het cafeetje “In ’t Schoentje” (dat zou nu zo recht tegenover het voetbalveld zijn) dat O. L. V. van Lourdes verscheen aan Omer Gossey in een tronk.Omer, een huisschilder, zat die periode wel ferm in de schulden want hij had pas bij zijn woning een groot magazijn gebouwd. Het nieuws van de verschijning verscheen in “’t Nieuws van de dag” in 1933. Dat bracht toen veel volk op de been. Zelfs met bussen en volle treinen werden de mensen van heinde en ver aangevoerd. Die kwamen natuurlijk bidden, gaven giften en kochten al eens een klein houten kapelletje voor thuis. Ondertussen werd er een handeltje opgezet en… Omer verdiende er aan. De pastoor had al gauw het spelletje door en geloofde niet in de verschijning. Toch hield Omer vol. Hij bad voor en durfde al eens in een tranche te vallen. De plek trok niet alleen goedgelovigen maar ook nieuwsgierigen. Het ging zo ver dat er zelfs een liedje werd gezongen; zo van “Ave, ave, ave Maria. Ave, ave, Omer lîegt ermee!”. 

    DE OORLOGSJAREN 

    Het tunnelverhaal

    In dit verhaal speelt Gaston De Vos een hoofdrol. Zijn kleinzoon, Filip, was zo vriendelijk ons de volgende gegevens te laten weten.

    “Germanus Gaston Valère De Vos is geboren te Nukerke op 8 september 1892 zoon van Théophile De Vos en Elodie De Zaeytijd. Gaston huwde met Malvina Van de Kerkhove, geboren te Nukerke op 5 augustus 1892. Ze hadden drie kinderen: Michel, Rachel en Noël. Mijn vader vertelde veel dat ze op de Gansbeek in Etikhove woonden. Blijkbaar moeten ze op een bepaald moment verhuisd zijn van Nukerke naar Etikhove. Zoon Noël werd nog in Nukerke geboren in 1936. In die tijd was Gaston militair. Hij werd gepensioneerd als Adjudant 1ste klas. Voor die tijd een belangrijke graad in het Belgische leger. Hij was tevens oud-strijder tijdens de beide wereldoorlogen. Later zijn ze verhuisd naar Bevere-Oudenaarde. Daar heb ik mijn grootouders altijd weten wonen. Ik herinner mij nog wel de familiebezoeken in de streek van Nukerke en omstreken. Gaston overleed te Oudenaarde op 16 juli 1978 en zijn vrouw Malvina overleed er op 28 mei 1979. Ik weet ook nog dat Michel De Vos in Duitsland een tijd krijgsgevangen geweest is in een Stalag. Thuis werden nadien nog brieven gevonden die Michel schreef tijdens zijn gevangenis. Michel was ook beroepsmilitair. Hij is reeds overleden.

    Verder laten we Marie-Odette aan het woord.

    “Gaston De Vos woonde in die jaren op het Holand, nu huisnummer 17, hij was beroepsmilitair en getrouwd met Vina Vandekerckhove. Ze hadden een zoon Michel. Zoals velen waren ook zij in 1944 de oorlog grondig beu. Er waren de opeisingen, het voedseltekort, het gebrek aan steenkolen... Vader en zoon bereidden een snood plannetje voor.

    In 1942 werd de omgeving van de tunnel door de Duitsers afgezet. Later werd gezegd dat Hitler zich in de tunnel had opgehouden. In werkelijkheid zou het Joseph Goebbels geweest zijn. Er waren wel dagen dat niemand de sector rond de tunnel binnen mocht maar wij wisten niet waarom. ’t Is in die periode dat ons huis werd doorzocht en dat ze in de kelder enkele vaten bier vonden.’t Was toen nog gebruikelijk dat de brouwerij T’Sjoen ,van aan Den engel (het mooie woonhuis werd in de jaren ’70 onteigend en afgebroken) bier uitvoerde met paard en bierwagen. De Duitsers vonden niet beter dan al ons bier uit te drinken; ze zeiden dat het toch allemaal van hen was.

    Nu verder over Gaston. Op een mooie morgen in augustus 1944 werd de tunnel gesaboteerd. Ik weet het nog zo goed als ware het gisteren gebeurd. We hoorden vanuit onze slaapkamer zoals gewoonlijk de eerste trein passeren om vijf vóór vier. Het was de “koolmijnderstrein” (Gent-Blaton) die met onze Vlaamse mijnwerkers naar de “fosten” reed. Maar nu over dat snood plan van Gaston De Vos. Zoals gewoonlijk reed de trein ons huis voorbij maar kort nadien hoorden we het knarsen van de remmen. De trein stopte. We vonden dat al eigenaardig. Enkele uren later vernamen we wat er gebeurd was. Gaston De Vos en zijn zoon Michel hadden hun plannetje uitgevoerd. Tijdens de nacht hadden ze halfweg de tunnel enkele rails losgemaakt. Ja en toen lagen die rails nog op as van steenkolen. De uitgekozen plaats was daar waar de tunnel een lichte bocht maakt. Zij lieten de trein stoppen en verplichtten de machinist de locomotief af te koppelen. Dadelijk werd hij weer onder stoom gezet. De machinist sprong eruit terwijl de machine langzaam op dreef kwam en het donkere gat binnen reed, richting Louise-Marie. Na enkele ogenblikken hoorden ze een schurend geluid gevolgd door zwaar gedonderd. De locomotief was gekanteld en de tunnel was geblokkeerd. En alles werd vanuit het huis daarboven afgespioneerd. Men had daar een goed zich op de tunnel. Daar woonde Henri De Wolf(*) - getrouwd met Marie Van de Kerckhove - schoonbroer van Gaston De Vos en vanuit zijn “kiekenskot” konden de mannen de spoorweg en de tunnelingang goed in de gaten houden.

    (*) Bij Henri De Wolf maakten ze stenen en dan moest er geschept worden. Daarom noemde men hem Schepersen Henri. Vroeger kreeg zo wat iedereen een lapnaam.

    Maar wat was de bedoeling van die gevaarlijke onderneming. Wel het zat vele burgers hoog dat de goede, vette steenkolen uit de Borinage en andere rijkdom van ons land voor hun neus voorbijreden richting Duitsland. Wij moesten ons tevreden stellen met kolen van heel slechte kwaliteit. Bovendien waren de geallieerden op 6 juni geland in Bretagne en ze maakten snel vooruitgang. Deze sabotage kon alleen maar de aftocht van de bezetter vertragen.

    Wij en alle buren profiteerden van de gelegenheid om de steenkolen uit de tender te halen. Volle kruiwagens werden naar huis gevoerd. De volgende winter zal het feest zijn rond de warme kachel. De tunnel werd pas vrijgemaakt door de Engelsen na de bevrijding.

    Al bij al een gevaarlijke onderneming die sabotage want gewoonlijk waren de Duitsers na een aanslag uit op weerwraak. Dorpen en buurten waar de bezetter een duidelijke weerstand ondervond werden steeds zwaar aangepakt. In een handomdraai werden dorpelingen verzameld en een vuurpeloton deed de rest. Gelukkig voor onze dorpbewoners hadden de Duitsers  in augustus dringender zorgen. Zo niet…!

    Bij het terugtrekken van de Duitse troepen werden de spoorwegbruggen in Terpoort en op de Steenbeekdries opgeblazen ten einde de geallieerde opmars te vertragen. Kort na de bevrijding werden verschillende mannen opgepakt en tijdelijk ondergebracht in de kelders van het oude stadhuis van Ronse. Waren het echte of vermeende collaborateurs en waren de aanklagers wel zuiver op de graat?” 

    In die tijd trof ons in Nukerke een ongeval. Georges Kestelijn, oom van Michel, overkwam op 18 maart 1945 een dodelijk ongeval. Bij het kappen van steenkool in de fossen werd hij bedolven en is zo verongelukt. Hij had nog maar een jaar meer te gaan voor zijn pensioen.”

    De spoorweg en de burgerwacht

    “Reeds vanaf 1942 werden mannelijke burgers opgeroepen om de wacht aan de tunnel op te trekken vanaf 6 uur ‘s morgens tot zonsondergang. Twee aan twee liepen de ploegen de spoorweg op en af richting station van Etikhove tot aan de tunnel. De tunnel werd bewaakt door een andere ploeg. En zo ging het dagenlang tot aan het moment van de sabotage van de tunnel. De mannen van de burgerwacht langs de spoorweg wisten dat er bij ons drank te krijgen was. Sommigen vergaten hun wacht en kwamen bij ons thuis ’n halven drinken. ‘k Herinner mij nog Michel Langie, Georges Vandenabeele en Torke Van Moorleghem, die tijdens W.O.-I een hand was kwijt geraakt.

    De boerenwacht

    Ook landbouwers organiseerden een wacht, de boerenwacht, met de bedoeling de bebouwde velden te bewaken en zo te verhinderen dat er massaal veldvruchten, zoals aardappelen, werden gestolen. Stadsmensen kwamen ’s nachts wel eens hun voorraad opdoen.”

    Comité

    Het comité dat was aangesteld om de rantsoeneringsbonnen te verdelen was gevestigd in het gemeentehuis te Nukerke. Daar moesten wij onze zegels voor brood, suiker en vlees uitwisselen. Rijst en koffie was er niet te krijgen. Arthur Verdonckt en Jean Decubber waren leden van het comité. 

    Rantsoenzegels

    Het systeem van de rantsoenzegels moest er voor zorgen dat elke bewoner kon overleven tijdens de duur van den oorlog.Hoe dat werkte ? Om te beginnen moest de winkelierster een klantenlijst bijhouden waarmee zij naar het gemeentehuis trok. Die lijst bevatte alle leden van het gezin. Aan de hand van die gegevens konden de comitéleden het aantal zegels berekenen waarop dat gezin recht had gedurende een maand. De winkelier ontving voldoende vellen met zegels. Ter waarde van de voorgeschreven zegels ontving de klant de kruidenierswaren. Meestal hadden de zegels betrekking op slechts 100 of 200 gram. De kruidenierster kleefde de zegels op een fiche en stempelde ze af om ze te ontwaarden. De volle fiches werden aan het comité bezorgd die voor de tegenwaarde een bon overhandigde aan de winkelier. Met die bons trokken wij naar Ronse bij de “grossist” Octaaf Deriemacker die langs de Zonnestraat woonde. Ter waarde van al die bons leverde Octaaf dan de waren. En zo  konden wij opnieuw herbeginnen.

    ’t Meel dat we kregen van “‘t commiteit “ was echt slecht. Na het bakken van het brood was enkel de korst eetbaar. Het binnenste was een echte onetelijke pap. Dat kwam doordat wij meel kregen van doorgeschoten graan. ’t Beste graan ging naar ’t Duitse leger.

    Graan, boter, vlees en meel waren zeer duur. Er werd toen dus veel “geblauwd”. En,… voor geblauwde goederen golden woekerprijzen. Hoe dat ging? De boeren waren verplicht hun melk aan de melkerij te leveren. Natuurlijk was de verleiding groot en werd er af en toe een hoeveelheid achter gehouden. Die melk werd gekarnd en de boter werd in ’t zwart verkocht. Zeg maar geblauwd. Tot uit de Borinage kwamen mensen per trein naar Nukerke om boter te kopen. Ze mochten zich zeker niet laten pakken.

    Boeren vonden toen allerlei truckjes uit om een koetje of een varkentje in ’t geheim te kweken.

    De kolen die werden verdeeld deugden ook niet. ’t Was fijn kolenstof dat we met water moesten vermengen. Ja we moesten ons met van alles een beetje verhelpen.  

    Dan maar onderduiken

    Georges en Adriën Van Maelsaeke werden gemobiliseerd in 1940. Na de capitulatie mocht Georges vlug naar huis. Zijn eenheid was niet eens bewapend. Adriën werd gevangen genomen en werd in kolom afgevoerd. Op een dag passeerde de kolom  gevangenen de Zonnestraat in Ronse. Maurice Van Wetteren die daar juist stond riep hem een huis binnen. En zo is hij niet naar Duitsland gevoerd.

    Op zekere dag kregen mijn broers Georges (22/08/1914) en Adriën (13/12/1917) in 1943 bericht om zich aan te bieden voor de keuring. Dat deden ze dus niet en doken onder. Georges zat bij nonkel Leon op Hogerlucht en Adriën zat in ten Abele. Op een dag zouden ze eindelijk nog eens thuis slapen. Die dag moeten ze zijn aangedragen want ‘s avonds omsingelde een Duitse patrouille de boerderij in Ten Abele. Ook de champetter Charles Verdonckt was er bij. Maar die was ook opgeëist. Adriën werd al vlug opgepakt. Hij dacht te vluchten door het klein raampjevan de slaapkamer van zijn zuster Rachel, maar viel in de handen van de Duitsers. Hij vluchtte nog snel binnen en kroop onder het bed. Daar werd hij opgepakt. Onmiddellijk werd hij meegenomen naar de “Kommandantur” te Oudenaarde, waar ook Richard Deruyver vast zat. De dag nadien brachten wij hem verse kleren en wat eten. Adriën werd naar Baden-Baden gevoerd om daar te werken in een fabriek was de Duitsers sproeistoffen produceerden. De broers Firmin, den oudsten,en José, den jongste moesten de Duitsers niet hebben.

    Maar Georges hebben ze niet gevonden. Die zat in het klein slaapkamertje tussen de muur en het bed waarin  Henri met opgetrokken benen en het gezicht naar de muur lag te kreunen van de pijn. Zijn familieleden vertelden de Duitsers dat hij “sehr krank” was. Zij vlug naar buiten uit schrik voor de ziekte van die oude man.

    Op een mooie dag van mei 1945 stond Adriën als een vrij man op ons erf. Hij was vertrokken zonder één frank geld op zak. Gelukkig gaf Vincent Ysebaert hem 20fr om wat eten te kopen onderweg.

    De bevrijding

    Enkele dagen vóór de komst van de Engelsen heeft de achterhoede van het Duitse leger de raketbasis op het domein Behaegel in Kwaremont in de lucht laten vliegen. In de bossen werd een basis aangelegd om raketten (waren dat vliegende bommen ?) af te vuren richting Engeland. Maar zo ver is het niet gekomen. Op het moment van de ontploffing beefde gans de streek van de Vlaamse Ardennen. Dat was een onbeschrijflijke knal. Geheel het oud kasteel lag in puin en al die mooie “boekers”(beuken)  waren aan flarden gescheurd. ’t Was ’t moment voor de mensen uit de streek om het hout te gaan rapen dat moest dienen als brandstof.

    De bevrijding van onze streek kwam inzicht (Brussel was reeds op 2 september 1944 bevrijd). Op een mooie zondag op 3 september 1944 rolden lange kolommen Engelse pantser- en wielvoertuigen over de Steenweg van Ronse naar Oudenaarde. Mensen uit Zulzeke en Etikhove kwamen samen met gans Nukerke de bevrijders verwelkomen. Aan “Den engel” stond er een massa volk. Een gelukkig volk zingend en juichend om de bevrijding. Het knarsen van de ratelende rupsen op de kasseien overstemde het gejuich. Zonder stoppen en in snelle vaart bolden ze de Steenweg naar beneden. Onze streek werd bevrijd door het” V Royal Tank Regiment, 7 th Division, 2nd Britisch Army.”

    In die dagen hielden de Duitse dekkingstroepen nog hevig weerstand aan de oevers van de Leie en de Schelde. Om hun aftocht te vertragen of te verhinderen nam een Engels artilleriebataljon stelling in het diepe dal aan de Letterstraat tot achter ’t Zonneke. Zwaar geschut nam de scheldebrug te Kerkhove onder vuur. Bij elk schot trilden de flinterdunne ruiten van de vensters. We hadden schrik dat die ruiten aan diggelen zouden vliegen. Wij, toen nog kinderen, stopten onze oren af met de handjes en keken angstig om ons heen. Tijdens de beschieting verbleven wij soms in de gewelfde kelder onder de woning van Marcel Lepez. Daar waren wij toch meer beschut tegen eventuele obussen van de Duitsers. Na enkele dagen kwam er een einde aan het schieten. De Britten braken hun bivak op en vertrokken richting Oudenaarde. Waren dit dan de laatste schermutselingen die we in Nukerke zagen?

    De bevrijding met zijn perikelen.

    Pas bevrijd van oorlogsgeweld ! Sommige burgers vonden de tijd rijp om af te rekenen met buren en kennissen.

    Oude buurtconflicten werden boven gehaald. Het was vaak voldoende een Vlaams katholiek te zijn, een dagblad te lezen, ‘t Volk van Ronse te kopen of een halve intellectueel te zijn om in de gendarmerie van Ronse aangegeven te worden op basis van collaboratie…Ik heb mensen weten oppakken door de gendarmes. Die brachten de mannen naar de kelders onder het stadhuis van Ronse. In Nukerke werden op enkele woningen (Staatsbaan, Holandstraat, Ruitegem) swastika’s aangebracht door enkele misnoegden.

    Maurice Eyckerman was tijdens den oorlog verantwoordelijk gesteld voor het bijhouden van de dierenpopulatie. Elk kalfje of biggetje dat geboren werd moest bij hem op de lijst worden geregistreerd.

    Weet je dat wij naar het gemeentehuis moesten gaan aangeven als we een biggetje hadden gekocht en bij ’t slachten moesten we weer daar heen om te verklaren 

    In de buurt van ’t Zonneke daagde een groepje geweldenaars op en lieten iets verderop in de buurt een strooien pop verbranden. Aan “Den Appel” werd de woning van Jan Vanacker (een leraar in het K.A. te Oudenaarde) geplunderd. De rest lag buiten voor het grijpen. Het gezin, dat onraad rook, was de dag voordien al door de velden gevlucht naar Oudenaarde.

    Wie tijdens de oorlog zijn verantwoordelijkheid had opgenomen werd na de oorlog soms lelijk aangepakt. Zo gaf burgemeester Richard Deschaumes tijdens W.O.-II zijn ontslag; hij wilde niet functioneren tijdens de Duitse bezetting. Hij werd vervangen door Arthur Verdonckt, een schoenmaker uit de Meersstraat, die als oorlogsburgemeester nadien een stuk van het gelag kon betalen. Ze noemden hem een “Eratz-burgemeester”.

    Dokter N. Glibert werd door de bezetter aangewezen om de keuring te doen bij de opgeëiste mannen. Velen werden goedgekeurd, anderen werden afgekeurd. Maar,... niet elke man kon worden afgekeurd, ook al probeerden sommigen de dokter om te kopen met brood, hesp of boter. De gezonde mannen werden naar Duitsland getransporteerd om daar te werken in de industrie. Ze vervingen de Duitse “Mannschaft” die aan het front streden. 

    Over het oorlogsmonument.

    Het was pastoor Dutordoir die in zijn tijd besliste om het gedenkteken van de gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog in de kerkmuur naast de ingang in te laten metselen. Ge weet het of niet, maar de pastoor was toen een beetje de baas in de gemeente. 

    Georges Van Maelsaeke

    Emile, Joseph,Georges Van Maelsaeke, maar iedereen noemde hem Georges was geboren op 21 maart 1890 als zoon van Ivo. In zijn jonge jaren deed hij gedurende 2 jaar zijn militaire dienst als gewone piot. Hij werd wel de ordonnans van de majoor. Toen de Grote Oorlog dreigde werd hij op augustus 1914 opgeroepen en gemobiliseerd bij “Les Premiers chasseurs à Pied”. Ja, ’t was toen al in ’t Frans. Georges kon wel een beetje Frans want hij is tot 15 jaar naar ’t college geweest. Bij de inval van de Duitsers was hij bij de eerste krijgsgevangenen op de citadel van Luik. Hij was van de jongste en die werden in de eerste linie opgeteld. Gedurend

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorlogsverhalen - Verzamelde opstellen

    VERZAMELDE OPSTELLEN

     

    Het oorlogsverhaal  van Adriën Van Maelzaeke

     

    Ik stel mij even voor.

     

    Soldaat milicien  van de klas 1937 gekazerneerd bij het regiment van het 4de Linie, 15 de Cie – 4de bataljon mortier 7.6

    Stamnummer: 104.86.153

    Legerdienst vervuld als soldaat van 28 mei 1937 tot 30 mei 1938

    Eerste mobilisatie in augustus 1938 voor 4 dagen

    Tweede mobilisatie in september1939

     

    Mobilisatie

     

    Ik werd binnen geroepen in Brugge en vervolgens naar Oostende gebracht. Daar hadden wij onze stelling dicht bij het Fort Napoleon. Na een drietal weken zijn wij naar Schilde getrokken waar we drie maanden een stelling bezetten aan het Albertkanaal dat deel uitmaakte van de verdediging van de stad Antwerpen.

    In de maand januari 1940 mochten we op rust aan zee in Wenduine. Voor niet lang echter want rond half januari was er weerom alerte en moesten we per trein, in goederenwagens, naar Leuven in de Ridderstraat, waar we gebleven zijn tot einde februari 1940. In begin van de maand maart vertrokken we te voet naar Diepenbeek bij Hasselt.. Daar moesten we nieuwe stellingen maken dicht bij de spoorlijn Hasselt-Luik. We zijn daar gebleven tot de 10de mei  1940 bij het uitbreken van de oorlog.

     

    ’t Is oorlog.

    In de morgen van 10 mei 1940 werden we rond 3 uur in de morgen gewekt met het bericht “’t is oorlog!”. We wilden het eerst niet te geloven tot de luitenant ons een tweede maal kwam oproepen. Als we buiten kwamen begon het reeds te klare. De lucht was grijs van het ontploffen der granaten van ons afweergeschut en wij naar onze stellingen. Daar lagen we juist inde driehoek Holland-België-Duitsland. We moesten nog dringend onze stellingen afmaken. We deden nu meer op een dag dan wat we deden op 3 maand.

    In de voormiddag zagen we reeds twee Duitse vliegtuigen neerschieten die als Belgische waren geschilderd. In de namiddag zagen we de eerste vluchtelingen op de weg komende van Genk en het Albertkanaal. Tegen de avond waren er reeds honderden voorbij getrokken, te voet soms met volgeladen kinderwagens, per fiets …

    Op 500 meter van onze stellingen stond een spoorwegkanon te schieten naar Maastricht, elke 20 minuten werd er een schot gelost. Gans de nacht door werd er  gevuurd. ’s Anderendaags, rond, 9 uur ’s morgens, verschenen negen Duitse vliegtuigen om het kanon te bombarderen. Er vielen zo’n 21 bommen, maar het kanon was reeds vroeg vertrokken, er stond enkel nog een nagemaakt kanon.

    Op 12 mei zagen we de eerste Franse verkenningswagens naar het Albertkanaal rijden. Maar… ze trokken zich snel terug en het zag er dus niet goed uit voor ons. Algauw begonnen soldaten van het 11de Linie zich terug te trekken, ze hadden reeds de vuurdoop ondergaan. Vliegtuigen mitrailleerden hun loopgrachten  en er vele veel doden en gekwetsten.

    ’s Avonds kregen we ook bevel om achteruit te trekken. Gans de nacht trokken we dwars door de bossen om zo beschut te zijn  voor het zicht van de vliegers. Enkele mannen moesten met paard en kar ons materiaal vervoeren over de grote weg en die werden al de 2de dag overvallen door een Duitse patrouille. Zo hebben we onze blauwe zakken en ander materiaal nooit meer terug gezien.

    En zo trokken wij dag en nacht achteruit met af en toe een korte rustpauze. Onze aftocht ging langs Leuven  waar de Engelsen hun stellingen hadden. Vandaar gingen wij naar Puurs tot wij in Bornem belandden. Onderweg hebben we nu en dan een luchtgevecht  tussen Engelse en Duitse vliegtuigen meegemaakt  Af en toe kwam er ook een Frans vliegtuig tussen .In Bornem had onze compagnie de achterwacht; we moesten de aftocht dekken van de manschappen die over de scheldebrug trokken in Temse. Daar waren de laag gelegen gronden reeds onder water gezet. Ik zat als waarnemer met een T.G. en nog een makker op de toren van het paterskloosters. Om 6 uur ’s avonds mochten wij onze post verlaten en ook de brug overtrekken.. Nog geen 5 minuten nadat de laatste soldaat was vertrokken vloog de brug in de lucht en volgde er een felle brand. Die nacht brachten wij de nacht door in een school en ’s anderendaags ’s morgens zijn we met goederenwagens naar Drongen (Don Bosco) bij Gent gebracht. Daar vernamen wij dat kort na ons vertrek uit Temse de statie (station) daar gebombardeerd werd.

    Van Don Bosco werden wij met autobussen naar Wevelgem vervoerd. We moesten daar de stellingen van de Engelsen overnemen want zij trokken zich terug om in te schepen naar Engeland. De Engelsen hadden de Duitsers die voormiddag nog erg gebombardeerd;  in de namiddag, na de inname van onze nieuwe stelling, kregen wij een echt trommelvuur over ons van de Duitsers.. Na twee dagen moesten wij ons terugtrekken langs Menen en Geluwe. In de kom van de gemeente ontploften opnieuw scharpells (granaten)  boven onze hoofden . ’s Avonds mochten wij ergens in een schuur overnachten, maar van slapen was er geen sprake meer. Opnieuw werden we beschoten en de volgende morgen zagen we rond de hoeve kraters van obussen, zo groot dat je er eens huis kon in zetten.

    Op den duur begon de toestand er voor ons benauwd uit te zien.. Er was bijna geen bevoorrading meer en onze keukens waren reeds lang van bij ons weg.. Dus aten wij af en toe een stuk brood.

    Ondertussen hadden we reeds enkele slapeloze nachten doorgebracht. Op een avond hielden we halt, naast ons schoten ze met de artillerie. Wij nestelden ons in een gracht. Daar zijn wij nadien in slaap gevallen ondanks het lawaai dat het geschut maakte. ’s Anderendaags trokken we langs Zonnebeke naar Ieper langs de berg van Mesen waar we fel werden gehinderd door een stroom vluchtelingen. Zo moesten wij eens met onze mortieren een hoeve beschieten waar Duitsers achter zaten., maar … die hoeven zaten overal vol met Belgische vluchtelingen. Waar wij zaten als waarnemer was er een obus gevallen en gelukkig niet ontploft. De obus was op een huifkar gevallen en was zo een tiental centimeter van een muur plat gevallen.

    Daarna moesten wij onze mortieren terug gaan halen en zelf voorttrekken terwijl de kogels rond de oren floten. Vele compagnieën waren gans uiteen geslagen; van een regiment kon men nog hooguit enkel een bataljon vormen.

    We zaten goed in de frontlijn. Overal lagen dode paarden en stonden er vele kruisjes met een helm erop. Zo belandden wij in Staden . Daar sliepen wij in een grote schuur..  Vroeg in de morgen van 28 mei kwam er bericht dat het Belgisch leger  zich had over gegeven. Eerst konden wij het niet geloven. De soldaten waren blij dat het gedaan was, maar de officieren liepen met het hoofd in de grond. Die voormiddag trokken wij naar Klerken, naar een school waar we onze wapens moesten afgeven. We werden krijgsgevangenen en moesten op weg. De dagmarsen begonnen, dus te voet naar Deerlijk. Vele van onze West-Vlaamse makkers waren reeds naar huis getrokken, maar zij moesten hun stempel gaan haleb in Brussel. Maar… in plaats van hun stempel te krijgen zijn zij naar Duitsland getransporteerd. Wij echter trokken te voet verder van Deerlijk naar Anzegem, Kerkhove, Berchem en vandaar naar Ronse. Eerst moesten wij  verzamelen in de fabriek Delacroix, maar daar was geen plaats meer voor ons. Dan maar naar de fabriek van Lagache in de smalle Spinstersstraat . Daar was een vrouwtje het voetpad aan het schuren. De voordeur stond wijd open. Dus ik naar binnen en de deur dicht. Nadien kreeg ik van dat vrouwtje oude kleren van haar man en zo kon ik nadien in burgerkleren naar huis.


    Adriën Van Maelzaeke mei 1986

     




    Oorlogsherinnering van Michel De Venter

     

    Het is ongeveer 45 jaar geleden dat Duitsland brutaal België is binnen gevallen. Daarom nodigden wij een oud-strijder uit naar de klas. Het was Michel Deventer, reeds enkele jaren gepensioneerd landbouwer in de Hoevestraat te Nukerke.

    Hoe het allemaal begon?

    “Toen onze landbestuurders zagen dat Duitsland oorlog stookte met Polen, Frankrijk en Nederland, dacht de Belgische overheid wel dat ons land aan de beurt zou komen. Daarom maakte België zich klaar. Vele Belgische jonge mannen werden reeds in september 1939 gemobiliseerd. Eén van hen was de 26-jarige landbouwer Michel. De eerste jaren van mijn lange mobilisatie was ik gekazerneerd te Bachte-Maria-Leerne. Daar kregen wij een versnelde opleiding. We groeven  loopgrachten, trokken de wacht op en leerden met wapens omgaan. Alle soldaten overnachtten in de schuren van het kasteel van Ooidonk.

    In oktober 1939 vertrok het 22ste Linieregiment, waartoe ik behoorde, naar Broechem aan het Albertkanaal. Daar namen wij de stellingen over van de vermoeide kameraden. Op 11 november 1939 moest ik in een bunker de wacht optrekken. Die dag herinner ik mij nog levendig. De dag waarop men een oproep naar vrede de wereld instuurde bereidden de landen zich voor op een nieuwe verschrikkelijke oorlog.

    Op 1 december om 9 uur ’s morgens vertrok ons regiment naar Casteau.  Dagen aan een stuk regende het pijpenstelen. Het was een ellendige voettocht. Na enkel weken welverdiende rust vertrok gans ons regiment met de trein naar ‘s Gravenwezel. Wat was die Kempen toch wondermooi, spijtig konden wij er niet ten volle van genieten. Er dreigde immers oorlog!  En… oorlog brengt dood en vernietiging.

    Toen… ,op de mooie lentemorgen van 10 mei 1940, brak de oorlog uit. In de vroege morgen om 4 uur viel de Duitse agressor België binnen. Onze sergeant riep:”Alarm! Geen oefenalarm! ’t Is oorlog! Iedereen op zij post.” De lucht wasvol van motorgebrom. Die morgen werd Antwerpen reeds gebombardeerd. Belgische forten werden koelbloedig ingenomen. Het Belgisch leger was werkelijk verrast. Maar wij zouden niet terugdeinzen maar standhouden! Zo luidde het bevel. Maar een grote gemotoriseerde troepenmacht naderde het Albertkanaal. De aanvaller voerde een omsingeling uit. In het begin hield de Belgische vuurlijn stevig stand maar de Duitse overmacht was  zó groot dat wij dreigden  onder de voet te worden gelopen. Dan maar liever terugtrekken dan nu al in Duitse handen te vallen. Achter gelaten bruggen werden vernield want de aanvaller naderde snel. Wij trokken terug langs Temse en Lokeren. Ondertussen gingen de luchtaanvallen verder. Eindelijk moesten wij onze nieuwe stellingen aan de Schipdonkse vaart bezetten. En kijk, enkele dagen later reeds stonden wij oog in oog met de vijand. Het eerst Duitse offensief werd op 26 mei ’40 door het Belgische leger afgeslagen.  Maar de Duitsers hielden aan en zette op 27 mei een bloedige aanval in. Toen vielen er honderden doden en zeer veel gekwetsten. Dank zij een hevig verzet kon een grote troepenmacht van de geallieerden naar Engeland ontkomen. Neen, niet enkel uit vrees want… eens zouden ze versterkt terug komen.

    Op 28 mei ’40 , rond 2 uurt,vernamen we dat onze koning Leopold III had gecapituleerd. Ons leger was tijdelijk uitgeschakeld.

    Duizenden lotgenoten  werden krijgsgevangen genomen. Via Lokeren en Gent werden ze op transport gezet naar Walsoorden in Nederland. Daar werden wij in rijnaken opgesloten. Op iedere boot zat er ongeveer 2000man. Deze boten werden door een sleepboot getrokken. Wij kenden gedurende drie dagen veel ontbering. Eindelijk konden wij voet aan wal zetten. Wij kwamen in Immerich aan. Vandaar vertrokken wij met de trein naar Oostenrijk. Die reis duurde zo maar eventjes 8 ellendige dagen.  In die concentrtatiekampen verbleven  duizenden gevangenen. Ikzelf verbleef in kamp Stalag  17b. Na maanden van hongerlijden mocht ik bij een wijnboer gaan werken. Ik verdiende een  weinig geld waarmee ik dan kleren kocht voor de komende winter.

    15 december ’40 naderde. Het werd een heuglijke dag want we mochten naar huis! Na een lange rit die 6 dagen duurde kwamen we in het Antwerpse station aan met een bomvolle trein. Met een vrachtwagen werd ik naar huis gebracht.

    Besluit: België hield 18 dagen stand terwijl Nederland het maar 10 dagen heeft uitgehouden. Nooit meer oorlog, liever vrede. Wie de oorlog niet heeft meegemaakt weet niet wat dat is. Als er nu nog een oorlog komt dan ligt gans de wereld plat.

    Twee jonge Nukerkenaren sneuvelden , er was één politieke gevangene en 3 burgerlijke slachtoffers.


    Michel De Venter mei 1984



    Oud-strijder  Raphaël Schoorens en zijn oorlogsverhaal

     

    Raphaël werd geboren op 12 april 1912 en was gedurende zijn leven landbouwer op zijn bedrijf in het Zeitje te Nukerke.

     

    "Het is nu bijna 46 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak."
    Voor een jeugdig publiek vertelde hij zijn verhaal.

    Raphaël was pas getrouwd op 28 juni 1939.

    ”Nooit zal ik die dag vergeten toen ik op 1 september 1939 om 4 uur in de morgen door Richard Deschaumes, de toenmalige burgemeester van Nukerke, uit men bed werd getrommeld. Deze bracht een briefje waarop stond dat ik gemobiliseerd werd. Voor mij begon de fase B. Ik was een jonge landbouwer en die boodschap kwam mij zeer ongelegen want de volle schuur wachtte op de dorsmachine.

    Ik werd gekazerneerd in Massenhoven achter het Albertkanaal tot november 1939. Daar werd ik ingelijfd in de 10de compagnie van het 3de bataljon van het 2de Linieregiment. Overdag moesten wij een stelsel van loopgraven uitgraven om zo een verdedigingslijn uit te uitbouwen.

    Na enkele weken trokken wij te voet langs Rumst en Zemst  over Zinnik naar een kamp in Casteau bij Bergen. Daar bleven wij tot de 10de januari 1940. Ondertussen is mij moeder gestorven.

    België was ongevraagd bij de oorlog betrokken., wij zouden immers neutraal blijven. Hét grote gevaar kwam uit het oosten. In 1934 was daar Adolf Hitler aan de macht gekomen. Volgens Raphaël klonk toen de Duitse leuze “Liever kanonnen dan boter !”.

    In de nacht van 9 op 10 mei viel het Duitse leger brutaal ons land binnen. De vliegvelden werden vooraf aangevallen om alle Belgische vliegtuigen te vernietigen. De Belgische forten, o.a. dat van Eben-Emael; kwamen op een soms listige wijze in Duitse handen. Moeilijk was het niet want Duitse spionnen hadden zich onder onze bevolking gemengd.

    Op 10 mei 1940 zag de lucht zwart van de vliegtuigen. Duitse parachutisten werden vóór en achter onze linies gedropt. Zij moesten de bruggen proberen in handen te krijgen om ze dan eventueel op te blazen of om ze in handen te krijgen zodat wij ze niet konden vernietigen..

    Ondertussen was ik bij de bevoorrading in de vuurlijn bij ’s Gravenwezel. Daar ook was de Duitse overmacht zó groot dat de Belgische regimenten verplicht werden zich achteruit te trekken. Tijdens onze aftocht zagen wij ook Franse soldaten die zich moesten terugtrekken na de capitulatie van Nederland op 15 mei. Dat liet bij ons een ontmoedigende indruk na. Wij trokken dan ook terug via Hemiksem over een noodbrug over de Schelde. Vandaar gingen wij naar Sint-Niklaas en Lokeren en Zomergem. Onderweg daar naar  toe werden wij gehinderd door de duizenden vluchtelingen die soms de weg versperden van de Belgische militaire kolommes. Ze waren op weg met paard en kar, met de fiets of met een volgeladen kruiwagen. Af en toe ontstond er paniek als de vluchtelingenstroom werd beschoten door Duitse vliegtuigen. Daarbij vielen soms veel slachtoffers. Die nacht sliepen wij in een school maar vroeg in de nacht vertrokken wij te voet door een bosrijk gebied. Daar bleven wij dan 2 dagen. In die omgeving bezetten wij onze nieuwe stelling aan de Schipdonkse vaart

    Op zondag 26 maart werd door het Belgisch leger een tegenoffensief ingezet. Bij die zware aanval verloor het 1ste bataljon bijna al zijn officieren. Ja die werden natuurlijk altijd de eerste geviseerd. Ook mij eigen commandant Verbiest sneuvelde tijdens een bombardement. Maandagmorgen sloten wij dan aan bij de 6de compagnie. We trokken door roggevelden en hier en daar deden zich schermutselingen voor met groepjes Duitsers. Daarbij kwam nog dat we onder vuur kwamen te liggen van onze eigen artillerie. Achteraf vernamen wij dat ze dat deden om onze aftocht te dekken. Maar wat een massacre (slachting).  Een regen van granaten viel uit de lucht. De “scharpenels” veroorzaakten zware verwondingen. Alles werd vernield en er vielen veel doden. Op de weiden lagen dode koeien. Nadien werden we onder vuur genomen door Duitse mitrailleurs. Maar we trokken verder samen met groepen vluchtelingen langs Knesselare en Ruddervoorde.

    Toen was het 28 mei en daar vernamen we rond 10 uur in de voormiddag dat Koning Leopold-III akkoord  ging met een capitulatie. Tegen den avond waren wij opgepakt door de Duitsers en werden wij als krijgsgevangenen behandeld. In kolommen stapten wij naar Kortrijk, waar we de Leie overstaken via de half ingestorte brug. Van Izegem stapten wij naar Oudenaarde. Maar op een bepaalde plaats was de Oudenaardse Steenweg afgesloten en werden wij noodgedwongen op een voetbalveld opgesloten. Pas in de namiddag trokken wij verder richting Oudenaarde. Gelukkig was de Scheldebrug in Kerkhove nog niet gedynamiteerd. en kwamen wij zo sneller dichter bij huis.

    Op 31 mei ontsnapte ik in het halfduister uit de kolom. Ik was even uit het zicht van mijn Duitse bewakers en kon mij verschuilen.  Nadien vluchtte ik naar mijn boerderij in Nukerke. Heel veilig bleek ik daar ook niet te zijn want de burgemeester, Richard Deschaumes, raadde mij toen aan toch maar voorzichtig te zijn want er waren de laatste tijd in het dorp veel “Feldgendarmen” gezien.

    Vele van mijn kameraden zijn met beestenwagens naar Oostenrijk vervoerd en in een of ander concentratiekamp terecht gekomen. Vele leden daar dikwijls honger en werden ziek. Gelukkig ben ik daar allemaal aan ontsnapt.”

     

    Raphaël Schoorens   Nukerke april 1985




    Mijn herinneringen aan de oorlog 40-45

     

     

    “Ik ben nu al enkele jaren grootmoeder maar ik herinner mij toch nog enkele bijzondere momenten die toch je leven lang bijblijven ook al was ik maar 5 jaar als de oorlog uitbrak.

    Ik zag bijvoorbeeld op een avond mijn vader met enkele buren op ons kamer komen. Zij gingen aan het venster staan kijken naar de daken van de fabriek. Want van door ons venster kon je op de daken kruipen. (Wij woonden toen nog in Ronse). En ik, ik hield mij slapend, maar ik hoorde dat zij van plan waren langs de daken te ontvluchten voor de Duitsers. En de avond nadien zijn ze dan gevlucht naar Frankrijk om daar te gaan werken. Maar ze moesten verraden geweest zijn , want kort nadien zijn de Duitsers ons huis binnengestormd en overal gezocht , tot op de daken van de fabriek. Gelukkig hebben ze hen niet meer ingehaald. Dan heb ik aan mijn mama gezegd wat ik die avond daarvoor gehoord had. En mijn mama heeft mij dan al wenend geprezen omdat ik daar toch niets van gezegd had. Goed dat zij het niet wist als die soldaten daar waren. We zagen onze papa niet veel. En als hij al eens naar huis kwam met wat eten en een beetje geld, was dat nog in het grootste geheim. Maar toen begrepen wij nog niet welke grote gevaren hij liep om eens bij zijn gezin te zijn. Mama was dus alleen met 5 kinderen, waarvan 2 ouder waren dan ik en ook 2 jonger.

    Hetgeen ik mij ook goed herinner was op een middag dat mama bezig was met vlees te braden toen al meteens de sirene ging en dan moest iedereen naar de schuilkelder van de fabriek. Zij had toen reeds mijn zuster en 2 broers voorop doen lopen maar ik wilde bij mama en broertje blijven. Daarna zijn we dan ook met z’n drieën gegaan; ik voorop en mama volgde met broertje op haar arm en in haar ander hand de pan met vlees. Ja, het was een droeve tijd. In ons huis mochten wij niet boven slapen omdat het te veel tijd kostte als er een bomalarm was. Gans de gebuurte sliep in de schuilkelder. Elk had een matras en dekens en eten mee. Vele nachten hebben wij daar doorgebracht.

    Op een grote weide recht over ons huis hadden de Duitse soldaten tenten opgeslagen. Daar deden ze oefeningen. Er waren daar ook brave mensen bij.die thuis ook kinderen hadden. Last hebben de mensen van hen niet ondervonden en als ze eten over hadden verdeelden ze het onder de buren. Dan hebben we nog meegemaakt als ze zelf moesten vluchten voor de oprukkende Engelsen in 1944. Er is dan nog gevochten geweest. En in de grote weide waren er ‘s anderendaags reeds andere tenten met Engelsen. We waren natuurlijk blij dat het vrede was maar met die Engelsen was het voor ons zo goed niet. Ze hadden grote ketels waar ze hun eten in kookten en als er over was deden ze dat in een grote ketel, soms 2. Dan groeven ze een grote put en daarin deden zij al dat eten in plaats van dat aan de mens uit te delen. Natuurlijk waren ze niet allemaal zo. Er waren er ook goede en vriendelijke mensen bij. Tot in de scholen waren er soldaten. En dan beetje bij beetje zijn ze vertrokken.

    Zo dat was dan mijn verhaal van de oorlog. Het is te hopen dat onze kinderen en kleinkinderen dit nooit moeten meemaken.” Mevrouw Nicaise

     

    De eerste Duitsers te Nukerke

     

     

    “Toen de Duitsers in Nukerke aankwamen was ik niet thuis. Ik was bloem gaan halen naar de molen te Etikhove, voor mijn tante. Daar hoorde ik vertellen dat er Duitsers op den Bossenaar waren opgemerkt. Ik ben vlug naar huis gereden met mijn fiets. Toen ik thuis aankwam waren de eerste Duitsers er al.  Eerst waren er twee met een motorfietss en dan kwam er een hele reeks met de fiets. Nadien arriveerden de paarden met karren, de lichte kanonnen en de tanks. Deze Duitse eenheid maakte deel uit van een frontlijn tot aan de Schelde. De generale staf was gelegerd in de boerderij van René Devenijns, de boerderij recht tegenover de onze. De soldaten sliepen in onze woonkamers en wij met de ganse familie moesten in de kelder slapen. De veldkeuken stond opgesteld in onze boomgaard. Ik heb nog moeten helpen loopgrachten graven voor de Duitsers. Men vertelde dat de trein van Hitler in de tunnel van Louise-Marie heeft gestaan maar later vernamen wij dat het de trein van Goering was. Twee keer zijn mijn vader en ik met onze paarden naar het dorp moeten rijden. De paarden die de Duitsers goed vonden eisten ze dadelijk op. Opdat ze onze paarden niet zouden opeisen trokken we, vooraleer naar het dorp te gaan, eerst naar de hoefsmid. Daar lieten wij een steentje plaatsen tussen het hoefijzer en de hoef zodat het paard bij het lopen hinkte. Bij de terugkeer van het dorp gingen wij weer naar de hoefsmid om het steentje te laten verwijderen. Op het dorp hadden de Duitsers kratten gezet waarin krijgsgevangenen  zaten.

    Aan het einde van de oorlog, toen de Duitsers moesten vluchten, lieten ze veel fietsen achter. Af en toe trokken mijn broers en ik naar de Koppenberg en zochten ons een fiets uit om mee naar school te rijden”.(L. Willems)

     

     

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorlogsverhalen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dit is een schets van het monument der gesneuvelden dat staat op het dorpsplein van Nukerke. Het werd er in opdracht van de N.S.B opgericht in 1947. Oorpronkelijk stond het in het midden van het plein maar bij de herinrichting ervan in de jaren 90 werd de gedenksteen verplaatst naar de oostkant van het plein.

    In deze rubriek verschijnt een reeks korte levensverhalen van Nukerkse oud-strijders uit WO-II.

    We beginnen de reeks met  de aantekeningen uit het dagboek van Roger Vandendaele.


    Uit het dagboek van  Roger Vandendaele

     

    Voorwoord

     

    Aan de Gemeentelijke Basisschool Holandstraat 22,  9681 Nukerke-Maarkedal

     

    Beste Heer Vandenabeele

     

    Met zeer groot genoegen heb ik Uw vriendelijk schrijven van de Gemeenteschool van Nukerke ontvangen, met al die lieve handtekeningen van jongens- en meisjesstudenten, die na Uw initiatief, Heer leraar, dankbaar hebben gebruik gemaakt om van mijn gegevens uit mijn oorlogs- en krijgsgevangendagen er een echt boeiend opstel met neer te pennen.

    Het doet goed als Nukerkenaar, dat ons jeugdig volkje , dit Vaderlandse gebeuren gedachtig moge zijn en blijven. Waarlijk het gaf mij een druppel goed bloed ten beste!

    Zeer gevoelig en met oprechte dank en groeten

    Roger Vandendaele,   8400 Oostende

     

    Zoals ik U op 11 november 1987 beloofd heb wil ik  mijn woord houden en U vertellen over mijn belevenissen vóór en tijdens de oorlogsgebeurtenissen 1940/1945 en over mijn krijgsgevangenschap in Stalag IA  Oost-Pruisen.

     

    Verhaal

     

    Ik ondergetekende Roger Vandendaele (broer van Gilbert Vandendaele, hoofdgriffier op rust en wonende te Edelare (Oudenaarde) ben geboren te Nukerke op 28 mei 1914 in “Den Engel” Staatsbaan 42, die nu niet meer bestaat maar onteigend is.

    Ik liep school bij de zusters in de  Dorpsschool te Nukerke tot  aan mijn plechtige communie. Nadien gingen wij met de fiets naar het St-Antoniuscollege te Ronse samen met Albert T’Sjoen, Georges de Jaegher, Tuur De Weer, De Keyser enz. Ik deed daar mijn plechtige communie. Ik was de 1ste in Nederlands en Jacques Ponnette was de 1ste in Frans en catechismus. Ook mijn broer ging daar naar school. Ik deed mijn middelbare studies en bleef dan thuis bij mijn ouders. Ik leerde ook de stiel en volgde de snijschool in Brussel.. Ik volgde nadien ook een leercontract in Ronse.

    Mijn militaire dienst vervulde .ik als soldaat in 1935 in de 3de Linie 10 te Gent in de Sint-Pieterskazerne.

    Het was bij ons thuis café én kleermakerij en tevens lokaal van de schuttersmaatschappij St-Sebastian. Schieten en voetbal dat was onze hobby. Ik was dus een echte Nukerkenaar.

    Na al die goede jaren brak de mobilisatie van ’39 uit en werd ik gemobiliseerd rond Gent, ’t is te zeggen in Zwijnaarde en Wondelgem. Na een tijd mochten we terug naar huis terug wegens het verdrag van Chamberlain en een tijd nadien was er terug mobilisatie.

    Men vertrok met ons van links naar rechts in ’t land, naar Oostende en  naar Berchem bij Antwerpen. Wij hebben ook met onze compagnie de Engelse vliegers, die voor den oorlog waren neergekomen in ’t fort van Borsbeek bij Antwerpen en daar waren geïnterneerd, bewaakt onder het bevel van majoor De Wilde, oud-burgemeester van Leupegem. Dan werden wij verplaatst naar Nijlen, Grobbendonk aan het Albertkanaal en van daar naar Bergen om dan terug te komen naar het Albertkanaal in Schilde-Wijnegem.

    Daar lagen wij op 10 mei waar er om 3 uur ’s morgens alerte was omdat onze stellingen overvlogen werden door Duitse vliegers.

    Zaterdag 11 mei en zondag 12 mei waren er vliegers. Was me dat een schieten. Wij zagen toen de eerste valschermspringers.

    Op maandag 13 mei trok het Franse leger naar het fort van Turnhout over het Albertkanaal…..en dan kwamen deze Fransen terug na enkele uren

    Op dinsdag  14 mei zagen wij Duitse spionnen die gekleed waren als geestelijke, zoals nonnen en priesters.

    Woensdag 15 mei waren er overal bombardementen in ‘t land. ‘ En wij ons maar ingraven in de bossen aan het Albertkanaal. En maar vluchtelingen van Turnhout die richting .Schilde en Wijnegem trokken. Ons leger begon dan aan de terugtocht. Ondertussen bleven de Duitse vliegers maar komen. Wij hadden veel  vrees.! Hoe zou jezelf zijn!

    Op vrijdag 17 mei om 6 uur ’s namiddags vertrokken wij uit Schilde naar Wijnegem en Hemiksem waar wij overnachtten tot vroeg in de morgen .Dan vervolgden wij de aftocht.  Ondertussen dekten wij de 12de Divisie tot wij de eerste Duitse motorrijders zagen aan de over zijde van de Schelde. Wij trokken over Steendorp richting Lokeren waar wij terug hebben overnacht in een zijgebouw van een huis . Zeveneken, waar onze keukentrein stond werd gebombardeerd. Wij eisten paarden op bij de boeren en dan vertrokken wij naar Gent over Ledeberg, waar ik binnenwipte bij tante Marie Vandendaele, zuster van pa. Daar heb ik wat gegeten. “Kijk daar rijdt een piot te paard.” ’t Was ik. Ik vertrok met onze compagnie naar Zomergem. Daar sprak een generaal ons toe: ”Gedenk de mannen van 14-18 !”; Wij verspreidden ons in de velden rond de Schipdonkse vaart. (Kanaal van Schipdonk)

    Dan werd het 19 mei…20mei.. 21 mei.  Wij moesten opschuiven richting Ronsele, ons ingraven en de stellingen betrekken achter de Schipdonkse vaart, die na het kanaal van Terneuzen de 1ste frontlijn werd. Wie ik toen op bezoek kreeg per fiets was mijn broer Gilbert, Marcel D’Hondt en anderen uit Nukerke. Ik zei hen: “Wees maar niet te stout zo in volle gevechtszone !”. Zij trokken dan verder op. Wij verbleven in een kleine hoeve in Oostwinkel-Ronsele. De P.C. van onze commandant  lag niet ver van ’t kanaal. Onze verkenners waren over een klein pontonbrugje  over het water gegaan. De bruggen over het kanaal werden opgeblazen, terwijl Duitse krijgsgevangenen naar achter werden gebracht. Ondertussen klonk daar een oorverdovend geluid  van mitrailleurvuur en van granaten en obussen die ontploften. Vliegers doken over ons en mitrailleerden onze stelling.

    Het werd 24 mei 1940.  Wij moesten tot aan de vaart optrekken met al wat we bezaten. Ik had een mitraillette  met veel laders. Onze commandant en de luitenant  van het 1ste peloton gaven het bevel .Er werd stevig over en weer geschoten. Ook onze artillerie schoot boven ons hoofd. Rechts van ons lag het  22de Linie aan de Steenweg van Waarschoot. Opeens werden wij omsingeld. Wij schoten ondertussen in de  richting van de vaart en het bruggetje en op de roeibootjes waarmee de Duitsers overkwamen. Opeens stonden wij oog in oog met de degenen die ons zouden gevangen nemen . Oef !

    De mouwen opgesloofd, de granaten in de hand en de mitraillette op ons gericht. Onze commandant en de luitenant waren de eerste gesnapt en wij, met een tiental, moesten de wapens weggooien, zo werd ons gezegd want wij waren ook   bij de lurven gevat. Ik had gans mijn lader verschoten, 32 ballen, en verdook de andere nog volle laders terwijl ik nog kon. Vliegensvlug verstopte ik ze in de grond…. Zonder helm en met de handen in de lucht moesten wij over dat noodbruggetje dat met lijken, van de onze en ook van Duitsers, was bedekt. Wij dus over ’t water met ons groepje denkende dat het voor ons gedaan was . Maar het fluiten van de kogels en het rammelen van de wapens rondom ons verdoofden onze oren. En dan in de verte die doffe slagen van de artillerie. Op alle gezichten vrees …! ’t Was een hel. Wij kropen door een gracht en kwamen aan een haagkant. We kropen uit de gracht  om de weg over te steken. Maar ’t was weer “halt!” Een Duitse mitrailleurnest beschoot die haag en dan riepen ze :”Löss !Löss! Schnell !”  “Waffen weg ! Hände hoch !. Maar wij waren reeds ontwapend. En zo geraakten wij onder bewaking  achteruit naar Oostwinkel, Ronsele en Lembeke tot aan de kerk van Waarschot, waar we werden opgesloten en waar we de nacht doorbrachten onder het vuur van ons eigen artilleriegeschut. De ruiten van de glasramen sneuvelden onder het gedreun en de glasscheven rinkelden. Wij hielden ons bij elkaar tegen de kerkmuur.

    25 mei ’40. Vandaar gingen wij in een reeds grotere groep gevangenen naar een school in Lembeek en nadien naar de kerk van Wachtebeke.

    26 mei: Daar hebben we gerust om nadien terug te voet naar een fabriek in Moerbeke-Waas te trekken.

    Op 27 mei trokken wij terug verder naar een fabriek in Lokeren waar ik Maria Claus zag, de vrouw van de brouwer uit Lokeren, die mij kende. Ik gaf haar een briefje en vroeg haar het bij mij thuis te willen bezorgen. Zij was immers van Berchem (bij Oudenaarde)( bij haar oom) zij was de zuster van advocaat Claus uit Ronse. Zij bezorgde ons ondergoed en eten en kleren in een pak “want “ zei ze, “ik zal u die brengen , men weet nooit!”. Ze moest die niet brengen want Duitse camions kwamen ons opladen om verder te rijden om ons “Entlassungschein” te gaan halen, zo zeiden de Duitsers. Ondertussen was Marietje met  het pakje aangekomen. Ze wierp het nog mij toe toen wij op de open camion zaten. Jammerlijk vloog het er neven en wij maar rijden…tot aan de Normaalschool van Sint-Niklaas in de Kasteelstraat waar ik Emiel Dekeyser  zag , een Nukerkenaar. Wij tweeën zwoeren samen te blijven. Zo deden wij dit met nog andere kennissen uit de streek, zoals Georges Vandenabeele, Michel Kestelijn (in Nukerke gekend als pijpke omdat hij pijp rookte), Valère Van Coppenolle enz…

    28 mei 1940

    Wij vernamen dat onze koning Leopold-III gecapituleerd had. Vanaf nu waren wij dus zeker dat we met ons beloofde “entlassungschein bei die Mutter gehen”. Maar …helaas ze voerden ons weg. We reden over de brug van Hemiksem, over de Schelde. Plots bleef de ganse colonne voertuigen  staan op de geniebrug … om de stevigheid ervan te testen. Nadien schokten we verder naar Brasschaat (Polygoon). Daar waren we al met honderden, zeg maar met duizenden gevangen soldaten, allen krijgsgevangenen. Rond 4 uur ‘s namiddags ging de tocht te voet verder richting Kalmthout en van daar per spoor in beestenwagens naar Duitsland over Holland. langs Breda, Tilburg, Rozendaal, Mauheim, Essen en Dortmund. Ondertussen hadden we er 17 uren trein opzitten.

    29 mei.

    De beestenwagens stonden nog klaar. “Einsteigen !” De volgepropte sliert beestenwagens zette zich in gang en knarste over  de sporen. We waren nogmaals op weg. Waarheen ?. “Ik las de namen van de stations die wij voorbij reden. Door de ijzeren raampjes , met ijzeren baren afgesloten, zagen wij het landschap voorbijglijden.

     

    Zaterdag 30 mei

    Om 11 uur stopte de trein in Dortmund. “Aussteigen! Schnell!”. We werden samengebracht in het sportpaleis.

     

    Vrijdag 31 mei

    We sliepen onder tentzeilen niet ver van het Dortmundse Sportpaleis.. Alles wat maar enige waarde had moesten we afgeven ook mijn porteplume werd mij afgenomen. Verder moest ik het dan stellen met een potloodje om mijn notaboekje(agenda) bij te houden, want ik noteerde alle namen van stations die wij in het Duitse Rijk voorbij reden . In elk station stond op grote spandoeken geschreven “Wir capitulieren nicht!” In de straten van Dortmund werden wij vanaf de bovenverdiepingen bekogeld met allerlei huisgerief. De Engelse krijgsgevangenen trokken de spits. Fair play was hun leuze. Ze schuifelden en floten uit volle borst. Dat stond de Duitse bevolking helemaal niet aan, daarom hun woede om zelfs met stoelen naar ons te werpen. In ’t sportpaleis werden wij ingedeeld in de 6de Cie. Die namiddag komen nog veel Belgische krijgsgevangenen aan. Die nacht hebben wij goed geslapen want wij waren echt moe.

    Zaterdag 1 juni.

    De gehele dag bleven wij in de omgeving van het sportpaleis.

     

    Zondag 2 juni

    Om 5 uur stonden wij op. Eerst gingen wij naar het sportpaleis en vandaar naar het station. Om 5u30 terug de beestenwagens op en weg waren we. Ziehier de reisweg. We  reden langs Soest, Brenninghaven , Lippstadt, Gescke, Paderboven Neuenbeken, Homburg , Susen, Altenbeken(tunnel)Ringelheim, Serlsgitter, Bielde, Burgdorf, Hedeper, Mattiezehl, Jersheim, Sollingen, Schöningen, Dölhpe, Eilsleben, Dreileben, Welder, Niederdodeleben, Magdeburg, (hier was een stop), Biederitz, Bergzow, Parchem, Brandenburg, Werder, Wildpark, Potsdam, Charlotteburg, Babelsberg, Nikolassee(Berlin). Grünerwald, Halensee, Smargendorf, Wilmersdorf, Insbrückerplata, Papestruze, Tempelhof  (vliegplein Berlin), Braunaustrasz, Osthreuz, Lichtenberg, Friedsichsfelde, Biesdorf, Karelsdorf, Malsdorf, Hoppengarten, Neuerhagen, Friedersdorf, Strausberg, Herrensee, Rehfelde, Damsdorf, Trebnitz, Gusow, Werbig, Gelzow, Goegast, Hustrin, Neustadt, . Wehebben gans de nacht gereden in die beestenwagens,tot na 9uur. Dan volgen Liesan, Simonsdorf, Werder, Marienburg, Elbing, Bramsberg, Ludwichshort, Robbelbude, (Köningsberg Bonhart), Köningsberg (wij zijn in Oost-Pruisen), Weckbold (stop), …Tarrau, Schrombeknet, Knautern, Stablack.

     

    Dinsdag 4 juni

    Na een treinreis van 51 uren kwamen we eindelijk rond 7 uur ‘s avonds aan in Stablack. Daar werden we ondergebracht in een tentenkamp Stalag 1A (Kriegsgefangenenlager).

    5 juni

    Ik heb goed geslapen, ook al was het op de grond. Die dag hebben ze ons de pokken gezet en kregen we pikuren.(inspuitingen) . Gisteren zag ik Jules Teirlinck, Georges Vandenabeele en Laurant Deweer.(bakker te Nukerke)., alle drie uit Nukerke. Ach, wat doet het deugd ons eigen mensen  te zien.

    6 juni

    Terug in de tent geslapen. We werden in de rij gezet voor een doktersonderzoek. Er werden ook vingerafdrukken genomen en we moesten ons huisadres opgeven. Van de Duitsers kregen wij dan ons stamnummer. Mijn stamnummer is N 6660BStalag IA.

    ’s Namiddags werd ons haar afgeknipt en werden we onder een stortbad gezet. Dan was er verzameling geblazen en werd er een groepsfoto genomen.

    7 juni

    Ik werd in de tent van de 30ste Cie ingedeeld. Die nacht heb ik weer goed geslapen, op de grond, ook al zijn de nachten hier zeer koud. Overdag is het stikheet. Vandaag hebben wij een soort “kloterkaas”(platte kaas) gegeten.

    8 juni

    Het was een koude nacht maar een warme dag. Vandaag aten we saucissen met een stukje droog brood.

    9 juni

    ’t Is zondag en we hebben in de tent geslapen. Ik heb een sergeant van het 23ste gezien. Hij noemt Van Hove en is afkomstig uit Nederbrakel. Hij is destijds nog met zijn moto bij mij geweest in Nukerke. Vandaag aten we kaas, brood en boter.

    10 juni

    Terug in de tent geslapen en nog redelijk goed ook. Ik voel me wel moe. Verder is er geen nieuws.

    11 juni

    In de tent geslapen. Om 6 uur in de morgen ben ik vertrokken naar een boerderij. Daar moest ik aardappelen verlezen en strooi (stro) op een mijt gestapeld. Om 9 uur ’s avonds was ik terug in de tent. Die zelfde avond zag ik ook nog Jules Teirlinck, Georges Vandenabeele en Laurent De Weer.

    12 juni

    Om 4 uur ‘s morgens zijn Jules Teirlinck, Georges Vandenabeele en compagnie met de trein vertrokken. Ze kregen anderhalf brood mee. Misschien gingen ze wel naar huis. Maar dat weet ik niet…. Die namiddag werden wij verplaatst van de tent naar een barak achter de keuken (als men dat nog een keuken kan noemen) In die barak lagen tot gisteren Jules, Georges en Laurent. Nu behoren wij tot de 21ste compagnie en krijgen een strozak ! OK!!!

    13 juni

    Ik heb goed geslapen op mijn strozak in de barak. In plaats van groep 6 worden wij nu groep 7.

    14 juni

    Zopas heb ik bemerkt dat in mijn barak ook Maurice Haelters ligt. Hij is familie van mij en woont in Oudenaarde. Verder zag ik Michel Kestelijn terug en sprak ook voor het eerst met Meester Lepez en Vincent Ysebaert..

    15 juni

    Eindelijk nog eens goed geslapen. Nieuws heb ik niet.

    Zondag 16 juni

    Om 8 uur was er een mis in open lucht juist vóór de keuken. Daar zag ik weer de vertrouwde gezichten van Michel, Vincent en van Heuvick uit Etikhove. ’s Avonds liep ik broeder Van Hautte Albert tegen het lijf, hij is brankardier. Hij was van de Broeders van Liefde van de Christelijke Scholen te Kortrijk. In de jaren 30 is hij opgegroeid in het hospice van Nukerke.

    Maandag 17juni

    De nacht verliep rustig en ik heb goed geslapen. Er is sprake dat wij morgen van hier zouden vertrekken uit het kamp. We vernemen ook het nieuws dat Frankrijk gecapituleerd heeft. Ons gevijven en één jongen uit Anzegem, twee van St-Denijs-Helkijn en één uit Zelzate zullen samen zijn om bij een boer in Nörhitten aan de Pregel in Oost-Pruisen te werken.(zie verder)

    Dinsdag 18 juni

    Goed geslapen. ‘s Namiddags moesten wij naar het onderzoek van N-(?). Men zegt ons nog maals dat wij morgen vroeg om kwart voor drie moeten opstaan om dan te vertrekken naar Insterburg.

    Woensdag 19 juni

    En werkelijk… we werden gewekt om kwart voor drieën. We vertrokken in het station van Stabach om 7 uur per spoor naar Insterburg. We reden langs Knautern, Schrombeknet, Tarau, Speicherstadt, Köningsburg, Selingenfebel, Guttenfbel, Einbrau ,Fapiau, Wehrlau, Norhitten en Insterburg. Om nadien terug te keren naar Norhitten. Wij kwamen om 12 uur aan in Insterburg en daar stonden boeren, gevangenen en soldaten, zoals op een markt ons op te wachten. Een boer vroeg”neun Stuck” – negen man -. Zo kwamen wij bij die ereboer terecht. Ons gevijven, één uit Anzegem, twee van St-Denijs-Helkijn en één uit Zelzate. Om 7u3O ’s avonds arriveerden wij op de boerderij . Wij kwamen daar aangereden met kar en paard én een wachtman én de boer. Wij verbleven daar op een hof van een reqiusteur die het beheer had over dat domein, de landerijen, de meersen en de werkmanswoningen, gelegen langs de Pregel, rivier die uitmondt in het Friches Haf  (Baltische Zee- Oostzee). In de streek waren er 17 zulke grote kasteelhoeven, die vroeger behoorden aan de Heren van Pruisen. De landerijen strekten zich zo ver uit, tot aan de gezichtseinder  langs de rivier De Pregel tussen Insterburg, Norkitten in de richting van Köningsberg.

    Wij waren dus samen met 9 Belgen. 1) Georges Vandenabeele(Nukerke), 2) Valère Van Coppenolle (Nukerke), 3) Georges Schiettecatte (Etikhove), 4)Emiel Dekeyser(Nukerke), 5) Roger Vandendaele (ik dus uit Nukerke), 6)De Rijcke (St-Denijs-Helkijn), 7) Van Overbeke (St-Denijs-Helkijn), 8) De Vriese (Anzegem), 9) Van Steenbeke (Zelzate).

    Wij werden “eingesperd” in ons logement waar eerder de Poolse en andere landarbeiders onderdak kregen tijdens het landbouwseizoen. Maar …met dit verschil, nu waren de ramen  en de deuren voorzien van ijzeren staven. Vóór het slapen gaan moesten onze kleren afgelegd worden. Deze werden dan in een houten koffer opgesloten. Zo was de bewaker er zeker van dat we ’s nachts niet zouden weglopen.

    Donderdag 20 juni

    Onze eerste nacht op de boerderij was voorbij. We sliepen op strozakken en in stapelbedden. Norhitten is een kleine gemeente gelegen aan de Pregel tussen Insterburg en Köningsberg. Daar zijn wij dus gelogeerd met ons negen, maar binnen kort zullen er nog 3 Fransozen bijkomen - Frankrijk heeft ondertussen gecapituleerd. Maar nu aan het werk ! Ons eerste werk was hooi van op de delten (zolder van de schuur) lossen . We gaven het hooi door van man tot man met een vork.

    Ons menu bestond uit cichoreisap met bruine stukken brood met boter en ’s middags werd ons gesmolten vleesblokjes(kontjes) met brood en aardappels in de pel .voorgeschoteld. ’t  Eten was in alle geval beter dan in ’t kamp!Nu moeten wij het hoofd hoog houden dat wijde dag afwachten om naar huis te kunnen gaan

    .

    Verder volgt mijn ganse agenda dat ik  van dag tot dag bijhield en waarin ik noteerde wat er zoal voorviel. (Dat agendaatje van ’40 dat bezit ik nog).

    Vrijdag 21 juni I het hooi gewerkt op den  delten( ruimte onder het nok van de schuur).

    Zaterdag 22 juni: op ’t veld in ’t hooi gewerkt.

    Zondag  23 juni: gevist

    Maandag  24 juni: op ’t veld gewerkt, in het hooi

    Dinsdag 25 juni: op ’t veld in het hooi gewerkt

    Woensdag 26 juni: hooi op de delten gestapeld en op het bietenveld gewerkt. De Duitsers waren kwaad op de Polen die daar gewerkt hebben voor ons want die hadden hele rijen jonge planten uitgekapt.

    Donderdag 27 juni: het hooi werd op hoppers gezet. ’s Namiddags regent het. Dus moesten we aardappelen verlezen.

    Vrijdag 28 juni: hooi

    Zaterdag 29 juni: hooi

    Zondag 30 juni: gevist

    Maandag 1 juli: in het hooi gewerkt en ’s avond geld ontvangen. Wij kregen 0,80Pf  in plaats van 0,60Pf.

    Dinsdag 2 juli: in het hooi gewerkt

    Van woensdag  3 juli tot en met zaterdag 6 juli lag ik ziek te bed.

    Zondag 7 juli: :we hebben gekaart.

    Maandag 8 juli: we hebben hooi binnen gehaald. ’s Avonds zijn er 3 Franse krijgsgevangenen aangekomen

    Dinsdag 9 juli: we hebben hooi binnen gehaald en op het bietenveld gewied.

    Woensdag 10 juli: hooi binnengehaald en in de bieten gewerkt

    Donderdag 11 juli tot en met zaterdag 13.juli: mest uitgevoerd.

    Zondag 14 juli: het regende en we hebben gekaart.

    Maandag 15 juli: zakken kolen gevuld.

    Dinsdag 16 juli: mest uitgevoerd en het veld met wortelen gewied.

    Woensdag 17 juli tot en met vrijdag 19 juli: mest uitgevoerd.

    Zaterdag 20 juli: mest uitgevoerd en koren en rogge gebonden

    Zondag 21 juli: Nationale feestdag met regen

    Maandag 22 juli: rogge gestuikt

    Dinsdag 23 juli: rogge gestuikt

    Woensdag 24 juli: rogge gebonden

    Donderdag 25juli: rogge gebonden

    Vrijdag 26 juli: rogge gestuikt

    Zaterdag 27 juli: ziek

    Zondag 28juli: regen en ik heb een brief geschreven naar huis.

    Maandag 29 juli: op het roggeveld gewerkt . Dan heeft het geregend.

    Dinsdag 30 juli: rogge

    Woensdag 31 juli: rogge

    Donderdag 1 augustus: op het roggeveld gewerkt en een kaart naar huis gestuurd.

    Vrijdag 2 augustus: op het roggeveld gewerkt

    Zaterdag 3 augustus: we hebben rogge binnengehaald..

    Zondag 4 augustus: in de namiddag hebben we rogge ingehaald.

    Maandag 5 augustus:  rogge ingehaald.

    Dinsdag 6 augustus: rogge ingehaald.

    Woensdag 7 augustus: rogge

    Donderdag 8 augustus:rogge en gerst gestuikt.

    Vrijdag 9 augustus: aardappelen in kisten gedaan en zakken gevuld.

    Zaterdag 10 augustus: gerst gestuikt.

    Zondag 11 augustus: we hebben de was gedaan en de bedden geplaatst. Het was mooi weder.

    Maandag 12 augustus:  de silo gevuld met klaver.

    Dinsdag 13 augustus:  de silo verder vullen met klaver en de koestal opgeschept. Nadien hebben we koren opgesteld.

    Woensdag 14 augustus:  de silo gevuld en koren opgesteld. (Roger wil bedoelen dat ze de roggebundels hebben gestuikt)

    Donderdag 15 augustus:  van alles gedaan o.a. gerst en haver opgesteld.

    Vrijdag 16 augustus : aan de dorsmachine gestaan en nadien rogge en haver gekeerd.

    Zaterdag 17 augustus:   aan de dorsmachine en haver gemengsel opgesteld. Her regende nadien.

    Zondag 18 augustus: schoon weder.

    Maandag 19 augustus:  ik was ziek; reuma aan handen en arm.

    Dinsdag 20 augustus: silo en haver gekuild.

    Woensdag 21 augustus: op de delten rogge aangegeven voor de dorsmachine.

    Donderdag 22 augustus: mest open gespreid op het veld.

    Vrijdag 23 augustus : mest open gespreid en haver opgeschud.

    Zaterdag 24 augustus: mest open gespreid.

    Zondag 25 augustus: een kaart naar huis geschreven

    Maandag 26 augustus: mest open gespreid.

    Dinsdag 27 augustus: mest open gespreid . De rozenkrans gelezen en gerst ingehaald.

    Woensdag 28 augustus: mest open gespreid.

    Donderdag 29 augustus: mest open gespreid , koren ingehaald, op veld samen gelegd en ingehaald.

    Vrijdag 30 augustus: regen … mest open gespreid.

    Zaterdag 31 augustus: mest open gespreid.

    Zondag 1 september: met de kaarten gespeeld.

    Maandag 2 september: klaver gekeerd.

    Dinsdag 3 september: klaver gekeerd en gemengsel… ik werd weer ziek.

    Woensdag 4 september: ziek.

    Donderdag 5 september ‘40: aardappelen uitgedaan , klaver gekeerd, gemengsel samen gelegd voor in te voeren

    Vrijdag 6 september ’40: aardappelen uitgedaan en gerst gekeerd

    Zaterdag 7 september ’40: aardappelen uitgedaan

    Zondag 8 september ’40: op ’t veld gerst samen gelegd en ’s middags binnengehaald in de schuur.

    Maandag 9 september ’40: gerst gekeerd , dan regen en klaver gekeerd. Valère  Coppenolle is naar Insterburg gevoerd want hij is ziek van de zweren. Ook goed nieuws want men wacht op ons.

    Dinsdag 10 september ’40: mest open gespreid en paardebonen en klaver gekeerd. De paarden gemend.

    Woensdag 11 september ’40: mest open gespreid en ’s middags heeft het geregend en zijn we thuis gebleven. We hebben gewassen. Kaart ontvangen : ze zijn thuis gelukkig!Valére heeft een brief terug geschreven en kaart naar huis geschreven.

    Donderdag 12 september ’40: rond de schuur gewerkt en aardappelen opgegraven.

    Vrijdag 13 september ’40: aardappelen geraapt achter de machine en nadien gerst en klaver gekeerd. Kaart van Gilbert  en kaart van ma.

    Zaterdag 14 september ’40: aardappelen opgegraven

    Zondag 15 september: gerst ingehaald en aardappelen uitgedaan bij de zwijnenmeester. Goed gegeten. Het waren varkenskoteletten .

    Maandag 16 september ’40: koeien ingejaagd en naar huis een kaart geschreven.

    Dinsdag 17 september: aan de dorsmachine gestaan.

    Woensdag 18 september ’40:  aardappelen geraapt.

    Donderdag 19 september ’40 : paardebonen ingehaald.

    Vrijdag 20 september ’40:  aardappelen geraapt en paardebonen gekeerd en ingehaald.

    Zaterdag 21 september ’40:  aardappelen geraapt.

    Zondag  22 september ’40: bij Rufer aardappelen uitgedaan en nadien goed gegeten nl. konijn en kieken.

    Maandag 23 september ’40: aardappelen uitgedaan en klaver gekeerd

    Dinsdag 24 september ’40: aardappelen uitgedaan en pakje ontvangen van huis met onderlijfje, kousen, zeep, pakje sigaretten  en 2 zakdoeken. (werd verzonden den 12ste ?)

    Woensdag 25 september ’40: kaart geschreven naar huis en de stal gewit.

    Donderdag 26 september ’40: stal gewit.

    Vrijdag 27 september ’40: de stal gewit en een kaart ontvangen van Ruien.

    Zaterdag 28 september ’40:  gras opgehoopt, regen.

    Zondag 29 september ’40: gewassen en genaaid.

    Maandag 30 september ’40: gras opgehoopt en schoon weer.

    Dinsdag 1 oktober ’40: aardappelen geraapt.

    Woensdag 2 oktober ’40: aardappelen geraapt.

    Donderdag 3 oktober ’40: aardappelen geraapt en kaart geschreven naar huis.

    Vrijdag 4 oktober ’40: aardappelen geraapt en nieuws ontvangen dat we dinsdag vertrekken met 6 man.

    Zaterdag 5 oktober ’40:ik ben ziek. Er zijn terug tegenorders want we vertrekken nog niet. Het vertrek is 14 dagen uitgesteld.

    Zondag 6oktober ’40: naar huis een brief geschreven.

    Maandag 7 oktober ’40: Ik ben nog ziek en heb een kaart geschreven naar Melden.

    Dinsdag 8 oktober ’40: de koppen van suikerbieten afgestoken.

    Woensdag 9 oktober ’40: de koppen van suikerbieten afgestoken.

    Donderdag 10 oktober’40: suikerbieten samen gehoopt.

    Vrijdag 11 oktober ’40: suikerbieten samen gesmeten. Een brief ontvangen van mama die op 6 september was geschreven en op 12 september was verzonden.

    Zaterdag 12 oktober ’40: suikerbieten samen gesmeten. ’s Avonds zegt de wachtman ons dat we ons gezessen maandag 21 oktober einfaren.

    Zondag 13 oktober’ 40: ik heb kleren genaaid.

    Maandag 13 oktober ’40: suikerbieten samen gesmeten.

    Dinsdag 15 oktober ’40: Valère moet naar Insterburg en de wachtman zegt ons  dat het vertrek voor maandag terug is uitgesteld.

    Woensdag 16 oktober ’40:aan de suikerbieten gewerkt.

    Donderdag 17 oktober ’40 : voederbieten opgelaten.

    Vrijdag 18 oktober ’40:  voederbieten opgeladen.

    Zaterdag 19 oktober ’40: voederbieten opgeladen.

    Zondag 20 oktober ’40: niets bijzonders gedaan.

    Maandag 21 oktober ’40: in de bieten gewerkt en een kaart geschreven naar huis.

    Dinsdag 22 oktober ’40: kaart van thuis ontvangen die op 18 september was verzonden en een kaart van het Rood Kruis ontvangen die verzonden was. op 5 oktober.

    Woensdag 23 oktober ’40:. Bieten opgeladen.

    Donderdag 24 oktober: het heeft hard gevroren . In de morgen geen aardappelen uitdoen. Nadien goed weder.

    Vrijdag 25 oktober ‘ 40: we hebben aard appelen uitgedaan.  Ik heb een pakje gekregen van Bocquet (waarschijnlijk de kleermaker langs de Zonnestraat, naast de Volksbond) uit Ronse. Het pakje bevatte chocolade, kaasjes en leverpastei.

    Zaterdag 26 oktober ’40:  gedorst en aardappelen uitgedaan.

    Zondag 27 oktober ’40:  kaart naar huis geschreven.

    Maandag 28 oktober  tot en met  donderdag 31 oktober ’40 hebben we in de bieten gewerkt.

    Vrijdag 1 november ’40: een kaart van mama ontvangen die verstuurd was op 2 september en nog een kaar ontvangen van mama  die verstuurd was op 10 oktober. Ook nog een kaart van Ruien ontvangen die verstuurd was op 10 oktober. Die dag werkten we verder in het hooi en de bieten.

    Zaterdag 2 november ’40:  in de bieten gewerkt.

    Zondag 3 november ’40: een brief naar huis geschreven.

    Maandag 4 november ’40: aardappelen geraapt.

    Dinsdag 5 november ’40: suikerbieten geladen.

    Woensdag 6 november ’40:suikerbieten geladen.

    Donderdag 7 november ’40: aardappelen uit gedaan.

    Vrijdag 8 november ’40: rapen opgeladen.

    Zaterdag 9 november ’40: het heeft gesneeuwd.  Een kaart van huis ontvangen die geschreven was op 19 oktober.

    Zondag 10 november ’40:  Nog meer sneeuw en vorst.

    Maandag 11 november ’40: aan de dorsmachine gestaan (kaf weggedaan).

    Dinsdag 12 november ’40: aardappelen uitgedaan met de machine. Valère is terug gekomen. Ik heb een kaart van ma ontvangen die verstuurd was op 13 oktober én een brief  die verstuurd was op 13 september.

    Woensdag 13 november ’40: aardappelen uitgedaan

    Donderdag 14 november ’40: aardappelen uitgedaan en kaart naar huis gestuurd.

    Vrijdag 15 november ’40: aardappelen uitgedaan

    Zaterdag  16 november ’40: laatste aardappelen uitgedaan.

    Zondag 17 november ’40: niets van nieuws.

    Maandag 18 november ’40: bieten en wortels uitgedaan.

    Dinsdag 19 november  tot en met donderdag 21 november’40: wortels uitgedaan. Vandaag ook silo’s uitgegraven. Pakje ontvangen en kaart van ma, verstuurd op 30 oktober. Brief ontvangen van 3/11/40.

    Vrijdag 22 november  en zaterdag 23 november ’40:  wortelen uitgedaan

    Zondag 24 november ’40: brief naar huis geschreven.

    Maandag 25 november tot en met woensdag 27 november ’40: wortelen uitgedaan. Vandaag, woensdag ook kaart ontvangen van ma (verstuurd op 8 november) en kaart van nonkel Jules (verstuurd op 6 november).

    donderdag 28november ’40: spruiten getrokken.

    vrijdag 26 november ’40:bietenhoop afgedekt. ’s Avonds zegt de onderofficier  dat De Keyser Emiel maandag naar Insterberg moet vertrekken, naar het coiffeursalon van de Hindenbergstrasse.

    Zaterdag 30 november’40: bietenkuil bedekt.

    Zondag 1 december ’40: het heeft hard gevroren.

    Maandag 2 december ’40:Em. De Keyser vertrekt naar Insterberg,. Aandenken E.D.K.. Ik ben ziek.

    Dinsdag 3 december ’40: Ik ben nog ziek.

    Woensdag 4 december ‘ 40: aardappelen geraapt.

    Donderdag 5 december ’40: aardappelen luchtigen.(open trekken om meer lucht te geven)

    Vrijdag 6 december  en zaterdag 7 december’40: gegraven.

    Zondag 8 december’40:  twee broeken gemaakt.

    Maandag 9 december ’40: lochting (moestuin) omgegraven.

    Dinsdag10 december ’40: pakje van huis gekregen.

    Woensdag 11 november ’40: hout weggebracht.

    Donderdag 12 december ’40:  vier brieven van huis ontvangen.

    Vrijdag 13 december ’40:hout weggebracht.

    Zaterdag 14 december ’40: aan de dorsmachine gestaan.

    Zondag 15 december ’40: bij Pasck broek gemaakt.

    Maandag 16 december tot en met vrijdag 20 december  ‘40: ziek

    Zaterdag 21 december ’40:  gedorst.

    Zondag 22 december ’40: een brief naar huis geschreven.

    Maandag 23 december  tot en met zaterdag 28 december’40: gedorst bij Pasck. Vandaag, zaterdag, ook  pakje van huis ontvangen, verstuurd op 3 december ’40.

    Zondag 29 december ’40: kaart naar huis geschreven.

    Maandag 30 december ’40: hout bijeen gebracht.

    Dinsdag 31 december ’40: hout gekapt.

    Woensdag 1 januari ’41: er is volop sprake bij de mensen hier op ’t hof dat wij weldra zullen vertrekken naar ’t kamp om naar huis terug te keren. Ondertussen werden adressen opgenomen. van  onze soldaat die ons opgeleid heeft. Wilhi Almonet, Wilhelmstrasse 173 Steausberg bei Berlin.

    De mensen van de boerderij: Erich Bavitsch Nörkitten (Kreis Insterberg), Ost-Pruisen Deutschland.

    Heinz Volgnaun – zelfde adres. Richard Schuller “ Domeinen Nörkitten, Nörkitten Insterbrug. INSTERBRUG ???, Komar (Frans) Borteck Hoffmeister , (ook onze kookvrouw) Lindenau Nörkitten (Insterbrug).

    Adressen van de Fransen die bij ons gevangen zaten bij de boer: Lucien Barbe- St Medard en Jalles Gironde France(FZ 12204)-

     Constant Masure Bauriez Marais de onze villes- Somain (Nord) France. Deze is na de inval van de Russen in Oost-Pruisen ginder ziek geworden en gestorven. (FZ 9764 Stalag 1A). Dat heb ik nadien geweten van zijn weduwe.

    Pierre Lacrois Hamcau La Fougère(FZ11850 Stalag 1A) Commune de Lant (Ain) France. Paul Riffard, La Rive Commune les Vastres Département de Haute Loire France. (FZ 12318 Stalag 1A)

    Belgen:

    Georges Vandenabeele Nukerke(37 ste Linie  6de cie)

    Emiel De Keyser  2, Place Communale Hoeylaert Brussel

    André Derycke Koffiestraat St-Denijs Helkijn

    Richard Van Overberghe Strijstraat 64St-Denijs Helkijn

    Marinus Steenbeke, Kallenmeersputte Zelzate

    Devrieze Daniel Krisweg Vlaams huis Anzegem

    Valère Van Coppenolle Nukerke (nu wwont hij aan de statie in Leupegem)

    Georges Schiettecatte Etikhove

    Zo bleven wij vanaf 1 januari 41 wat kleine werkjes doen op het hof  tot donderdag 6 januari ’41, de dag waar wij op wachtten.:

     

    Terug naar huis.

    Verzameling op 6 januari met lederen klompen aan, houten zool, kartonnen doos met wat ondergoed, gelapte broek en  met tranen in de ogen afscheid nemen van de Fransen die daar bleven en ook aan de werkmensen van het hof ( want ze waren gebonden daar te werken of soldaat bij ’t leger te worden). Wij te voet naar Insterburg per trein naar Stablack en dan naar Stalag IA, ons onderkomen. Daar hebben we een douche genomen, een doktersonderzoek gehad enz.,  andere formaliteiten en onze Entlassungshein (welke ik nog heb). We bleven daar in ’t kamp tot 14 januari ’41. Vandaar vertrokken wij: “ Vaarwel Stalag IA”. Met honderden keerden wij bij die Muttie terug via statie Stablack de trein op , 3de klasse, geen beestenwagens meer. Om 9u26 juist. vrijdag 14 januari naar Köningsberg, waar wij 1 uur middagstond hadden met een stukje bruin brood, wat worst en erzatskoffie. Verder de trein op over Braunsberg, Elbring, de brug over de Weichel, Dirschau, de Corridor van Dantzig. De dinsdagavond ’s avond om 19u30 soep gekregen en verder ’s nachts gereden. Het werd de zaterdagmorgen 15 januari ’41. Om 6 uur koffie gekregen. We reden verder om 8 uur over Kreuz, Landsberg, Nietz, Kustrin,. In Strausberg kregen we om 14 uur soep. Om 16u30 reden we Berlijn binnen en pas om 19 uur waren we buiten Berlijn.

    Het werd zondag 16 januari ’41. Om Ou30 waren we in Hannover. Daar dronken wij koffie. Om 10 uur reden we Kamen voorbij en om 11 uur waren we in Dortmund. Verder ging het over Oberhausen, Duisberg en de Rijn over. Soep of LOEP, Krüppfabriek, Krefeld, Wieze. Goch soep.

    Het werd maandag 17 januari ’41.Eindelijk, om 2 uur ’s nachts zijn wij in Antwerpen aangekomen. Daar papieren, Rode Kruis, … We vertrokken uit Antwerpen met de elektrische trein richting Brussel , waar we om 5 uur ‘s morgens aankwamen. We moesten in Mechelen overstappen want de brug was er gebombardeerd. Om 8u10 vertrokken wij in Brussel-Noord naar Brussel-Zuid. Eindelijk zijn wij in Audenaarde om 9u19 toegekomen. Ik kon daar de bus nemen naar Nukerke om 9u30. In Leupegem deed ik de buschauffeur Hector Herminaire wat wachten. Daar moest ik bij de vader  van Hector De Keyser, die aan de spoorwegbarreel woonde, de groeten  overbrengen van zijn zoon Emiel, die met een ander konvooi  krijgsgevangenen achterkwam. U moet niet vragen welke vreugde voor die mensen als ze me zagen staan  op mijnklompen. En ik verder naar de bus. In Nukerke gekomen vroeg ik aan Hector te stoppen aan de woning van Dokter Glibert want ik wist niet hoe dat mijn ma zou verschieten. Ik werd goed ontvangen met een glaasje wijn en vroeg aan Nestor (de dokter) om met mij mee te gaan tot thuis.  Hij deed dat en aan Den Engel stonden wel tientallen mensen te wachten en riepen:  “Roger uit Den Engel is terug!” en wij binnen en mijn moeder was zo verschrokken van bladschap dat ze enkele dagen spraakloos was. ’t Was vreugde en verdriet , wij omhelsden elkaar , pa en broer en vrienden en kennissen. Dokter Glibert gaf ma een spuitje en ze bleef enkele  dagen te bed. De verloren zoon was daar terug. Op mijn kleermakerstafel zat een Duits soldaat te naaien. Ik zei dat het hun fout was, doch ik kalmeerde nogal gauw. Het zag er een braaf mens uit. En alles was voorbij na zoveel ellende en krijgsgevangenschap te hebben doorstaan. Ik moet ook van Vincent Ysebaert gaan

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (10 Stemmen)

    Reacties (1)
    31-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het gemeentelijk onderwijs
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Geschiedenis van het gemeentelijk onderwijs- vervolg 2


    Evolutie van de schoolbevolking in de school op 't Holand.

    Niet te verwonderen dat de pers  aan al het geklungel van het gemeentebestuur een dikke kluif had en niet naliet alles in kranten uitgebreid aan bod te laten komen. En de gemeenteschool van Nukerke kreeg zo waar meer en meer steun van een groot deel van de bevolking. De school kwam ook in de actualiteit dankzij de strijd én dankzij de goede pedagogisch resultaten. Volg even de onderstaande opsomming van persartikelen  mee, doorspekt met anekdoten van alle slag.

     

    1978

    Februari:         de gemeenteschool haalt de Diggiekrant

    1 en 2 juli:       Nukerke heeft flinke leerlingen

    12 november:  Oud-strijders zijn Nukerkse jeugd  dankbaar

                              Nieuwe school verdeelt meerderheid te Maarkedal

     

    1979:

    korte uitleg over de school te Nukerke

    Interpellatie van de schepen van openbare werken (sanitair en het verven van de lokalen zonder het schoolhoofd vooraf te verwittigen voor mogelijke hinder)

    Artikel met besluit “het botert niet te goed tussen het onderwijzend personeel en de schepen van openbare werken.

    Juni:           flinke leerlingen te Nukerke

    Augustus:   annonce in een plaatselijke krant

     

    1980

    Juni:                In de Nukerke gemeenteschool zitten flinke leerlingen

    Augustus:     Onder zware druk van het schoolteam publiceert de I.M. een annonce in de gemeentelijke uitgave

    1 september:  Schepen van onderwijs met vragen bestookt te Maarkedal (Laatste Nieuws)

    16 oktober:    Strijden voor gemeentelijk onderwijs te Nukerke

                            Oudercomité bezorgd te Nukerke

    November:    Verslag over de kaarting met 80 deelnemers en 200 sympathisanten

     

    1981:

    4 februari:   Geen liquidatie van het gemeentelijk onderwijs

    7 februari:   Schoolkinderen eisen hun juf en hun school

    27 februari: Gemeentelijk onderwijs in Nukerke door CVP-GB te koop aangeboden (De Volksvrijheid)

    9 februari :  Schoolperikelen in Maarkedal. Manifestatie door de schoolgemeenschap gemeenteschool Nukerke

    11 februari: Betogen tegen schoolpolitiek te Maarkedal- Nukerke vecht voor gemeenteschool

    Februari :     Maarkedal school probleem te Nukerke

    14 maart:     Ouderraad bijt door te Nukerke(Laatste Nieuws)

    30 april:       Viering 50 jaar gemeenteschool Nukerke (AZ)

    April:           Volkssporten in Nukerkse gemeenteschool

    Mei:             50 jaar Gemeenteschool Nukerke op ’t Holand. 
                         Deze reclamebrochure werd over Nukerke verspreid met

                         aankondiging van het feestprogramma van 10 mei én de aankondiging van de kleinkunstavond met Willem Vermanderen op zaterdag  16 mei

    16 mei:        Sfeer, volk en zon in de  Nukerkse gemeenteschool

    6 mei:          Een halve eeuw gemeenteschool te Nukerke (Het Nieuwsblad)

    22 mei:        Gemeentelijk onderwijs redden te Maarkedal (Het Laatste Nieuws)

    11 juni:        Maarkedalse raad wil dorpsscholen redden (Het Nieuwsblad)

    Juni:             Heibel om lerares in raad Maarkedal (Het Nieuwsblad)

    September:   Samen strijden voor gemeentelijk onderwijs te Maarkedal Laatste Nieuws)

    2 oktober:    2de kleuterklas wordt ingericht

    5 oktober:    Nieuwe kleuterleidster te Nukerke (Het Nieuwsblad)

    7 oktober:    Ouders ten strijde voor Nukerke gemeenteschool(Het Volk)

    28 oktober:  Eigen mensen genegeerd te Maarkedal (Het Laatste Nieuws)

    23 oktober:  Onveilig leerlingenvervoer te Maarkedal

     

    1983

    25 juni:       Eerste barbecue van de gemeenteschool in de parochiezaal te Nukerke

    Juni:            Jeugdig schrijverstalent te Nukerke (Het Nieuwsblad)

    Juli:             Barbecue voor de gemeentelijke Basisschool van Nukerke (De Ronsenaar)

    8 september: mogelijk opheffing van de zesde klas LO

    8 september: Maarkedal kort (Het Nieuwsblad)

    November:   2de lustrum  kaarting met 88 kaarters

    November:   Nukerkse oud-strijders zijn schooljeugd genegen (De Ronsenaar)

    December:   2de lustrum kaarting in Nukerkse gemeenteschool (Plus)

    27 december: princiepsbeslissing omtrent het bijbouwen van 2 klaslokalen alsook voor de aankoop van stoelen voor   de Gemeentelijke Basisschool in de Holandstraat. Nog beslissingen uit Maarkedal. Verbeteringswerken aan de school te Nukerke voor 5 miljoen BFr  (Pl.Krant)
                     Drie jaar gemeentebeleid in Nukerke (repliek van de CVP). Al of niet bouwen van een  centrale gemeenteschool.
                      Problemen met het leerlingenvervoer gemeentelijk en vrij onderwijs.
                      (IM vrij onderwijs geeft niet de juiste aantal meerijdende leerlingen op)

     

    1984

    3 januari:      Gemeenteschool Nukerke breidt uit.
                          Broederlijk akkoord tussen meerderheid en oppositie om 2 klassen  bij te bouwen in Nukerke                                                  project waarover men al 2,5 jaar spreekt

    24 mei:         foto (Plus)

    24 mei:         Maarkedalse politici moeten 100 X schrijven: “Ik zal voor nieuwe gebouwen zorgen” (Plus)

    24 mei:         Wat met school in Nukerke ? (het Volk)

    Augustus:     Voor het eerst laat het gemeentebestuur in haar uitgave een aankondiging verschijnen het 
                         gemeentelijk onderwijs wordt aangeprezen.(Info-Maarkedal)

    September:     Nukerkse gemeenteschool huurt tijdelijk noodlokaal vanaf 1 oktober 1984 (Het Nieuwsblad)

    September:     Interpellatie van de oppositie Maarkedal (Het Nieuwsblad)

    11 september: Er is wel plaats voor een extra ambt in Nukerke (Het Volk)

    September:     Er is weer alarm, maar nu is het serieus (Plus)

                          Herstellingswerken Nukerkse gemeenteschool “School” voorbeeld voor trage administratieve molen. 
                         (NB)

    27 september:   Raar maar waar, Maarkedal heeft zijn kinderboerderij, een origineel en goedkope oplossing om de schoonste plaats te huren in de boerderij van M. Devenijns voor het nijpend ruimtetekort  in de gemeenteschool van Nukerke. (Plus)

    23 september: Herstellingswerken gemeenteschool Nukerke, eerst voorlopig dan definitief(Plus)

                            De kogel zit nog steeds in Nukerkse gemeenteschool (Plus)

    27 september: Nukerke gemeenteschool huurt tijdelijk noodlokaal (het Nieuwsblad)

    23 oktober     : Vereniging ter bevordering van het Vlaamse Boekwezen vzw stuurt een uitnodiging om aanwezig te    zijn. op woensdag 31 oktober om 17 uur  op de Boekenbeurs van Vlaanderen in Antwerpen (Plus)

    10 november :Kaarting in de Gemeentelijke Basisschool te Nukerke(De Ronsenaar)

    1984 : Maarkedal: Raad verdeeld over bouwplannen gemeenteschool (De Ronsenaar)

    December 1984: Op 1 januari 1985 wil Richard Vanderlinden, schepen van Onderwijs, van start gaan met gemeen

    schappelijk leerlingenvervoer (Plus)

     

    1985

    28 januari:     Gemeenteschool Nukerke

                          Komt er schot in de zaak?

    28 februari:   College opteert voor nieuwbouw.

                          Gemeenteschool Nukerke blijft brandend actueel

                          Een lang verhaal (Het Nieuwsblad)

                          Aangepast bouwprogramma uitgewerkt

                          Nieuwbouw voor gemeenteschool te Nukerke (Laatste Nieuws)

                          Gemeenteschool Nukerke werd bekroond

                          Nieuwe gemeenteschool verdeeld meerderheid

                          Bauwens wil CVP-sommen niet oplossen (Plus)

                          Nieuwe gebouwen in september 1986 (Plus)

    Juni:              Oorlog en vrede in Nukerkse gemeenteschool

                         Eerste barbecue met 300 sympathisanten

                         Nieuwe school

                         Maarkedal gaf zegen aan vierde voorontwerp

    Juli :              Nukerke: Project wordt uitgevoerd in vier fasen

                          Raakt nieuwbouw gemeenteschool Nukerke af in september 1986 ? (Het Nieuwsblad)

    November:    Ook plaats voor bibliotheek? Nukerke naar nieuwe school

    November:    Nieuws van de Gemeentelijke Basisschool te Nukerke (Info-Maarkedal)

    December:     idem

    21 november: Een ongeluksgetal ? 13 ja-stemmen voor Nukerkse gemeenteschool (Plus)

    14 november: Maarkedal stemt verdeeld over nieuwe school

                           Kostprijs: 33 miljoen (Het Volk)

                           Gemeenteschool Nukerke: volgend jaar in de lente eerste steen ?

    16 november:  Zowel oppositie als meerderheidsleden uiten kritiek op miljoenenproject

                           Maarkedal beslist toch tot bouw gemeenteschool (Het Nieuwsblad)

    1986

    18 april:          Maarkedalse gemeenteschool wordt gesubsidieerd (Weekblad Vlaamse Ardennen)

                          Gemeenteschool  Nukerke niet in koelkast.
                           De eerste steen van het nieuwe gebouw zal gelegd worden

                           vóór 1 september 1986  (Het Volk)

                           Ondanks aangekondigde overheidsbesparingen

    2 september:   Etikhoofse gemeenteschool mist nieuwe schoolstart (Het Volk)

                           Nukerke krijgt zeker nieuwe gemeenteschool (Het Nieuwsblad)

    3 september:   Geen aannemer voor gemeenteschool Nukerke

    9 september:   Nog (onbeantwoorde) vragen rond gemeenteschool Nukerke

                           Zal Maarkedal financieel opdraaien,

                           Schepen van onderwijs. School was gedoemd om te verdwijnen

                           Nukerke schreef 102 leerlingen in (Het Volk)

    Oktober:            Nieuws uit de Gemeentelijk Basisschool

                              Wateroverlast op bouwterrein

                              Gemeenteschool Nukerke zorgt voor extra-uitgaven (Het Nieuwsblad)

    2 oktober;          Maarkedals onderwijs blijft het hangijzer (Het Nieuwsblad)

                              Aangepast bouwprogramma uitgewerkt

                             Nieuwbouw voor gemeenteschool Nukerke

     

    1987

    27 mei:         Een school zonder eerste steen

                         Nukerkse gemeenteschool kant en klaar in de vorm van een maquette (Plus)

    13 augustus: Tweede keer, goede keer ?

                         Nukerkse gemeenteschool stuit op procedurefout

    27 mei:          Nukerke gemeenteschool in impasse

                          Aannemer eist half miljhoen schadevergoeding per maand (Het Volk)

    27 augustus:   Kritiek op studiebureau (het Volk)

    27 augustus:   Maarkedalse gemeenteschool in de slop

                          Gemeentebestuur en aannemer met getrokken messen (Plus)

     

    1988

    7 januari:     De blijde en bange verwachting van 1988 (Plus)

    13 januari:   Nukerke wacht af

                        Nieuwe school als paasgeschenk? (Het Volk)

    28 april:        Als ik eens burgemeester was.

                        Nukerke 2de op 13622 onzendingen 6de jaar (Gazet van Antwerpen)

    April:            "Als ik eens burgemeester was" (Info-Maarkedal)

    23 mei:        Nukerke heeft zijn schoolwerk af

    17 mei:        Problemen rond de oplevering

                        Nukerke heeft zijn gemeenteschool (Het Nieuwsblad)

    25 mei         Deuren blijven nog dicht van Nukerkse gemeenteschool (Het Volk)

    21 juni:        Nukerke school opent de deuren (Het Volk)

                      "Als ik eens burgemeester was" (Info Maarkedal)

    30 juni:        Nukerke beleeft sprookje met happy end (Het Nieuwsblad)

    September:   School in de nieuwe Nukerkse school (Plus)

                        Drie nieuwe gezichten in gemeentelijk onderwijs

    3 september: Inhuldiging gemeenteschool op 17 september

    15 december: Aannemer vordert ruim 9 miljoen op voor Nukerkse gemeenteschool (Het Nieuwsblad)

    1990

    September:  Nukerkse gemeenteschool wuift kleuterjuf uit (Plus)

                       Magda De Voet met pensioen (Plus)

    1994

    28 juni:           Schooldirecteur weet meer dan de burgemeester (Het Laatste Nieuws)

                           Van schoolbank naar archief (Plus)

    28 november: Liever geen ontvangst in Maarkedalse gemeentehuis. (het Volk)

    8 december:    Schooldirecteur weigert ontvangst op gemeentehuis (Plus)

    15 december:  Gemeentebestuur bedreigde schooldirecteur (Plus)

     2010

    23 oktober:   Gemeente moet 148 000 euro extra kosten ophoesten.

                         Rechter veroordeelt Maarkedal 23 jaar na bouw gemeenteschool

                         Sommige CVP-verkozenen treffen hier schuld wegens slecht opvolgen van het bouwdossier.
                         (Was het  uit
     onwil of uit onkunde?)

    Ontstaan van de ouderraad in 1976

    Daar onze inrichtende macht, in casus het gemeentebestuur, niet al te zeer inschikkelijk was om de noden van hun school op te lossen werd na rijp beraad tussen het schoolteam en ouders beslist een ouderraad op te richten. Begin jaren 70 was een ouderraad reeds volop in opgang in vele Nederlandse basisscholen.

    Op woensdag 19 mei om 19u45 werden de ouders uitgenodigd om aanwezig te zijn op een vergadering met als doel een ouderraad op te richten. Na een inleidend gesprek door de heer Eugeen Verhellen assistent RUG, lic. Psychologie en pedagogische wetenschappen werd o.a. bepaald op 26 mei 1976 over te gaan tot de verkiezing van de leden van de ouderraad. Het werden Moreau M., Ovaere G., Schiettecatte A., Smeets P., Spileers R. Vandenabeele Her., Van Hoecke M., Verplancken A. en Ysebaert M.. Deze negen ouders verkozen nadien de heer Marcel Moreau tot voorzitter. Deze nam zijn functie heel ernstig, voegde de daad bij het woord en klaagde in een aangetekend schrijven naar de inrichtende macht op 14 juni de grootste pijnpunten aan o.a. de onvoorstelbare toestand van de toiletten. Op 1 juni vertrok een schrijven naar Herman De Croo, Minister van Nationale Opvoeding waarin de ouderraad aanklaagde dat het gemeentebestuur van Nukerke geen enkel initiatief nam om de materiële toestand van de school te verbeteren. Op 8 juni ontving de voorzitter een schrijven van de minister waarin hij schreef :”Ik vraag aanstonds aan mijn diensten n            a te zien hoe het verslag van onze inspectie hieromtrent is. In de mate van de mogelijkheden en op basis van de inspanningen die de inrichtende macht zich ter zake zal willen getroosten, volg ik het geheel van uw bemerkingen met bijzondere aandacht.”

    Op 26 oktober ontving de ouderraad nogmaals een schrijven van de minister waarin werd medegedeeld dat door de inspectie werd vastgesteld dat “de toiletten verbeterd werden tijdens het schoolverlof 1976…” Verder meldt de brief dat de “de inspectie bij het Gemeentebestuur meermaals heeft aangedrongen om de toestand te verbeteren. Het gemeentebestuur werd verder aangemaand al het nodige te doen om de materiële inrichting van haar school, inzonderheid van de toiletten, volledig in orde te brengen zodat de veiligheid en de gezondheid van de leerlingen niet in gevaar zouden gebracht worden. Inmiddels wens ik mijn waardering uit te drukken voor de inspanningen die U en het Oudercomité zich ten bate van de gemeentelijke school getroost hebben.”

    Al dat schrijven én de aanmaning van een (liberale) minister viel natuurlijk niet in goede aarde bij de cvp-meerderheid.

    Op 20 oktober schrijft Minister De Croo volgende nota naar de Directeur-Generaal van het bestuur ven het Basisonderwijs. “ Overeenkomstig Uw in rubriek gemelde nota gelieve het U de gemeente uit te nodigen om de materiële toestand van de school, inzonderheid van de toiletten, volledig in orde te brengen zodat deze voldoet aan de voorwaarden inzake hygiëne en bewoonbaarheid.(zie art.24 § 2-6° van de wet van 29.5.1959)

    De ouderraad van de schoolgemeenschap had niet vermoedt dat het al zijn energie zou moeten steken in vervelende onderhandelingen met de gemeente en haar pedagogisch opdracht maar de tweede plaats kwam . Toch werden alle hens aan dek gezet om haar rol goed te vervullen.  Vooral nu mocht de moed niet worden opgegeven aangezien de school de aandacht kreeg van de hogere overheid.

    Tussendoor hadden de leden van de ouderraad de handen vol met het opstellen van haar statuten, het mede organiseren van de jaarlijkse kaarting in november, helpen bij het sinterklaasfeest of bij de leeruitstappen. Tot de jaren 85 was de jaarlijkse schoolreis van eind juni een grootse bedoening. Leerlingen, leerkrachten, schoolhoofd, ouders, grootouders trokken er op uit. Was dat in de jaren 68-70 met één bus, al gauw werden dat er 2 en was “de schoolreis” een aangename én leerrijke dag voor de hele schoolgemeenschap. Zulke gebeurtenissen stak een hart onder de soms strakke riem.

    Op de ouderraad van 9 maart 1977 werd de Schepen van Onderwijs uitgenodigd. Het enige punt op de dagorde was de verbeteringswerken aan de school. Het verslag meldt een vergadering welke volgende positieve punten gaf: nieuwe ramen, verbouwingswerken eetzaal, centrale verwarming, nieuwe aansluiting toiletten, toilet voor kleuters.

    De vergaderingen  van 5 oktober en 19 oktober 1977 werden resp. gewijd aan de organisatie van de kaarting en aan de verkiezing van een nieuwe ouderraad.

    Op woensdag 16 november 1977 organiseerde de voorzitter in afspraak met de hoofdonderwijzer een leeruitstap naar de suikerfabriek in Frasnes (Sucrerie de Frasnes-les-Buissenal)

    Over de titel "schoolhoofd". De verslaggever meldde toen nog hoofdonderwijzer, ook schoolhoofd werd veel gebruikt. Na verloop van jaren werd de algemene aanspraaktitel directeur. Eind 1900 was dat nog oppermeester.

    Nog over leeruitstappen: wie herinnert zich nog het bezoek aan de Melkerij van Horekebeke, aan de Centrale te Ruien, aan de Melkinrichting in Kruishoutem, aan de toneeluitvoering in de Beursschouwburg in Brussel (18 mei 1977), aan de Straalbronnen, aan de Brouwerij Roman, aan de Efteling. Het was nog de tijd dat de inrichtende macht geen heil zag in het bekostigen van de zwemlessen voor de leerlingen van de gemeenteschool. Dan maar met eigen middelen verder roeien want ondertussen was er een schoolkas waaruit zorgvuldig werd geput. Om een idee te geven; de kaarting van 18 november 1978 bracht netto 28 200,5 Bfr op. Een busrit naar het zwembad kostte de school toen 300 Bfr en het inkomgeld voor het gebruik van het zwembad bedroeg 10 Bfr per kind. Dankzij de schoolkas bezat de school  een zekere vrijheid en kon zich verder zelfstanden ontplooien.

    De ouderraad van woensdag 18 januari 1978 handelde o.a. over lessen Vernieuwde wiskunde voor de ouders en over lessen seksuele opvoeding. (Ja, toen moesten de ouders nog hun toestemming geven)

    Een van de hoogtepunten voor de school was de uitstap met 2 volle bussen naar de Efteling op 1 mei 1979. Bewijs van goede sfeer en verstandhouding tussen ouders en schoolteam.

    Tijdens de ouderraad van 28 februari 1979 werd in het kader van “Het jaar van het Kind” een sportraad opgericht en werd de schepen van onderwijs verwacht om uitleg te geven over de stand van zaken betreffende de verbeteringswerken. De schepen stuurde echter zijn kat, zo meldt het verslag, en na een telefoontje van het schoolhoofd naar de schepen bleek dat deze plots wegens beroepsreden niet aanwezig kon zijn.

    Nochtans lag er weer een belangrijke vraag op tafel. Namelijk, wegens het feit dat de speelplaats een hellend vlak was en ongeschikt was om veilig aan sport te doen, stelden de ouders en het schoolteam voor om de boomgaard achter het schoolgebouw in te palmen om het als sportterrein te kunnen inrichten. Er moest eerst worden uitgevist of de boomgaard bij de school of bij het schoolhuis hoorde. Het schoolhoofd kon meedelen dat na lang aandringen er eindelijk een zandbankje werd aangelegd op het grasveldje vóór de kleuterklas. De paar schommeltjes op dat pleintje had de school zelf bekostigd. De toestellen werden geplaatst door het schoolhoofd. Ja, zo ging dat toen nog.

    Op 28 juni nam de voorzitter van de ouderraad afscheid van de school. "Dit gebeurde in een aangename natte sfeer", als je begrijpt wat ik bedoel. In het dagboek van de ouderraad schreef Marcel Moreau het volgende mooi verslag. Het lijkt wel een hommage aan de school.

    Werking gedurende de drie voorbije jaren.

    De Ouderraad werd gesticht op 26 maart 1976. Na drie jaar kan worden gesproken van zeer positieve resultaten, van een nauwe samenwerking met de leerkrachten en van een zekere positieve weerslag tot ver buiten de grenzen (van de gemeente, sic). Onze gemeenteschool is nu gekend. Van de Heer Vanderlinden , Schepen van Onderwijs, mag worden gezegd dat hij nauw samenwerkte met de leerkrachten en de ouderraad. Dankzij een goede samenwerking tussen deze drie organen mag worden gesproken van een echte bloei van deze school. Er is nog veel te doen ! Samen met de leerkrachten kan de ouderraad er voor zorgen dat de school tot een modelschool groeit. De ouderraad kan er toe bijdragen dat dit doel wordt bereikt.

    Tijdens deze bijeenkomst werd de datum van de kaarting vastgelegd op 17 november 1979 en met een streefdoel om  2000 kaarten aan 10fr aan de man de brengen.

    Ouderraad van 30 oktober 1979. Een nieuwe ploeg start met als voorzitter Dany Provost onder het motto: "Wij hopen met onze nieuwe ploeg evenveel prestaties te kunnen leveren als onze voorgangers. Het steeds weerkerend punt op de dagorde is de hygiëne (toiletten). Na veel beloftes schijnt er niets of weinig gerealiseerd. Hierop wordt terug gekomen en we zullen niet nalaten voldoende hardnekkigheid aan de dag te leggen om tot een billijke oplossing te komen."

    Andere bedenking: ”een heersend ongenoegen door een vorm van tweestrijd gevoerd door (niet vanuit de school zelf) doch door buitenstaanders allerhande om hun eigen blazoen op te poetsen. Waar gaan we naar toe ?

    Tijdens de vergadering van 11 december 1979 werden volgende punten behandeld: balans kaarting met netto-inkomen van 29 423,25 Bfr, leeruitstappen en nabespreking van de beperkte bijeenkomst met de leerkrachten en schoolhoofd, vertegenwoordigers van de ouders, schepen Vanderlinden en de uitgenodigde gast Urbain Heysse pastoor te Nukerke. Onderwerp: tweestrijd tussen de twee scholen en de rol van de pastoor die een bedenkelijke rol speelde.

    De schepen werd herinnerd aan zijn belofte de sanitaire uitrusting op te nemen in het budget van 1981 en dit voor te leggen aan het schepencollege.

    Ouderraad van woensdag 23 april 1980 met gesprek over leeruitstap naar de drukkerij in Nukerke en een bezoek aan het museum/archief, de materiële toestand van de school, parking vóór de school...

    Knelpunt. De afdeling Maarke-Kerkem en Etikhove tellen minder leerlingen zodat in september a.s. een klas minder kan worden gesubsidieerd. De bloeiende afdeling Nukerke zou zo een klastitularis, de jongste i


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (5 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele oude frivole liedjes gezongen te Nukerke

    Enkele oude frivole liedjes gezongen op "den dries" te Nukerke

     

    Het lied van de pensjager

     

    Het was op enen zomeravond

    Toen ik pijn in mijne tanden had

    Ik durfde niet gaan slapen

    Ik ging wandelen al in het veld

    Als ik nog liefhebber was van  het pensjagen

    Nam ik mijne poeder en mijne karabien

    't Was om hem mee te dragen

    Nam ik mijne poeder en mijne karabien

    't Was om hem mee te dragen

     

    Ik ging langs ene stille dreve

    Alwaar het nachtegaaltje zo liefelijk zong

    Ik legde mij daar wat neder

    Al onder enen groenen tronk

    Daar viel ik lustig in enen slaap

    Mijne tandpijn was genezen

    Maar toen ik eindelijk wakker wierd

    De zon die was aan 't rijzen.

    Maar toen ik eindelijk wakker wierd

    De zon die was aan 't rijzen.

     

     

    Ik zat met mijne karabien verlegen

    Voor mij was het verboden jacht

    Ik durfdege mij niet risgieren

    Ik meende dat 'k ene gendarme zag

    Maar wat geluk mijn ore tuit

    En de stem dat ik daar hoorde

    't Was juist enen orgel die daar klonk

    Die mijn jonk hart bekoorde

    't  Was juist enen orgel die daar klonk

    Die mijn jonk hart bekoorde

     

    Ik ging met fiere treden

    Om die overschone maagd

    Een meisje van drie maal zeven

    Die ik daar zo lustig vond.

    Zij sprak Mijnheer gij zijt zo verhaast

    Om op pendars te jagen.

    Gij weet mijne vader is garde-chasse

    En ik zal u overdragen.

    Gij weet mijne vader is garde-chasse

    En ik zal u overdragen.

     

    Zeg meisje roep geen alarm

    Uw vader is mijne beste vriend.

    En ik ben ene gendarm

    Ik doe hier mijne dienst

    Niemand zal mij de jacht verbien.

    Meisje lief waar zijn uwe zinnen.

    'k Zal mijne karabien eens laten zien

    En 't poeder ziet van binnen

    'k Zal mijn karabien eens laten zien

    En 't poeder zit van binnen

     

    Als het meisje had vernomen

    Dat ik enen gendarm was

    Is ze zij bij mij gekomen

    En vroeg vergiffenis

    Zij spreidde zich in het gras

    En sprak lieve gendarm

    Hier is het wild waarop gij jaagt

    Schiet maar zonder pandarm.

    Het gaf een pief, een poef,een, paf

    En 't kletterde in de bomen..

    ' t Is juist gepast, mijn hondje bast

    En 'k zag de stad van Rome.

    't Is juist gepast, mijn hondje blaft.

    En 'k zag de stad van Rome.

     

    Als ik mijn poeder had verschoten

    Deed zij wat

    Uwe karabien moet zijn gebroken

    Want 't zaad ligt al in het zand.

    Die schoot heeft niet getroffen

    Van zo een schoot word ik niet vet.

    't Is al in 't zand gevlogen.

    Van zo een schoot word ik niet vet.

    't Is al in 't zand gevlogen

     

    Pensjagers voor het laatste

    Als ge gij wilt op patrijzenjacht

    Ziet dat ge zijt gendarm

    Voor u is het ook een jacht.

    Schiet maar de vogels klein en groot.

    Alles wat ge kunt vizeren.

    Al gaat het zaad al waar ge wilt.

    En ge moet u niet generen,

    Al gaat het zaad al waar ge wilt.

    En ge moet u niet generen.

     

     

    Germaine

     

     

                    Refrein

    Ach Gemaine mijn hartendief

    Ach ik heb u zo lief

    Al is er met tijds haar smoeltje wat zwart

    Daarom gaat ze nooit uit mijn hart

    Ach ze is er zo lief en fijn

    Ach ze is er de mijn

    Ze zuipt en ze snuift en ze sneukelt er bij

    En toch blijft Germaine aan mij.

     

     

                                   1

     

    Wel vrienden ik heb het u nog niet gezeid

    'k Heb kennis met een schone meid.

    Ja 't is als een beeld als een engel zo schoon

    Ze spant er voor zeker de kroon.
    Men noemt haar Germaine en 't is hare naam

    Ja tot alles is ze in bekwaam

    Daarom durf ik zeggen voor u hier tevree.

    In 't kort trouw ik er mee.

     

                    Refrein

    Ach Gemaine mijn hartendief

    Ach ik heb u zo lief

    Al is er met tijds haar smoeltje wat zwart

    Daarom gaat ze nooit uit mijn hart

    Ach ze is er zo lief en fijn

    Ach ze is er de mijn

    Ze zuipt en ze snuift en ze sneukelt er bij

    En toch blijft Germaine aan mij

     

     

                                   2

     

    Ze's deftig gekleed  ja dat zeg  ik voorwaar

    Maar spijtig ze heeft niet veel haar.

    Och God op haar rokske die z'heeft aan haar lijf

    Staat er wel een lapken of vijf.

    Haar hemdeke heeft in geen weke of tien

    Voor zeker de waskuip gezien.

    En haar schoenen zijn het hermaken niet weerd.

    Ze zijn er maar goed voor den heerd.

     

                    Refrein

    Ach Gemaine mijn hartendief

    Ach ik heb u zo lief

    Al is er met tijds haar smoeltje wat zwart

    Daarom gaat ze nooit uit mijn hart

    Ach ze is er zo lief en fijn

    Ach ze is er de mijn

    Ze zuipt en ze snuift en ze sneukelt er bij

    En toch blijft Germaine aan mij

     

                                   3

     

    Ja ze's toch zo deftig dat zeg ik tevree.

    Nu onlangs op enen souper.

    D'r zaten we samen te fretten te koen

    Ze had geen ferchetten van doen

    Ze stak mee heur puten her muile zo vol

    Ze zoop haar zo zaat als een mol

    En dan nog besluiten van die is

    Ze spoide al op de plancher

    .

                    Refrein

    Ach Gemaine mijn hartendief

    Ach ik heb u zo lief

    Al is er met tijds haar smoeltje wat zwart

    Daarom gaat ze nooit uit mijn hart

    Ach ze is er zo lief en fijn

    Ach ze is er de mijn

    Ze zuipt en ze snuift en ze sneukelt er bij

    En toch blijft Germaine aan mij

     

     

                                   4

     

    Ja gans haar familie is welstellend en goed,

    't Is geeneen die ergens niets doet.

    Haar broeder leurt appels haar zuster met sprot

    Ja zelfs zit een veerkie in't kot

    Zo dus kunt ge denken dat is ergens fijn

    Ik geloof dat 'k nie beters kan zijn.

    Daarom durf ik zeggen

    In t korte hertrouw ik ermee.

     

                    Refrein

    Ach Gemaine mijn hartendief

    Ach ik heb u zo lief

    Al is er met tijds haar smoeltje wat zwart

    Daarom gaat ze nooit uit mijn hart

    Ach ze is er zo lief en fijn

    Ach ze is er de mijn

    Ze zuipt en ze snuift en ze sneukelt er bij

    En toch blijft Germaine aan mij

     

      

    Daar boven in dat vensterke

     

    Daar boven in dat vensterke daar lag een meisje fijn.

    Daar kwam daar ene boer voorbij.  Zeg meisje wil je mij ?

    Neen,  neen met een boer om te melken aan een koe

    Gij gij gij zijt zo fijn maar mijn man zult gij niet zijn.

     

    Daar boven in dat vensterke daar lag een meisje fijn.

    Daar kwam daar ene beenhouwer voorbij.  Zeg meisje wil je mij ?

    Neen,  neen rood van bloed, gij die alle moorden doet.

    Gij gij gij zijt zo fijn maar mijn man zult gij niet zijn.

     

    Daar boven in dat vensterke daar lag een meisje fijn.

    Daar kwam daar ene kleermaker voorbij. Zeg meisje wil je mij ?

    Neen, neen naalden breken ,gij zult in mijn handen steken.

    Gij gij gij zijt zo fijn maar mijne man zult gij niet zijn.



    Op ienen dertien oêven

     

    Op ienen dertien oeven,

    den baker sloeg zijn wijf,

    Al mee een hiete poeule,

    zu deerlek op heur lijf.

    Wa goeun we den baker geven

    al veur zijn nieuwe jaor;

    Een kind al in de wiege

    mee zwart gekroeseld hoêr.

     

    De meisjes van Nukerke

    De meisjes ja van Nukerke zoals men overal ziet

    Ze zien d'er de jonkmans zu gieren maor jô ze gebôren da niet

    De meisjes voornaam zo lief en zo net

    Het zijn lijk engelkes die maagden zijn

    Als gij  eens goed  op hen let

    Ze lachen u zo zoetjes tegen

    Maar eenieder weet dat wel

    Ze zijn er ja zo verlegen

    Als gij maar eens komt aan hun vel

    En moet gij eens aan het tôten toe gaan

    Tralalalaliere

    ...............

    De meisjes ja van Nukerke

    Gelijk men overal zit

    Ze zien d'er de jonkman zu gieren

    Maor jô ze gebôren dat niet!


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geschiedenis van het onderwijs

                           Geschiedenis van het onderwijs
    O
    ude volkeren kenden reeds een vorm van onderwijs. Bij de primitieve volkeren aapten de kinderen na wat de volwassenen deden. Meer georganiseerd was het onderricht bij de Grieken en Romeinen. Kloosters, burchten en abdijen  waren in de middeleeuwen plaatsen waar bevoorrechten enige vorm van onderricht kregen. De laagste klasse van de bevolking bleef steeds uitgesloten.

     

    Nationale voorgeschiedenis 

    Frans Bestuur (1792-1814)

    In 1795 werd het ganse toekomstige België door Frankrijk bezet. Een jaar later, in 1796, werd de universiteit van Leuven afgeschaft en religieuze orden werden ontbonden.Tijdens de Boerenkrijg van 1798 tot 1799 komen de landlieden massaal in het verzet tegen de Franse bezetter.Tijdens het Bewind van Napoleon Bonaparte kwam het concordaat  met de paus tot stand waardoor o.a.de katholieke eredienst werd hersteld en de geestelijkheid werd bezoldigd.Napoleon werd op 18 mei 1804 tot keizer verheven en kwam er zware druk te liggen op de Kerk.Kerk en Staat werden gescheiden waardoor de  Kerk alle voorrechten verliest. De Staat eigende zich het monopolie toe van het onderwijs en zelfs van de opvoeding van de kinderen. Dat was voortaan regeringszaak. Maar de Kerk bleef een grote levenskracht uitstralen zelfs na het verlies van haar goederen. Voortaan is de Kerk van de Staat gescheiden maar ze behoudt zeker nog rechten door het Concordaat gewaarborgd.

    Hollands Bewind (1815-1830)

    30 mei 1814: vereniging van België met Holland.

    Het Openbaar Onderwijs kreeg de volle aandacht van Willem I, immers men had het toen over “onze bedroevende achterlijke bevolking”. Maar Willem nam belangrijke beslissingen want in het Zuiden was het onderwijs niet georganiseerd. We hadden hier geen opgeleide onderwijzers, ingerichte schoollokalen of goede handboeken, noch was er een regelmatig schooltoezicht. Er werden in 10 jaar tijd 1146 schoollokalen bijgebouwd of vernieuwd. De gemeentelijke scholen kenden een grote aangroei van leerlingen.

    De koning besliste in zaken van bestuur en onderwijs dat niet vrij was. Hij schonk dan ook zijn volle aandacht aan het openbaar onderwijs. Vierduizend kosteloze lager scholen kregen gediplomeerde onderwijzers en in 1816 werden zeven athenea door de Staat geopend. Lier kreeg in 1818 een normaalschool. De universiteit van Leuven werd terug uitgebouwd en Gent en Luik kregen een universiteit.

    In 1819 werd het Nederlands, ook in het Vlaamse deel, de officiële en nationale taal.

    De godsdienstpolitiek van de koning zal de oorzaak zijn van de latere scheuring.

    De kloosterorden die voor een vrij onderwijs zorgden werden tegengewerkt en vanaf 1824 eiste Willem I van de onderwijzende orden een officiële vergunning en bekwaamheidsdiploma’s. Hij droomde tevens van een staatskerk.

    Vanaf 1827 waren drie stromingen actief: de liberalen, de liberale katholieken en de katholieken.

    1828 ontstond het katholiek-liberaal verbond. De katholieken deden toegevingen over de gelijkstelling van de godsdiensten en de liberalen erkenden de vrijheid van het onderwijs.

    Belgisch bestuur

    Van 10 november tot 4 juni 1831 had Het Nationaal Congresplaats. De meerderheid bestond uit katholieke voorstanders van de moderne vrijheden. De bijna even grote groep van liberalen beleden toen nog voor het merendeel de katholieke godsdienst, een minderheid waren vrijdenkers.

    De Belgische Grondwet was klaar op 7 februari 1931.

    De Belgische grondwet waarborgde toen reeds de vrijheid van onderwijs (artikel 17) in een geest van ruime tegemoetkoming aan de vrijheid en aan de godsdienstigheid van de school.

    De katholieken wilden in het openbaar leven de leer van de Kerk doen zegevieren.

    Het openbaar onderwijs werd voor het eerst geregeld door de wet van 23 september 1842  “Krachtens de wet van 1842 op het lager onderwijs moest iedere gemeente op haar grondgebied ten minste één school hebben. In de meeste gemeenten werden vanaf dan, met staatstoelagen, nieuwe openbare scholen gebouwd, met als doel openbaar lager onderwijs in te richten.

    Het onderwijs, vooral het lagere, bleef de voornaamste inzet van de partijstrijd. In 1842 hadden beide partijen eendrachtig nog samengewerkt aan de eerste organische wet op het lager onderwijs maar na 1847 werd de liberale schoolpolitiek geleidelijk vijandig tegenover de godsdienst.

    1847: werkelijke onafhankelijkheid van het burgerlijk gezag tegenover de godsdienst én voor de organisatie van het staatsonderwijs in alle graden.

    1879 1augustus: de liberale ongelukswet bepaalt dat elke gemeente een officiële school moest inrichten  en dat godsdienstonderwijs slechts gegeven mocht worden op aanvraag van én buiten de lesuren. Het aannemen van vrije scholen door de gemeenten was voortaan verboden. Daarop volgde in februari van 1879 een “ gezamelijke vastenbulle” die de bisschoppen deden verschijnen als een herderlijke brief, bijzonderlijk tot de huisvaders gericht. De brief eindigde met deze bede, die de priester in ’t vervolg, elken zondag, in alle kerken van ’t land zou voorzeggen na de preek in de mis:van de scholen zonder God en van de meesters zonder geloof, verlos ons, Heer.

    Er volgde een jarenlange schoolstrijd.

    Toen kwam de Wet van 1881 op het middelbaar onderwijs. Gevolg: om het godsdienstonderwijs te redden richtten de katholieken over het hele land vrije scholen op, die zij met de grootste opofferingen in stand hielden… De bisschoppen en de geestelijken wezen de gelovigen op de plicht hun kinderen een godsdienstige opvoeding te geven. De regering verbrak zelfs de betrekkingen met Rome in juni 1880. Ondertussen was de partij van de onafhankelijken ontstaan met als gevolg dat bij de  verkiezingen van 1884 de katholieken zegepraalden en de katholieke reactie kwam die de vrijheid en het godsdienstonderricht weer begunstigde.

    1895: de wet van Woeste-Schollaert  verplichtte op zijn beurt het godsdienstonderricht, behalve wanneer de vader er zich tegen verzette.

    Voortaan kon iedere vrije school die aan de wettelijke voorwaarden voldeed aangenomen worden. Vandaar dat wij destijds al eens school liepen in een Aangenomen  Meisjessschool of in een Aangenomen   Jongensschool.

    Namelijk, de conservatieven(katholieken) en de liberalen streden om de macht ten einde hun programma te verwezenlijken. Onder de katholieken waren dan nog twee stromingen; de liberale katholieken en de ultramontanen. In 1864 werden veel stichtingen opgericht ten voordel van het godsdienstig onderwijs in de officiële scholen. Toen kwam de schoolwet van 1879 , ook “ongelukswet” genoemd, gevolgd door de wet van 1881 op het middelbaar onderwijs. Genoeg om een schoolstrijd te ontketenen. Ten einde het godsdienstig onderwijs te redden richtten de katholieken over her hele land vrije scholen op die ze met de grootste opofferingen in stand hielden. Bovendien wezen de bisschoppen en de geestelijken een zware druk op hun gelovigen hun kinderen een godsdienstige opvoeding te geven. Vanaf februari 1879 werden van op de kansels een herderlijke brief van de Belgisch bisschoppen afgelezen. Die “vastenbulle” was “gericht  tot de huisvaders en tegen het anti-godsdienstig karakter van dit nieuw ontwerp. De brief eindigde met “Van de scholen zonder God en van de meester zonder geloof, verlos ons Heer.” De priester zou voortaan na elke preek deze zin voorzeggen. Het ministerie deed zijn beklag bij de paus van Rome om het gedrag van de bisschoppen te laken. Tevergeefs ! De betrekkingen met Rome werden in 1880 verbroken. Het buitensporig radicalisme deed een nieuwe partij ontstaan nl. de partij der onafhankelijken. Zij verzekerden in 1884 de zegepraal aan de katholieken.

    Pas in juni 1914 werd in België de schoolplicht ingevoerd.

    Richtlijnen voor leerkrachten uit het jaar des heren 1872

    De leerkrachten moeten iedere dag de lampen bijvullen en de schoorsteen vegen.

    Iedere leerkracht moet een emmer water meebrengen en een bak kolen voor de behoeften van de schooldag.

    Besteed veel zorg aan het maken van de pennen.

    Men kan de pennen aanpunten op de manier die het meest gewenst is voor iedere leerling afzonderlijk.

    Mannelijke leerkrachten mogen per week één avond besteden aan het werven van een echtgenote, of twee avonden per week indien ze geregeld ter kerke gaan.

    Na tien uur aanwezigheid in de school mogen de leerkrachten de resterende tijd besteden aan de lectuur van de Bijbel of andere nuttige boekwerken.

    Vrouwelijke leerkrachten die huwen of zich op het slechte pad begeven dienen ontslagen te worden.

    Iedere leerkracht, zal bij elke uitbetaling een behoorlijk deel van zijn verdiensten opzij leggen om ervan te genieten in de jaren dat hij aftakelt: zo wordt hij geen last van de gemeenschap.

    Iedere leerkracht die rookt, alcohol in enigerlei vorm tot zich neemt, kansspelen bijwoont, herbergen bezoekt of zich laat scheren in een barbierswinkel, zal terecht aanleiding geven tot argwanende bedenkingen over onkreukbaarheid en rechtschapenheid.

    De leerkracht die vijf jaar plichtsgetrouw en zonder fouten zijn taak heeft vervuld, kan een loonsverhoging van 25 cent per week ontvangen, mits akkoord van het Ministerie van Onderwijs.

    Plaatselijke strijd

    “Ten gevolge van de wet  van 1842 werd langs de Capellestraat (nu Pontstraat) een school met bijhorend schoolhuis opgericht. Er liepen meisjes en jongens vanaf de leeftijd van 6 jaar school. Beschrijving van het schoolgebouw: er was één grote klas voor de jongens en een kleinere klas voor de meisjes. Het plafon was heel hoog en op de noordenmuur van de jongensklas was een grote platte grond van Nukerke geschilderd. De speelplaats met sanitair lag langs de Capellestraat waar ook de toegang tot de school was. De meisjes moesten zich tevreden stellen met een klein klaslokaal en een kleine speelplaats achter het gebouw, aan de kant van de Mere. Over de eerste gemeentelijke dorpsonderwijzer én oppermeester weten we het volgende. Pieter Amandus Germonprez oud 47 jaren gemeenteonderwijzer geboren te Kerkhove en wonende te Nukerke ten gehuchte Pontsstraet , gehuwd met Barbara Vanhoutte oud 39 jaar en geboren te Anseghem, komt de geboorte van hun kind Guido aangeven dat geboren werd op 11 september 1850. In 1853 werd in het gezin Ivo Bonifacius geboren.

    Het volgende schoolhoofd was Theofiel Gilleman.

    “ Theophiel Gilleman, was het eerste schoolhoofd van de gemeenteschool langs de Capellestraat (nu Pontstraat ) in Nukerke. Een zoon, Joseph, sneuvelde in het begin van W.O.I. De familie Gilleman was afkomstig van Petegem. De eerste vrouw van Theophiel was Marie Melanie Van Lancker. Op haar doodsprentje lezen we: ”Heden is de mensch, en morgen is hij verdwenen * bid voor de Ziel van Marie Melanie Van Lancker, echtgenoote van Theophiel Gilleman, lid der Kruiswegvereeniging geboren te Peteghem den 16 October 1856, en te Nukerke schielijk overleden den 22 Mei 1890.” Bidprentje gedrukt te “ Ronsse, sneldruk van Van den Daele.”

    Een zekere Marie, Chlotilde De Zaeytyd echtgenote van Theofphile Holderbeke gaf aan de meisjes handwerk. Chlotilde woonde iets verderop, nu woning met huisnummer 45. Daar had haar man Theophile een schrijnwerkerij en er was zelfs een herberg ondergebracht. Vooraan stonden drie grote, mooie linden, die gerooid werden bij de heraanleg van de Pontstraat in de 197O. In de volksmond heette het daar “aan kloaten fieli”. In een officiële akte lezen we ondermeer: “Het jaar negentien honderd, den twintigsten December om twee ure namiddag voor ons, Charles,Francis Van der Eecken, Burgemeester ambtenaar van den burgerlijken stand van de gemeente Nukerke zijn verschenen Theophile Holderbeke oud drij en dertig jaren timmerman en Hippoliet Van Lancker oud zeven en dertig jaren hoefsmid alhier beide alhier wonende en zijnde de eerste vader, de tweede gebuur van den overleden, dewelke ons hebben verklaard dat heden om negen en half ure voormiddag ten huize van eersten verschijneren ten gehuchte Capellestraat overleden is Holderbeke Urbain-Leopold oud zeventien maanden, alhier geboren en hier wonende, zoontje van eersten verschijner en van zijne huisvrouw Marie, Clothilde De Zaeytyd oud vier en dertig jaren kleermaakster alhier wonende.”

     Ook toen werd er een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutordoir predikte tegen de liberale school. Om de toestand van die tijd goed te begrijpen moet men zich kunnen inleven in de politiek-sociale toestand van die periode. Na 1930 begon het mank te lopen met de school, het aantal kinderen verminderde, tot er uiteindelijk maar één kind (Florent Brugge) overbleef en de school definitief werd gesloten. Meester Gilleman  bleef nog enkele jaren in het leeg schoolgebouw wonen. Na zijn dood werd het schoolgebouw als schrijnwerkerij ingericht. Nadien werd het  bewoond door Aloïs Norga  die het goed later doorverkocht aan de familie Hector Van Moorleghem, die in het schoolgebouw een mechanische maalderij  inrichtte. We weten verder van meester Gilleman dat zijn zoon is gesneuveld op de eerste dag van W.O.-I. Uitzonderlijk voor die tijd was het feit dat meester Gilleman een “spreekmachine” had. Dat zou wel eens een fonograaf zijn geweest. Die werd uitgevonden in 1877 en wordt beschouwd als de voorlopers van de grammofoon. De meester zou driemaal getrouwd zijn: met een zekere Maes, een Claus en met Gusta Tonneau. Na zijn overlijden is zijn weduwe gaan wonen in het huis naast de  school (zie nr 14). Ze is gestorven in Sint-Denijs-Westrem in 1978. Onder het burgemeestersschap van Armand Vandeputte, dienstdoende burgemeester in de plaats van burgemeester T'Sjoen (buiten strijd wegens ziekte), werd in 1930-1931 langs de Holandstraat een nieuwe gemeenteschool gebouwd door Joseph Van Coppenolle echtgenote van Elvina Willems uit de Hoevestraat 16. Deze school omvatte naast het schoolhuis  twee  klaslokalen. Dit project kon verwezenlijkt worden door het feit dat Armand Vandeputte zich aansloot bij de liberalen. De tegenstanders dreven het zó ver te verkondigen dat het een “goddeloze school” was. In oktober 1986, werd dit gebouw, dat jarenlang en danig was verwaarloosd afgebroken en vervangen door een moderne constructie. De onverdraagzaamheid stak terug de kop op. Maar dat is weer een ander, lang verhaal. Tenslotte werd het nieuwe project op 17 september 1988 officieel ingehuldigd door burgemeester Michel Langie, die zich  volledig had ingezet voor de verwezenlijking van het project.

    Lees verder onder de rubriek " Geschiedenis van het gemeentelijk onderwijs"

    Het ontstaan van het katholiek onderwijs.

    Het katholiek onderwijs werd opgericht in 1879.

    De schoolstrijd van 1879 tot 1884 ging om het veroveren van de kinderzieltjes, zo kon men toentertijd lezen in bepaalde politieke pamfletten. De grondwet schreef “vrijheid van onderwijs” voor . Dit wil zeggen dat de staat moet instaan voor het openbaar onderwijs, in rechte, dat was althans het standpunt van de liberalen. Daar tegenover stond het standpunt van de katholieken die als standpunt hadden; “de Staat is volslagen onbevoegd om een nationaal onderwijs te leiden”. Na toegevingen vroegen ze in ruil dat de opvoeding en onderwijs in de openbare scholen op “den Godsdienst” zouden gesteund zijn. Uit een vergelijk tussen de twee partijen ontstond de wet van 1842.

    “Krachtens die wet behoorde het zedelijk en godsdienstig onderricht verplichtend tot het programma der lagere gemeentescholen. Dit onderricht werd in iedere school door de onderwijzer zelf gegeven, overeenkomstig den eredienst waartoe de meerderheid der leerlingen behoorde, en onder de waakzaamheid en leiding der bedienaars van dien godsdienst……

    In die tijd was het pover met de opleiding die de mensen hadden genoten. Immers, amper 49% van de kinderen kon lezen en schrijven.

    In 1840 telde België nochtans 5189 scholen waarvan 2284 vrije (katholiek) scholen.

    Vanaf 1875 schenen de katholieke weg te kwijnen want hun aantal daalde tot 958 terwijl het aantal gemeentescholen steeg tot 4157.

    In 1845 waren er lagere gemeentescholen, aangenomen scholen en vrije scholen.

    Ontstaan en evolutie van het katholiek onderwijs te Nukerke

    Tekst uit een oude brochure

    In 1877 deden de Z.E.H. Kan. Désiré Van Malleghem en zijn zuster Clémence, een klooster en een school bouwen te Nukerke. DE.H. Pastoor De Groote vroeg Zusters van Barmhartigheid om klooster en bewaarschool te bedienen.

    “In de buitenparochiën was ’t eene heele zaak, de katholieke school op te richten. Met groote plechtigheid werd er de eerste steen van gelegd onder de zegeningen der Kerk; dan droeg elk zijn offer bij en dikwijls zijnen arbeid. De gespannen der pachters en der eigenaars deden het vervoer; de materialen werden kosteloos geleverd; in menige plaats werkten metsers, timmerlieden en dekkers zonder loon; de armsten stelden zich om een drankje dienstbaar. De schoolplans, de bestekken, de indeling der klassen, de keus der meubileering waren het voorwerp van veelvuldige studiën in de schoolkomiteiten en in de drukpers. De beste bouwmeesters van het land hadden meêgewerkt om modelgebouwen op te richten. Vele zulke gebouwen, opgericht in den eenvoudigen en slanken gotische stijl, die alsdan in België, dank aan de beroemden baron Bethune, begon terug te komen, hadden een waarlijk aanvallig uitzicht; sommigen waren dusdanig geschikt, dat zij eens of morgen, mits eene geringe verandering, kleine landelijke godshuizen konden worden.” Uit “De schoolstrijd in België”.

    De eerste Zusters: Moeder Raphaël, Zuster Felicitas en Zuster Birgitta kwamen er den 8ste  Juli 1877 toe, en werden er aan de goede zorgen van den E.H. Pastoor toevertrouwd., die aan de Zusters het aller nodigste bezorgde en 100fr per Zuster aan het Moederhuis zou uitbetalen. De Zusters van de Bewaarschool kenden groten bijval: na 8 dagen waren er reeds 81 kinderen. In 1879 werd een jongensklas naast het klooster gebouwd, waar een onderwijzer fungeerde. Tijdens de schoolstrijd 1879-1884 stond het klooster twee lokalen af voor de school. In een dier klassen gaf Zuster Reinilde, later Algemene Overste, het onderricht. In 1884 worden Lagere- en Bewaarschool aangenomen.

    Het leven der school heeft nu zijn normaal verloop: uitbreiding en verbeteringen naarmate de schoolbevolkingtoeneemt of de eisen der hygiëne en gereiflijkheid zich deden gelden.

    Mei 1940 bracht over ’t klooster degrote beroerte. Reeds den 12 Mei kwamen de eerste vluchtelingen. De scholen werden ontruimd en ingericht als nachtverblijf. Den 20ste Mei warende Duitsers daar. Zij eisen gans het gelijkvloers van ’t klooster voor hun gekwetsen; de Zusters met de weesjes werden naar den kelder verwezen, waar ze een akeligen nacht doorbrachten.  s ‘ Morgens, na herhaaldelijk kloppen op de deur mochten een paar Zusters er uit om bij een gebuur koffie en brood te halen. Ze moesten weer de kelder in om 8 u. Als ze boven kwamen lag alles vol soldaten. Dan maar naar de klas van den 4den graad om wat eten voor te bereiden. Ondertussen brachten ze maar gedurig gekwetsten en bij ‘t vallen van den avond verhuisden de Zusters naar ’t hospice en namen in der haast alles mee wat ze konden. ‘s Anderendaags gingen ze vlug een kijkje nemen; alle klassen waren open gebroken en veel was geroofd. Den 30ste Mei werden de klassen ontruimd. Nu konden de Zusters een groot deel van hun inboedel onderbrengen en er met de kinderen slaapgelegenheid vinden. Den 1ste  Juni vertrokken alle soldaten , en nu werd er van alle kanten bijgesprongen: Zusters, schrijnwerkers, kinderen, sjouwden, droegen, kuisten, timmerden met een koortsige bedrijvigheid, zodat op één dag het klooster weer bewoonbaar werd.

    Enkele dagen later kwam nog eens een groep soldaten de rust storen voor enkele uren. Gauw werd echter weer alles in orde gebracht. Verder verliep alles rustig.(uit een kroniek van toen)

    Geschiedenis van de school op het Holand.

    Eerste onderwijsvorm in Nukerke

    Het volksonderwijs in Nukerke nam een aanvang in de 18de eeuw. De parochie Melden-Nukerke kreeg z’n eerste onderwijsvorm in 1713 toen een zekere Piet Spileers een beurs stichtte om de arme kinderen te leren lezen en schrijven. De hoofdzaak was de jongeren in de katholieke godsdienst op te voeden. De eerste onderwijzer zou ene Jan Georges Signor zijn geweest. Een “Duitschman hier toegekomen met het duitsche leger”. Hij gaf onderricht van 1719 tot 1729. Veel moet je je van dat onderricht niet bij voorstellen; de dames en heren voor de klas waren in die tijd gewone “goede zielen” van de parochie die soms zelf met moeite konden lezen en schrijven. Ze hadden geen diploma. Kwamen in aanmerking om te onderrichten: “een juffrouw”, de koster, de onderpastoor…

    Nukerke wordt vanaf heden, sinds de Franse Revolutie, op de kaart gezet. Een belangrijke beslissing van het gemeentebestuur was de aanstelling van een dorpsonderwijzer. In de annalen vinden we een zekere Pieter Amandus Germonprez die in 1833 naar Nukerke verhuisde. Aangezien er toen nog geen schoolgebouw voor handen was gaf hij waarschijnlijk onderricht afwisselend in groepjes en waarom niet bij hem thuis. We stellen ons voor dat de kinderen toen in zeer beperkte mate de lessen volgden. Veel plattelandsmensen zagen daar de behoefte nog niet van in. En… het was toen voor de onderwijzer van de gemeenteschool nog de “goeden ouden tijd”! Er was immers nog geen concurrentie; het katholiek onderwijs was nog in wording ! Maar eerst enkele richtlijnen die de leerkrachten in opdracht van het ministerie moesten in acht nemen.

    Eind 19de begin 20ste eeuw: er woedt een plaatselijke schoolstrijd

           “Ten gevolge van de wet  van 1842 werd langs de Capellestraat (nu Pontstraat) een school met bijhorend schoolhuis opgericht. In 1834 telde men in Nukerke 447gebouwen waaronder 402 huizen, 43 hoeven, een kerk en een gemeenteschool. (Annalen Ronse) 

    Er liepen meisjes en jongens vanaf de leeftijd van 6 jaar school. Beschrijving van het schoolgebouw: er was één grote klas voor de jongens en een kleinere klas voor de meisjes. Het plafon was heel hoog en op de noordenmuur van de jongensklas was een grote platte grond van Nukerke geschilderd. De speelplaats met sanitair lag langs de Capellestraat waar ook de toegang tot de school was. De meisjes moesten zich tevreden stellen met een klein klaslokaal en een kleine speelplaats achter het gebouw, aan de kant van de Mere.  Het schoolhoofd was Theofiel Gilleman. Een zekere Marie, Chlotilde De Zaeytyd echtgenote van Theophile Holderbeke gaf aan de meisjes handwerk.  Chlotilde woonde iets verderop, nu woning met huisnummer 45. Daar had haar man Theophile een schrijnwerkerij en er was zelfs een herberg ondergebracht. Vooraan stonden drie grote, mooie linden, die gerooid werden bij de heraanleg van de Pontstraat in de 1970. In de volksmond heette het daar “aan kloaten fieli”. In een officiële akte lezen we ondermeer: “Het jaar negentien honderd, den twintigsten December om twee ure namiddag voor ons, Charles,Francis Van der Eecken, Burgemeester ambtenaar van den burgerlijken stand van de gemeente Nukerke zijn verschenen Theophile Holderbeke oud drij en dertig jaren timmerman en Hippoliet Van Lancker oud zeven en dertig jaren hoefsmid alhier beide alhier wonende en zijnde de eerste vader, de tweede gebuur van den overleden, dewelke ons hebben verklaard dat heden om negen en half ure voormiddag ten huize van eersten verschijner en wonende ten gehuchte Capellestraat overleden is Holderbeke Urbain-Leopold oud zeventien maanden, alhier geboren en hier wonende, zoontje van eersten verschijner en van zijne huisvrouw Marie, Clothilde De Zaeytyd oud vier en dertig jaren kleermaakster alhier wonende.”

     Ook toen werd er een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutordoir predikte tegen de liberale school. Om de toestand van die tijd goed te begrijpen moet men zich kunnen inleven in de politiek-sociale toestand van die periode. Na 1930 begon het mank te lopen met de school, het aantal kinderen verminderde tot er uiteindelijk maar één kind (Florent Brugge) overbleef en de school definitief werd gesloten. Meester Gilleman  bleef nog enkele jaren wonen in het schoolhuis naast het lege schoolgebouw wonen. Na zijn dood werd het schoolgebouw als schrijnwerkerij ingericht. Nadien werd het  bewoond door Aloïs Norga  die het goed later doorverkocht aan de familie Hector Van Moorleghem, die in het schoolgebouw een mechanische maalderij  inrichtte. We weten verder van meester Gilleman dat zijn zoon is gesneuveld op de eerste dag van W.O.-I. Uitzonderlijk voor die tijd was het feit dat meester Gilleman een “spreekmachine” had. Hij zou ook driemaal getrouwd zijn, met een zekere Maes, een Claus en met Gusta Tonneau. Na zijn overlijden is zijn weduwe gaan wonen in het huis naast de school (nu huisnummer 14). “

    “Theophiel Gilleman, was het eerste schoolhoofd van de gemeenteschool langs de Capellestraat (nu Pontstraat ) in Nukerke. Een zoon, Joseph, sneuvelde in het begin van W.O.I. De familie Gilleman was afkomstig van Petegem. De eerste vrouw van Theophiel was Marie Melanie Van Lancker. Op haar doodsprentje lezen we: ”Heden is de mensch, en morgen is hij verdwenen * bid voor de Ziel van Marie Melanie Van Lancker, echtgenoote van Theophiel Gilleman, lid der Kruiswegvereeniging geboren te Peteghem den 16 October 1856, en te Nukerke schielijk overleden den 22 Mei 1890.” Bidprentje gedrukt te “ Ronsse, sneldruk van Van den Daele.”

    Hij huwde drie maal. Tijdens zijn derde huwelijk met Gusta Tonneau werden 2 zonen geboren. De oudste, Joseph-Theofiel-Guido, werd geboren op 13 juli 1918. Tijdens zijn beroepleven was hij werkzaam als technisch tekenaar bij New Holland. Deze heeft tevens een aantal patenten op zijn naam staan onder de naam van Joseph TG Gilleman. Hij woonde destijds in Sint-Denijs-Westrem, was getrouwd en kreeg 6 kinderen en 7 kleinkinderen. De tweede zoon, Marcel, werd geboren op 8januari 1923. Ook hij was later te werk gesteld bij New Holland. Hij werkte er als human recources medewerker, woonde in Sint-Denijs-Westrem, was getrouwd en kreeg 2 kinderen en 6 kleinkinderen. Hij overleed op 6 april 1986. Gusta is na de dood van Theofiel van Nukerke verhuisd naar Sint-Denijs-Westrem nadat ze eerst woonde in het villaatje nr. 14 naast de oude school. Ze is overleden in 1978.”(veel gegevens bereikten ons via Sarah Gilleman, een achterkleindochter van Theofiel)

    Jaren 30 met bouw van een nieuwe gemeenteschool

    Onder het burgemeestersschap van Armand Vandeputte, dienstdoende burgemeester in de plaats van burgemeester ‘T Sjoen (buiten strijd wegens ziekte), werd in 1930-1931 langs de Holandstraat een nieuwe gemeenteschool gebouwd door een zekere Fedor-Joseph Van Coppenolle. Deze school omvatte naast het schoolhuis twee klaslokalen. Dit project kon verwezenlijkt worden door het feit dat Armand Vandeputte (katholieke partij) zich aansloot bij de liberalen. De tegenstanders dreven het zó ver te verkondigen dat het een “goddeloze school” was. In oktober 1986, werd dit gebouw, dat jarenlang zodanig was verwaarloosd, afgebroken en vervangen door een moderne constructie gebouwd door BBC. De onverdraagzaamheid stak terug de kop op. Maar dat is weer een ander, lang verhaal. Ten slotte werd het nieuwe project op 17 september 1988 officieel ingehuldigd door burgemeester Michel Langie, die zich volledig had ingezet voor de verwezenlijking van het project.

    Periode 1930-1968

    Na de teloorgang van het gemeenteschooltje, gelegen langs de Pontstraat,  plande het gemeentebestuur in 1930 een nieuwe school. Om alle polemiek te vermijden met de parochiale scholen werd geopteerd de school ver van de dorpskern te bouwen. De nieuwe gemeenteschool zou op ’t Holand komen, centraal gelegen wel is waar,  in een heel dun bevolkt gehucht dat hoofdzakelijk bestond uit landbouwbedrijven. Met de nieuwe inplanting op “Den Dries” wou het bestuur ook een oplossing bieden voor de bewoners die tegen het Nukerkes bos woonde op het gehucht Louise-Marie. In oorsprong werd een lap grond voorzien aan de hoek Hoolandstraat-Weystraat. Daar werd na wat gepalaver echter vanaf gezien en werd er gekozen voor een afhellend stuk weiland van Richard Vanderbeke. Deze lap grond grensde aan diens woning (nu Holandstraat 20) . Daar baatte zijn vrouw een winkeltje uit van kruidenierswaren. Kwatongen beweerden dat die hele beslissing een politieke koehandel was.

     In de lente van 1931 was de firma Fedor Vancoppenolle uit het Bakkerbos te Nukerke,  klaar met het gebouw, bestaande uit 2 klassen, een klein lokaal dat dienst deed als keuken, twee speelplaatsen gescheiden door een muur van betonplaten, een klein afdak, een toiletgebouw (zeg maar “vertrekken”) en een kolenhok.  Op 1 mei werd gestart met 2 leerkrachten: De Merlier Fedor werd schoolhoofd en Gremonprez Cécile werd als kleuterleidster aangesteld. Ze werd tevens belast met het vak vrouwelijke handwerken aan de meisjes van de lagere klas. 20 kleuters en 39 leerplichtige kinderen werden die eerste meidag ingeschreven. Tegen het einde van het schooljaar was het aantal leerlingen opgelopen tot respectievelijk 29 en 42. Het aantal leerlingen bleef echter stijgen zodat op 29 november 1932 mevrouw De Ronne-Herregat Julia benoemd werd tot kleuteronderwijzeres, terwijl Gremonprez Cécile werd benoemd tot lagere onderwijzeres. De volksvertegenwoordiger A.Amelot uit Zingem zou een grote rol hebben gespeeld bij de benoeming van sommige leerkrachten. Gedurende de periode april-juni 1937 werd een kleuterklas aan de zuidkant van het bestaande gebouw toegevoegd. Ook het schoolhuis werd dat jaar gebouwd en was op 1 juni 1938 beschikbaar.

    De speelplaats die oorspronkelijk bestond uit grind werd in 1952 verhard met betonstenen. Een fietsenbergplaats  kwam er in 1961. Na de schooluren deed dit gebouwtje dienst als garage. De steenkoolkachels werden pas in 1967 vervangen door  stookoliekachels. Deze verbetering kwam er onder druk van de hogere overheid omdat het gemeentebestuur voordien subsidies, die aan de school toekwamen, voor andere doeleinden had gebruikt. De stookolie tank lag in het vroegere kolenhok, naast de garage. Drinkwater (leidingwater) kwam er pas in 1975. Voordien was er een “steenput”  in de boomgaard . Vanuit de keuken werd het water met een handpompje naar boven gepompt. In dat zelfde keukentje kregen de meisjes van de 4de graad kookles. Er waren geen voorzieningen; enkel een arduinen pompsteen met een zware handpomp en in de hoek een fornuis waarop werd gekookt. Dit antiek kolenfornuis ging in 1968 naar de ijzerhandelaar. Bij de afbraak van de school bleek dat men er niet beter op had gevonden het regenwater van de speelplaats op te vangen in een regenput. Met het handpompje, tegen de muur van het afdak, pompte men dat water op om er de klaslokalen mee te kuisen.

    Tijd voor een anekdote

    Pastoor Dutordoir had in het heetst van de schoolstrijd zelfs luid verkondigd dat hij nooit of ter nooit een voet zou zetten in de gemeenteschool en dat hij er zeker geen catechismusles zou onderrichten. Het gemeentebestuur nam dat niet. Armand Vandeputte en Henri Van Maelsaeke schreven een klachtbrief naar het bisdom. Enige tijd later moest de pastoor de parochie verlaten om directeur te worden in een klooster.

    De nieuwe pastoor werd Reyns. De maandag na zijn inhuldiging stapte daar halfweg  in de voormiddag toch wel die nieuwe pastoor en zijn zus ’t Holand op richting gemeenteschool  met twee maanden boterkoeken. Daar werden alle leerlingen getrakteerd op boterkoeken en chocolademelk. Op die wijze wou pastoor Reyns de relatie met de gemeenteschool weer goed maken.

    Vanaf 1937 waren de drie klassen als volgt verdeeld: een kleuterklas, de klas met 1ste, 2de en 3de leerjaar en de klas vanaf het 4de tot en met het 8ste leerjaar. De meeste leerlingen waren kinderen uit het landbouwmilieu. Talrijk waren toen nog de “koeplekjes” met enkele “bunders” (ha) land. Terwijl de meisjes van de hoogste klas handwerk of huishoudkunde leerden, trokken de jongens met de meester naar de boomgaard met kippenhok of naar de moestuin waar ze leerden zaaien en oogsten. Alles moest worden onderhouden. Er was zelfs een duivenhok op de zolder van het schoolgebouw. Ook daar leerden de kinderen de liefde voor het vak. Voor die tijd een praktijk-gericht-onderwijs. Immers tot de jaren vijftig genoten praktisch alle kinderen enkel lager onderwijs; ze verlieten op 14 jarige leeftijd de school om aan het beroepsleven te beginnen. Enkele vooruitstrevende, begoede  ouders, veelal landbouwers,  lieten hun zonen het middelbaar onderwijs aanvangen. Meisjes moesten niet verder studeren want die werden sowieso in het huishouden ingeschakeld of gingen “dienen” bij een rijke familie in de stad. Na de W.O.-II veranderde de tijdsgeest en kreeg de school meer aandacht.

    De oorlogsjaren met hun armoede en honger waren nog maar pas voorbij maar de noodzaak bleef om de kinderen te leren hoe ze in hun basisbehoeften konden voorzien.  Een andere reden waarom tuinbouw in het lessenpakket paste was het feit dat de school een plattelandsschooltje was, midden de velden en weiden. Landbouw was immers de grootste activiteit van de bewoners en minstens één zoon zou later vader opvolgen op het erf. De meeste landbouwerskinderen hielpen de ouders op het erf voor én na de schooltijd.

    De meisjes van de vierde graad kregen een totaal ander programma. Natuurlijk de gemeenschappelijke lessen als rekenen , taal,  godsdienst en de andere kennisvakken waren gemeenschappelijk. De expressievakken kwamen wekelijks aan de orde. De meisjes werden voorbereid op het huishouden. Het leerplan voorzag voor de meisjes een rubriek “ huishoudelijke vakken” zoals koken en bakken, wassen en plassen, breien , naaien en haken en al van dies meer. Ook het kuisen was een onderdeel van het programma. Zo gaven de jongens en de meisjes met regelmaat de klassen een grondige beurt. Een kuisploeg was er nog niet. Voor al die kook- en breikunst  beschikte de school over heel weinig infrastructuur.  In het schoolgebouw met drie klassen was er een lokaaltje van amper 3 op 4 dat men de keuken noemde. De schooldokter kreeg dit lokaaltje toegewezen als kabinet voor het onderzoek van de leerlingen. Landkaarten werden toen gebruikt om de half ontklede kinderen van privacy te voorzien.

    De steenput in de boomgaard, amper 6 m diep, voorzag de school van water, al of niet drinkbaar. Er was één tafel en een paar stoelen met biezen zittingen. Naar verluidt zou ook  keuken (soms noemde men dat schotelhuis) van het schoolhuis dienst hebben gedaan als verlengstuk van de school. Daar leerden de oudste meisjes soep koken. De kinderen die op school hun boterhammetjes verorberden konden nadien tegen betaling een kom soep bekomen. Jaren gingen  voorbij .. de schoolbevolking groeide langzaam aan. De stadsscholen wenkten en sommige ouders vonden dat hun kinderen Frans moesten kennen om door het leven te gaan. Reeds vóór W.O.-11  werden veel boerenzonen naar Ronse, Leuze, Ath, Lessen, Celles, Pecq… gestuurd. In de jaren 30 was er in Berchem, aan de Schelde, in de Kloosterstraat een technisch instituut voor meisjes waar Frans de voertaal was.(zie verhaal bij Leontine)

    Het schoolmeubilair in de twee lagere klassen stelde toen niet zó veel voor. Onder het bord lag een “trede”, u weet wel, dat verhoogd houten podium waarop de pupiter van de juffrouw of de meester stond. Daarop heeft menig kind wel eens op zijn knieën gezeten. De duur van die straf stond in verhouding tot de zwaarte van de fout. Aan de muur vooraan hing een houten bord dat om het jaar met bordverf moest overschilderd worden want die verf versleet of pelde af . Onderaan het bord hing een houten passer, een meetlat, een houten graadboog en een stokmeter met metalen uiteinden.

    De leerlingen namen plaats op die fameuze zware, houten schoolbanken. De laatste bankjes werden verkocht in 1971 aan 50 fr het stuk. Het waren banken  met een vast schrijfpaneel en te midden  een porseleinen inktpotje, met een dekseltje (meestal  afgebroken). Wie herinnert zich nog de lessen “schoonschrift” ? In een dun schriftje  moest worden met inkt geschreven. Een gedichtje én de nieuwjaarsbrieven werden met heel veel aandacht geschreven. Plots gebeurde een onheil! Plets! Een inktvlek midden op het grauwkleurige blad. Paniek bij het kind. Bij bevel :”Pennen neer!” werd de pen of griffel naast het potlood in de uitsparing aan de bovenrand van het schrijfplaat gelegd. Om vier uur werden de pennen opgeborgen in een houten pennendoos.  Tot halfweg de jaren 60 gebeurden veel schrijfoefeningen op “den buiten” nog met lei en griffel.

    En dat belangrijkste schrift, noemde dat niet “ Kladschrift” met die vervelende tafels op de achterflap. Als je het waagde in dat kladschrift met inkt te schrijven dan moest je flink oppassen of de uitlopende inkt zorgde algauw voor een klein schilderijtje. Gelukkig was de bic in aantocht. We waren gered. Geen boze blikken of uitbranders meer! Precies af we konden daaraan wat verhelpen. Wie herinnert zich nog de schriftjes “de zaaier”? Die waren van betere kwaliteit.

    Het weinige schoolgerief werd op het einde van de schooldag opgeborgen in het vak onder het schrijfvlak. Wie niet moest “schoolblijven” kon naar huis. Een boekentas hadden we niet. Dat was niet nodig, toch niet  om enkel de catechismus mee te nemen. Dat was zo’n half versleten boekje dat al jaren de tour van de klassen deed. En om een modern woord te gebruiken weet je nog welk didactisch materiaal de juffrouw of de meester gebruikte? Ja, die kartonnen wandplaten over de bijbel, de liturgie, de bij, de delen van de plant,…Tegen de achterwand  hing  die vergeelde kaart van Nukerke;  gewoon het stratenplan en de namen van de buurgemeenten, zoals Sulsique, Ronse … De school in Nukerke beschikte zelfs over tinnen inhoudsmaten. Wat een luxe! In het eerste leerjaar leerden de kinderen lezen d.m.v. die fameuze leeskaartjes die behoorden tot de leesmethode. Eerst de lettertjes leren en daarmee dan woorden vormen. De klassen waren gemengd terwijl de jongens en de meisjes op de speelplaats gescheiden werden.  Seksuele opvoeding kwam er pas via de Schooltelevisie van de beginjaren 70, ten tijde van Roland Verstraelen. De enige kleuterklas was bemeubeld met lage houten tafeltjes waarrond de stoeltjes stonden.

    In ’t midden van elk van de drie klassen stond een kolenkachel; zo’n zwarte cilindervormige ijzeren mantel op vier pootjes. s’ Winters mochten de kinderen er hun drinkbus (pul) op zetten.  

    Bij verstrooidheid of vergetelheid is menig pul bijna ontploft en spatte soms de inhoud tot op het plafond.Niet v


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)

    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reliëfkaart van Nukerke
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze reliëfkaart duidt om de 5m de hoogtelijnen aan. In het zuiden merk je duidelijk de heuvelrug die in oost/westelijke richting loopt. De uitlopers dalen zacht af  richting Oudenaarde, naar de scheldevallei.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)

    Reacties (0)
    Archief per maand
  • 08-2021
  • 05-2021
  • 09-2020
  • 12-2012
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Archief per week
  • 02/08-08/08 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 28/09-04/10 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 17/12-23/12 2012
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 04/09-10/09 2006
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Blog als favoriet !
    Startpagina !
    Categorieën
    Hoofdpunten blog Maarkedalinbeeld
  • MAARKEDAL
  • VOORWOORD
  • Tekeningen 1
  • Tekeningen 2
  • Tekeningen 3
  • Tekeningen 4
  • Tekeningen 11
  • Tekeningen 10
  • Tekeningen 9
  • Tekeningen 8
  • Tekeningen 7
  • Tekeningen 6
  • Tekeningen 5
  • Kapel langs de Maarkeweg in Maarke-Kerkem
  • Burgemeester Peter Thienpont
  • De Haagwinde
  • Eligius, sculptuur op de preekstoel in de vroegere gewijde kerk.
  • Bordeelkensmolen in Schorisse
  • Sint-Antonius in de Sint-Vincentiuskapel in Maarke-Kerkem
  • 57. Hoeve De Donder.
  • 55. Pastorie te Nukerke
  • 54. De negenkoten te Nukerke
  • 53. Ter Borchtmolen
  • 52. Huisje van Lea Baert
  • 51. Protestants kerkje in Etikhove
  • 50. Evangelisch huis in Horebeke
  • 48. Omer Wattez aan zijn geboortewoning
  • 49. Dorpsplein te Mater (Oudenaarde)
  • 47. Woonhuis van Hugo Claus in Nukerke
  • 45. Kapel van Kerselare
  • 43. Goet ten Broecke
  • 46. Gemeentehuis van Sint-Maria Horebeke
  • 42- Valerius De Saedeleer - Villa te Ethikove
  • 41- Huis Van Malleghem
  • 39 - Molen ten Hengst
  • 44. Goet Ten Broecke
  • 40 - Rustoord Sint-Leonard
  • 43-Molen Ten Hotond
  • 36 - Kerktoren van Etikhove
  • 46. Palet
  • 16 - Werkmanshuisje
  • 1 - Gemeentehuis te Etikhove
  • 37 - Huidig dorpszicht van Nukerke
  • 35 - Kerk te Etikhove
  • 34 - Parochiekerk van Louise-Marie
  • 33 - Kerkje van Kerkem
  • 32 - Kerkje te Kerkem
  • 31 - Ladeuzemolen
  • 30 - Kloosterwoning te Louise-Marie
  • 29 - Kerktoren te Nukerke
  • 28 - Kerk te Schorisse
  • 32 - Kerk van Maarke-Kerkem
  • 26 - Hof te Cattebeek
  • 25 - Vroegere windmolen Ter Geynst
  • 24 - Sint-Vincentiuskapel Maarke-Kerkem
  • 23 - Herenhuis te Louise-Marie
  • 21 - Kerk te Nukerke
  • 20 - Windmolen Ter slepe
  • 19 - Pastorie te Schorisse
  • 18 - Oude hoeve te Etikhove
  • 17 - Kasteelmolen te Schorisse
  • 15 - Oude hoeve
  • 14 - Hoevetje te Nukerke
  • 13 - Oud schoolhuis te Nukerke
  • 12 - Huidige windmolen Ten Bossenaere
  • 11 - Windmolen Ten Hengst
  • 9 - Windmolens Ten Kruissens
  • 10 - Molens Ten Kruissens
  • 8 - Vroegere houten windmolen te Etikhove
  • 7 - Hospice te Nukerke
  • 2 - Vroeger dorpszicht te Nukerke
  • 5 - Mooie hoeve langs de Bossenaarstraat
  • 4 - Hof te Cattebeek
  • 3 - Vroeger spoorwegstation te Etikhove
    Hoofdpunten blog Nukerke
  • KAARTEN
  • De negenkoten in Nukerke
  • In Louise-Marie
  • OUDE WOONSTEN
  • HOEVEN
  • Groene monumenten
  • Gebouwen
  • Dorpskern
  • Molens
  • Voorwoord
  • Nukerke, aan de voet van een pracht van een getuigenheuvel.
  • Vanaf het Oostenrijks Bewind
  • Opkomst van het protestantisme (vervolg)
  • Het Nederlands Bewind (1815-1830)
  • Naar de 20ste eeuw
  • Perikelen over de Tweede Wereldoorlog
  • Schilderspalet
  • Wapenschild van Nukerke
  • 1.Oud-gemeentehuis te Nukerke
  • 4.De snibbemolen
  • 3.Hospice
  • 2.Oude dorpskom
  • 5. Windmolen ten Kruissens
  • 6. Windmolen Ten Hengst
  • 7. Oud-schoolhuis
  • En nog een van de negenkoten
  • 8. Oud hoevetje
  • 9. Gesloten vierkanthoeve
  • 10. Windmolen ter Slepe
  • 11. Kerk te Nukerke
  • 12. Binnenzicht van de kerk
  • 14. Windmolen Ter Geynst
  • 13. Herenwoning te Louise-Marie
  • 15.Kerktoren te Nukerke
  • 16. Louise-Marie - woonhuis
  • 17. Kerk La Salette
  • 18. Huidig dorpszicht
  • 19.Molen ten Hotond
  • 20. De Keizerrei
  • 23. De Paepscheure in Zulzeke
  • 22. Klooster te Nukerke
  • 21- Kerkje van Melden
  • 24. Tijdelijk verblijf van Hugo Claus
  • 25. Leo Piron
  • 26. Watermolen Ten Meulebroecke
  • 't Zeitje
  • 70. Woning van Elodie
  • 45. Watermolensite
  • 75. Een routehuisje in Etikhove
  • 33b. Huisjes van de negenkoten
  • 33a. De negenkoten
  • 33. De negenkoten
  • 32. De oude steenweg
  • 31. Hospice en St-Vincentius
  • 3O. De spoorwegtunnel
  • 29. Aan 't lindeke
  • 28. De laatste suisse in de kerk te Nukerke
  • 27. Veldkapelletje langs de Weitstraat
  • 37. Aan Den Engel
  • 39. Ingang tot het Muziekbos in Louise-Marie
  • 38. Woning van de familie Van Malleghem
  • 34. Het kerkje te Zulzeke
  • 36. Molen ten Hengst met bijgebouwen
  • 35.Pastorie te Nukerke
  • 72. Huisje langs de Weitstraat
  • 71. In de sterre
  • 69. Maurice Schoorens
  • 55. De Paepscheure in Zulzeke
  • 48.Goet ten Broecke met watermolen
  • 47. Goet ten Broecke

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!