De pastorie uit de tijd toen het gebouw nog gezag en eerbied uitstraalde bewoond door een parochiale herder die instond voor de christelijke opvoeding van de gemeenschap. De tijd dat menig gezagdrager of hoogwaardigheidsbekleder hier zijn voeten onder de tafel mocht zetten dateert al uit vorige eeuw. De talrijke dorpelingen die hier destijds over de vloer kwamen kunnen getuigen hoe mooi het interieur was. In 1901 werd de aanvraag voor de bouw van deze pastorie ingediend. De bouw werd gerealiseerd in 1903- 1904 door het gemeentebestuur. Later werden er nog bijgebouwtjes aan toegevoegd. Beste lezer, kom toch even mee binnen in dat eens zo prachtig gebouw. De hoge voordeur geeft toegang tot een brede gang. Halverwege sluit een mooie dubbele deur, met prachtig gekleurd brandglas, het privégedeelte af. Rechts kom je de spreekkamer binnen. Een plaats waar menigeen zijn zijn/haar hartje kwam luchten. Van hier geeft een dubbele deur de hoge bezoeker toegang tot de grote ontvangstkamer, bemeubeld met een eetkamer en een lederen salon, waar bisschop en deken meermaals de voeten onder tafel staken. De andere helft van de woning bestaat uit de keuken en de werkkamer, gescheiden door een gang. Naast de keuken is er nog een klein schotelhuis met twee roodglanzende koperen handpompen op de blauwstenen pompsteen. Een mooie sierlijke trap brengt ons naar de eerste verdieping met 6 slaapkamers en een kleine badkamer. Bijzonder aan de slaapkamer van de pastoor is het smeedijzeren hek dat de slaapkamer van de pastoor afsluit van de rest van de woning. De ramen van deze slaapkamer zien bovendien voorzien van stevige tralies. Geen enkel onverlaat kan hier de pastoor overvallen. Naast de grote slaapkamer is de kamer waar eertijds de kapelaan sliep. Tussen de 2 slaapkamers achteraan is er een lokaalje dat dienst doet als archief. Buiten, aan de oostkant van het gebouw bevinden zich 2 w.c.s en het washuis. Aan de westkant was er een kolenhok, maar tijdens de periode van pastoor Van Poucke werd een mini-chauffage geïnstalleerd. Achter de pastorie ligt een grote tuin met boomgaard. Het keukenwater werd sinds jaar en dag aangevoerd vanuit een steenput onder het oude gemeentehuis. In de jaren 60 werd die put echte vervuild met smeerolie. Vanaf dan werd de watertoevoer voorzien vanaf het kindertehuis waar een heel diepe steenput was. Pas vanaf 1975 kreeg de pastorie leidingswater toen Nukerke aansloot op de watervoorziening van het TMVW. In 1963, ten tijde van pastoor Van Pouck de Knyf werd een deel van de kelder omgevormd tot garage. Sinds het vrijkomen van de pastorie logeert het OCMW van Maarkedal er asielzoekers. Dit eertijds zeer eerbiedwaardig huis werd gedegradeerd tot asielhuis bewoond door mensen waarvan sommigen een godsdienst beleiden die sinds mensenheugenis haaks staat op het christelijk geloof zoals dat eeuwenlang door onze dorpsherders werd verkondigd. Hoe een dubbeltje rollen kan . Een eeuwenlange traditie ging verloren. Is de pastoor definitief weg ? Vanaf 2014 werd het logeren van asielzoekers afgebouwd wegens te kostelijk. Ondertussen was het gebouw binnenin “volledig afgeleefd”.
Woonst van de landman die werkte op boerderij in de onmiddellijke omgeving. Dit huisje maakte vroeger deel uit van een tweewoonst – een deel is afgebroken voor nieuwbouw - en was eigendom van Louis Lemarcq en Blanche. Ivo Van Maelsaeke heeft er nog in gewoond en nadien Joseph Van Coppenolle- Elvina Willems.. Nadien kocht Richard Hantson en Romanie Waneyn de tweewoonst. Zo één huisje bestond uit een woonkamer met Leuvense stoof, een buffet, tafel en enkele stoelen. Verder waren er twee slaapkamertjes en een schotelhuis. De deuren van de vertrekken kwamen uit in de woonkamer. In de balk van het afgebroken huisje stond 1760.
Begin de jaren 1900 was het zo’n beetje overal café. Kijk in ‘t Zeitje waren er op de drie huizen drie estaminets. Op de Pontstraat waren er twee cafés naast elkaar; “In ’t Voske” en “In de Sterre” bij Marie “Schoenies”. Ja want daar maakten ze schoenen. Hypoliet Van Overtveld was daar schoenlaper. Deze site staat op een oude stafkaart aangeduid als “Cabaret In de Sterre”. Een “Cabaret” is volgens een oude “Petit Larousse illustré” “un lieu où l’on boit, où l’on achète des boissons spiritueuses au détail”. Toen we klein waren hield Marie een kruidenierszaakje open. Het winkeltje was links van de voordeur. Rechts bij het binnen komen was er vroeger een grote gelagzaal. De huidige schuur was in oorsprong de smidse van de toenmalige bewoner, Hippoliet Van Lancker (° 1867), die hoefsmid was. De taverne én de hoefsmederij lagen langs de de Capellestraat met het drukke verkeer van de vele volgeladen wagens op weg van en naar het station in Etikhove. De voerders vervoerden steenkolen, meststoffen, bouwmaterialen, suikerbieten, aardappelen, meel en graan …
Aan de andere kant van de kerkwegel stond dus de herberg “In ’t Voske” bij Theofiel Holderbeek, in de volksmond “bij klôten fielie.
Schoorens Maurice geboren op het Heidje 18 te Nukerke op 27 juli 1938. Liep lagere school te Nukerke tot het 5de leerjaar. Het 6de leerjaar volgde hij in het Sint-Antoniuscollege te Ronse. Het jaar daarop startte hij in de afdeling Grieks-Latijn. Na zijn humaniora volgde hij de priesteropleiding in het seminarie te Gent. Hij kreeg zijn wijding in 1963. Op 13 januari 1965 werd hij onderpastoor in Oostwinkel. De volgende parochies waren Gentbrugge en Sint-Martinus in Ronse. Van 20 september1986 tot 1 maart 1996 was hij in Aalst pastoor van de Sint-Paulusparochie. Op 23 april 1996 werd hij pastoor in Kluisbergen. Daar droeg hij zijn laatste mis op, nam deel aan een jeugdfuif en kreeg een “Pluim”. Dit alles op 31 augustus 2013. Maurice was 75, ging op rust en verhuisde van Kwaremont naar de directeurswoning van de home Sint-Leonardus in Louise-Marie. Zijn dagen vult hij nu met bezoeken aan de bewoners van de rustoorden in Nukerke en Louise-Marie. Bij de sluiting van Sint-Leonardus nam Maurice zijn intrek in een instituut in Oostakker.
Sinds 2021 verbleef hij in het WZC De Samaritaan in Nukerke. Hij overleed in het AZ Glorieux te Ronse op vrijdag 23 december 2022.
In “De molens van het arrondissement Oudenaarde” door J. Vandeputte lezen we: “De Kuitholbeek, die op de westelijke flank van de Kruissens ontspringt, krijgt verder de naam Meulebeek, vormt de grens tussen Nukerke en Zulzeke en brengt, aan de eerste grote hoeve die ze aandoet, het grote molenrad in beweging van de molen Paepschuere (of Paepschure, Paepschuere of Raapschure).We weten dat bij telling in 1577ook hier een watermolen was: Hercules sz Coninck houdt in pachte van mejoncvrouwe We van Jacques van Ghersdale, eenen watermeulen voor de somme van 60P.pars. De site werd vroeger Meuleveld genoemd.”
In onze kinderjaren leerden wij dat de watermolen op de boerderij van Fons Ronse stond. Een pad liep toen vanaf de Steenweg in Nukerke dwars door de Donderput naar beneden en liep verder over het erf van de boerderij.
Watermolen behorend tot het "Goet Ten Broecke" te Kluisbergen, in de deelgemeente Zulzeke, buurgemeente van Nukerke. De molen draagt de datum 1870. Dit jaartal wijst enkel op een herstelling want de oorspronkelijke molen moet veel ouder zijn.
Uittreksel uit het Ministerieel Besluit van 14 juli 2004 : Wordt beschermd, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten.
De artistieke, historische en industrieelarcheologische waarde van de hoeve genaamd "Ten Broecke" met inbegrip van het erf met toegangspoortje , de oude molenvijver, het aanpalend deel van de Molenbeek met oevers en flankerende bomenrij, de aangrenzende gekasseide toegangsweg met twee bruggen, het watermolenhuis met strekdam, woelkom, drie bijhorende linden en het sluiswerk met uitsluiting van de recente bedrijfsgebouwen) gelegen Kapoenstraat 18 te Kluisbergen (Zulzeke)
De grote hoeve "Ten Broecke" is als site met walgrachten een voormalig foncier (hoeve) van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangrijke getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. Expliciete materiële resten van deze historische oorsprong zijn onder meer de terp en oude overwelfde kelders waarop in 1729 de kern van de hudige woning werd opgericht, het toegangspoortje ter hoogte van de oude toegang, de omgrachting gevormd door het deel van de Molenbeek met zijn twee gemetste bruggen en de aanpalende oude spaarvijver.
De grote hoeve "Ten Broecke" is als site met walgrachten en voormalig foncier van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangwekkende getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. (Ministerieel Besluit 14-07-2004). De woning werd in 1911 voorzien van een pannendak. Zie De Dorpskrant van Kluisbergen van mei 1978. "Oude hoeven in Kluisbergen door Gies Cosijns."
46. Boerderij van oud-burgemeester Francis Vander Eecken.
Potloodtekening van wat overblijft van de vroegere hofstede van Francis Vander Eecken. Deze werd in Ronse geboren in 1847.In Nukerke baatte hij de hoeve uit beneden de
Diericskstraet. Hij was gehuwd met Melanie Vanderdonckt. Ze
hadden samen 7 dochters en 1 zoon Laurent. Zo kwam Francis hij op de burgerlijke stand, in
de leeftijd van 49 jaar, de geboorte melden van zijn dochter Celesta Adolphine
geboren op 31 mei 1896. Francis was gedurende 30 jaar burgemeester van Nukerke. Naar we vernamen kreeg hij een eerbewijs voor bewezen diensten van koning Leopold II. In de woonplaats van deze hoeve droeg een houten balkhet jaartal 1764. Deze balk werd bij verbouwing
van de vorige boerenwoning opnieuw gebruikt. Bij onderzoek bleek immers dat de
balk veel ouder scheen te zijn dan het metselwerk van de voorgevel.
Deze hoeve staat beschreven als bakstenen hoeve met min of meer
U-vormige aanleg, thans onbewoond (2011). Lang Z-O georiënteerd boerenhuis van
10 trav. Onder pannen schilddak en loodrecht zadeldak ter hoogte van één
travel.; naar verluidt binnenin balk met jaartal 1870 doch teruggaand op oudere
hoeve. Per twee gegroepeerde getoogde vensters met hardstenen lekdorpel in de
voorgevel. Twee rechthoekige voordeuren in gesinterde bakstenen omlijsting met
oren en gestrekt druiplijstje; gelijksoortige achterdeur."
De burgerlijke stand vermeldt ook ene "Vander Eecken Charles, Henri,August, Francies zonder beroep en alhier
geboren den 10de oktober1889
ten gehuchte Dierixkstraat is overleden in 1905".
De enige zoon Laurent is in juli 1924 verongelukt aan de onbewaakte
spooroverwegop de Mellinckstraat. Hij
was op weg naar de molen Van Malleghem met een volle wagen koren. Wagen,
paarden en voerman, allen waren op slag dood toen het span door een trein werd
gegrepen. Laurent liet zijn vrouw, Leonie Van Oosthuyze achter met een kindje
van elf maanden. Uit haar tweede huwelijk met Waelkens Maurice werden nog drie
kinderen geboren.De oudste zoon André heeft het landbouwbedrijf verder gezet. De gesloten hoeve had een strodak dat in 1930 vervangen werd
door pannen. Eerst kwam de woning aan de beurt. Pas jaren later werden de
schuur en de stallingen ook vernieuwd. Volgens André heeft zijn vader die
karwei zelf geklaard.
In 1993 stopte André Waelkens en zijn vrouw alle landbouwactiviteiten op de hoeve. Deze werd verkocht in 1995 en kwam nadien zeer snel in verval. Deze tekening geeft een beeld van de toestand eind 2011.
De burgemeester komt aangifte
doen van een overlijden.
In het jaar 1905 komt Francis Vander Eecken, burgemeester, oud acht en
vijftig jaren en Laurant Blommaert gemeentesecretaris oud zeven en veertig
jaren aangifte doen van een overlijden ten gehuchte Dierixkstraat overleden is
Vander Eecken Charles- Henri-Angele-Francis zonder beroep en alhier geboren den
tienden October achttien honderd negen en tachtig .
Iets hogerop, in de bocht, stond toen nog een hoeve, eigendom van
Blommaert uit Etikhove, maar bewoond door de familie Dekeyser. Deze hoeve
brandde een paar keer volledig uit. Zon oude hoeve met veel hout en stro was
een gretige prooi voor een vuurtje en blussen was onbegonnen werk. Een telefoon
en de brandweer kende men hier nog niet. Bij de eerste brand in de jaren dertig
kregen de bewoners van het afgebrand hof onderdak in de boerderij van Waelkens
Maurice. Ondertussen werd boven de woning een hele hoop stro getast zodat het
gezin er terug zijn intrek kon nemen. Sinds die gebeurtenis kreeg de hoeve de
naam t verbrand hof. Lang bleef deze hoeve niet meer bewoond en verviel in
puin. Toch maar een akelig boeltje voor kinderen die daar voorbij kwamen en des
te meer was het benauwend toen zich in de jaren 50 een zekere V. er zich
verhing. Monske Rousseau gebruikte er nog enkele jaren een gebouwtje als schuur. Rond de
jaren 70 werd het boeltje opgeruimd en het erf werd een akker. Maria Celesta Adolphine is geboren op 31 mei
1896 om negen uur s avonds, dochter van Francies Vander Eecken oud 49 jaar en
landbouwer en geboren te Ronse maar alhier wonende ten gehucht Dierixstraat te
Nukerke en tevens dochter van Melanie Vanderdonckt 44 jaar geboren te Nukerke en van beroep huishoudster.
Overlijden." In 1905 is overleden Vander Eecken
Charles, Henri,August, Francies zonder
beroep en alhier geboren den 10de oktober1889 ten gehuchte Dierixkstraat."
Over de Dieriksstraat. Dierick komt in1396
voor als pseudoniem voor Leene Diederijxs. Diederik is een tweestammige
Germaanse naam en betekent zoveel als machtig
onder het volk."
Joseph, André Hubeau geboren in een landbouwersgezin te Nukerke op 21 maart 1910 en godvruchtig overleden te Ronse op 19 februari 1995.
André had het voorrecht dat hij van zijn ouders mocht verder studeren ook al was hij de enige zoon op het erf naast een zus. Hij was zo’n flinke student dat hij volgende academische graden behaalde: Licentiaat in handelswetenschappen, financiële, consulaire en koloniale wetenschappen. Licentiaat in politieke- en sociale wetenschappen. Hij ging prat op zijn vorming maar liet dat niet openlijk blijken. Ook relativeerde hij zijn resem academisch graden. Hij vertelde dat in zijn studietijd sommige van die graden werden bekomen mits het slagen in een paar bijkomende examens. Tijdens zijn jonge jaren stond André in het bevolkingsregister ingeschreven als landbouwhelper.
André werd reserveofficier en werd gemobiliseerd in 1940. Hij was er compagniecommandant.
In de jaren 60 tot 80 hadden zijn vrienden uit de studententijd in Leuven belangrijke ministeriële posten in de toenmalige Belgische regeringen.
Burgemeester van Nukerke van 1953 tot en met 1976 in opvolging van Richard Deschaumes
Burgemeester van Maarkedal van 1977 tot en met 1983
Oud-strijder en krijgsgevangene tijdens de oorlog 1940-1945?
Lees ook zijn oorlogsverhaal.
Verhaal van André Hubeau
Op 15 maart 1984 vertelde André Hubeau zijn oorlogsbelevenissen aan de schooljeugd.
André Hubeauwerd te Nukerke geboren op 21 maart 1910. Tot voor enkele maanden was hij nog burgemeester van de gemeente Maarkedal en wordt door iedereen nog aangesproken met “burgemeester”. Hij is nu 74 jaar oud en woont nog steeds langs de Weitstraat in zijn grote hoeve, die ondertussen een rust uitstraalt na een eeuwenlange activiteit..
“Tijdens mijn legerdienst volgde ik de opleiding van reserveofficier bij de infanterie. Op 21 september 1939 werd ik gemobiliseerd als jonge luitenant bij het 24 Linieregiment. (Daarop stapte hij naar de schone plaats, opende de deur van een mooie, grote antieke kleerkast en haaldetrotszijn uniform van officier te voorschijn. Op de kapstok hing tevens zijn officiersmutsje. Op de vest prijkten drie gouden sterren., de graad van kapitein. Nu terug naar het verhaal.)
Tijdens de mobilisatieperiode werden veel alarmoefeningen gehouden om de stellingen te leren bezetten in de korst mogelijke tijd. Iedereen wist trouwens dat er oorlog dreigde met ons buurland Duitsland.
In de vroege morgen van 10 mei 1940 was er voor de zoveelste keer alarm. Mijn ordonance schudde mij wakker en riep: “Luitenant , luitenant ’t is alarm, maar nu is het serieus!”Vliegensvlug werden de soldaten vanmijn peloton gewekt en zoals ze getraind waren kleedden ze zich vlug aan, namen de gevulde ransel, gasmasker en wapen en trokken naar de ingeoefende stelling. Mijn peloton bezette een stelling van mitrailleurs in verschillende tuinen in Hasselt. Reeds van bij zonsopgang maakten wij kennis met de oorlog want Duitse vliegtuigen vlogen over onze hoofden. Bommenwerpers waren op weg om vliegvelden aan te vallen en kruispunten te bombarderen, kwestie van paniek te zaaien onder de angstige burgers. Ons afweergeschut was echter ontoereikend want de vliegers vlogen op een hoogte van 8000 m. Die dag vielen reeds veel slachtoffers, ook onder de burgerbevolking. Duizenden vluchtelingen trokken over het Albertkanaal uit vrees voor de gruwelen. Velen zullen die 10de mei 1940 nooit vergeten. Tegen de avond dan verschenen de eerste Duitse troepen aan de oever van het kanaal. Onze Belgisch mitrailleurs vuurden wel uit volle kracht maar algauw ondervonden wij de grote overmacht van de Duitse troepen die voortdurend hun tankgranaten op onze stellingen afvuurden. Ondertussen dynamiteerden Belgisch genietroepen enkele bruggen over het Albertkanaal. Ik had wel de opdracht gekregen om zo lang mogelijk stand te houdenMaar,…na vier dagen moesten wij echter de verdediging afbrekenDe Duitsers waren reeds doorgestoten tot voorbij Sint-Truiden. We moesten achteruit want de Duitsers waren van plan de tactiek van omsingeling uit te voeren. Daardoor zouden wij ingesloten worden en zouden zo hopeloos verloren zijn. Mijn peloton vertrok dan richting Loksbergen waar wij de mitrailleurs tegen vijandelijke vliegtuigen opstelden. Daar hielden wij nog een paar dagen stand... Ten slotte zijn wij voor de overmacht moeten wijken en trokken met onze mobiele mitrailleurposten, getrokken door boerenpaarden, naar Leuven. Dat was een lastige voettocht. Tijdens een van de veldtochten legden wij tot 72 km af in 24 uur. Ons regiment verhuisde van Leuven via Temse naar Sint-Niklaas. Het was toen reeds de 18de mei. In Sint-Nilklaas gingen we de trein op en reden naar Gent. Hier heb ik ook wat geluk gehad want de trein na ons werd te Lokeren door Duitse eskaders aangevallen. Daar vielen vele slachtoffers.
In Gent kreeg ik bevel van hogerhand om mijn luchtafweergeschut in het Gentse stadscentrum op te stellen, maar na een paar dagen was de opdracht daar geëindigd en vertrokken wij via de Pinte naar Tielt , Roeselare en Kortrijk. Daar aan de Leie betrokken wij een nieuwe stelling. Maar de Duitse aanval hield niet op en meermaals werden grote bressen in onze verdedigingslijn geslagen. Op 27 mei 1940 had de grote “slag aan de Leie”plaats. Onze reservetroepen werden ingezet. Maar vruchteloos ! Groepen Belgisch soldaten werden ingesloten, anderen werden tot overgave gedwongen en velen lieten er het leven bij. We werden tot overgave gedwongen. Ook ik liet een witte doek aan een loop van een geweer knopen om boven de loopgrachten te steken. Teken van onverzettelijke overgave. Daarop werd ik met mijn manschappen krijgsgevangen genomen. Alle militaire bezittingenzoals gasmaskers, wapens, munitie en legerkaarten moesten worden afgegevenOfficieren werden gescheiden van de manschappen. Met een groep van een 40-tal officieren begonnen wij een voettocht naar Zwevegem en Moen. Nadien brachten Duitse vrachtwagens ons via Ronse en Brakel naar Ninove.. Vandaar ging onze reis per trein, in goederenwagens, langs Gembloers, Namen en Maastricht. Enkele dagen later werden wij ondergebracht in een kamp in Soest (Duitsland). Dat krijgsgevangenlevenaldaar woog zwaar wegens de honger, de dorst en … de verveling want gevangen officieren mochten niet te werk worden gesteld.
Eindelijk op 11 augustus 1940 mochten veel krijgsgevangenen , waar onder ik, naar huis. Via Antwerpen en Gent kwam ik in Oudenaarde aan. De laatste kilometers naar Nukerke legde ik per fiets af. Daar wachtte mij een blij verwelkomen!
Het werk op de boerderij kon beginnen, maar…helaas korte tijd nadien zouden de Duitsers onze paarden komen opeisen en moesten de velden wachten op betere tijden.”
Potloodtekening Dit veldkruis aan een zeer oude linde , in de volksmond "gekruiste God" genoemd, zou dateren van 1876. Dit monument kan je vinden op het kruispunt van de Ninovestraat met de Oscar Delghuststraat. Dit mooi symbool van onze Westeuropese christelijke beschaving staat in Ronse onder zware druk. Gelukkiglijk in 2010 gerestaureerd door het Wittentakcomité. Volgens een krantenbericht waren verschillende mensen een tijdje ongerust omdat het kruis een tijdje verdwenen wa. Het kruis was in veilige handen voor restauratie. De Vlaamse Ardennen zijn rijk aan veldkapellen onder een vredige en lieflijke linde.
"De hoeve met molen langs de Pontstraat.nr 62 was in de 19de eeuw eigendom van een familie Claus uit Etikhove maar werd aangekocht in 1900 door Emiel Devos, geboren te Melden in 1855, en Maria Slots, geboren in 1856. Marie Slots was zelfs van Duitse oorsprong; haar vader ishier na de oorlog waarschijnlijk in België achter gebleven. Dit gezin telde 10 kinderen, 6 zonen en 4 dochters: Clara, Oscar, Modest, René, Achiel, Maria, Octavie, Josephine, Joseph, Georges. Het klokje op het dak van de boerenwoning werd 's middags geluid om het werkvolk te verwittigen dat het eten klaar was. Je moest een trapje op om aan een zeel te trekken. Josephine huwde met Richard Geenens. Maar 4 bleven jong en runden de boerderij tot aan de verkoop op 8 mei 1968 aan Désiré Heuvick. De jongste, Georges, is dan nog getrouwd en heeft een tijdje in de Zandberg, een café langs de Ommegangstraat, gaan wonen. Op de boerderij werden 4 paarden gehouden. Daarvoor waren er twee "kartonks", de broers René en Oscar. Ze hadden veel land in pacht, eigendom van de familie Van Malleghem. Die hadden "grauwelijk" veel land in eigendom. Daar waren ook twee dochters in dat gezin; Christiane en Irène. Christiane kwam jaarlijks de pacht ophalen. Ze reed toen reeds met een gemotoriseerde fiets met twee grote fietszakken. En ge moest dat zien! Bij haar vertrek zaten de fietszakken vol met appels, brood, noten en boter . De familie Van Malleghem bezat toen een hele grote woning in Gent.
Het was in de tijd vóór den oorlog de gewoonte dat de meisjes meer naar school gingen dan de jongens. Bovendien, de jongens gingen enkel "s winters naar school en bleven definitief thuis rond hun dertiende jaar. Meisjes die langer naar school gingen deden dat in de wezenschool te Ronse."
Vozen Deestie, een van de zonen die op de hoek Pontstraat-Steenweg woonde, zat wel eens met zijn riek achter wat bengels aan die rond zijn woning kwajongensstreken uithaalden en ze met een luide "sjakerdjie" wegjoeg. Tja, 't was in de goeden ouden tijd dat je daar op de hoek van de Pontstraat in de staminee In den appel een fris biertje of een "fidoelke" kon drinken.
Een reus komt ten val.
"Het was het jaar 1942. De school was pas begonnen. We zaten gezellig in de klas maar buiten blies een hevige wind. Al met eens hoorden we buiten een donderend lawaai en een hels gekraak eneen zware plof. Stilte! Verbazing! Paniek! Het moet van ginder boven komen! Alle kinderen vluchtten van schrik de klassen uit. De houten windmolen Ter Gheynst, in de volksmond "vôzen meulen" lag tegen de grond. Totaal vernield. Niet meer te herstellen. Een oud monument is voor altijd verdwenen. De terp met de vier teerlingen hebben we nog vele jaren gezien.
Volgens de "Inventaris van het cultuurbezit in België" is deze boerenwoonst het voormalige molenaarshuis van de verdwenen houten korenmolen Ter Gheynst. Deze oude windmolensite stond reeds vermeld in 1571 en een toelating tot de bouw van een nieuwe molen op de oude molendam werd gegeven in 1690. Hij zou volgens betrouwbare bron vernield zijn door storm op 26 april 1943.
Het was reeds begin 1900 gebruikelijk dat de voorgevel van de boerenhoven gekalkt werden. Zo was dat ook met deze hoeve. Het klokje op het dak is enigszins gewijzigd en de voorgevel is getekend met de blaffeturen zodat dit beeld het oorspronkelijke uitzicht weergeeft.
Feitelijk staat de kapel langs de Oude Heerweg. Deze O.-L.-Vrouwkapel zou opgericht zijn in 1868 door de familie De Bisschop. Deze grote bakstenen veldkapel met pannen gedekt, zo stond er tot 1970 een zelfde kapel op de hoek Pontstraat en Holandstraat, is toegewijd aan O.-L.-Vrouw van Lourdes. Tot de jaren 80 waren deze kapellen oorden van gebed en devotie tijdens processies en bedevaarten. Dit olieschilderijtje is vermoedelijk geschilderd rond 1950 en is een werk van de amateurschilder Van Coppenolle die toen woonde in het Zeitje.
Een mooie legende over het Waterkasteel langs de Meulestraete Nukerke
Volgens een oud volksverhaal stond ooit in D’Aubeke een waterkasteel. Die benaming is afkomstig wegens het feit dat er rond die velden langs het beekje, meermaals dauw hing. In de oude atlas staat die plaats vermeld bij nr 114 als D’Aubeke en bij nr 115 als D’Aubeke pad. Volgens de kaart van 1777 bestond daar reeds een bijzondere systeem van waterhuishouding. Daar was de grond toen nog zeer drassig en blijkbaar was daar een heel actieve bron die zorgde voor veel bovengronds water. Dicht bij elkaar trof men er twee omwalde woningen aan die enkel toegankelijk waren langs een brug. Veel water werd aangevoerd door de Meulebeek met bronnen in Ten Hole en op de noordflanken van Turkeyen. De landerijen langs de beide oevers werden toen als drassig gebied ingekleurd. Op een kaart van 1851 staat een gebouw met twee vleugels omgeven door een brede wal. Het geheel werd aangeduid met “Water Kasteel ou ter Heerbrug Molen”. De Meulebeek liep onder de Meulestraete (Holandstraat) door. De oversteek gebeurde d.m.v. een houten brug.
Dat daar een kasteel stond is wellicht veel gezegd. Laat ons zeggen een statige stenen woning omgeven door water. De kleine Margaretha van Parma (een bastaardkind van Karel V) zou daar in haar kinderjaren zijn opgevoed. Soms kwam Karel V op bezoek. Vandaar dat één van de toegangswegen Keizerrei werd genoemd. Ook een paus van Rome zou daar zijn zoon hebben ondergebracht. De toegangsweg die de paus volgde naar het waterkasteel werd later Pausweg genoemd. Deze aarden weg is het verlengde van de Letterstraat. Je had dus toegang tot het waterkasteel via de Pausweg (verlengde van de Letterstraat) en de Keizerrei. De naam D’ Aubeke wijst op de dauw die heel regelmatig boven de akkers hangt. Volgens het volksverhaal zou ook ’t Moleke en de omgeving deel uitgemaakt hebben van ’t Waterkasteel. Het is een feit dat op oude kaarten deze omgeving is aangeduid als drassig gebied. Recht tegenover de watermolen moet een schuur hebben gestaan, op palen. Op de plaats waar de familie De Rooze een paar generaties woonde. Al bemerkt dat het gelijkvloers van het oude woongedeelte een meter hoger ligt en onderkelderd is? Werd in die overwelfde kelder vroeger ook ijs opgeslagen en bewaard voor de zomertijd? Sommigen spreken hier van een ijsfabriekje, maar dat is veel gezegd. Hoe dan ook, het ijs van de vijver werd verzaagd en de ijsblokken werden tussen het stro bewaard. Daar waar het mogelijk was bouwde men de hoeve aan een beek want water was belangrijk.
Er waren dus nog hoeven die een ijskelder bezaten. Dat was een ondergrondse kelder met dikke muren, onder de schuur, zonder vensters en met een toegangspoortje. Van buitenaf liep men door een gleuf die steeds dieper werd naar beneden. In oorsprong zou het ijs hier gebruikt worden om de melk te koelen. Er was trouwens een voorraad ijs tot een stuk in de zomer.
Wat nu nog rest van het 18de eeuws Waterkasteel is de westelijke vleugel van het oorspronkelijk gebouw met twee vleugels; een zuidelijke en een westelijke vleugel. Men zegt dat de eigenaar van dit kasteel met molen ook op de Steenbrug te Ronse een watermolen bezat.
Watermolen Heerbrug (Eerstbrugge), in de volksmond ‘ t Meuleke De woning met café werd tot in de jaren 1970 open gehouden door Frans Verhellen en nadien door Annie Verhellen en Willy. Meuleken was tot midden de jaren 80 een gezellig dorpscafeetje. Die naam verwijst naar de vroegere graanwatermolendie er was in ondergebracht aan de westelijke oever van de Meulebeek. Deze watermolen werd reeds in 1539 vermeld als watermolen ter Eertsbrugge” en behoorde tot het waterkasteel, een site met walgrachten, aan de overkant van de straat. Een kroniek heeft het over de “muelne ende erve ter hertbrugghe” en de Ferrariskaart (1777) heeft het over het gehucht H Ter Brugen. Op de Vandermaelenkaart(1851) staat deze site aangeduid als “Water Kasteel ou ter Heerbrug Moulin”. De maalinstallatie zou rond 1882 gewerkt hebben d.m.v. een stoommachine. Daartoe diende uitbreidingswerken te worden uitgevoerd. Rond 1900 werd aan de westgevel van het molengouw een deel bijgebouwd dat dienst deed als melkerij die werkte dankzij de stoominstallatie. De werking van de melkerij en de maalinstallatiehield op in 1933. Daarop werd de maalderij en de melkerij beetje bij beetje ontmanteld en kreeg het gebouw de functie van woning. Bij Leontine kan je er meer overlezen want zij heeft als kind ’t meuleke en de melkerij nog in werking gezien.
Wat de volksmond zegt ! ’t Meuleke was een oude watermolen gelegen op de plaats waar de Molenbeek onder de Holandstraat duikt. Het waterrad en de maalinstallatie is kort na de tweede wereldoorlog in verval gekomen. Dat was ten tijde van Octaaf Norga. Recht tegenover het gebouwtje lag een grote vijver waarin het water werd opgehouden. Daar werd het water verzameld,afkomstig van de Meulebeek en van D’Aubeke, twee beken die hier vóór de vijver samenvloeien en overvloedig water aanvoeren. Het schof (schuif, schot) stond naast het molenaarshuis. De laatste sporen van de vijver verdwenen bij de heraanleg van de Holandstraat in de jaren 80. Aan de oostelijke gevel van het gebouw ziet men nog de sporen van het rad. Zo te zien moest het verval van het water tamelijk groot zijn geweest. Het westelijk gedeelte van ’ t Meuleke was melkerij. Dat is nog duidelijk te zien aan de binneninrichting. De vloer van de melkerij lag veel hoger dan de Holandstraat. Dat was natuurlijk gemakkelijk voor het lossen en laden van de melkkannen. Binnen leidde een trap van de woonkamer naar de melkerij. Ten tijde van Frans Verhellen werd de melkerij ingericht als winkeltje en later als woonkamer.
Een overlevering heeft het over een verhaal uit het jaar 1710. Toen zou een zekere Prins Filip, een Spaanse jonkheer, in Oudenaarde zijn goederen hebben verdeeld. In die periode kwamen er elfhonderd ha grond van Melden over naar Nukerke. Nukerke was toen op weg naar zijn zelfstandigheid. En wie waren de gelukkige eigenaars? Wel volgens het verhaal gingen ongeveer 300 ha naar de familie Van Malleghem. Zo vertelde destijds Albert Atrop.
De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed schrijft:
Voormalig café zogenaamd "t Meuleken", gelegen naast de Molenbeek. Enkel vermeldenswaardig omwille van de verdwenen watermolen "ter Eertsbrugge", te situeren in het rechtse deel van de alleenstaande huidige woning. In 1539 al melding van de "muelne en(de) erve ter hertbrugghe"; nog sprake van deze graanwatermolen onder andere in 1625 en 1629; ook melding ervan in landboek van Nukerke van 1768-1774. Graanwatermolen wellicht afhangende van de site met walgrachten aan de overzijde van de straat (zie nummer 12), op de Vandermaelenkaart (1851) aangeduid als "Water Kasteel ou ter Heerbrug Min" . Alleenstaand molengebouw in 1882 in geringe mate vergroot met plaatsing van een stoommachine. Aanbouw links in 1900 met stoommelkerij, na korte tijd reeds omgevormd tot woning (1907 volgens archiefgegevens van het kadaster). Graanwatermolen in werking tot 1933 en daaropvolgend ingelijfd bij de aanpalende woning. Tijdens XX c volledige uitbraak van de watermolen, woning met café tot in de jaren 1970; sindsdien nog gewijzigde bouw.
Voormalig café z.g. 't Meuleken", gelegen naast de Molenbeek. Enkel vermeldenswaardig omwille van de verdwenen watermolen "ter Eertsbrugge', te situeren in het r. deel van de alleenstaande huidige woning. In 1539 al melding van de "muelne en (de) erve ter hertbrugghe",nog sprake van deze graanwatermolen o.a. in 1625 en 1629; ook melding ervan...
De oude molensite werd in juni 2014 volledig - woonhuis, molenhuis, kelder...- afgebroken. Nu prijkt daar een nieuwbouw.
Veldkapel Roden Haan aan Stampers in de Turkeyestraat.
We schrijven wel kapel want het gaat over meer dan een veldkapelletje. Dit bakstenen gebouwtje werd gebouwd in de tweede helft van de 19de eeuw op de hoek van de Wolfstraat en " Turkeyen".
Ontstaan van de kapel.
Vermeld in het Landboek van Nukerke van 1768. Op de kaart van 1777 was het gehucht Turkeyen nog niet bewoond noch vermeld. In 1832 werd in Turkeyen een begin gemaakt met het bouwen van de stallingen van de boerderij die zal gebouwd worden voor rekening van de familie De Temmerman. Nu Turkije nr 10. Daar is de huidige eigenaar Georges De Smet geboren op 29 april 1925. Huwde met Alix Callebaut en stierf in 2015. In oorsprong een mooi bakstenen hof met strooien dak. Een wijde en hoge toegangspoort geeft toegang tot de grote binnenkoer. De bakstenen werden ter plaatse gebakken, dat zie je nog aan de uitgraving in een van de hokken. Wat niet voorzien was gebeurde op een dag; de boer kwam te overlijden en de boerin bleef alleen achter. Om het werk te verrichten moest de hulp inroepen worden van mansvolk, zeg maar knechten. Maar de boerin moet nogal een gierige pin zijn geweest. De knechten werden niet goed behandeld, slecht gevoed en onderbetaald. Het waren sukkelaars. In de jaren achttienhonderd was het de gewoonte dat mensen hun ongenoegen bekend maakten. De ontevreden knechten klommen tijdens de vrije tijd in de bomen die ginds op de hoek stonden en begonnen te scharminkelen. Scharminkelen betekent letterlijk "met ketelmuziek iemand honen". De persoon die men hoonde was waarschijnlijk een scharminkel (hier de vrekkige boerin); een boze geest of een zeer mager mens of dier. Een scharminkel betekent ook spektakel of woelige wanorde, gedruis of geraas. Toen moeten daar op de hoek dus ook al bomen hebben gestaan aan een klein veldkapelletje. Zon actie bestond er in veel lawaai te maken met o.a. een oude hoorn, potten en ketels en een klakkedjureom de goegemeente op de hoogte te brengen van hun wantoestand. De boerin zat in de rats. Alles liep verkeerd op de binnenkoer. De paarden trokken zich los en waren moeilijk in bedwang te houden. De eigenares zocht hulp in het veldkapelletje ginds op de hoek. Ja, toen verzette het geloof nog bergen ! Ze ging dagelijks lauderen aan de veldkapel. In de volksmond in Nukerke betekent lauderen zoveel als bidden en lofprijzen. Ze smeekte dagenlang Onze Lieve Heer :Mijnheer en mijn God, wat moet ik doen om uit die ellende te geraken ? Help mij toch!. Haar Heer en Meester antwoordde: Ga naar huis en geef uw werkvolk meer en beter eten! Dat beloofde ze maar of de toestand verbeterde daar zijn we niet zo zeker van. Er hing wel nog onheil in de lucht. Op een dag stond de boerderij in licht laaie. Om die miserie nooit meer te moeten meemaken besliste de eigenares om deze huidige kapel te bouwen. En zoals gebruikelijk zou een lindeboom de kapel behoeden tegen onheil. En een naam werd vlug gevonden. Blijkbaar kende men toen reeds het gezegde De rode haan laten kraaien of de rodehaan op het dak zetten wat wil zeggen een huis in brand steken. Iedereen sprak voortaan van de Kapel de Roden Haan. Een 60cm groot houten gepolychromeerde madonna met kind op de arm prijkte op het altaar en houten engeltjes in sculptuur hingen aan de muur. In de jaren 70 werd de voorkant van de kapel van nieuw metselwerk voorzien. Pastoor Regibo, toen pastoor te Zulzeke, eens op bezoek in de buurt in de jaren 50 vond het een prachtig en waardevol beeld. Maar het was zodanig door houtworm aangetast dat het dringend aan restauratie toe was. Een antiquair uit Horebeke, dat moet een zekere Van Schorisse zijn geweest, kocht het toen op. Nu staat er een stenen beeld. Georges De Smet en Alix Callebaut zorgen al decennialang voor het onderhoud van de kapel. Rechtover de kapel staan twee huisjes. In een ervan, dat van op de hoek, was begin jaren 1900 bewoond door de 2 ongetrouwde zussen Van de Kerkhove, de jonge dochters Marie en Pauline. Marie werd zwanger en zette een zoon op de aarde. Die zoon is bruine pater geworden en heeft een groot deel van zijn leven in Belgisch Congo gemissioneerd. Eens op oudere kwam pater Van de Kerkhove wonen in het huisje van zijn moeder en sleet er zijn laatste dagen in gezelschap van zijn gezellin. Zus Pauline is tijdens den oorlog door haar eigen Groendaler doodgebeten. Ja, dat alles gebeurde aan stampers. Waar komt dat vandaan? Wel de arme stakkers hadden in de schrale negentiende eeuw geen geld om olie te kopen. Olie werd toen nog gebruikt voor de verlichting. Dus stampten die mensen het koolzaad tot olie d.m.v. een houten stamper en een stenen pot. Een karwei van lange duur.
Nog een verhaaltje. t Gebeurde al eens dat een jonge man zijn lief ging zoeken in een gemeente in de buurt. Dat viel niet altijd in goede aarde en dat werd hem door beide kanten zelfs kwalijk genomen. De ene parochie liet verstaan dat die jonge man hun meisjes moest gerust laten en zijn eigen parochie vond dat die bewuste man in zijn omgeving moest op zoek gaan. Dus trof men maatregelen. De jonge man werd op transveld gestoken. Ge werd daarvoor aangekeken. Hij werd geplaagd en nageroepen. Men maakte hem het leven zuur. Ja, t was een harde tijd voor onze voorouders. Ook een Nukerke onderpastoor werd toen eens op transveld gezet. Op een keer kwam hij te voet van Ronse. Jonge gasten riepen hem na en gooiden zelfs met brokken aarde naar hem. Reden: hij had iets op zijn kerfstok wat niet betaamde voor een priester.
Meester Jan, was oppermeester in de katholieke dorpsschool te Nukerke. Begin negentiende eeuw bepaalde hij mede de gang van zaken in Nukerke samen met de overijverige pastoor Dutordoir. Hun objectief was: de strijd tegen de "liberale, goddeloze" school langs de Pontstraat.
-Maar er was ook nog de katholieke dorpsschool van Meester Jan Antoon Verlent beginjaren 1900. Hij woonde op de plaatse waar nu de woning staat van Aelvoet-Restiaens. Naar verluidt was "meester Jan" een geëerd figuur, streng en voortvarend. Hij was gehuwd met Irma Jooris
-Meester Jan was toen de oppermeester. Zuster-overste schreef al eens een briefje en ik moest dat berichtje tijdens de schooluren bij meester Jan brengen Hij woonde op de plaatse en was reeds op pensioen. Irma, zijn vrouw, kwam opendoen, en na een beleefde groet werd het berichtje afgegeven. En negen op tien, die dag kwam meester Jan nog naar school. Hij was een heel goede meester en had na zijn oppensioenstelling nog een grote verbondenheid met zijn school. Op een dag komt mijn moeder meester Jan tegen en deze zegt haar dat mijn broer Georges nen rappen was. Hij moet naar een andere school want hier kan hij niets meer bijleren. Laat hem naar Ronse gaan. En zo geschiedde.
-Meester Jan die toen les gaf in de jongensschool kwam wekelijks de zaterdagvoormiddag naar de meisjesklassen om onze les te komen overhoren. Telkens hij kwam had hij een verrassing in petto. Op het eind van zijn bezoek had hij steeds een verrassing voor ons. Hij hield zijn twee vuisten voor zich.? In een ervan zat een cent. Een leerling die goede antwoorden had gegeven mocht raden in welke hand de cent stak.. Raadde die juist dat mocht het kind de cent aan het negertje geven, aan dat dankbaar knikkende kopje
-Meester Jan, met zijn pince-nez was een streng man. Hij was bekend voor zijn uitspraak: "Vooruit gij ,ga van voren op den tree de knieën zitten gij lieleken chudas", en dat met een accent uit het West-Vlaamse Kallo.
Bavo De Weer was een vooraanstaande figuur en suisse in de kerk te Nukerke. Op zijn doodprentje lezen wij: "Bid voor de ziel van Bavo De Weer Echtgnoot van Clemence Verplanken vereerd met de Herinneringsmedaille 1870-1871 geboren te Sulsique, den 4 Januari 1843 en godvruchtig overleden te Nukerke den 15 Maart 1921. Hij was lid van het Genootschap van den H. Franciscus-Xaverius"
In Nukerke woonde hij in het koeplekje op de hoek van de Pontstraat en de Potaarde. Hij was lid van het Genootschap van den H. Franciscus-Xaverius. Tot vóór zijn dood was hij suisse in de parochiekerk te Nukerke. Heer, ik heb bemind den luister van Uw huis en de woonplaats Uwer glorie, zo luidde de eerste zin op zijn doodprentje.
Bavo De Weer werd niet gespaard. Zijn zoon Oscar, geboren te Nukerke op 14 oktober 1886, sneuvelde als soldaat van het 1ste Linieregiment in de loopgrachten nabij Diksmuide op 6 juli 1915. Het stoffelijk overschot rust op t erepark nabij Diksmuide
Paul Dutordoir werd geboren te Sint-Kruis-Brugge op 23 augustus 1861 en werd priester gewijd te Gent op 30 mei 1885. Hij was achtereenvolgens onderpastoor te Aspelaere (1885-1887), onderpastoor te Sint-Pieters-buiten Gent ((1887-1902), onderpastoor te Sint-Stephanus Gent (1902-1907), pastoor te Nukerke (1907-1931). Nadien werd hij Bestuurder van de Zusters der Visitatie te Mariakerke(Gent) van 29 september 1931 tot hij godvruchtig overleed op 16 februari 1946. Op zijn "doodsbeeldeke" lezen we:"Wie den eerwaarden overledene van dichtbij heeft gekend weet dat hij, onder eene ietwat ruwe schors een gouden hart droeg, een gevoelige ziel. Zijne rechtschapen gemoed, zijn gulhartig karakter."
-Pastoor Dutordoir had in het heetst van de schoolstrijd zelfs luid verkondigd dat hij nooit of ter nooit een voet zou zetten in de gemeenteschool en dat hij er zeker geen catechismusles zou onderrichten. Het gemeentebestuur nam dat niet. Arrmand Vandeputte en Henri Van Maelsaeke schreven een klachtbrief naar het bisdom. Enige tijd later moest de pastoor de parochie verlaten om directeur te worden in een klooster.
-Volgens Leontine Vandeputte speelde de pastoor Dutordoir (pastoor in Nukerke vanaf 1907) een beetje de rol van burgemeester tijdens de ambtsperiode van burgemeester TSjoen. Tijdens een bezoek van de pastoor aan Armand Vandeputte zou hij de pastoor geantwoord hebben:"Gij baas in de kerk en ik baas in de gemeente!" Ook toen werd er hier in Nukerke een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutordoir predikte tegen de liberale school.
Nog een anekdote in verband met pastoor Dutrodoir.Dat deze parochieherder een heel bijzondere rol speelde in Nukerke weten we al.Zoals gebruikelijk ging hij regelmatig op klasbezoek in zijn parochieschool. Deze keer was het in de jongensschool. Om te weten te komen hoe graag hij wel gezien is vraagt hij aan de jongens : « Hawel, wat zeggen de mensen van hunne pastoor in Nukerke ? » De ene kijkt naar de andere tot daar een durvertje op de tweede bank zijn vinger opsteekt. Het was ene Devos vanop de Pontstraat en of het nu Achiel was of Joseph of Georges, dat doet er nu niet toe. Nieuwsgierig naar het antwoord zegt de pastoor : « Ja zeg het maar hoe ze me vinden ! » « Awel mijnheer pastoor de mensen zeggen dat hij hier niet rap genoeg kan wegzijn ! » Het verbaast de pastoor wel een beetje. « Ja dat zal wel niet iedereen zeggen ! » En hij droop af. Thuisgekomen vertelt de jongen zijn verhaal. Moeder Marie wreef haar handen schoon aan haar schort. Stroopte die uit, sprong op haar fiets en snelde naar de pastorie. Na het gebruikelijke aanbellen en het open van de deur verscheen daar de pastoor. « Dag mijnheer pastoor , ‘t is om te zeggen dat dat wat onzen kleinen heeft gezegd zéker niet bij ons thuis werd gezegd. Hij zal dat weeral ergens anders hebben opgeraapt. ! » Wat de pastoor daarop heeft geantwoord weten we niet.
Muurkapelletje in de hoeve langs de Ommegangstraat nr. 68. (vroeger nr. 20)
De oorspronkelijke muurkapel is tijdens de renovatie van de hoeve in 2020 bewaard gebleven. De hoeve, gelegen op de hoek van de Ommegangstraat en Tenabeele in Nukerke, was tot de jaren 1960 bewoond door het gezin van Florent Goeminne. Naast het runnen van zijn landbouwbedrijf had hij tevens een melkronde in de stad Ronse waar hij met paard en kar rondtrok om melk, boter en aardappelen aan de man te brengen. Eens op rust woonde hij aan de overzijde van de straat waar hij een woning liet bouwen. De familie Leopold Van Crombrugge-Vermeir nam de boerderij over en bewoonde die uit tot de jaren 2000.