36. Kerkje van Zulzeke
Kleine deelgemeente van Kluisbergen met een opppervlakte van 562 ha en 627 inwoners in ‘70. De landelijke dorpsplaats bezit een gezellige taverne “In ’t oud gemeentehuis” uit 1841. Het is de laatste van de vier herbergen die er waren tot de jaren 80. Verder is de mooie St-Janskerk een bezoekje waard. Het is een driebeukige hallenkerk met oude vierkante westentoren met harstenen onderbouw. Het voorkomen van de kerk is 18de eeuws maar er zijn talrijke oude sporen. De kerk, het omringend kerkhof en de kerkhofmuur zijn beschermd als monument en als landschap (K.B. van 29 oktober 1975). De binnendecoratie is 17de en 18de eeuws met toch nog een zuideraltaar in de renaissance stijl (ca 1600). Het hoofdaltaar is 18de eeuws. Boven het altaar prijkt het schilderij “Jezus verschijnt aan Maria-Magdalena (Vlaamse school, einde 17de eeuw).
De pastorij, aan de noordzijde van de kerk, is in 2007 verkocht aan een particulier. De inwoners van Zulzeke en Nukerke leefden vroeger nauw verbonden met elkaar. Men zocht er al eens zijn partner en beide gemeenschappen namen deel aan elkaars feesten. Zo was de jaarlijkse geitenkeuring, een echte volkstoeloop. En met Sint-Jan in ‘t water was het kermis. Veel inwoners van Zulzeke sloten aan bij het verenigingsleven van Nukerke. We denken hier aan BGG, het Werk van den akker, het davidsfonds… Niet te verwonderen dat bij de fusie van de gemeenten in 1976 men plannen had om het deel van Nukerke ten westen van de Rijksweg bij Kluisbergen aan te sluiten.
37.De laatste suisse in de kerk te Nukerke
De laatste suisse in de O.-L.H.-Hemelvaartkerk te Nukerke was Richard Couvreur die in een klein boerderijtje woonde langs de Mellinckstraat nr 5 te Nukerke waar nu reeds de vierde generatie woont. Een suisse is een ordebewaarder die aangesteld werd in sommige katholieke kerken. Ze droegen een uniform met vermelding “politie” (zonder politiönele macht natuurlijk) met staf of hellebaard (hier in de betekenis van een strijdbijl aan een lange spies) en een bandelier, een brede draagriem of band over schouder en borst. Hun taak bestond erin o.a. praters en telaatkomers terecht te wijzen en oneerbiedige houdingen te verbieden, o.a. het dragen van hoed of klak. Zatteriken werden zonder veel onthaal naar buiten verwezen. Kinderen keken met heel veel ontzag die strenge man aan en durfden geen vin te verroeren. Dat fel blinkend koperen strijdbijl gaf geen vredig gevoel. Athans, zo heb ik het beleefd.
Richard Couvreur werd “geboren te Etichove den 18 September 1878 en godsvruchtig in den Heer ontslapen te Nukerke den 14 Mei 1933, voorzien van deHH. Sacramenten der stervenden. Hij was lid van de confreriën van het Allerheiligste Sacrament,- het H.Hart,- de Derde Orde van den H. Franciscus en van den H. Franciscus-Xaverius.”
Uit het doodsprentje of bidprentje vernemen wij dat Richard weduwenaar was in een eerste huwelijk met Odi le de Catelle en bij het sterven de echtgenoot was van Adèle Aelvoet.
De tekst op zijn doodsprentje luidt verder als volgt:
“Gelukkig den mensch die de dood steeds voor ogen heeft en zich dagelijks bereidt om te sterven. Nav.Christi X.
Hij gaf luister aan de feesten en verheerlijkte de hoogtijden tot het einde van zijn leven, opdat men den Heiligen Naam der Heeren zoude prijzen en in den vroege morgen Gods heiligheid verkondigen. Eccl.XLVII,12.
Vaarwel, Beminde Echtgenoote, Kinderen en Kleinkind, troost u, we zullen elkandr wederzien. Duurbare vrienden, lange jaren was ik voorU in de kerk op mijnen post, gedenkt U mijner, Gij, die daar missen of goddelijke diensten bijwoont. Mijne zusters en dochters den Heer in ‘t klooster toegewijd, op uw aandenken in ’t gelid betrouw ik het meest.
H. Hart van Jezus, wees mijn heil. 500 dag. afl.
Zoet Hart van Maria, wees mijn toevlucht. 800 dag. afl.”
Het bidprentje werd gedrukt in de Drukkerij P.Hoffmann te Nukerke.
Zijn tweede kleinkind, een jongen, kreeg zoals toen gebruikelijk was, bij zijn geboorte in 1934, de naam van grootvader, nl. Richard.
We begrijpen best waarom Richard die voorname taak kreeg toebedeeld van pastoor Reyns. Hij stamde uit een diep christelijke familie; hij had immers twee zussen en 2 dochters die kloosterzuster waren.
38. Aan Den Engel te Nukerke
Zicht uit begin 1900 op de Steenweg. Toen noemde die weg nog Steenweg, Staatsbaan of Steenweg op Ronse …. De officiële naam is nu Rijksweg. Links staat de woning die behoorde tot de brouwerij T’Sjoen met ernaast de woning waar later de herberg “In de kroon” was gevestigd. Rechts de woning, “In den Engel”, op de hoek van de Nukerkestraat. Een wegwijzer in kruisvorm, als een windwijzer, wees de reiziger de 4 richtingen aan waarheen hij of zij zich kon begeven: Nukerke, Ronse, Sulsique en Audenaerde. Je merkt allicht op dat de verfransing tot in Nukerke doorgedrongen was. Tot ver in de 19de eeuw was deze “Grand Chemin de Renaix” een kronkelende weg als het ware bestaande uit een reeks aaneengeregen stukjes weg. Het aantal woningen langs deze weg, nog grotendeels onverhard, beperkte zich tot een 20-tal nederzettingen, zoals aangeduid op de kaart van 1777. Beginnend op de Cruisberg waar de” Snebbe Molen” stond. Verder stond er al de boerderij van de familie Decuyper langs de Dieriksstraat, een woning aan “Den Beitel”, woningen op de beide hoeken aan de Pontstraat, enkele woningen aan “Den Engel” en verder een paar woningen aan de” Negenkoten. De westkant van de weg lag grotendeels aan de rand van een groot bosgebied. Een bos dat zich uitstrekte vanaf de Cruys Bergh tot aan het Meldenbosch. Tot 1950 telden we langs deze hoofdweg slechts een 60-tal woningen, nu een 200-tal. Pas in de jaren 60 werd er ijverig bijgebouwd. Deze belangrijke weg, bekend als de N60 of Terneuzen-Valenciennes, is nooit uitgegroeid tot een industrie-as. Wat we er tot een paar decennia aantroffen waren een tiental herbergen waaronder een afspanning, enkele kroegen, twee smidsen, enkele kleine kruidenierszaakjes en een beenhouwerij. We vonden voor u het volgende verslag in “’T Volk van Ronse van den 22 oogst 1936”.
“Nukerke. Auto tegen boom. Donderdagvoormiddag, omstreeks 10,45 ure, gebeurde een ijselijk verkeersongeluk op den steenweg van Oudenaarde op Ronse, op het grondgebied van Nukerke. Ter hoogte van den herberg “De beitel”, is de auto, bestuurde door M. Jozef Ronse, 31 jaar, verzekeringsagent Pas bevrijd van oorlogsgeweld ! Sommige burgers vonden de tijd rijp om af te rekenen met buren en kennissen. Oude buurtconflicten werden boven gehaald. Het was vaak voldoende een Vlaams katholiek te zijn, een dagblad te lezen, ‘t Volk van Ronse te kopen of een halve intellectueel te zijn om in de gendarmerie van Ronse aangegeven te worden op basis van collaboratie…Ik heb mensen weten oppakken door de gendarmes. Die brachten de mannen naar de kelders onder het stadhuis van Ronse. Op enkele woningen werden swastika’s aangebracht., te Ronse, door een tot nu toe onbekende oorzaak tegen een boom gereden. In de auto zaten de 29-jarige echtgenote en de drie kinderen van M. Ronse. Al deze personen werden van onder het puin van de vernielde auto gehaald. Ze hadden allen verwondingen opgeloopen. De vrouw en het jongste kind – een knaapje van 18 maanden – waren evewel zeer erg gekwetst en moesten onverwijld naar het hospitaal van Ronse worden vervoerd.”
Het was ook in die tijd dat Voazendeestie (Modest Devos) aan Den appel woonde en Poene Roasten op ’t Heitje. Bietoazendieken woonde in een koeplekje schuins over Den Beitel.
39. De pastorie te Nukerke
De pastorie uit de tijd toen het gebouw nog gezag en eerbied uitstraalde bewoond door een parochiale herder die instond voor de christelijke opvoeding van de gemeenschap. De tijd dat menig gezagdrager of hoogwaardigheidsbekleder hier zijn voeten onder de tafel mocht zetten dateert al uit vorige eeuw. De talrijke dorpelingen die hier destijds over de vloer kwamen kunnen getuigen hoe mooi het interieur was. … In 1901 werd de aanvraag voor de bouw van deze pastorie ingediend. De bouw werd gerealiseerd in 1903- 1904 door het gemeentebestuur. Later werden er nog bijgebouwtjes aan toegevoegd.Beste lezer, kom toch even mee binnen in dat eens zo prachtig gebouw. De hoge voordeur geeft toegang tot een brede gang. Halverwege sluit een mooie dubbele deur, met prachtig gekleurd brandglas, het privégedeelte af. Rechts kom je de spreekkamer binnen. Een plaats waar menigeen zijn zijn/haar hartje kwam luchten. Van hier geeft een dubbele deur de hoge bezoeker toegang tot de grote ontvangstkamer, bemeubeld met een eetkamer en een lederen salon, waar bisschop en deken meermaals de voeten onder tafel staken. De andere helft van de woning bestaat uit de keuken en de werkkamer, gescheiden door een gang. Naast de keuken is er nog een klein schotelhuis met twee roodglanzende koperen handpompen op de blauwstenen pompsteen. Een mooie sierlijke trap brengt ons naar de eerste verdieping met 6 slaapkamers en een kleine badkamer. Bijzonder aan de slaapkamer van de pastoor is het smeedijzeren hek dat de slaapkamer van de pastoor afsluit van de rest van de woning. De ramen van deze slaapkamer zien bovendien voorzien van stevige tralies. Geen enkel onverlaat kan hier de pastoor overvallen. Naast de grote slaapkamer is de kamer waar eertijds de kapelaan sliep. Tussen de 2 slaapkamers achteraan is er een lokaalje dat dienst doet als archief. Buiten, aan de oostkant van het gebouw bevinden zich 2 w.c.’s en het washuis. Aan de westkant was er een kolenhok, maar tijdens de periode van pastoor Van Poucke werd een mini-chauffage geïnstalleerd. Achter de pastorie ligt een grote tuin met boomgaard. Het keukenwater werd sinds jaar en dag aangevoerd vanuit een steenput onder het oude gemeentehuis. In de jaren 60 werd die put echte vervuild met smeerolie. Vanaf dan werd de watertoevoer voorzien vanaf het kindertehuis waar een heel diepe steenput was. Pas vanaf 1975 kreeg de pastorie leidingswater toen Nukerke aansloot op de watervoorziening van het TMVW. In 1963, ten tijde van pastoor Van Pouck de Knyf werd een deel van de kelder omgevormd tot garage. Sinds het vrijkomen van de pastorie logeert het OCMW van Maarkedal er asielzoekers. Dit eertijds zeer eerbiedwaardig huis werd gedegradeerd tot asielhuis voor mensen waarvan sommigen een godsdienst beleiden die sinds mensenheugenis haaks staat op het christelijk geloof dat eeuwenlang door onze dorpsherders werd verkondigd. Hoe een dubbeltje rollen kan. Een eeuwenlange traditie ging verloren. Is de pastoor definitief weg ? Vanaf 2014 werd het logeren van asielzoekers afgebouwd wegens te kostelijk. Ondertussen was het gebouw binnenin “volledig afgeleefd”. Op 24 februari 2015 besliste de gemeenteraad van Maarkedal tot de verkoop van de gewezen pastorie.
40. Theofiel Gilleman, was het eerste schoolhoofd van de gemeenteschool langs de Kapellestraat (nu Pontstraat ) in Nukerke. Een zoon, Joseph, sneuvelde op 5 september 1914 tijdens W.O.I
Hij huwde drie maal. Tijdens zijn derde huwelijk met Gusta Toneau werden 2 zonen geboren. De oudste, Joseph-Theofiel-Guido, werd geboren op 13 juli 1918. Tijdens zijn beroepleven was hij werkzaam als technisch tekenaar bij New Holland. Deze heeft tevens een aantal patenten op zijn naam staan onder de naam van Joseph TG Gilleman. Hij woonde destijds in Sint-Denijs-Westrem, was getrouwd en kreeg 6 kinderen en 7 kleinkinderen. De tweede zoon, Marcel, werd geboren in 1924. Ook hij was later te werk gesteld bij New Holland. Hij werkte er als human recources medewerker, woonde in Sint-Denijs-Westrem, was getrouwd en kreeg 2 kinderen en 6 kleinkinderen. Gusta is na de dood van Theofiel van Nukerke verhuisd naar Sint-Denijs-Westrem nadat ze eerst woonde in het villaatje nr.14 naast de oude school. In het hoeventje naast deze villa woonde een broer van Theofiel. Gusta is overleden einde jaren 70.(veel gegevens bereikten ons via Sarah Gilleman, een achterkleindochter van Theofiel)
De grootste concurrent van oppermeester Gilleman was de toenmalige pastoor Paul Dutordoir, die dorpsherder was van 1907 tot 1931. Hij overleed godvruchtig te Mariakerke(Gent) op 16 februari 1946. Hij predikte tegen de gemeenteschool en ging zwaar te keer tegen de”goddelozen” maar naar verluidt reed hijzelf niet zo’n fraai parcours. Een afbeelding van deze kan je vinden in de volgende rubriek.
41. Paul Dutordoir werd geboren te Sint-Kruis-Brugge op 23 augustus 1861 en werd priester gewijd te Gent op 30 mei 1885. Hij was achtereenvolgens onderpastoor te Aspelaere (1885-1887), onderpastoor te Sint-Pieters-buiten Gent ((1887-1902), onderpastoor te Sint-Stephanus Gent (1902-1907), pastoor te Nukerke (1907-1931). Nadien werd hij Bestuurder van de Zusters der Visitatie te Mariakerke (Gent) van 29 september 1931 tot hij godvruchtig overleed op 16 februari 1946.
Op zijn "doodsbeeldeke" lezen we:"Wie den eerwaarden overledene van dichtbij heeft gekend weet dat hij, onder eene ietwat ruwe schors een gouden hart droeg, een gevoelige ziel. Zijne rechtschapen gemoed, zijn gulhartig karakter, zijn warme genegenheid maakten hem tot een trouwen vriend." Hij haalde zich nochtans veel problemen op de hals.
Nog een anekdote in verband met pastoor Dutrodoir.Dat deze parochieherder een heel bijzondere rol speelde in Nukerke weten we al.Zoals gebruikelijk ging hij regelmatig op klasbezoek in zijn parochieschool. Deze keer was het in de jongensschool. Om te weten te komen hoe graag hij wel gezien is vraagt hij aan de jongens : « Hawel, wat zeggen de mensen van hunne pastoor in Nukerke ? » De ene kijkt naar de andere tot daar een durvertje op de tweede bank zijn vinger opsteekt. Het was ene Devos vanop de Pontstraat en of het nu Achiel was of Joseph of Georges, dat doet er nu niet toe. Nieuwsgierig naar het antwoord zegt de pastoor : « Ja zeg het maar hoe ze me vinden ! » « Awel mijnheer pastoor de mensen zeggen dat hij hier niet rap genoeg kan wegzijn ! » Het verbaast de pastoor wel een beetje. « Ja dat zal wel niet iedereen zeggen ! » En hij droop af. Thuisgekomen vertelt de jongen zijn verhaal. Moeder Marie wreef haar handen schoon aan haar schort. Stroopte die uit, sprong op haar fiets en snelde naar de pastorie. Na het gebruikelijke aanbellen en het open van de deur verscheen daar de pastoor. « Dag mijnheer pastoor , ‘t is om te zeggen dat dat wat onzen kleinen heeft gezegd zéker niet bij ons thuis werd gezegd. Hij zal dat weeral ergens anders hebben opgeraapt. ! » Wat de pastoor daarop heeft geantwoord weten we niet.
42. De bevolkingspiramide jaar 1972 betreffende 898 vrouwen en 943 mannen of een totaal van 1841 inwoners.
Een bevolkingspiramde is een grafische voorstelling van de samenstelling van een bevolking naar leeftijd. Vooraf dit. Een bevolking groeit aan o.a. door geboorten. Diezelfde bevolking sterft of emigreert. De basis van de driehoek stelt de kinderen voor tot 1 jaar. Bij een normale bevolkingsaangroei zijn de onderste balken het langste. Deze worden korter naarmate de leeftijd stijgt. De beide benen van de driehoek lopen normalerwijze min of meer symmetrisch naar de top. Wat vertelt ons deze piramide ? Bij deze piramide wordt links de vrouwelijke bevolkingsgroep weergegeven en rechts de mannelijke. Deze voorstelling heeft echter geen vorm van een piramide. Een brede basis ontbreekt. Dit duidt op een een verouderde bevolking; nl een smalle basis en een breed middenveld wat wijst op een klein geboortecijfer. Wie verder de gegevens ontleedt merkt het lage geboortecijfer tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 (zie leeftijd 29 jaar tot 32 jaar) en een nog meer uitgesproken laag aantal inwoners in de leeftijdsgroep van 50 -55 jarigen.(geboorten tijdens W.O.-I.
43. Veldkapel Roden Haan aan Stampers in de Turkeyestraat.
We schrijven wel kapel want het gaat over meer dan een veldkapelletje. Dit bakstenen gebouwtje werd gebouwd in de tweede helft van de 19de eeuw op de hoek van de Wolfstraat en “Turkeyen”.
Ontstaan van de kapel.
Vermeld in het Landboek van Nukerke van 1768. Op de kaart van 1777 was het gehucht Turkeyen nog niet bewoond noch vermeld. In 1832 werd in Turkeyen een begin gemaakt met het bouwen van de stallingen van de boerderij die zal gebouwd worden voor rekening van de familie De Temmerman. Nu Turkije nr 10. Daar is de huidige eigenaar Georges De Smet geboren op 29 april 1925 (huwde met Alix Callebaut en stierf in 2015). In oorsprong een mooi bakstenen hof met strooien dak. Een wijde en hoge toegangspoort geeft toegang tot de grote binnenkoer. De bakstenen werden ter plaatse gebakken, dat zie je nog aan de uitgraving in een van de hokken. Wat niet voorzien was gebeurde op een dag; de boer kwam te overlijden en de boerin bleef alleen achter. Om het werk te verrichten moest de hulp inroepen worden van mansvolk, zeg maar knechten. Maar de boerin moet nogal een gierige pin zijn geweest. De knechten werden niet goed behandeld, slecht gevoed en onderbetaald. Het waren sukkelaars. In de jaren achttienhonderd was het de gewoonte dat mensen hun ongenoegen bekend maakten. De ontevreden knechten klommen tijdens de vrije tijd in de bomen die ginds op de hoek stonden en begonnen te “schaminkelen”. Toen moeten daar op de hoek dus ook al bomen hebben gestaan aan een klein veldkapelletje. Zo’n actie bestond er in veel lawaai te maken met o.a. een hoorn, potten en ketels en een “klakkedjure”om de goegemeente op de hoogte te brengen van hun wantoestand. De boerin zat in de rats. Alles liep verkeerd op de binnenkoer. De paarden trokken zich los en waren moeilijk in bedwang te houden. De eigenares zocht hulp in het veldkapelletje ginds op de hoek. Ja, toen verzette het geloof nog bergen ! Ze smeekte dagenlang Onze Lieve Heer :”Mijnheer en mijn God, wat moet ik doen om uit die ellende te geraken ? Help mij toch!”. Haar Heer en Meester antwoordde: ” Ga naar huis en geef uw werkvolk meer en beter eten!” Dat beloofde ze maar of de toestand verbeterde daar zijn we niet zo zeker van. Er hing wel nog onheil in de lucht. Op een dag stond de boerderij in licht laaie. Om die miserie nooit meer te moeten meemaken besliste de eigenares om deze kapel te bouwen. En … zoals gebruikelijk zou een lindeboom de kapel behoeden tegen onheil. En een naam werd vlug gevonden. Blijkbaar kende men toen reeds het gezegde “De rode haan laten kraaien of de rode haan op het dak zetten” wat wil zeggen een huis in brand steken. Iedereen sprak voortaan van de Kapel de Roden Haan. Een 60cm groot houten gepolychromeerde madonna met kind op de arm prijkte op het altaar en houten engeltjes in sculptuur hingen aan de muur. In de jaren 70 werd de voorkant van de kapel van nieuw metselwerk voorzien. Pastoor Regibo, toen pastoor te Zulzeke, eens op bezoek in de buurt in de jaren 50 vond het een prachtig en waardevol beeld. Maar het was zodanig door houtworm aangetast dat het dringend aan restauratie toe was. Een antiquair uit Horebeke, dat moet een zekere Van Schorisse zijn geweest, kocht het toen op. Nu staat er een stenen beeld. Georges De Smet en Alix Callebaut zorgen al decennialang voor het onderhoud van de kapel. Rechtover de kapel staan twee huisjes. In een ervan, dat van op de hoek, was begin jaren 1900 bewoond door de 2 ongetrouwde zussen Van de Kerkhove, de jonge dochters Marie en Pauline. Marie werd zwanger en zette een zoon op de aarde. Die zoon is bruine pater geworden en heeft een groot deel van zijn leven in Belgisch Congo gemissioneerd. Eens op oudere kwam pater Van de Kerkhove wonen in het huisje van zijn moeder en sleet er zijn laatste dagen in gezelschap van zijn gezellin. Zus Pauline is tijdens den oorlog door haar eigen Groendaler doodgebeten. Ja, dat alles gebeurde “aan stampers”. Waar komt dat vandaan? Wel de arme stakkers hadden in de schrale negentiende eeuw geen geld om olie te kopen. Olie werd toen nog gebruikt voor de verlichting. Dus stampten die mensen het koolzaad tot olie d.m.v. een houten stamper en een stenen pot. Een karwei van lange duur.
Nog een verhaaltje. ’t Gebeurde al eens dat een jonge man zijn lief ging zoeken in een gemeente in de buurt. Dat viel niet altijd in goede aarde en dat werd hem door beide kanten zelfs kwalijk genomen. De ene parochie liet verstaan dat die jonge man hun meisjes moest gerust laten en zijn eigen parochie vond dat die bewuste man in zijn omgeving moest op zoek gaan. Dus trof men maatregelen. De jonge man werd “op transveld gestoken”. “Ge werd daarvoor aangekeken.” Hij werd geplaagd en nageroepen. Men maakte hem het leven zuur. Ja, ’t was een harde tijd voor onze voorouders. Ook een Nukerke onderpastoor werd toen eens op transveld gezet. Op een keer kwam hij te voet van Ronse. Jonge gasten riepen hem na en gooiden zelfs met brokken aarde naar hem. Reden: hij had iets op zijn kerfstok wat niet betaamde voor een priester.
44. Veldkapel te Ronse. Potloodtekening
Dit veldkruis aan een zeer oude linde , in de volksmond "gekruiste God" genoemd, zou dateren van 1876. Dit monument kan je vinden op het kruispunt van de Ninovestraat met de Oscar Delghuststraat. Dit mooi symbool van onze Westeuropese christelijke beschaving staat in Ronse onder zware druk. Gelukkiglijk in 2010 gerestaureerd door het Wittentakcomité. Volgens een krantenbericht waren verschillende mensen een tijdje ongerust omdat het kruis een tijdje verdwenen wa. Het kruis was in veilige handen voor restauratie. De Vlaamse Ardennen zijn rijk aan veldkapellen onder een vredige en lieflijke linde.
45. De negenkoten
Op de afdruk van de oorspronkelijk kaart van Vlaanderen uit 1538 die in het “Germanisches Nationalmuseum” te Neurenberg berust liggen de gemeenten Ronse, Berchem, Nieukerke en Melden, Quaremont gelegen in het Land van Aelst, verkeerdelijk ten westen van de Schelde. Op de eerste gedetailleerde kaart ziet men duidelijk de schaarse bewoning van het toenmalige Nukercke. In vroegere jaren stonden hier reeds enkele woningen langs de weg naar Oudenaarde. De woningen lagen aan de rand van een groot bos dat zich uitstrekte vanaf de Cortekeer over de Coppenberg tot aan de Steenbeekdries.In de 19de eeuw stonden hier negen woningen ondergebracht in 7 huizen want er waren twee tweewoonsten bij. Typisch woningen voor de de werkman. Soms in eigendom maar meestal was het een huurwoning. De laatste eigenaars waren T’Sjoen die twee huisjes bezat waarvan één tweewoonst en Octaaf Geenens die eigenaar was van zes huisjes. Octaaf had die woningen enkele jaren na de eeuwwisseling gekocht van enen Emiel Vandewaele uit Leupegem. Tegen 1950 waren de woningen volledig onderkomen. Ze waren afgeleefd, enkel het dak was nog in goede staat. Kort na de eerste wereldoorlog werden de strooien daken vervangen door een pannendak. Het verst gelegen huisje had zelfs een bakoven. Naast de leefruimte waren er een paar slaapvertrekken, een schotelhuis en soms een alkoof (heel klein voorraadkamertje). Het laatste huurgeld bedroeg 150 Fr per maand maar de woning aan de straatkant had een maandhuur van 200Fr. Een na een werden de woningen echter verlaten. Aldus trad de verkrotting snel in en werd het geheel onbewoonbaar verklaard met als gevolg dat er besloten werd de woningen in de zomer van 1958 af te breken. Als tegenwaarde voor de afbraak kregen de eigenaars 20 000 Fr slooppremie.In sommige huisjes woonde nogal een volkje. Sommigen hadden een klein pensioentje. Anderen leefden van een "trok", zeg maar een uitkering voor invaliditeit of zo. Als ze getrokken hadden kwamen ze afgezakt naar de herberg Den Os. Met hun schaarse centen maakten ze soms grote zwier tot hun geld op was. Om verder te kunnen leven waren ze dan verplicht bij een of andere boer te gaan werken. Of ze trokken mee met de dorsmachine die van boerderij naar boerderij trok. Dan kregen ze hun kost en 5 frank per schof (dat is 3 uren). Alma, de moeder van André Van Ceunebroeck, was een bijzondere figuur. Als 't goed weer was zat ze voortdurend in het bos om hout bijeen te garen. Dan sleepte ze moeizaam een grote, lange vracht staakhout het bos uit. Hoofd en schouders schraagden de zware last. En ze had steeds een grote voorraad aan hout liggen. In een van de woningen woonde Reynaert en zijn vrouw. Die mensen werden tijdens een beschieting in de eerste oorlog door een Duitse obus dodelijk getroffen. De Duitse artillerie stond opgesteld op de Edelareberg. En zoals het hoorde in oorlogstijden was het verboden van licht te maken tijdens de duisternis. Het echtpaar moet dat even uit het oog verloren zijn. Een Duits kanonnier had dat schamel lichtje echter opgemerkt. De gevolgen bleven niet uit. De namen van de doden prijken op de lijst van de burderlijke slachtoffers. Ze staan voor eeuwig gegrifd op het monument der gesneuvelden.
Iets hoger en aan de andere kant van de weg lag een koeplekje met het staminee Den os. Café sinds mensenheugenis. De eigenaar vóór Octaaf Geenens was een koppel zonder kinderen dat nogal goed aan de drank zou geweest zijn. Octaaf Geenens werd de nieuwe waard van de herberg Den os toen hij het hoevetje met bijhorend café kocht en er naartoe verhuisde in 1895. Met de kruiwagen verhuisde het jonge paar de schaarse bezittingen van Zulzeke naar Nukerke langs de Kortekeer. Hun zoontje was toen 3 jaar. Die zou later zijn vader opvolgen. Op de dag van de verhuis speelde het knaapje met de geitjes op de berm van de Kortekeer tot hij bij het afglijden zijn bloot achterwerkje verbrandde aan de tengels (brandnetels). Sommige kleine jongetjes liepen toen blijkbaar met een rokje aan.Den os was dus ook een koeplekje met enkele streepjes land waarop een drietal koetjes werden gehouden.
Elke voerman die hier voorbij kwam hield halt om de dieren te laten op adem komen. Sommigen kropen met zware wagens geladen met wol en katoen de Koppenberg op. Je moet weten dat de wagens van Transport De Jaeger uit Ronse reeds van de Gentse haven kwamen. En de weg bleef maar stijgen tot op de Kruissens Niet te verwonderen dat de Brabanders bekaf waren. Vóór de deur stond een beulde (palen met dwarsbalk) waaraan de voerlieden hun paarden konden vastbinden. De waterpomp met bijhorende drinkbak stond er bij. Terwijl de paarden rustten , hun haver kregen en dronken konden de mannen zich laven aan het frisse bier. “Ja, ’t is daar altijd een goede zulle geweest.”
Hoger op , meer naar het dorp toe, lag den Hul maar in de volksmond "geitenhoek" genoemd, een gezellige plek met een viertal woningen, op amper een paar 100m vogelvlucht van de negenkoten. Je kon het al raden? Elke woning had er een of meer geiten. 't Was daar soms een gemekker. De bewoners concurreerden onder elkaar over de hoeveelheid melk die hun geiten gaven én het was belangrijk te weten wiens geit de meeste melk gaf. Tot er werd gecontroleerd en werd uitgemaakt wie zijn melk doopte door er water bij te voegen.
46. Burgemeester Francis Vander Eecken
Francis Vander Eecken werd geboren in Ronse en baatte beneden de Dierickstraat deze hoeve uit. Hij was gehuwd met Melanie Vanderdonckt. Ze hadden samen 7 dochters en 1 zoon Laurent. Francis was gedurende 30 jaar burgemeester van Maarkedal. In de woonplaats van deze hoeve droeg een houten balk het jaartal 1764. Deze balk werd bij verbouwing van een vorige boerenwoning opnieuw gebruikt. Bij onderzoek bleek dat de balk veel ouder scheen te zijn dan het metselwerk van de voorgevel. Deze hoeve staat beschreven als “bakstenen hoeve met min of meer U-vormige aanleg, thans onbewoond (2011). Lang Z-O georiënteerd boerenhuis van 10 trav. Onder pannen schilddak en loodrecht zadeldak ter hoogte van één travel.; naar verluidt binnenin balk met jaartal 1870 doch teruggaand op oudere hoeve. Per twee gegroepeerde getoogde vensters met hardstenen lekdorpel in de voorgevel. Twee rechthoekige voordeuren in gesinterde bakstenen omlijsting met oren en gestrekt druiplijstje; gelijksoortige achterdeur.”
De enige zoon Laurent is in juli 1924 verongelukt aan de onbewaakte spooroverweg op de Mellickstraat. Hij was op weg naar de molen Van Malleghem met een volle wagen koren. Wagen, paarden en voerman, allen waren op slag dood toen span door een trein werd gegrepen. Laurent liet zijn vrouw, Leonie Van Oosthuyze achter met een kindje van elf maanden. Uit haar tweede huwelijk met Waelkens Maurice werden nog drie kinderen geboren. De gesloten hoeve had een strodak dat in 1930 vervangen werd door pannen. Eerst kwam de woning aan de beurt. Pas jaren later werden de schuur en de stallingen ook vernieuwd. Volgens André heeft zijn vader die karwei zelf geklaard.
De burgemeester komt aangifte doen van een overlijden.In het jaar 1905 komt Francis Vander Eecken, burgemeester, oud acht en vijftig jaren en Laurant Blommaert gemeentesecretaris oud zeven en veertig jaren aangifte doen van een overlijden “ten gehuchte Dierixkstraat overleden is Vander Eecken Charles- Henri-Angele-Francis zonder beroep en alhier geboren den tienden October achttien honderd negen en tachtig ….”
Iets verderop in de bocht stond toen nog een hoeve, eigendom van Blommaert uit Etikhove, maar bewoond door de familie Dekeyser. Deze hoeve brandde een paar keer volledig uit. Zo’n oude hoeve met veel hout en stro was een gretige prooi voor een vuurtje en blussen was onbegonnen werk. Een telefoon en de brandweer kende men hier nog niet. Bij de eerste brand in de jaren dertig kregen de bewoners van het afgebrand hof onderdak in de boerderij van Waelkens Maurice. Ondertussen werd boven de woning een hele hoop stro getast zodat het gezin er terug zijn intrek kon nemen. Sinds die gebeurtenis kreeg de hoeve de naam “’t verbrand hof”. Lang bleef deze hoeve niet meer bewoond en verviel in puin. Toch maar een akelig boeltje voor kinderen die daar voorbij kwamen en des te meer was het benauwend toen zich in de jaren 50 een zekere V. er zich verhing. Monske Rousseau gebruikte er nog enkele jaren een gebouw als schuur. Rond de jaren 70 werd het boeltje opgeruimd en het erf werd een akker.
Maria Celesta Adolphine is geboren op 31 mei 1896 om negen uur ‘s avonds, dochter van Francies Vander Eecken oud 49 jaar en landbouwer en geboren te Ronse maar alhier wonende ten gehucht Dierixstraat te Nukerke en tevens dochter van Melanie Vanderdonckt 44 jaar geboren te Nukerke en van beroep huishoudster.
Overlijden. In 1905 is overleden Vander Eecken Charles, Henri, August, Francies zonder beroep en alhier geboren den 10de oktober 1889 ten gehuchte Dierixkstraat
47. Een mooie legende over het Waterkasteel
Volgens een oud volksverhaal stond ooit in D’Aubeke een waterkasteel. Die benaming is afkomstig wegens het feit dat er rond die velden langs het beekje, meermaals dauw hing. In de oude atlas staat die plaats vermeld bij nr 114 als D’Aubeke en bij nr 115 als D’Aubeke pad. Volgens de kaart van 1777 bestond daar reeds een bijzondere systeem van waterhuishouding. Daar was de grond toen nog zeer drassig en blijkbaar was daar een heel actieve bron die zorgde voor veel bovengronds water. Dicht bij elkaar trof men er twee omwalde woningen aan die enkel toegankelijk waren langs een brug. Veel water werd aangevoerd door de Meulebeek met bronnen in Ten Hole en op de noordflanken Turkeyen. De landerijen langs de beide oevers werden toen als drassig gebied ingekleurd. Op een kaart van 1851 staat een gebouw met twee vleugels omgeven door een brede wal. Het geheel werd aangeduid met “Water Kasteel ou ter Heerbrug Molen”. De Meulebeek liep onder de Holandsraat door. De oversteek gebeurde d.m.v. een houten brug.
Dat daar een kasteel stond is wellicht veel gezegd. Laat ons zeggen een statige stenen woning omgeven door water. De kleine Margaretha van Parma (een bastaardkind van Karel V) zou daar in haar kinderjaren zijn opgevoed. Soms kwam Karel V op bezoek. Vandaar dat één van de toegangswegen Keizerrei werd genoemd. Ook een paus van Rome zou daar zijn zoon hebben ondergebracht. De toegangsweg die de paus volgde naar het waterkasteel werd later Pausweg. Deze aarden weg is het verlengde van de Letterstraat. Je had dus toegang tot het waterkasteel via de Pausweg (verlengde van de Letterstraat) en de Keizerrei. De naam D’ Aubeke wijst op de dauw die heel regelmatig boven de akkers hangt. Volgens het volksverhaal zou ook ’t Moleke en de omgeving ervan deel uitgemaakt hebben van ’t Waterkasteel. Het is een feit dat op oude kaarten deze omgeving is aangeduid als drassig gebied. Recht tegenover de watermolen moet een schuur hebben gestaan, op palen. Op de plaats waar de familie De Rooze een paar generaties woonde. Al bemerkt dat het gelijkvloers van het oude woongedeelte een meter hoger ligt en onderkelderd is. Werd in die overwelfde kelder vroeger ook ijs opgeslagen en bewaard voor de zomertijd? Sommigen spreken hier van een ijsfabriekje, maar dat is veel gezegd. Hoe dan ook, het ijs van de vijver werd verzaagd en de ijsblokken werden tussen het stro bewaard. Daar waar het mogelijk was bouwde men de hoeve aan een beek want water was bel
Voormalig café zogenaamd "t Meuleken", gelegen naast de Molenbeek. Enkel vermeldenswaardig omwille van de verdwenen watermolen "ter Eertsbrugge", te situeren in het rechtse deel van de alleenstaande huidige woning. In 1539 al melding van de "muelne en(de) erve ter hertbrugghe"; nog sprake van deze graanwatermolen onder andere in 1625 en 1629; ook melding ervan in landboek van Nukerke van 1768-1774. Graanwatermolen wellicht afhangende van de site met walgrachten aan de overzijde van de straat (zie nummer 12), op de Vandermaelenkaart (1851) aangeduid als "Water Kasteel ou ter Heerbrug Min" . Alleenstaand molengebouw in 1882 in geringe mate vergroot met plaatsing van een stoommachine. Aanbouw links in 1900 met stoommelkerij, na korte tijd reeds omgevormd tot woning (1907 volgens archiefgegevens van het kadaster). Graanwatermolen in werking tot 1933 en daaropvolgend ingelijfd bij de aanpalende woning. Tijdens XX c volledige uitbraak van de watermolen, woning met café tot in de jaren 1970 (open gehouden door Annie Verhellen en Willy); sindsdien nog gewijzigde bouw.
angrijk. Er waren dus nog hoeven die een ijskelder bezaten. Dat was een ondergrondse kelder met dikke muren, onder de schuur, zonder vensters en met een toegangspoortje. Van buitenaf liep men door een gleuf die steeds dieper werd naar beneden. In oorsprong zou het ijs hier gebruikt worden om de melk te koelen. Er was trouwens een voorraad ijs tot een stuk in de zomer.
Wat nu nog rest van het 18de eeuws Waterkasteel is de westelijke vleugel van het oorspronkelijk gebouw met twee vleugels; een zuidelijke en een westelijke vleugel. Men zegt dat de eigenaar van dit kasteel met molen ook op de Steenbrug te Ronse een watermolen bezat.
Watermolen Heerbrug (Eerstbrugge), in de volksmond ‘ t Meuleke ’t Meuleken was tot midden de jaren 80 een gezellig dorpscafeetje. De naam verwijst naar de vroegere graanwatermolen die er was in ondergebracht aan de westelijke oever van de Meulebeek. Deze watermolen werd reeds in 1539 vermeld als watermolen ter Eertsbrugge” en behoorde tot het waterkasteel, een site met walgrachten, aan de overkant van de straat. Een kroniek heeft het over de “muelne ende erve ter hertbrugghe” en de Ferrariskaart (1777) heeft het over het gehucht H Ter Brugen. Op de Vandermaelenkaart (1851) staat deze site aangeduid als “Water Kasteel ou ter Heerbrug Moulin”. De maalinstallatie zou rond 1882 gewerkt hebben d.m.v. een stoommachine. Daartoe diende uitbreidingswerken te worden uitgevoerd. Rond 1900 werd aan de westgevel van het molengouw een deel bijgebouwd dat dienst deed als melkerij die werkte dankzij de stoominstallatie. De werking van de melkerij en de maalinstallatie hield op in 1933. Daarop werd de maalderij en de melkerij beetje bij beetje ontmanteld en kreeg het gebouw de functie van woning. Bij Leontine kan je er meer overlezen want zij heeft als kind ’t meuleke en de melkerij nog in werking gezien.
Wat de volksmond zegt ! ’t Meuleke was een oude watermolen gelegen op de plaats waar de Molenbeek onder de Holandstraat duikt. Het waterrad en de maalinstallatie is kort na de tweede wereldoorlog in verval gekomen. Dat was ten tijde van Octaaf Norga. Recht tegenover het gebouwtje lag een grote vijver waarin het water werd opgehouden. Daar werd het water verzameld afkomstig van de Meulebeek en van D’Aubeke, twee beken die hier vóór de vijver samenvloeien en overvloedig water aanvoeren. Het schof (schuif, schot) stond naast het molenaarshuis. De laatste sporen van de vijver verdwenen bij de heraanleg van de Holandstraat in de jaren 80. Aan de oostelijke gevel van het gebouw ziet men nog de sporen van het rad. Zo te zien moest het verval van het water tamelijk groot zijn geweest. Het westelijk gedeelte van ’ t Meuleke was melkerij. Dat is nog duidelijk te zien aan de binneninrichting. De vloer van de melkerij lag veel hoger dan de Holandstraat. Dat was natuurlijk gemakkelijk voor het lossen van de melkkannen. Binnen leidde een trap van de woonkamer naar de melkerij. Ten tijde van Frans Verhellen werd de melkerij ingericht als winkeltje en later als woonkamer.
Een overlevering heeft het over een verhaal uit het jaar 1710. Toen zou een zekere Prins Filip, een Spaanse jonkheer, in Oudenaarde zijn goederen hebben verdeeld. In die periode kwamen er elfhonderd ha grond van Melden over naar Nukerke. Nukerke was toen op weg naar zijn zelfstandigheid. En wie waren de gelukkige eigenaars? Wel volgens het verhaal gingen ongeveer 300 ha naar de familie Van Malleghem.
De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed schrijft:
Voormalig café zogenaamd "t Meuleken", gelegen naast de Molenbeek. Enkel vermeldenswaardig omwille van de verdwenen watermolen "ter Eertsbrugge", te situeren in het rechtse deel van de alleenstaande huidige woning. In 1539 al melding van de "muelne en(de) erve ter hertbrugghe"; nog sprake van deze graanwatermolen onder andere in 1625 en 1629; ook melding ervan in landboek van Nukerke van 1768-1774. Graanwatermolen wellicht afhangende van de site met walgrachten aan de overzijde van de straat (zie nummer 12), op de Vandermaelenkaart (1851) aangeduid als "Water Kasteel ou ter Heerbrug Min" . Alleenstaand molengebouw in 1882 in geringe mate vergroot met plaatsing van een stoommachine. Aanbouw links in 1900 met stoommelkerij, na korte tijd reeds omgevormd tot woning (1907 volgens archiefgegevens van het kadaster). Graanwatermolen in werking tot 1933 en daaropvolgend ingelijfd bij de aanpalende woning. Tijdens XX c volledige uitbraak van de watermolen, woning met café tot in de jaren 1970; sindsdien nog gewijzigde bouw.
Voormalig café z.g. 't Meuleken", gelegen naast de Molenbeek. Enkel vermeldenswaardig omwille van de verdwenen watermolen "ter Eertsbrugge', te situeren in het r. deel van de alleenstaande huidige woning. In 1539 al melding van de "muelne en (de) erve ter hertbrugghe",nog sprake van deze graanwatermolen o.a. in 1625 en 1629; ook melding ervan..
48. Potloodtekening 30/40 van Toontje, een beeldje boven het zijaltaar van de Nukerkse parochiekerk.
Iconografie
Het is een massief eikenhouten gepolychromeerd beeld. Antonius-abt wordt steeds afgebeeld als kluizenaar met de tau of kruisstaf (Antoniuskruis), met een bel, al of niet aan de staf bevestigd, met een varkentje (dit wijst op de diabolerieën waarmee de duivel Antonius lastig viel. Soms vertrapt hij de satan. Antonius houdt in de linkerhand een bijbel, soms draagt hij een rozenkrans. Andere kentekenen zijn laaiende vlammen of een fakkel, het Sint-Antoniusvuur. Afbeeldingen van Antonius vindt men op schilderijen van Van Eyck, Van der Goes …(W.P.)
Volkskunde
De meeste parochies hebben wel een of andere patroonheilige die er vereerd en aanroepen wordt/werd . Voor de plaatselijke kerk was zo’n heiligenverering heel belangrijk; het bracht gelovige bijeen en bracht geld in het bakje.
Antonius speelt in het volkse leven een belangrijke rol, vooral bij de landelijke bevolking. Hij is dan ook de patroon van het vee, van de boeren, slagers en borstelmakers.
Antonius werd vereerd in Nukerke maar na enig zoeken stelt men vast dat er in Vlaanderen vele parochies zijn waar hij een plaatsje kreeg. De Nukerkenaren en de gelovigen uit de omgeving vereerden Toontje veeleer als beschermer tegen veeziekten en als hulp bij verloren voorwerpen ( o.a. een verloren gelopen dier...).
Antonius heeft ook een begrip in de volksweerkunde. Zijn feestdag 17 januari valt in putje winter, een periode van ijs en dooi. Ook enkele volksspreuken verwijzen naar Antonius. We leerden van onze ouders dat “met Toontje het ten vijfenhalf klaar is.” Dat gaf de mensen moed. Het verlangen naar de lente was groot.
Noveen
Deze begon op de feestdag. De zondag daarop volgend was feest in de parochiekerk met o.a. een plechtige hoogmis en rondgang rond de kerk. Andere materiële elementen die in de Nukerkse kerk wijst op de Sint-Antoniusverering zijn de vijf ingelijste en door glas beschermde gepolychromeerde bas-reliëfs én het boogvormig bas-reliëf boven de toegangsdeur van de hoofdingang. Tijdens de jaarlijkse ruitersommegang werd de relikwie van Sint-Antonius meegedragen en werd ook het bedevaartvlagje (vaantje) bovengehaald.
Wie was die Antonius?
Hij zou geboren zijn in Kome, in Midden Egypte in 251 of 252 en overleed in de Egyptische woestijn in 356 op een leeftijd van zegge en schijve 104 jaar. Tijdens zijn kluizenaarsleven was hij gekend als Antonius de Kluizenaar of Antonius de Grote. Op 21 jarige leeftijd trok hij zich terug in de woestijn. Volgens de legende voerde hij voortdurend een zware strijd tegen demonen. Heel wat leerlingen volgden hem. Hij stichtte geen gemeenschap maar toch bleef hij kluizenaar tot aan zijn dood. (W.P.)
Toontje met z’n varken
“Met Toontje klaren de dagen tot de vijfenhalf”.
Tegen de buitenkerkmuur zijn verschillende staties ter ere van St-Antonius (met het varken) aangebracht.
Rond het feest van de H. Antonius abt op 17 januari heeft er sinds jaren een noveen plaats in deze kerk. Dan werd de kerk versierd met de bloemen die madame Blommaert schonk. Toen, in de jaren vijftig, kwam er nog veel volk af om Toontje om zijn gunsten te smeken. Was je iets verloren? Wend je dan tot Toontje. Veel kans dat je het terug vond! Gedurende die dagen van de noveen hield ik een standje open achteraan in de kerk. Ik verkocht er kaarsen en medaillons. De gelovigen konden bij mij missen bestellen en betalen en ik mocht hen zegenen met de relikwie van de H.Antonius. Ik moest natuurlijk een zegening uitspreken maar aangezien ik nooit Latijn heb geleerd ging dat wat moeilijk. De zegende priester brabbelden destijds ook een onverstaanbare Latijnse tekst. Dus, deed ook ik alzo. Tot op zekere dag een oud vrouwtje me vroeg:” Maar wat zeegde gij otijd ?” Ik antwoordde:” Niet vies van zijn, ’t is afgekuist…!” Maar dat zei ik zo snel dat niemand het verstond en… ’t leek van ver op kerklatijn. Dat vrouwtje hé, dat heb ik nooit meer weer gezien. ’t Kan ook zijn dat ze het jaar nadien was verleden of …
Eertijds waren de zijmuren achteraan in de kerk beschilderd met Nukerkse taferelen. Spijtig werden die ten tijde van pastoor Naessens overschilderd. Voortaan prijkt daar een modernere tekening. Al of niet mooi?
Processie
Tweemaal per jaar ging er een processie uit nl. op Sacramentsdag en op O.L.V.-Hemelvaart. Op Sacramentsdag ging de grote processie uit. Vanaf de kerk ging het naar het wezenhuis, en hospice, waar de oudjes buiten zaten. Verder ging we de Boelaerdstraat op tot bij Gentil; aan de hoek van de Pontstraat. In de kapel daar werd voor het eerst halt gehouden. Dan ging het richting Den Appel. Onderweg was er nog een halte aan de kapel op de hoek van de Holandstraat.. Vanaf daar ging de lange sliert de Steenweg naar beneden naar de kerk toe. Op O.L.V.-Hemelvaart ging de kleine processie uit. Toen ging het richting Geitenhoek waar een altaar werd opgezet om het H. Sacrament op te stellen. Vandaar ging het via de Steenweg terug naar de kerk. Ter gelegenheid van de processie werden de woningen versierd met bloemen en een vlag. Soms werd er een tafeltje neergezet en op een sneeuwwit kleedje stond een beeld. Het was ten tijde van pastoor Tirez dat er discussie was. De processie was reeds enkele keren uitgesteld wegens het slechte weer. De pastoor kwam met een oplossingvoor de dag; regen of niet de processie gaat uit. En wat gebeurde er? De lange stoet werd uitgeregend en de gelovigen werden gezegend met een stevige plensbui. Iedereen liep naar huis maar niet de dragers van het beeld van St-Anthonius. Die lieten zich verleiden en schuilden met onze patroon en al in een café. Na enkele natjes werd het buiten droog en konden de dragers onze patroonheilige veilig thuisbrengen. Men had z’n lesje geleerd en er kwam een nieuwe afspraak; als op de dag van de processie de klokken drie keer luiden dan gaat de processie uit. Indien 1 klok luidt dan niet.
Er was een vaste volgorde voor de deelnemers. Voorop stapte de champetter , dan de misdienaars met kaarsen en kruis, de vlagdragers met de vlag van De Boerinnenbond, de BJB, de Scouts, de Chiro, 15 weeskinderen met elk een klein vlagje (de 15 vlagjes symboliseerden de 15 mysteries van de rozenkrans), de dragers met de beelden, de fanfare van Nukerke, de koster en het zangkoor, de bloemenmeisjes die weelderig kleurrijke kroonblaadjes en papiersnippers rondstrooiden, de pastoor met het Sacrament onder het baldakijn met een zestal lantaarndragers erom heen en tenslotte de gelovigen. De drie dagen vóór O.-L.-H.-Hemelvaart worden kruisdagen genoemd. Drie dagen vóór de hoogdag maakten de pastoor met relikwie, de misdienaars met het kruisbeeld en vele boeren en boerinnen maar ook kinderen en andere gelovigen een rondgang door de velden om de gunst af te smeken voor een goede oogst van de vruchten der aarde. Gedurende de hele weg werd de litanie van alle heiligen gezongen.”Sancte Antóne… ora pro nobis…” P.D.
49. De grote hoeve “Ten Broecke” is als site met walgrachten en voormalig foncier van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangwekkende getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. (Ministerieel Besluit 14-07-2004). De woning werd in 1911 voorzien van een pannendak.
50. Watermolen behorend tot het "Goet Ten Broecke" te Kluisbergen, in de deelgemeente Zulzeke, buurgemeente van Nukerke. De molen draagt de datum 1870. Dit jaartal wijst enkel op een herstelling want de oorspronkelijke molen moet veel ouder zijn. Uittreksel uit het Ministrieel Besluit van 14 juli 2004 : Wordt beschermd, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumente, stads- en dorpsgezichten…
Wegens“De artistieke, historische en industrieelarcheologische waarde van de hoeve genaamd “Ten Broecke” met inbegrip van het erf met toegangspoortje , de oude molenvijver, het aanpalend deel van de Molenbeek met oevers en flankerende bomenrij, de aangrenzende gekasseide toegangsweg met twee bruggen, het watermolenhuis met strekdam, woelkom, drie bijhorende linden en het sluiswerk met uitsluiting van de recente bedrijfsgebouwen) gelegen Kapoenstraat 18 te Kluisbergen (Zulzeke)
De grote hoeve “Ten Broecke” is als site met walgrachten een voormalig foncier (hoeve) van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangrijke getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. Expliciete materiële resten van deze historische oorsprong zijn onder meer de terp en oude overwelfde kelders waarop in 1729 de kern van de hudige woning werd opgericht, het toegangspoortje ter hoogte van de oude toegang, de omgrachting gevormd door het deel van de Molenbeek met zijn twee gemetste bruggen en de aanpalende oude spaarvijver.
51. Lemen schuur op Den Dries
Octaaf Verhellen, broer van Melanie was toe “carton” (van het Franse carter dat voerman betekent ?) op de boerderij van Vande Putte. In de jaren 20 bleven op de boerderij nog 2 jonkmans en één jonge dochter over. Die mensen waren zó devoot dat ze dagelijks in de kerk te Nukerke de mis bijwoonden. In het huishouden werden ze geholpen door de buurvrouw van rechtover, nl Hortanse, de vrouw van Richard Vanderbeke. Als beloning voor haar hulp schonken de Vande Puttes nadien de woning aan Hortanse. De boerderij zelf werd in 1926 gekocht door Richard Devenijns en vrouw Zulma Devos, afkomstig uit Leupegem. In de jaren 70 volgde zoon Marc zijn vader, René, op. En de volgende 2 generaties staan reeds klaar voor de opvolging.
De hoeve staat beschreven als een “Grote en opvallende hoeve met fraaie verheven inplanting aan rechte straathoek en tussen kruispunten met Dieriksstraat en Bakkerbos. Lang boerenhuis van zeven travels en anderhalve bouwlaag met brede korfboogvormige toegangspoort onder zadeldak bedekt met kunstleien ter vervanging van stro sinds ca. 1920. Aan de straatzijde, op de uitgewerkte booganker boven de toegangspoort, staat 1840, het jaartal toen de vorige hoeve met losse bestandmiddelen tot huidige hoeve werd verbouwd. De woning heeft een overwelfde driedelige huiskelder en naar verluidt zouden de funderingen zo maar eventjes 1,2m breed zijn. Het erf zelf met mestput is gekasseid sinds 1940. De mestput is ondertussen verplaatst naar de buitenzijde van het hof. De lemen schuur onder kunstleien schilddak aan de noordzijde is vermoedelijk uit de 18de eeuw. De achter- en zijgevels zijn bestaan uit houtbouw op bakstenen voet en deels nog de oorspronkelijke lemen vullingen. De lemen schuur werd in 2017 afgebroken om er een nieuw gebouw op te zetten.
De oude lindeboom die naast de kapel stond werd bij de heraanleg van de Holandstraat geveld. Een jonge boom werd nadien op de zelfde plaats aangeplant.
52. Antonius van Padua, Antonius-abt en ToontjeToontje voor de Nukerkenaren.
Potloodtekening 30/40 van Toontje, een beeldje boven het zijaltaar van de Nukerkse parochiekerk.
Iconografie
Het is een massief eikenhouten gepolychromeerd beeld. Antonius-abt wordt steeds afgebeeld als kluizenaar met de tau of kruisstaf (Antoniuskruis), met een bel, al of niet aan de staf bevestigd, met een varkentje (dit wijst op de diabolerieën waarmee de duivel Antonius lastig viel. Soms vertrapt hij de satan. Antonius houdt in de linkerhand een bijbel, soms draagt hij een rozenkrans. Andere kentekenen zijn laaiende vlammen of een fakkel, het Sint-Antoniusvuur. Afbeeldingen van Antonius vindt men op schilderijen van Van Eyck, Van der Goes …(W.P.)
Volkskunde
De meeste parochies hebben wel een of andere patroonheilige die er vereerd en aanroepen wordt/werd . Voor de plaatselijke kerk was zo’n heiligenverering heel belangrijk; het bracht gelovige bijeen en bracht geld in het bakje.
Antonius speelt in het volkse leven een belangrijke rol, vooral bij de landelijke bevolking. Hij is dan ook de patroon van het vee, van de boeren, slagers en borstelmakers.
Antonius werd vereerd in Nukerke maar na enig zoeken stelt men vast dat er in Vlaanderen vele parochies zijn waar hij een plaatsje kreeg. De Nukerkenaren en de gelovigen uit de omgeving vereerden Toontje veeleer als beschermer tegen veeziekten en als hulp bij verloren voorwerpen ( o.a. een verloren gelopen dier...).
Antonius heeft ook een begrip in de volksweerkunde. Zijn feestdag 17 januari valt in putje winter, een periode van ijs en dooi. Ook enkele volksspreuken verwijzen naar Antonius. We leerden van onze ouders dat “met Toontje het ten vijfenhalf klaar is.” Dat gaf de mensen moed. Het verlangen naar de lente was groot.
Noveen
Deze begon op de feestdag. De zondag daarop volgend was feest in de parochiekerk met o.a. een plechtige hoogmis en rondgang rond de kerk. Andere materiële elementen die in de Nukerkse kerk wijst op de Sint-Antoniusverering zijn de vijf ingelijste en door glas beschermde gepolychromeerde bas-reliëfs &
|