Gisteren vertelde ik u al een waarom het rond deze tijd al wel eens erg zonnig kan zijn, en andere waarom vertel ik nu. Sint-Maarten had een wit paard, waarmede hij brood of kleren aan de armen ging uitdelen. Maar om dat paard te kunnen voederen had hij hooi nodig, en juist omwille van dat hooi deed er zich telkens een probleem voor. Braaf en geduldig als Sint-Maaarten was, werd zijn meers maar het laatst van al afgemaaid, en wanneer de maaiers elders geen werk meer hadden. Maar dat bracht met zich mee, dat zijn hooi nooit in 't droge werd binnen gehaald en daarom bad hij God om hem alle jaren in november enkele schone zomerse dagen te bezorgen om zijn hooi droog binnen te krijgen, en dat is wat er rond deze tijd nog altijd geschiedt. Maar volgens het volksgeloof stemt de Sint-Maartenszomer overeen met het tijdstip van het verschijnen van de koude der ijsheiligen in mei of zes maanden vroeger. Alsdan komen de laatste warme dagen en volgt de winter. Uit de optekeningen in het Weerkundig Instituut te Ukkel, blijkt dan weer dat de Sint-Maartenszomer niet geregeld verschijnt. Erger nog, slechts om de negen jaar zouden een of twee warme dagen genoteerd zijn geweest tussen 8 en 14 november. We zien wat het dit jaar zal worden.
|