Vroeger jaren hadden de buitenmensen veel schrik van de rosse of de april-meimaan. Dit is de eerste maanloop welke na Pasen begint. Men beschuldigde deze maan van de rijm te veroorzaken, welke de botten roodbruin maakt. Vooral Sint-Joris (23 april) en Sint-Markus (25 april) noemde men reeds in de tijd van Rabelais (1494-1553) de bevriezers en beschadigers van de knoppen. In de nachten van april en mei is de temperatuur dikwijls maar 4 a 5° boven nul. Door de nachtelijke uitstraling kan de grond dan afkoelen tot een of meer graden onder nul, terwijl de hem omgevende temperatuur zacht blijft. Deze uitstraling, met het gevolg de rijm, doet zich enkel voor bij klare nacht. Is er nu maan, dan schittert zij met al haar kracht, omgeven door een rossige halo. Doch indien er geen maan ware, zou er niets aan de weersomstandigheid veranderd zijn. Daarentegen bij het betrokken weer heeft men geen uitstraling in de ruimte en het rijmt niet; natuurlijk blijft de maan ook achterwege want zij zit verborgen achter de wolken. Het is dus enkel een eenvoudig samentreffen van rijm in de lente of herfst met maneschijn. Dit laatste is dus een teken van een rustige hemel, maar niet de oorzaak ervan.
|