Gisteren beloofde ik u van enkele zeer oude middeltjes te vertellen die men vroeger jaren aanwende om de welwillendheid van de natte sant af te smeken. Het beste middel scheen een glazeke wijwater te zijn, waarin men een ruikertje stak bestaande uit allerlei veldbloemen en drie Vader-ons en evenveel Wees-Gegroeten te bidden. Te Gent bijvoorbeeld, mocht men vooral niet vergeten met volgend versje te besluiten:
Sinte Medardus van omhuuge, Laat beneen hier dirde druuge.
Men kon het ook anders doen, namelijk met een cent in de vlam ener gewijde kaars te doen gloeien en hem in het regenstuk te laten vallen :
Als hij duumt en sist, Es Sint-Medardus ghiel uitgepist.
t Moeilijkste was natuurlijk van die cent gloeiend te krijgen. Nog een ander middel om Sint-Medardus tot een ander inzicht te brengen was heel die natte betovering afeten. Ziehier het recept dat men daar toen voor gebruikte. Op de vooravond van Sint-Medardus moest men langs de grachten reinevaar gaan plukken, dat was een gemene plant, ook bekend als wormkruid. Als het op de naamdag regende, dan moest men deze sterk geurende plant fijn hakken en ze in een eierkoek doen. Men mocht hem opeten zonder echter niet te vergeten een klein stukske naar buiten te gooien. Sint-Medardus voor wie deze lekkernij bestemd was, hield zich met een klein stukske tevreden, en zo content was hij zelfs dat hij naliet zijn regendag door veertig andere natte dagen te laten volgen. Morgen geef ik u nog een zeer oud schietgebedeke mee dat op de vooravond van de natte sant diende opgezegd te worden.
|