Van Sinte Barbara is geweten dat haar eigen vader haar met zijn eigen handen de marteldood toebracht. Pas was het euvel voltrokken of hij werd al door het hemelsvuur getroffen. Aan dit gebeuren is het toe te schrijven dat de mijnwerkers en ook de soldaten, en iedereen die in onmiddellijk gevaar verkeren, haar tot patrones hebben gekozen. Zij wordt (werd) aanroepen om een heilige dood te bekomen. In haar leven leest men, dat ze vooraleer te sterven, God verzocht om al deze bij te staan die haar in stervensnood zouden aanroepen en hen zou toelaten om de HH Sacramenten te ontvangen. De devotie tot de H. Barbara dagtekent in ons land, waarschijnlijk al van de 10de eeuw, wanneer haar relieken naar de Sint Baafsabdij te Gent werden overgebracht. In Antwerpen stond het knechtenhuis (weeshuis) onder hare bescherming en ter gelegenheid van haar feestdag werd er altijd een groot feestmaal ingericht. De mijnwerkers vereerde haar als beschermheilige en vanaf twee uur de avond vóór het feest, stelde de werkers een altaar op in de mijn. Dat was een klein verhoog waar de heilige, in t midden van groen en bloemen prijkte. Haar beeld werd dan door de vrouwen vanuit de bureelkamer, waar ze gedurende het jaar stond, processiegewis naar het altaar gedragen. Men vergezelde haar beeld met lampen en kaarsen op het ogenblik dat de mijnwerkers boven kwamen. Bij het avondgebed zegde de vrome christenen dan dit :
Sinte Barbara, machtig schoone kroone draagt
Boven alle maagden en de martelaressen
Schoone juffrouw sta my by
Late my hebben een goe bichte emde goe berouw
Eer ik van de wereld scheiden zal.
|