Op deze dag herinnert de kerk de intocht van Jezus te Jeruzalem. Voor deze gelegenheid wordt er voor de Hoogmis met grote plechtigheid palm gewijd en processiegewijs rondgedragen. Men sluit de pastoor buiten zeiden ze vroeger, wanner hij aan de kerkdeur met het kruis op de deur klopt bij het gezang van Attollite portas vestras, en binnen gelaten wordt om het misoffer te beginnen.
De gewijde palm werd vroeger eerbiediglijk in de huizen bewaard tot welzijn van ziel en lichaam. De landlieden behielden de aloude gewoonte om palmen te steken op de hoeken van hun bezaaide land. De palmtak werd aan het Christusbeeld of wijwatervaatje gehecht om de zegen te bekomen over het huis en de huisgenoten. Hij diende ook om het wijwater op de zieken in de doodstrijd, en rond huizen en andere gebouwen te sproeien ten tijden van onweer. Vooral s namiddags na de vespers, ging de landman op zijn veld de takken steken, zeggende :
Ik zegen hier mijn koorn,
tegen den bliksem en den oorm
Tegen meisens en knechten,
Dat ze mijn koorn niet om en vechten,
En tegen dat duivelsch zwijnges,
Dat zoo kwaad om pikken es. Amen.
Wanner men de palm stak moest men bidden zonder stil te staan. Wanneer men een nieuw huis liet bouwen, kwam de eigenaar de eerste steen leggen. Hij dopte een takske gewijde palm in wijwater, besproeide ermee de steen die hij ging leggen en de palmtak werd vervolgens in de muur gemetseld. In de streek van Aalst en Geraardsbergen deed de koster op deze dag de ronde van zijn parochie. Hij wenste iedereen een Zalige Pasen en ontving zijn paasei (of liever eieren). De Goe-Week was immers een lastige week voor de kosters en onze goede voorouders begrepen dat die moeite wel een vergelding verdiende.
|