Gisteren zagen we al hoe de weerspreuken de maand maart echt de put inboorde en beloofde ik u dat ik er vandaag nog enkele zou meebrengen die daar mee verder gingen. Ik ben van gedacht veranderd en vandaag en ook morgen nog wil ik het hebben over de taarten die maart bakt ! Ik zie u voorhoofd al in rimpels trekken, maart die taarten bakt ??? Straks en ook morgen zal u alles wel duidelijk worden. Vroeger jaren hoorde we in de streek van Gent een erg mooi rijmke dat heden den dagen in de vergeethoek lijkt te liggen maar dat ik vandaag nog wel voor u meegebracht heb :
" Maarte, Maarte, die bakt taarten, van water en van wind, den bakker wel gezind, en valt maar stil, en valt maar stil, al in april, en kan het niet gedijen tons wacht hij tot in meië. "
Men zou de indruk krijgen of kunnen denken dat het alleen terwille van het rijm is dat maart taart bakt, maar dat is echter niet zo. Op een zeer oud santje-wale : "de jaargetijden en de maanden", wordt maart voorgesteld als een wijveke met een kapmantel, dat met een koekepaal voor een oven staat, waaruit de vlammen slaan; nevens haar staan grote smakelijke koeken opgestapeld en de rijmtekst zegt daarop :
" Pas maar op, mijn liefste kind, 't zijn koeken van hagel en wind. "
In de oude volksverhalen van Gustaaf Vigoureux die leefde van 1892 tot 1948, wordt wel eens gewaagd van een "maartkoek", waarvan het deeg uit hagelstenen gekneed werd door de "duivelsmaarte" of meid van de duivel. Al wie van die koek at, kon in de zwaarste slagregen niet nat worden, hij moest echter oppassen van nooit met zijn gezicht vlak in de noordenwind te staan, want dan vloog hij hoog de lucht in, en kwam nimmer meer op de aarde terecht. Tot daar een eerste deel van een toch wel mooi en zeer oud verhaal. Morgen breng ik voor u nog wat mee en komen we aan de weet hoe het kwam dat de ouderlingen in het land van Waas de laatste dag van februari een stoel aan hun achterdeur plaatsten ! Afspraak morgen dan maar ? Tot dan !
|