Maart welke meestal bar en woest is, is een gevaarlijke maand voor de zwakken en de ouderlingen. Vooral oude mensen moeten in het voorjaar hun overmoed beteugelen. Ze voelen zich dan wel eens jonger dan ze werkelijk zijn, en begaan in die stemming onvoorzichtigheden welke soms noodlottig aflopen. En ook de weerspreuken hebben dat geweten :
" Voor oude lieden heeft de meert kwaad haar in hare steert.
Of nog ietsje anders gezegd :
" Voor oude mensen heeft de maart, venijn in haar staart. "
En deze weet was rechtstreeks de aanleiding waarom de ouderlingen vroeger jaren en vooral in het Land van Waas op de vooravond van maart aan de achterdeur een stoel plaatsten, opdat maart erop zou rusten. 's Morgens bij het opstaan, maakten ze dan een kruis met wijwater en zegden : " Elk een goede dag. Wellekom meert, dat ge mij niet weg en zeert en tot de naaste jaar, als 't God beliefd. " Het kwam er dus vooral op aan om zijn voorzorgen te nemen en om aan de kwade invloed te ontsnappen. Ook te Aalst namen ze hun voorzorgen maar daar plaatsten ze dan weer een stoel vóór de kachel en niemand mocht die aanraken tot de middag. Onmiddellijk bij het opstaan begonnen ze daar een schietgebedeken op te zeggen dat luidde als volgt : " O meert, pak me toch niet mee met uwe steert ". Dergelijk gebruik moet ook in Brabant gekend zijn. te Merchtem bijvoorbeeld klonk het gezegde : " Welkom mieet, mou trekt maa nie mee me a stieet ". In Mechelen hoorde men dan 't volgende weer : " Meert zal heur meê nemen, voor meert nen stoel zetten ". En zo onstond wellicht de volgende apologische spreuk : " Kom ik door maartje, zo leef ik nog een jaartje, zei de vent, en hij stierf op de 1ste april". Morgen kijk ik uit naar de komst van Sint-Adrianus of de tweede weerheilige van deze maand. Bent u benieuwd wat die voor ons gaat meebrengen ? Kom dan morgen eens even terug, dan leest u er weer alles over ! Tot dan ?
|