Vandaag herdenkt de kerk de instelling van het Allerheiligste Sacrament en het begin van Jezus lijden. De Mis wordt nog opgedragen in de witte liturgische kleur, doch na het zingen van de Gloria, bij hetwelk de klokken luiden en de bellen klingelen zwijgt het orgel. De gelovigen worden van dan af ter kerke gemaand bij middel van een ratel. De liturgische kleur bij het namiddag-officie is zwart. Wanneer bij het aanheffen van de Gloria de klokken luiden keken al de kinderen naar de toren om de klokken naar Rome te zien vliegen. Op het einde van de mis legt de priester die twee hostiën heeft geconsacreerd, ene in de kelk, en draagt die met veel plechtigheid naar een bijzondere plaats; een versiert altaar, waar de Euhcaristie te midden van groen en waslicht ter aanbidding blijft voor de gelovigen die, dan gedurende de dag en ’s anderdaags morgens, Jezus komen aanbidden. In de steden waar verschillende kerken zijn, stelde men er zijn eer in, al de hovekens te bezoeken. Gewoonlijk deed men dat in ’t zwart gekleed, ten teken van rouw. ’s Namiddags heeft (had) dan de voetwassing plaats. De bischoppen wasten in hun hoofdkerk, de pastoors in hun kerk, de voeten van dertien arme mensen ter gedachtenis van het nieuw gebod van Jezus : het Mandatum. Te Rupelmonde bijvoorbeeld gaat de pastoor met de kerkbedienden en kerkmeesters, na de voetwassing naar het stadhuis waar ze dan vanop de eerste verdieping door een raam een vijtal wasmanden Apostelbrokken (Stukken brood) naar de menigte werpen. Een heel oud gedicht van een dorpsmagister aan zijn jongens luidt als volgt :
Het Apostelbrokken rapen,
Waernaer de menschen staen te gaepen,
Is hier een aerdigheid,
Van in den ouden tydt,
Ge mocht er ook gaen zoeken,
Maer scheurt er niet uw broeken,
En eet de brokken met profyt
In dezen dieren tydt.
|