Tijdens het maal, komen de kinderen of jongelingen rond met eene draaiende ster aan een stok. Drie ervan zijn in koningen verkleed, een heeft aangezicht en handen zwart gemaakt. In het Hageland dragen ze een wit hemd over hunne kleeren en hebben een kroon op het hoofd. Zij houden dan voor de woningen stil en zingen : " Wel sterre gij moet zoo stille niet staan, gij moet met ons naar Bethleem gaan. Naar Bethleem die schoone stad, waar Maria met haar kindeke zat. " Vroeger bestond het gebruik der zoogenaamde Koningskaarskens, kaarsen met drie armen, waarvan den middensten zwart geverfd was ; zij werden ook gebenedijde of heilige kaarskens genoemd. Zij werden daartoe ter kerke gebracht en gewijd. Ten einde die kaarskens te koopen, gingen, in Tienen(Br.) en omstreken, de kinderen rond om geld in te zamelen en zongen daarbij een liedje : Een oordje om te vieren dat gaat met goed gemak, schiet eens in uwen zak, dat gaat met groot gemak. En dan, Mijnheer, een oordje om kermis t' houden, als 't u belieft. En 's avonds werden de kaarsjes op de hoeken der straat geplaatst en ontstoken. De kinderen dansten er rond of sprongen er over, al zingende : Keersken, keersken onder het been, al die daar nie over kan en weet er niet van, (of door de meisjes) : en krijgt geen man. Het gebeurde allemaal in de jaren 1800 en zoveel en dan het WANGELOOF : In sommige streken worden de beginletters C.M.B. der namen van de Drie Koningen met krijt op de deur van huis en stal geschreven tot wering der booze geesten; - Sneeuw die valt tusschen Drie Koningen en Lichtmis(2 februari) wordt bewaard in flesschen tegen de brandwonden.
|