Na de hoogmis wordt, op den buiten, door den veldwachter of roeper, vóór de kerk of het gemeentehuis, melding gegeven van de verkoopingen die gedurende de week plaats grijpen. Daarna vergaderen de mannen in de herbergen om de verschillende gemeente- of eigenbelangen te bespreken. Vroeger waren de mannen nog gekleed met een blauwen kiel en droegen eene zwarte zijden muts op het hoofd; de vrouwen, meest in 't zwart, droegen vooral in de Kempen, eene kanten kaakmuts; tot sieraad droegen ze gouden oorbellen, brochen en médaillons of camées, een familieschat. Na de vespers en lof, gaat men wandelen of naar de herberg waar de mannen en jongelieden zich verlustigen aan het spel : doel- of wipschieten, bollen, kegelen enz.
|