Talrijk waren de Talismans die men gebruiken. Zo begaven de lotelingen zich om middernacht op het kerkhof en bij het laatst geopend graf namen ze de aarde ervan die ze, in een zakje genaaid, bij de trekking in de linkerhand hielden. Anderen brachten die aarde onder de nagel van de duim en wijsvinger waarmee zij de lot moesten trekken. Krachtiger was het bidden van het zogezegde Gebed van Keizer Karel, dat, na acht dagen gebeden te zijn, rond de rechter arm gebonden werd. Munstukken met een gaatje in, of met een kruis ingegrift, mollepootjes, vlierbladeren, waren zaken die geluk aanbrachten : Rond de dagen van de loting werden deze dingen op de buiten door de marskramers rond gegeven. Het eerst ontmoeten van een vrouw was een slecht voorteken, een man bracht geluk. 's Morgens het bezoek ontvangen van een jongeling die een slecht nummer getrokken had, bracht onheil teweeg. De Zusters en verloofden der lotelingen staken ook een kaars aan : stille vlam was een goed teken, dansende vlam bediedde een slecht nummer. De jongens van het dorp trokken in groep naar de kantonplaats; het hart klopte wel, maar in kompagnie zongen ze toch allerhande liederen. Aan het gemeentehuis gekomen vonden zij er kramers met papieren bloemen en grote cijfers, welke de jongelingen na de loting kochten, en dan, zingende en springende, arm in arm, bezochten ze de herbergen. De herbergiers deden goede zaken ; de droefgeestigen moesten getroost worden en met de gelukkigen moest gejubeld worden. Los van deze vertelling : Weten jullie wanneer de boeren het minste klagen ? Zo neen, vertel ik u dat morgen wel
|