Gisteren vertelde ik hoe het er in Tienen en Hoegaarden aan toe ging, wel te Antwerpen moesten diegene die het beeld droegen de reis naar Jerusalem gedaan hebben. In de S. Salvatorskerk te Brugge zag men in een kapel verschillende taferelen van het H. Kruis, anders gezegd het Rode Cruis. Vroeger gingen de Capucienen het Rode Cruus halen om het naar hun klooster te brengen. In de processie stelde men toen het leven en het lijden van Jezus en de VII Weeën van Maria voor. De taferelen werden door boetelingen gedragen. Dat kruis was een ex-voto van Pater Melchior van Menen, die in 1665 om het ophouden van de pest te verkrijgen, rond de stad reed, gezeten op een ezel, en dat kruis in de hand hield. Hij ging toen naar de S. Salvatorskerk om er O.L.Vrouw van VII Weeën te smeken. De ziekte hield op en het kruis werd aan de kerk gegeven. In Rond den Heerd wordt vertelt dat de eigenlijke processie ter ere van O.L.Vrouw van VII Weeën sedert 1625 pleegde uit te gaan en dat de boetelingen soms zware ijzere bollen sleepten. De Gewijde palm werd eerbiedig in de huizen bewaard tot welzijn van ziel en lichaam. De landlieden staken de palmen naar een aloud gebruik op de hoeken van hun bezaaid land. De palmtak werd aan het Christusbeeld of wijwatervat gehecht om de zegen te bekomen over het huis en de huisgenoten. Hij diende ook om het wijwater op de zieken in de doodstrijd, en rond huizen en andere gebouwen tijdens een onweer, te sproeien. Vooral 's namiddags na de vespers ging de landman op zijn veld de takken steken, en zei dan 't volgende : " Ik zegen hier mijn koorn, tegen den bliksem en den oorm, tegen meisens en knechten, dat ze mijn koorn niet om en vechten, en tegen dat duivelsch zwijnges, dat zoo kwaad om pikken es. Amen." Morgen vertel ik u het slot van Palmzondag en palm, tot dan ?
|