Vroeger, nu al lang geleden, bestond het volksvermaak in de zomer vooral uit het schieten naar den doel of de wip. Maar wat men zeker niet mag vergeten was het Bol - en Rolbaanverzet. Zeer talrijk waren toen de herbergen die leefde van de opbrengst van de druk bezochte rolbaan. Men speelde met een houten platte bol, ook de krulbol, en men bolde toen naar een stek. Wie op de stek lag, werd afgeschoten of afgebold. De kinderen maakte zeepbellen van zeesop bij middel van een pijp of strooihalm, deze laatste was aan het uiteinde in vier gedeeld, blaasde ze dan de bollen of de bellen. Ook bij het verschijnen van de kersen en krieken vonden de kinderen hun leute. Ze plukte de beziën en met het sap van de rood-zwarte krieken maakte ze inkt om te schilderen, ze maakte er ook hun aangezicht en handen mee rood. Twee kersen of krieken aan een steel waren dan weer de schoonste oorbellen die er bestonden. Ook het wegschieten van vochtige kersenstenen, die ze dan tussen duim en wijsvinger namen, was erg in trek. De stenen werden ook in twee gebroken en de kinderen schudden ze dan in hun hand, lieten ze op de grond vallen en raden : kruis of munt. Vielen de stenen met de holte naar boven, dan was het klingen, vielen ze met de holte naar omlaag, dan was het dommen. Die goede oude tijd toch !
|