Gisteren beloofde ik u om vandaag wat te vertellen hoe het er vroeger tijdens het werk bij de Vlasslijting aan toe ging. Wel tijdens dat werk werd er veel jenever gedronken, en de liedekens die toen over het veld dreunde, bezongen de lof aan de jeneverfles en men kon niet rap genoeg inschenken, zo zongen ze : Is er nog wat in 't bakske, Rom, roerom, roerom, al waar 't maar elk een klakske, keer weerom, keer weerom, keer weerom, Viva de genievere we drinken van langs om lievere, de genievre in snap, is veel beter als pap. Was het werk gedaan, dan gingen de werkers naar de hoeve waar de bazin bezig was met slijtpap te koken. Ze werd hierbij geholpen door de gebuurvrouwen, die toch eens naar het feest moesten komen kijken, en uiteraard ook eens moesten proeven van de slijtpap om te weten hoe goed ze was. Was er niet te veel of te weinig zoete melk in, was de suiker en de siroop niet gespaard, en natuurlijk moesten de buurvrouwen eens mee drinken op de gezondheid van de huisvrouw. Ze keken er ook op toe of de schenker dikwijls en goed zijn ronde deed. De bazin moest dan eerst het laatste vlas repen, ze werd door kloeke armen aangegrepen, met bloemen gekroond, en onder het zingen en jubelen van het volk, naar het werk geleid. In de vlasstrengels lag een mei verborgen waardoor de bazin moeilijk kon repen. het volk nam de boerin en de mei vast, en danste al zingende rond het hof : Wij zien er onzen schenker van verre komen, viva, viva, hij is gekroond met schoonen bloemen, en dat staat in onzen zin, en 't is ik die hem bemin. Daarop werd dan de jeneverfles nog eens aangesproken waarna men aan tafel ging om slijtpap te eten. Hierop volgde dan nog een feest dat tot laat in de avond duurde. Vanaf morgen begin ik de legende van het Ros Beyaerd te vertellen, tot dan ?
|