Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg
Het leven van Pim Fortuyn heeft veel weg van een Griekse tragedie. Maar of hij blij zou geweest zijn met deze omschrijving, ik betwijfel het. Zijn beslissing om in de politiek te gaan was een weloverwogen keuze en hij kende ook de gevaren van het vak. Maar dat het zo’n vaart zou lopen, dat had zelfs hij niet kunnen voorzien.
“Ik ga de politiek in uit compassie en uit commitment. De politiek schreeuwt om een turn-around.” Zo kondigde hij zijn intrede in de politiek in Nederland aan. En dat typeerde hem ook.
Iemand die vol was van charisma, humor, doorzettingsvermogen, welsprekendheid, visie, intellect en eruditie en dit alles ten dienste stelt van de politiek. Het was du jamais vu. Honderduizenden Nederlanders hebben jarenlang in stilte gewacht op iemand van zijn kaliber. Voor veel vrijheidslievende mensen belichaamde hij de weg naar wat meer persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid. Weg van de linkse betutteling. Niet alleen de inhoud van zijn politieke boodschap stoorde de verwaande politici, het was vooral ook zijn stijl die sinds decenia niet meer gezien was in de Nederlandse politiek.
Fortuyn was de heersende regentenmentaliteit, de hypocrisie en het paternalisme zeg maar, zò beu dat dit voor hem een voldoende drijfveer was om door te zetten. Want hij haatte het zittende establishment als geen ander.
“Het is een gesloten wereld met autistische trekjes met een geheel eigen kijk op de wereld en de werkelijkheid en zelfs met een geheel eigen jargon dat voor buitenstaanders nauwelijks te volgen is.” zo omschreef hij het toenmalige politieke bedrijf.
Pim Fortuyn liet zich graag professor noemen. Stricto senso was hij dat niet (meer).
Van 1990 tot 1996 was hij bijzonder hoogleraar arbeidsvoorwaarden aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam. Hij bekleedde daar de Albeda leerstoel. Albeda was hoogleraar en minister van Sociale Zaken en lid van de Eerste Kamer voor het CDA.
De taak van Fortuyn als hoogleraar bestond erin zich bezig te houden met arbeidsverhoudingen in de publieke sector. Een domein dat Fortuyn bijzonder goed kende. Zijn basisgedachte in deze materie was geniaal in zijn eenvoud : “Geld moet je eerst verdienen en dan pas uitgeven.” We spreken ondertussen al wel 15 jaar geleden.
Na zes jaar werd hij aan de kant gezet met als reden ‘niet wetenschappelijk’. Dat is natuurlijk maar de gedeeltelijke waarheid. Wel is het zo dat hij het forum dat hem geboden werd zodanig naar zijn hand wist te zetten dat het als het ware een Fortuyn-venster werd op samenleving. Maar wel met een nooit geziene analytische accuratesse. De titel 'professor' heeft hij dan ook met veel genoegen blijven gebruiken.
Daarvoor was hij oa. docent sociologie bij de vakgroep filosofie en maatschappijleer aan de Rijksuniversiteit Groningen. Fortuyn was wetenschappelijk een eclecticus. Hij plukte uit diverse theorieën wat hij bruikbaar achtte. Maar hij was vooral een bijzonder populair docent. Zijn colleges werden druk bezocht, hij had veel te vertellen en hij deed dat met de nodige punch.
Zo gaf Fortuyn een afscheidscollege in Groningen, gebruikelijk voor een hoogleraar maar hoogst uitzonderlijk voor een docent, waar meer dan achthonderd toehoorders aanwezig waren. Met een overdonderend applaus namen ze afscheid van deze begenadigde spreker.
In diverse publicaties hield de Fortuyn een pleidooi voor kernachtige, slagvaardige departementen met minder ambtenaren. “Modelleer de overheidsdienstverlening zo veel als mogelijk naar de dienstverlening zoals deze wordt georganiseerd door het particuliere bedrijf,” schreef hij in zijn werkje ‘Zonder Ambtenaren’ (1991).
Volledig vernieuwend was dat Fortuyn een openbaar systeem voorstond met een strikte scheiding tussen het beleid op zich en de uitvoering van dat beleid. Net zoals dat in Zweden het geval is, en dus bepaald geen onzin. In dit opzicht was Fortuyn zijn tijd ver vooruit.
Fortuyn was een pienter man, begenadigd met een vlijmscherpe tong. Maar hij sprak ook met kennis van zaken. Zo wist Fortuyn de pijnpunten van de samenleving haarscherp bloot te leggen. Het maakte hem op korte tijd de lieveling zovele Nederlanders. Tot grote ergernis van zijn opponenten.
De steile klim in de populariteit toonde aan dat er al lang iets grondigs misliep in de Nederlandse samenleving. Vrijwel iedereen wist dat. Alleen de invorentoren-bewoners hadden het nog niet door. Wanneer zij dan in debat moesten gaan met deze briljante man stonden ze met hun mond vol tanden. Bij de vele debatten die ik heb gezien, droop hun haat en nijd gewoonweg van het scherm. Tegenover dit frisse geluid stonden alleen maar linkse verzuurde gezichten. Het was soms ronduit zielig om te zien hoe tegenstanders van Fortuyn -met de linkse media voorop- keer op keer door Fortuyn schaakmat werden gezet.
Daarnaast kon Fortuyn ook ontzettend lief zijn. Leraar zijn, toehoorders onderwijzen, een verhaal mooi vertellen, dat kon hij erg goed en dat deed hij ook graag. Het volgende typeert hem ten voeten uit :
“Laatst had ik een diner. Naast mij zat een meisje van 13 dat maar giechelde. Ze zei dat ze huiswerk moest maken. Over de verlichting. Ze begreep nog net dat het niet over de lamp boven onze hoofden ging. Ik vroeg of de meester wel eens een verhaal vertelde. Neen dat deed hij niet. Toen heb ik college gegeven over de verlichting. Ik vertelde over Spinoza en het hele gezelschap hing aan mijn lippen. Een verhaaltje vertellen aan een meisje van 13, dat was voor mij intens geluk.” Mooi toch, niet ?
Tijdens de voorstelling van het boek “De puinhopen van acht jaar paars” in 2002 herinnert iedereen zich de taart die Fortuyn in het gezicht kreeg geworpen. Hij sprak toen waarschuwend deze profetische woorden : “Het hadden ook drie kogels kunnen zijn.” De arme man kon toen nauwelijks vermoeden dat het er uiteindelijk vijf zouden worden!
Dat de linkerzijde er alles aan deed om Fortuyn te diaboliseren bewijst dit stukje haatproza dat te lezen stond in “Vonk” (een marxistisch webportaal) de dag dat Fortuyn werd vermoord :
“Even na zessen werd de extreem-rechtse en racistische demagoog Pim Fortuyn met zes kogels beschoten op de parking van het Mediacentrum nabij Amsterdam,”
Als ik dit lees gaat mijn afkeer voor de linkerzijde nog maar eens in een hogere versnelling. Fortuyn was noch extreem-rechts, noch racist, noch een demagoog.
Het is nu net wat Fortuyn allemaal niet was. Dergelijke nonsens schrijven getuigt niet alleen van een totaal gebrek aan elementair respect en fatsoen, een groter voorbeeld van linkse verzuring kunt ge u toch niet voorstellen.. Het toont met verve aan tot wat een verstarde linkerzijde in staat is wanneer zij hun gelijk niet kunnen halen. Want wat moesten zij in hemelsnaam aanvangen met een rechtse homo? Dat stond natuurlijk niet in het linkse vademecum.
Historisch in die zin is ook het debat met Pvda kamerlid Marcel van Dam waar die Fortuyn “een buitengewoon minderwaardig mens” noemde. Een Untermensch als het ware. Van Dam heeft daarna geprobeerd die uitspraak uit alle media te laten weghalen. Volledig in lijn met de grote linkse traditie. Het is hem niet gelukt is. Gelukkig maar.
En van linkse traditie gesproken. Deze grote strijder tegen de ongelijkheid in Nederland, die Pvda’er van Dam, is de eigenaar van een villa van enkele miljoenen euro in het Veluwse plaatsje Hulshorst! Socialisten, ze zijn overal hetzelfde.
In 1997 reeds publiceerde Fortuyn zijn boek “Tegen de islamisering van onze cultuur”. Een striemende aanklacht tegen wat toen nog een volstrekt taboe was : de islam.
Zijn uitspraken als “Nederland is vol” en “Dweilen met de kraan open” of “De islam is achterlijk, ik zeg het maar, het is gewoon een achterlijke cultuur.” Het zijn uitspraken die ondertussen tot het Nederlandse patrimonium behoren.
Fortuyn schreef daarover het volgende in 1997 :
“Er zijn niet of nauwelijks liberale moslims. Veruit de overheersende structuur is conservatief en fundamentalistisch. Het is een achterlijk geloof. Kijk het christendom is geseculariseerd en de paus erkent de scheiding tussen kerk en staat. Vergist u zich niet! Zelfs in zuidelijke landen waar 90% katholiek is, is er de scheiding van kerk en staat. Kom daar maar eens mee aanzetten in islamitische landen. Ik vind het heel erg dat christenen niet begrijpen dat ze de islam buiten de deur moeten houden. Al die eeuwen strijd zijn kennelijk voor niets geweest. Ik zeg: géén islamitisch onderwijs! Het is niet te vergelijken met het christendom, dat geseculariseerd is. Tussen die twee kan ik juridisch geen verschil maken, maar ik zeg inderdaad dat christenen mentaal en moreel recht hebben om anders behandeld te worden dan die islamieten. De bevolkingsgroepen die dit land door de eeuwen heen hebben helpen opbouwen, hebben meer rechten. Punt uit. Islamieten die hier net komen, hebben zich maar te gedragen naar onze kernnormen en -waarden. Dat betekent in mijn opvatting: geen gesubsidieerd islamitisch onderwijs. En als het je niet aanstaat, moet je maar teruggaan.”
Verrassend actueel allemaal. Jammer genoeg is het er sinds de dood van Fortuyn alleen maar erger op geworden is. Fortuyn had gelijk, heeft gelijk en krijgt elke dag opnieuw gelijk. Dat beleidsmensen die wijze woorden van Fortuyn toen -maar ook nu nog- in de wind slaan is zondermeer wraakroepend. Laten we hen dan de rekening maar eens presenteren. Daar waar het hen het meeste pijn doet : in de stembus.
Pim
(Dit artikel werd gepubliceerd bij Angeltjes op 8 mei 2007 - met dank aan de auteur)
|