Angeltjes
29-10-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nooit gezien : zand-animatie uit Oekraïne

 

 

Verrassend en ontroerend


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het rustigste plekje op Aarde

 

 

De rustigste plek op aarde is niet een tropisch eilandje, maar een uitgestrekt ijsplateau in het midden van Antarctica. Ridge A ligt op 4000 meter hoogte. Van orkanen, stofstormen, aardbevingen of onweer is nooit sprake en een zuchtje wind of een wolk is er een zeldzaamheid.

Wel is het op Ridge A in de winter gemiddeld 70 graden Celsius onder nul en is de lucht er honderd keer droger dan in de Sahara, waardoor het tevens de droogste en koudste plaats ter wereld is. Daardoor is er geen broeikaseffect merkbaar en is de atmosfeer er zo stil, dat de sterren erboven niet fonkelen, maar stralen. De hevige sneeuwstormen waar het continent om bekendstaat, vinden vooral in de lager gelegen gebieden plaats.

Australische en Amerikaanse wetenschappers vonden de plek in hun zoektocht naar de beste plaats ter wereld voor een telescoop. In het tijdschrift Publications of the Astronomical Society of the Pacific schreven ze, dat een telescoop van middelbare grootte op Ridge A bijna dezelfde kwaliteit foto's kan nemen als de ruimtetelescoop Hubble. De grootste uitdaging van een telescoop op die plek is echter het uitvoeren van een reparatie tijdens de zes maanden durende duisternis in de winter.

@ Spitsnieuws


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manten weet van wanten : Filip

 

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Adolf Daens (1839 - 1907)

 

 

Daens studeert filosofie en theologie in Leuven (1866-1868 en 1870-1871). Priester gewijd werkt hij als leraar en parochiepriester. Na een hele reeks professionele problemen keert hij in 1888 terug naar Aalst. Tot groot ongenoegen van zijn bisschop komt zijn naam voor op de publieke stichtingsakte van de Christene Volkspartij (april 1893). Daens heeft wellicht een belangrijk aandeel gehad in de redactie van het programma van de partij en zou het boegbeeld worden.

Bij de parlementsverkiezingen van 1894 raakt Daens als lijsttrekker van de Christene Volkspartij verkozen. In mei 1895 wordt hij te Rome aangemaand de politiek te verlaten. Daens gaat hier niet op in, waardoor de conflicten met de bisschop van Gent escaleren. Dit levert hem in de periode 1895-1897 tien sancties op. In 1898 stemt Daens erin toe om af te zien van elke politieke activiteit in ruil voor een bezoldigd kerkelijk ambt. Omdat de kerkelijke overheid haar belofte niet nakomt, keert hij spoedig terug in de daensistische beweging. De bisschop suspendeert (1898) en degradeert hem (1899). Van 1902 tot 1906 is Daens volksvertegenwoordiger voor Brussel. Enkele maanden voor zijn dood verzoent hij zich noodgedwongen met de Kerk en wordt hij uit zijn partij gezet.

Daens dankt zijn historische betekenis aan de Daensistische beweging. Die koppelde het sociaal progressisme van de christen-democratie aan de Vlaamse emancipatie. Daens bezat niet de uitgesproken Vlaamsgezinde reflex van de andere belangrijke leiders van zijn partij, maar hij vereenzelvigde zich in belangrijke mate met hun standpunten. In 1905 ondertekende hij, samen met zijn broer Pieter, een daensistisch wetsvoorstel tot vernederlandsing van de universiteit van Gent. Gaandeweg zou Daens andere klemtonen leggen dan de andere pioniers van de Christene Volkspartij en daardoor herhaaldelijk met hen in conflict treden, vooral omtrent de (door Daens afgeremde) radicale en autonome opstelling van de partij.

@ Nieuwe Encyclopedie Vlaamse Beweging


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van toen naar nu - 2

 

 

Jan Frans Willems

26 augustus 1849

Het eerste ‘Nederlandsche Letterkundige Congres’ wordt in Gent geopend.

De relaties tussen Nederland en België zijn na de afscheiding van 1830 voor jaren vertroebeld. De spellingoorlog (1837-1844) maakt duidelijk dat heel wat Vlamingen het protestantse Noorden nog steeds wantrouwen, een gevoel dat wederzijds is. De revolutiegolf van 1848 die meer dan één Europees koningshuis doet wankelen, brengt de Belgische koning Leopold I en de Nederlandse Willem II dichter bij elkaar. Deze ervaring zet Ferdinand A. Snellaert ertoe aan een letterkundige Noord-Zuid-bijeenkomst te organiseren. Zijn bedoeling is de ontplooiing van de Nederlandse taal en letterkunde in het Zuiden te stimuleren en de positie van de V.B. te versterken met steun uit het Noorden. De bijeenkomst van 1849 is het begin van een lange traditie van Nederlandse congressen die tot vandaag afwisselend om de twee jaar in Nederland en Vlaanderen plaatsvinden.

De congressen houden zich in de 19de eeuw o.a. bezig met het zoeken naar een eenheidsspelling, de bevordering van het toneel en het stimuleren van het moedertaalonderwijs. Concrete resultaten zullen ze echter nauwelijks hebben o.a. omdat de Noord-Nederlanders de V.B. onverschillig of argwanend aankijken.

23 februari 1851

De naar Jan Frans Willems genoemde cultuurvereniging en drukkingsgroep ‘het Willemsfonds’ wordt opgericht.

De stichters, waaronder Ferdinand A. Snellaert, zien in de versterking van de positie van het Nederlands een voorwaarde voor de versteviging van de Belgische staat. Tijdens de eerste jaren heeft de vereniging geen uitgesproken politieke of levensbeschouwelijke signatuur. Verscheidene priesters, o.a. Jan-Baptist David, worden lid. Vooral na de aanstelling van Julius Vuylsteke in 1862 tot secretaris, evolueert het Willemsfonds steeds duidelijker in liberaal-vrijzinnige richting.

In het spoor van Vuylsteke heeft het Willemsfonds zichzelf altijd in de eerste plaats gezien als een vereniging voor volksontwikkelingswerk "buiten het terrein der staatspartijen". Het legt zich vooral toe op de publicatie van boeken en op de aanmoediging van leerlingen uit het middelbaar onderwijs die zich bij de studie van het Nederlands onderscheiden. Vooraanstaande Willemsfondsers zullen zich persoonlijk in de liberale partij engageren.

21 februari 1852

De Gentse Vlaamsgezinde en vrijzinnige studentenvereniging ‘t Zal wel gaan wordt opgericht.

De Europese revolutiegolf van 1848 stimuleert vooral in kringen van vrijzinnige Vlaamsgezinden een radicaal-democratische en antiklerikale stroming. Een groepje Gentse studenten rond Julius Vuylsteke staat aan de spits van die beweging en sticht ‘t Zal wel gaan. Deze jongeren koppelen Vlaamsgezindheid aan de Groot-Nederlandse gedachte (hereniging van Noord- en Zuid-Nederland) en aan de verspreiding van de vrijzinnigheid. De meest radicalen binnen ‘t Zal engageren zich in de voorlopers van het socialisme. Zij begrijpen dat de strijd tegen de taalverdrukking dezelfde is als die voor de emancipatie van de arbeiders. Vanaf 1859 knoopt ‘t Zal nauwe banden aan met het georganiseerde liberalisme. De link tussen Vlaamsgezindheid en het vroeg-socialisme wordt hiermee definitief verbroken en de vereniging zal zich perfect inpassen in de strijd tussen liberalen en katholieken. Vuylsteke verkondigt vanaf nu de idee dat Vlaamsgezindheid en vrijzinnigheid onafscheidbaar zijn.

Tegen deze stroming ontwikkelt zich in de jaren 1850 een West-Vlaamse, katholieke taalbeweging. Ze wordt geleid door priesters die het West-Vlaams als een middel tot behoud van de voorouderlijke zeden en godsdienst verheerlijken. Guido Gezelle is er de meest invloedrijke vertegenwoordiger van.

27 juni 1856

Een KB richt de zgn. Grievencommissie op.

Hiermee wil de regering tegemoetkomen aan het Vlaamsgezinde protest (naar aanleiding van het 25-jarige jubileum van België) tegen de miskenning van hun taal. Negen vooraanstaande Vlaamsgezinden, waaronder Hendrik Conscience, Jan-Baptist David en Ferdinand A. Snellaert moeten een lijst opstellen van de voornaamste taalgrieven. Hun verslag dringt onder meer aan op een gelijk aantal uren voor de vakken Frans en Nederlands, op de vernederlandsing van de laagste twee klassen van de middelbare scholen in Vlaanderen, op een Vlaamse afdeling van de Académie royale de Belgique, op afzonderlijke Nederlands- en Franstalige regimenten in het leger en op tweetaligheid in de administratie en het gerecht.

De liberale regering die in 1857 aan de macht komt, weigert het verslag openbaar te maken. Wanneer de commissie het in 1859 zelf publiceert, beantwoordt de regering dat prompt met een tegenverslag waarin de rechtmatigheid van de Vlaamse eisen wordt ontkend. Dit zweept het Vlaamse ongenoegen verder op en drijft de Vlaamsgezinden tot samenwerking met de katholieken.

 

 Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Famile Walschap (Willem Elsschot - Aflevering 9)

AAN DE OVERKANT OP NUMMER 12

Marie-Antoinette Walschap (zittend) achter haar Alice Nahon

 

Wat is dat toch met Willem Elsschot en zijn literaire vriendschappen? Of het nu over Claus gaat of over Boon, Ary Delen, Jan Greshoff of Gerard Walschap, vroeg of laat komt er steevast een haar in de boter. Blijkbaar staan zijn ingeschapen argwaan en kittelorigheid het smeden van warme en duurzame banden in de weg. Zijn verhouding tot Gerard Walschap is hiervoor zeer illustratief.

De familie De Ridder woonde sinds 1919 in de Lemméstraat op het nummer 19, dat later het nummer 21 wordt. Tien jaar later koopt Gerard Walsschap het huis er schuin over op het nummer 12 en gaat er met zijn gezin op 1 maart wonen. Ze zullen er jarenlang elkaars overburen worden.

Toch is er van in den beginne af weinig contact tussen de twee letterkundigen, wel dreigt er verwarring bij de postbode. Als Elsschot en Walsschap er zeker van zijn dat de overbuurman dezelfde tekst ontvangen heeft, mededelingen van de Vereniging van Letterkundigen bijvoorbeeld, herstellen ze de vergissing niet. In het andere geval wel. Walschap ontvangt geregeld stukken waarop Elsschot geschreven heeft: ‘Uw trouwe briefdrager Willem Elsschot.’

Het eerste achterhaalde bezoek dateert van 16 december 1933. Marnix Gijsen belt Elsschot op met de vraag of hij even kan langs komen op nummer 12. De vierschaar Gijsen-Walschap-Roelants-Herreman wil in maart beginnen met de publicatie van Tsjip in Forum. Gijsen zal de contactpersoon worden, eerder dan Walsschap, wiens rol beperkt blijft tot brievendrager tussen Elsschot en Gijsen. Elsschot noemt de vier ‘Het Quadrumviraat’ of ‘het Concilie’ en betreurt dat hij het verhaal over zijn eerste kleinzoon aan Forum heeft gegund. De bedoeling was niet Walschap, maar Jan Greshoff te plezieren en die wil het verhaal liever in Groot Nederland. Elsschot hoort lange tijd niets van Walschap en de zijnen  en vraagt zich af of ‘zij hem van een duivelse opzet verdenken, van een provocatie , een weigering.’

Helemaal op zijn heupen krijgt de overbuur het wanneer Walsschap via Marnix Gijsen inhoudelijke commentaar geeft op zijn troetelkind Tsjip. Gijsen stuurde de brief van Walsschap door naar Elsschot en schreef in de marge:  ‘Waarde heer De Ridder, Walsschap die u de brief moest bezorgen, schrijft me dit. Wilt u het me terugzenden. Hij heeft gelijk. Veel goeds van M.G.’ Waarop De Ridder dezelfde weg kiest en aan Gijsen schrijft: ‘Bedankt hem in mijn naam voor zijn terechtwijzing.’

Wanneer blijkt dat Walschap het boek niet volledig heeft gelezen en ‘de heren literatoren voornamelijk hun eega’s hebben opgezadeld met de klus’, is de maat voor Elsschot vol :

 Ik geloof dat Tsjip vooral in den smaak van de vrouwen zal vallen. Dat ondervond ik reeds bij Walsschap en bij Goris. En nu weer bij Roelants. Zij worden, geloof ik, door hun vrouwen verplicht Tsjip de absolutie te geven.Walschap, die het boek meer dan een maand thuis heeft gehad (’t is aan W. dat ik het ter hand stelde) zond het eindelijk aan zijn maats door zonder het gelezen te hebben. Dat moest hij veertien dagen geleden bekennen, toen ik bij hem was. Hij had ‘het eerste hoofdstuk gelezen’ en zich dan van het pak ontlast. Maar zijn vrouwtje had het doorgebeten. Ik vind het een rare manier van doen. Had hij ’t boek tenminste gelezen dan had ik zijn kritiek op Leda nog kunnen slikken, maar zoo kan het er niet mee door.

Volgens Carla Walschap is het niet haar vader die het doorzenden van het manuscript belemmerd heeft, zoals Elsschot in een brief aan Jan Greshoff beweert, maar is het bij Gijsen dat het een tijdje is blijven liggen. Wat meer is:

Elsschot zou dat maar al te goed geweten hebben. Carla Walschap:   ‘Waarschijnlijk moet er vroeger iets zijn gebeurd tussen die twee, maar wat? Alle besprekingen van mijn vader van Elsschots werk waren gunstig. Zelfs Elsschot himself kon er geen graten in vinden. Een doodgewone jalousie de métier?’

Wanneer Elsschot toevallig van Yvonne Batta-Snoeck verneemt hoeveel een uitgave in de Blauwe Snoeckjes-reeks zou opleveren, hoort de zakenman de kassa rinkelen. Zijn trouwe brievendrager van de overkant blijkt een van de initiatiefnemers van die reeks te zijn, maar heeft daar tegenover Elsschot met geen woord gerept. Toch zal er nooit een werk van Elsschot in verschijnen.

Als Walschap op een avond bij baron Opsomer zegt dat hij moeilijk te vertalen is, biedt Elsschot (overmoedig? uitdagend?) aan het moeilijkst te vertalen verhaal uit Volk om te zetten in het Frans. Het wordt Genezing door aspirine. Een paar dagen later geeft Elschot zijn vertaling aan zijn overbuur af, die zeer vereerd is. Helaas, blijkt dat uitgever Snoeck-Ducaju er niet over te spreken is. Het is zo weinig Frans Frans dat er twee andere vertalers aangesteld worden. Walschap durft dat niet te zeggen tegen zijn zestigjarige overbuur. De vertaling Cure d’aspirine zal uiteindelijk verschijnen met als vertaler Willem Elsschot op het omslag, maar natuurlijk ziet Elsschot onmiddellijk dat het niet zijn vertaling is. Het hoeft geen betoog: hij voelt zich in de maling genomen.

 

Op 10 mei 1947 polst Walschap, op bezoek bij Elsschot, of hij het lidmaatschap van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde zou aanvaarden, indien verkozen.

Nee, dus. Waarom vragen ze hem nu pas en waarom vraagt de Academie het niet zelf? Tot hij zich bezint en Walschap telefonisch inlicht dat hij er toch maar zal op ingaan.

Walschap verdedigt met hand en tand Elsschot voor de Academie, maar het mag jammer genoeg niet baten, Elsschot wordt niet verkozen. Elsschot voelt het alweer als een vuile streek van de snoodaard tegenover.

Willem Elsschot mag zich dan in de omgang vrij afstandelijk tegenover Gerard Walschap opstellen, tegenover zijn zoon Lieven was hij heel toegankelijk. Lieven zag in hem een tweede vader en kwam er bijna dagelijks aan huis om met hem te babbelen over de meest verscheidene zaken, maar ook om er platen van Bach te beluisteren. Bach was namelijk de absolute voorkeur van beiden.

Maar het onwaarschijnlijke gebeurde: Lieven, amper 18 jaar, wordt verliefd op Anna De Ridder, die dubbel zou oud was. Het leidde tot een relatie die 20 jaar zou duren. Carla Walschap: ‘Lieven en Anna betekenden een ramp, de hel voor mijn ouders. Anna was een getrouwde vrouw én de dochter van Elsschot. Ik vermoed dat Elsschot in zijn vuistje heeft gelachen. Revanche! Mijn ouders waren verslagen. Je moet bedenken dat de moraal in 1948 geheel anders lag dan nu. Heel Antwerpen heeft erom gelachen.’

Anna De Ridder (1912-2003): ‘Walschap en zijn vrouw zijn op een dag bij Pa gekomen om over de zaak te spreken. Pa heeft toen smalend Fine geroepen, die in de keuken was: “Is ons Anna al meerderjarig?”

‘Schitterend verhaal’, repliceert Carla, ‘maar volkomen fantasie.’

Walschap en zijn vrouw Ninette deden er alles aan opdat de relatie zou verbroken worden. Zelfs pastoor José Aerts – beter gekend onder zijn pseudoniem Albert Westerlinck – werd naar Anna gestuurd, met succes – maar niet voor Gerard en Ninette Walschap. Carla: ‘Westerlinck kwam gecharmeerd terug. Hij had goed gedronken en was verkocht. Westerlinck hield er een nieuw adres aan over.’

 ‘Elsschot en mijn vader waren geen vijanden, zeker geen openlijke vijanden. Zij waardeerden elkaar en wisten allebei genoeg van de schrijfkunst om van elkaar te weten dat er in hun werk meer zat dan woorden.’

‘Elsschot is geen volksschrijver. Hij is geen auteur voor een erg groot publiek, wel voor lezers met een goede literaire neus. Het prachtige gedicht “Het huwelijk” zal me blijven ontroeren. En toen ik Fine voor het eerst zag, kon ik niet anders dan aan de woorden “als een stervend paard” denken. Dat langgerekte van haar gezicht had inderdaad iets van een paard.’

‘Elsschot was een vreemde man. Hij viel op door zijn pogingen om niet op te vallen. Hij was opvallend stijf. Droeg overigens nog een stijve boord. Hij zag er erg burgerlijk uit. Ik zie hem nog wandelen aan de overkant van de straat, in zijn lange, donkergrijze overjas, deftig alsof hij alle dagen naar het Ministerie van Financiën schreed.’

Wanneer later Carla Walschaps schrijversdebuut Niet schreien, ouwe (met 12 pentekeningen van vader Gerard) uitkomt, stopt ze een exemplaar in de bus aan de overkant op nummer 21. Om Lieven een plezier te doen. Elsschot was een van de eersten die reageerden. Op 19 maart 1959 schrijft hij Carla aan als ‘Geachte Confrator in de letteren.’

‘Hij heeft een kind, een beginner, een plezier willen doen en Walschap willen tonen dat hij een brave man was die het goed meende’, zegt Carla Walschap.

‘Hij streepte zinnen aan als: “Misschien ontmoeten eenzamen mekaar nooit” om te bewijzen dat hij het boek geheel en grondig had gelezen. Ik was heel tevreden over die zin. Elsschot is de enige die hem heeft opgemerkt.’

‘Voor alles bestaat maar één enkel, het juiste, woord. Geen onbenulligheden, geen natuurbeschrijvingen ertussen die er niets mee te maken hebben. Dat heb ik geleerd van Elsschot en Walschap.’

Raymond

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kende ik maar een groter woord dan liefde ...

 

 

1933

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Géén afbeeldingen !

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.9 De Islam en de afbeeldingen
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

 

De heilige boeken (koran en soenna) verbieden uitdrukkelijk de afgoderij en het maken van figuratieve afbeeldingen. Zo zal men in een moskee nooit een afbeelding (beeld of schilderij)  vinden, en bestaat de decoratie enkel uit knappe arabesken en mozaïeken.

 

Mohamed zou tijdens zijn leven eigenhandig kruisbeelden, beeldhouwwerken, muziekinstrumenten en wijnkruiken vernield hebben. Als men zich strikt aan de voorschriften van de profeet zou gehouden hebben, dan zouden er in de islam geen schilderkunst, beeldhouwkunst of muziek bestaan hebben. Maar de veroveringen zouden de islam in contact brengen met niet-semitische volkeren die wel aan figuratieve kunst of aan literatuur deden. Zo zijn de sprookjes van ‘Duizend en één nacht’ ontstaan in Indië, Perzië en China. Het wordt dan ook duidelijk waarom de moslim-integristen deze ‘vreemde’ aanwinsten willen loskoppelen van de moslimcultuur zoals deze bestond ten tijde dat de profeet in Mekka verbleef. Zo werd in 1985 een ongecensureerde uitgave van ‘Duizend en één nacht’ bij wet verboden in Kaïro. En iedereen herinnert zich nog het opblazen van de twee reusachtige boeddha-beelden in de Bamyan-vallei van Afghanistan, enkele maanden voor de aanslagen van september 2001: alhoewel zij dateerden van voor het ontstaan van de islam werden zij toch beschouwd als afgoden en daarom vernietigd.

 

Vrij naar Anne-Marie Delcambre - Vertaling Regus Patoff

 

 

 

.

 

 

 

 


28-10-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een van de eerste televisie-uitzendingen in Europa : 1935 Parijs

 

 

Lise Gauty zingt een Frans liedje

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manten weet van wanten : Servais

 

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onbekend Japan : een mooie herfstdag op Hokkaido

 

 

.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manten weet van wanten : Vander Taelen niet

 

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Flor Grammens (1899 - 1985)

 

Flor Grammens met vrouw en zoon Marc 

 

In 1920 belandt Grammens als onderwijzer in de taalgrensstad Ronse. In 1927 begint hij te werken als Davidsfonds-propagandist voor de taalgrens en wordt hij secretaris van het comité Taalgrens Wakker!. Rond 1930 sticht hij de Kristen-Vlaamsche Taalgrensaktie. Hij neemt ontslag uit het onderwijs en aanvaardt een sinecure om zich volledig voor de taalgrenszaak in te zetten. Hij wil aantonen dat de taalwetgeving niet kan worden nageleefd zonder een aanpassing van de provinciegrenzen, omdat Waalse besturen en rechtbanken geen tweetaligheid willen. Daartoe lokt hij processen in beroep uit voor Waalse burgerlijke en correctionele rechtbanken.

Grammens' Kristen-Vlaamsche Taalgrensaktie geraakt vanaf 1934 in het slop. Hijzelf evolueert in nationalistische zin en verliest zijn geloof in de parlementaire democratie. In januari 1937 begint Grammens in Edingen en omliggende gemeenten onwettige Franstalige straatnaamborden te overschilderen. Hij laat zich voortdurend opnieuw verbaliseren of zelfs opsluiten en krijgt weldra navolging van honderden, vooral Leuvense, studenten in heel Vlaanderen. Onder druk van Grammens legt de regering in 1938 de eentaligheid op als een bindende interpretatie van de bestuurswet van 1932.

Bij de parlementsverkiezingen van 1939 wordt Grammens als onafhankelijke op een VNV-lijst verkozen. Dankzij zijn parlementaire onschendbaarheid kan hij voor de Duitse inval een felle propaganda tegen de Belgische landsverdediging voeren.

Tijdens de bezetting treedt Grammens niet toe tot het VNV. Hij protesteert voortdurend bij de bezetter, onder meer tegen de verwaarlozing van het Nederlands in Duitse mededelingen. Hij wordt lid en kort nadien voorzitter van een nieuwe Commissie voor Taaltoezicht, die in het Brusselse onderwijs met grote voortvarendheid te werk gaat en op veel verzet stuit. Grammens trekt de taaltoestanden recht in allerlei besturen en in het onderwijs.

Eind oktober 1944 wordt Grammens aangehouden door een verzetsgroep. Hij wordt veroordeeld tot zes jaar opsluiting. Bij zijn vrijlating in 1950 is zijn rol uitgespeeld.

@ Nieuwe Encyclopedie Vlaamse Beweging


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van toen naar nu - 1

 

1838

Hendrik Conscience publiceert zijn roman De Leeuw van Vlaenderen of de Slag der Gulden Sporen.

Conscience heeft sterk bijgedragen tot het ontstaan van een Vlaams bewustzijn. De figuren en momenten uit het Vlaamse verleden die hij in zijn historische romans heeft beschreven, hebben voor de V.B. symboolwaarde gekregen.

De ontwikkeling van de V.B. is nauw verbonden met de evolutie van de literatuur, die aanvankelijk het Belgische vaderland moet verdedigen. De Vlaamse letterkunde krijgt hierin een eersterangsrol omdat de Vlaamse component van België als de authentiekste van het meertalige België beschouwd wordt. De Franstalige literatuur herinnert immers te veel aan Frankrijk. Vanaf 1840 verschuift het accent in de Vlaamse letterkunde echter naar de Vlaamse eigenheid binnen het Belgische geheel. Literatuur wordt in dienst gesteld van de ontvoogding van het Vlaamse volk en de bescherming van het volkskarakter. Zo voltrekt zich de evolutie van Belgisch-patriottische beweging voor de volkstaal naar een V.B. Geleidelijk groeit het bewustzijn van een Vlaams-Waalse tweeledigheid in België die mettertijd zal verscherpen tot een tegenstelling.

januari 1840

In het zgn. Vlaamse petitionnement wordt het gebruik van het ‘Vlaamsch’ in bestuur, gerecht en onderwijs en de oprichting van een Vlaamse academie geëist.

Met dit verzoekschrift overstijgt de V.B. voor het eerst haar zuiver literaire doelstellingen en betreedt ze het politieke forum.

Door de definitieve grensregeling met Nederland in 1839 is het voortbestaan van de Belgische staat veilig gesteld. De Vlaamsgezinden kunnen hun stilzwijgen over de achterstelling van het ‘Vlaams’ dus doorbreken zonder van orangisme (streven naar hereniging met het Noorden) beschuldigd te worden. Er kan nu pas een politieke actie ten gunste van de volkstaal gevoerd worden.

Het initiatief voor het eerste Vlaamse petitionnement gaat uit van de Gentse Vlaamsgezinden rond De Tael is gan(t)sch het volk, o.a. van Ferdinand Snellaert. Al gauw blijkt dat de Vlaamsgezinden minder politieke steun mogen verwachten van de liberalen dan van de katholieken. De sympathie van de katholieke opinie voor de V.B. ligt in het verlengde van het katholieke streven naar het behoud van de christelijke volksaard, waarin religie en taal onlosmakelijk met elkaar verweven zijn. Het ‘Vlaams’ moet een dam opwerpen tegen de invloed van het Frans, de taal van het goddeloze Frankrijk.

9 januari 1844

Een KB beëindigt de spellingoorlog, die vanaf 1839 de gemoederen in Vlaanderen heeft verhit.

In 1839 wordt de zgn. Commissiespelling bekendgemaakt, die de Vlaamse spelling nauwer wil laten aansluiten bij de Noord-Nederlandse. De ‘verhollandsing’ van het schriftbeeld wekt bij de zgn. West-Vlaamse taalparticularisten die een afzonderlijke "Vlaemsche tael" nastreven, een storm van verontwaardiging. De spellingtwist raakt al gauw in politiek vaarwater. De ‘orangistische, protestantse’ Commissiespelling heet een bedreiging van ‘s lands onafhankelijkheid en het katholieke geloof te zijn. De voorstanders van de Commissiespelling, met Jan F. Willems als voornaamste woordvoerder, halen het uiteindelijk zodat de weg naar een volledige spelling- en schrijftaaleenheid tussen Noord en Zuid open ligt.


22 juli 1847

In Gent wordt het lied De Vlaamse leeuw gecomponeerd, op tekst van Hippoliet van Peene en muziek van Karel Miry.

Tot lang in de 19de eeuw blijft het muziekleven in Vlaanderen zowel qua programmatie als qua organisatie en publiek overwegend Franstalig en is het evenals het muziekonderwijs op Parijs georiënteerd. Het zijn vooral taalminaren (o.a. Jan F. Willems) die na 1840 aan de wieg staan van de Vlaamse muziekbeweging. Het zingen van teksten in de moedertaal beschouwen zij als een element "ter volksbeschaving" en daarom voeren ze een intense actie voor "de verspreiding van nationalen zang". Tegelijkertijd wordt de V.B. voor steeds meer musici een belangrijke inspiratiebron. Ze schrijven strijdliederen en nationalistische composities, die het enthousiasme voor de V.B. moeten opwekken. De Vlaamse leeuw is zo’n lied. Vanaf 1848 wordt het steeds populairder tot het in 1902 algemeen erkend wordt als nationaal lied van Vlaanderen. Het Cultuurdecreet van 12 september 1973 maakt van De Vlaamse Leeuw het Vlaamse volkslied, het ministeriële besluit van 11 juli 1985 het officiële lied van de Vlaamse Gemeenschap.

Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Originele opname uit 1941 van Paul Lincke en ander gevaarlijk volk

 

 

Paul Lincke (1866 - 1946), componist van zovele populaire muziek en het meest bekend van zijn Berlinder Luft.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Redacteur Honoris Causa (Willem Elsschot - Aflevering 8)

 

 

 

Bert Decorte in 1940

 

‘Evenals Carmiggelt maakte ik voor de eerste maal kennis met Elsschots werk door zijn gedicht “Het huwelijk”. Ik had nooit van de man gehoord, alhoewel hij al voor 1914-1918 de opvallendste dingen uit de Nederlandse literatuur van begin twintigste eeuw had gepubliceerd’, herinnert zich de dichter Bert Decorte. “Het huwelijk” maakte indruk op mij als jongen van twintig. Ik vond het even monumentaal als Multatuli’s toespraak van Max Havelaar tot de hoofden van Lebak. Elsschot schreef goed Nederlands zonder moeilijke woorden. In mijn verzen heb ik hetzelfde nagestreefd, doodgewone woorden tot poëzie maken, al deed ik soms het tegendeel.’

‘Elsschot sprak ik voor het eerst in 1938. De vijfjaarlijkse prijs van de Vlaamse provincies werd voor de eerste maal toegekend. Aan Elsschot. Bij de officiële ontvangst door het Bestuur van de Provincie Antwerpen werden ook de literaire onderscheidingen van het provinciebestuur bekend gemaakt. Als knaap van drieëntwintig werd ik gelauwerd als opvallendst debuterend poëet met de dichtbundel Germinal.’

Decorte en De Ridder stonden samen in de gelauwerden in het provinciegebouw aan de Schoenmarkt in Antwerpen. En Elsschot nam Decorte meteen voor zich in. Bij de prijsuitreiking rammelde de op dat moment Nederlandsonkundige baron Holvoet een van buiten geleerde speech in het Nederlands af. Tijdens de chique receptie volgden laureaten en enkele juryleden al gauw een kliekje. Elsschot vond –net zoals wij- de toespraak van Holvoet zo prachtig dat hij het begon te parodiëren. Met enkele zinnen. Grandioos! Applaudisseren konden we bezwaarlijk maar we hadden het allemaal graag gedaan. Op dat soort dingen, ook op Frans spreken in  Gent, was Elsschot vreselijk gebeten. Tegen mij zei hij bij het afscheid: “Waarke zunne!”

De woorden, die zo uit de mond van boer Van Paemel uit het gelijknamige gezin van Cyriel Buysse konden zijn opgetekend,  betekenden dat Decorte niet mocht blijven stilstaan bij een eerste succes. ‘Ik had misschien wat meer moeten werken’, zucht Decorte.

‘Toen Elsschot in 1932 het tijdschrift Forum achter zich kreeg, groeide zijn bekendheid, maar het heeft in Vlaanderen toch nog even geduurd voor men verder dan de catechismus kijken wilde.’

In 1949 wordt de Driejaarlijkse Staatsprijs voor verhalend proza toegekend aan Willem Elsschot voor Het dwaallicht. Op dat moment werkt Bert Decorte als opsteller bij de Algemene Directie van Kunst en Letteren, die ressorteerde onder het ministerie van Openbaar Onderwijs.

Decorte zit erbij namens de administratie, mocht oordelen noch stemmen, maar hoorde en zag alles. Zoals de volgorde van deze drie werken op de stembriefjes:

Elsschot: Het dwaallicht.

Gijsen: Joachim van Babylon.

Daisne: De trap van steen en wolken.

 

Daarnaast was Decorte redactielid van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (NVT), van het eerste nummer (april 1946) tot 1964. “In de kringen waarin ik vertoefde was Elsschot een groot schrijver, die deed wat hij wilde. Elsschot was in de redactie van het NVT gekomen in 1949, maar men wist dat hij met dat literaire gedoe weinig te maken wilde hebben. Elsschot was redactielid honoris causa. Hij kwam nooit naar de vergaderingen. Ik weet niet eens zeker of hij de teksten voor het NVT ter beoordeling meelas.

Teirlinck had een eenvoudig systeem gevonden: twee redacteurs werden kopieën toegezonden. Beiden lazen en stuurden ja of nee door. Twee ja’s was ja, twee nee’s was nee. In geval van twijfel werd het aan een derde toegestuurd. De grote namen gingen er rechtstreeks in. Natuurlijk was de redactie tevreden met Het dwaallicht van Elsschot in het openingsnummer. Zoals we ook blij waren dat we kort daarna Joachim van Babylon hadden. Marnix Gijsen stond bekend als recensent, criticus en dichter, maar niet als schrijver van verhalend proza.”

Iemand als Elsschot werd niet beoordeeld. Behalve die ene keer dan met “Borms”. Er kwamen minder ja’s dan nee’s binnen. Sommigen hebben allicht geweigerd uit opportunistische overwegingen. Ik heb voor publicatie gestemd, in de veronderstelling dat Elsschot wist wat hij waard was.

Zelf heb ik in NVT in het begin meer gepubliceerd dan later, wegens omstandigheden. Het had wel tot gevolg dat ik mijn ontslag kreeg.

‘Elsschot is redacteur gebleven tot aan zijn dood.’

Decorte stelt nota’s op voor de minister van Openbaar Onderwijs – Schone Kunsten, zorgt voor de aankoop van 260 exemplaren van de respectieve titels Kaas, Tsjip en De leeuwentemmer om te verspreiden in de rijksinstellingen voor onderwijs en andere culturele organisaties. Zijn pleidooi voor officiële steun , van 8 april 1957, is belangrijk; hij beschrijft Elsschot als een schrijver die “ofschoon hij tot geen literaire beweging of school behoort en alles wat met het uiterlijk literatendom enig uitstaans heeft, mijdt en schuwt, in heel het Nederlandse taalgebied een naam en faam heeft verworven, die weinigen ten deel valt.”   Elsschots schrijverschap vertoont volgens hem drie facetten: een zeer persoonlijke kijk op de dingen, een beheersing van de Nederlandse taal als niemand sinds Multatuli, de oorspronkelijkheid van de behandelde onderwerpen” Het komt tot een toelage voor de auteur van 60.000 frank in ruil voor 260 boeken.

Op 1 juni 1960 om halfelf begint de vergadering waaruit Elsschot als grote winnaar van de vijfjaarlijkse Staatsprijs ter bekroning van een schrijverscarrière – goed voor 150.000 frank zal komen. Teirlinck zei: “We gingen er zeker toch wel mee akkoord dat Elsschot die prijs aan Elsschot moest worden gegeven?” En iedereen zei ja.

Decorte, deze keer lid en secretaris van de jury, stelt de nota voor de minister op en bericht het agentschap BELGA  van de posthume bekroning: ‘Al betekende posthuum de ochtend na zijn dood. De vergadering was woensdagochtend. Hij is dinsdag 31 mei 1960 overleden.

‘Elsschot kun je altijd lezen. “Het oeuvre is te klein”, hoor ik Claus nog zeggen. Ik vind dat kleine nou net een verdienste.

Raymond

Vrij bewerkt naar "Een Man van Woorden" door Martine Cuyt

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.8 De Islam en het dier
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

 

In de islam worden dieren bestemd voor de menselijke consumptie ritueel geslacht door ze onverdoofd de keel over te snijden en ze dan te laten doodbloeden. Het vlees wordt dan ‘halal’ (vergelijk met ‘kosher’ in het judaïsme). Het bloed van het dier moet vergoten worden omdat bloed beschouwd wordt als onrein. Het ‘kelen’ van een dier schokt de westerse, christelijke mentaliteit.

 

Niet alle dieren kunnen als voedsel dienen: het vlees van roofdieren (wolf, leeuw, jachtluipaard), van huisdieren (honden, katten) en van lastdieren (ezels, muilezels, paarden) mag niet gegeten worden.

 

Halal-slachterijen vormen een enorme markt en het aantal dieren dat ritueel geslacht wordt ter gelegenheid van het offerfeest is zelfs niet te schatten. De wettelijke slachthuizen kunnen het aantal niet aan. Daarom kopen veel gelovigen een levend dier en slachten het zelf. Onnodig te zeggen dat de verenigingen voor dierenbescherming ageren tegen deze praktijken.

 

Een ander punt dat de westerlingen beroert is het stauut van de hond. Voor zowel de islam als het judaïsme is de hond onrein (“Engelen betreden geen huis waar een hond verblijft”).  Een dier dat gedurende de jacht door een hond aangeraakt wordt, wordt hierdoor onrein en ongeschikt voor menselijke consumptie. Moslims begrijpen dan ook niet de vriendschap en liefde die westerlingen hebben voor hun gezelschapsdier.

 

In het testament van de plegers van de aanslagen op de Twin Towers stond letterlijk dat zij geen “onreine” schepselen op hun begrafenis wilden, zoals “vrouwen en dieren”.  Dit zou een stadslegende kunnen zijn, maar deze bepalingen zijn wel conform aan de regels van de islam over de onreinheid van de hond en van de menstruerende vrouw.

 

En tot slot: zou het kunnen dat er een verband bestaat tussen de terroristische aanslagen in Algerië en Egypte waarbij de keel van de slachtoffers wordt overgesneden en het ritueel slachten van dieren ?

.

 

Vrij naar Anne-Marie Delcambre - Vertaling Regus Patoff

 

 


27-10-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manten weet van wanten : Didier

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manten weet van wanten : ons moe

 

 




Golfbrekers

Verbonden maar niet aan banden. 

KLIK HIER OM NAAR GOLFBREKERS TE GAAN


Foto

Deze blog leeft van de liefde, de wind en veel enthousiasme. U kan onze werking steunen via 

 banknr 610-5790800-88 

 IBAN BE56 6105 7908 0088 

 BIC DEUT BE BE




Archief Freddy Van Gaever : hier klikken


Opera, Belcanto - Operette en populair klassieke muziek
  • Hier klikken

  • Stuur ons uw reactie



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!