Angeltjes
30-10-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weet u wat Halloween is ?

 

Wellicht wil u er niets mee te maken hebben, maar voor de nieuwe generatie hoort halloween er gewoon bij. Een import-gebeuren met vooral commerciële oogmerken : morgen, 31 oktober,  is het officieel zover.

Halloween, ook genoemd All Hallows' eve(ning), is de Engelse naam voor allerheiligenavond. Het feest wordt gevierd op 31 oktober, de avond voor Allerheiligen.

Halloween is een feestdag die vooral in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada gevierd wordt.

Op 31 oktober verkleden kinderen zich en bellen als het donker wordt aan bij huizen in de buurt die versierd zijn met pompoenen en lichtjes, en roepen "trick or treat" (de keuze gevend tussen een plagerijtje uithalen of een versnapering krijgen). De bewoners geven de kinderen dan snoepjes. Jonge volwassenen gaan soms naar Halloweenfeesten.

In belgië en Nederland wordt er steeds meer aandacht besteed aan het Halloweenfeest/Allerheiligenavond. Dit gebeurt meestal niet in de vorm van langs de deuren gaan en snoep ophalen maar wel door Halloween-feesten en het versieren van huizen.

De naam is afgeleid van Hallow-e'en, ofwel All Hallows' Eve, de avond voor Allerheiligen, 1 november. In de Keltische kalender begon het jaar op 1 november, dus 31 oktober was oudejaarsavond. Dit was een heidens feest, de katholieke kerk maakte er later Allerheiligen(avond) van. Het feest is in de negentiende eeuw door Ierse immigranten naar de Verenigde Staten gebracht.

In Engeland werd Halloween vooral door de Kelten gevierd. De geesten die uit dode mensen op zouden rijzen, werden aangetrokken door voedsel voor het neer te leggen op de deuren. Om echter de boze geesten af te weren droegen de Kelten maskers. Toen de Romeinen de Britse eilanden binnenvielen vermengden ze de Keltische traditie met hun eigen tradities, die eind oktober natuurlijk de viering van de oogst betroffen, en ook het eren van de doden.

De aandacht die in Nederland en België aan Halloween wordt besteed stijgt, maar heeft bij lange na niet het niveau van dat in de VS. Dat zal ook te maken hebben met het feit dat op 11 november in de lage landen het Sint Maartenfeest wordt gevierd. Het meest opvallende gebruik van dit feest is dus ook de deuren langs gaan met een lampion en bedelen om snoepgoed.

Geschiedenis:
Het christelijke feest van Allerheiligen, de dag waarop alle heiligen van de rooms-katholieke kerk gezamenlijk worden herdacht, werd in de negende eeuw door paus Gregorius IV vastgesteld op 1 november. Op 2 november viert de rooms-katholieke kerk het feest van Allerzielen ter herdenking van alle gelovige gestorvenen. Allerheiligen en Allerzielen zijn de dagen waarop in de rooms-katholieke kerk wordt stilgestaan bij de thema's sterfelijkheid, dood en laatste oordeel. De voorbereidingen voor beide feesten vinden vaak plaats op allerheiligenavond, die van Allerzielen ook wel op allerheiligendag. Ze bestaan vooral uit het bezoek aan kerkhoven en het branden van kaarsen.

Door de protestantse kerken werden deze feesten in de zestiende eeuw afgeschaft, omdat ze in strijd waren met de reformatorische leer. In Engeland leefde Halloween sindsdien als een wereldlijk feest voort en het heeft zich van daaruit verder verspreid.

Engeland:
In sommige gebruiken die zich in Engeland rond Allerheiligen en Allerzielen ontwikkelden, hebben negentiende-eeuwse onderzoekers wel overblijfselen willen zien van het Keltische nieuwjaarsfeest Samhain (= einde van de zomer), dat ook op de avond van 31 oktober zou zijn gevierd. Op deze dag speelden, dacht men, het geloof aan de terugkeer van de zielen van overledenen naar hun vroegere woonplaatsen, en de angst voor de aanwezigheid van bovennatuurlijke wezens een rol. Bewijzen voor deze visie ontbreken echter.

Zoals elk feest onderging ook het wereldse Halloween-feest in de loop der tijd voortdurend veranderingen. In Schotland worden in de negentiende eeuw jongeren genoemd als deelnemers aan spelen die lagen in de sfeer van de magie en voorspellingen. Weer later werd Halloween vermeld als kinderfeest.

Amerika:
Door Engelse, Schotse en Ierse immigranten werd Halloween in de negentiende eeuw in Amerika geïntroduceerd. Uit die tijd worden wel kattekwaad en onruststokerijen door jongeren vermeld. In de twintigste eeuw werd Halloween in Amerika vooral een feest waarbij kleine kinderen als spoken verkleed en met uitgesneden pompoenen als lantaarns langs de huizen gingen om te vragen om een tractatie of te dreigen met een grap (treat or trick). Sinds de jaren tachtig neemt de populariteit van het feest bij volwassenen echter toe. Ook is er een groeiende belangstelling voor de aankleding en versiering van feest en feestgangers waarneembaar die haar inspiratie vindt in zo groot mogelijke griezeligheid.

Vanuit Amerika heeft Halloween zich de laatste decennia over heel West-Europa verspreid, vooral onder invloed van griezelfilms, televisieseries en de commercie. Daarbij wordt de vermeende heidense achtergrond sterk benadrukt. Het feest wordt voorgesteld als een Keltisch feest van 2000 tot 5000 jaar oud. Zo wordt ingespeeld op een toenemende ontvankelijkheid van het publiek voor magie en New-Age.

Nederland:
Sinds de jaren '80 van de twintigste eeuw is Halloween ook in Nederland bekend. Vooral onder scholieren en volwassenen is het feest de laatste jaren sterk in opkomst. Scholen, buurthuizen, cafés, clubs, discotheken zijn de plaatsen waar Halloween-parties worden georganiseerd. De feesten hebben nogal eens een besloten karakter. Ze kunnen onderling sterk verschillen, maar een belangrijk onderdeel is steeds het griezelig verkleed gaan (er worden wel prijzen uitgeloofd voor het beste, afschrikwekkendste kostuum).

Attributen:
Bij de pogingen het feest ingang te doen vinden, speelt het aanbieden van accessoires door de commercie een grote rol. Het belangrijkste attribuut is de uit Amerika overgenomen pompoen-lantaarn, een pompoen uitgesneden in de vorm van een griezelgezicht. Het licht van een kaarsje dat door de ogen, neus en mond naar buiten schijnt, verhoogt het effect. De Engelse naam voor de lantaarn is Jack -o'-lantern (waarschijnlijk afgeleid van een naam voor een nachtwaker). De lantaarn-maskers, ook wel gemaakt van andere materialen, worden de laatste jaren steeds vaker gedurende de hele maand oktober in de winkels te koop aangeboden. Ook de toename van het aanbod van onbewerkte pompoenen in bloemen en groentewinkels is opvallend.

Op internet wordt eveneens uitbundig reclame gemaakt voor Halloween-attributen: via websites kan men kennis nemen van de nieuwste versiering, muziek, kostuums, snoepjes, recepten, grappen, geschenken, kaarten, afbeeldingen, boeken, video's, films enz. Ook in andere media en in het grootwinkelbedrijf neemt de reclame voor en verkoop van Halloween-artikelen toe.

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Boekenbeurs = De Censuurbeurs

 

censuur

.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manten weet van wanten : Turkije

 

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Opera in de bioskoop op 7 november Kinepolis : Turandot

 

Opera: 'Turandot' (Puccini)
op 07/11 om 18:30
 

Opera over de Chinese prinses Turandot, die mannen haat en hen laat onthoofden indien zij geen antwoord weten op haar gemene raadsels.


Muzikale leiding: Andris Nelsons
Regie: Franco Zeffirelli
Cast: Maria Guleghina, Marina Poplavskaya, Marcello Giordani, Samuel Ram
Duur: 201 min. (2 pauzes)

 

Kinepolis Brugge, Brussel, Gent, Hasselt,Kortrijk,Leuven,Oostende, Metropolis Antwerpen

Een fragment  : finale eerste bedrijf in een productie uit 1983 Opera Wenen met Katia Ricciarelli, José Carreras en John Paul.

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : August Vermeylen (1872 - 1945)

 

 

Vermeylen, een Vlaamse Brusselaar, studeert o.a. aan de Université libre de Bruxelles (1890-1894). In 1901 wordt hij er hoogleraar kunstgeschiedenis en onder zijn impuls ontstaat de sectie Germaanse filologie er (1910). In 1919 wordt hij lid van de Kommissie ter vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Van 1921 af is hij socialistisch gecoöpteerd senator. Hij wordt de eerste rector van de vernederlandste Gentse universiteit (1930-1933).

Tijdens zijn atheneumtijd wordt Vermeylen Vlaamsgezind. Hij is in 1893 medestichter van het avant-gardetijdschrift Van Nu en Straks. Van de tweede reeks af (1896) komt zijn Vlaamsgezindheid duidelijk tot uiting. In zijn revolutionair-anarchistische Kritiek der Vlaamsche Beweging (1896), waarmee hij bijdraagt tot de radicalisering van de jongere generatie Vlaamsgezinden, verwijt hij de flaminganten hun taal- en rasromantiek. De V.B. moet de sociaal-economische en geestelijke ontwikkeling van de Vlamingen nastreven en mag "niet slechts een taalbeweging zijn".

Zijn bezorgdheid om het taalvraagstuk blijkt echter uit vele latere geschriften en zijn anarchisme verruilt hij voor een humanistische en socialistische interpretatie van de Vlaamse strijd. De V.B. moet een nationale cultuur op Europees peil nastreven, zo stelt hij in zijn essay Vlaamsche en Europeesche Beweging (1900), dat eindigt met: "Om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn. Wij willen Vlamingen zijn, om Europeeërs te worden."

Met het einde van Van Nu en Straks (1901) blijkt Vermeylens revolutionaire vuur geluwd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ondertekent hij als tegenstander van het activisme de protestbrief tegen de vernederlandsing van de Gentse universiteit (8 januari 1916). Als leider van de Brusselse groep passivisten ligt hij, samen met Frans van Cauwelaert en Julius Hoste (jr.), aan de basis van het AVV (6 juli 1919). Hij trekt er zich echter uit terug, omdat hij als overtuigd unitarist het minimumprogramma, met name de spliting van het leger, te radicaal vindt.

@ Nieuwe Encyclopedie Vlaamse Beweging


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van Toen naar Nu - 3

  

 

Jan de Laet was de eerste volksvertegenwoordiger die op 12.11.1863 de grondwettelijke eed in het Nederlands aflegde, wat op hoongelach onthaald werd door de andere kamerleden


1857

Door de liberale kiesoverwinning komt er een definitief einde aan het unionistische tijdperk.

De eerste Vlaamsgezinden tijdens de jaren 1830 en 1840 willen zich niet voor een of andere partij uitspreken. Zij verkiezen boven of buiten de partijen te staan. Hun voorkeur gaat daarom uit naar het unionisme (het stelsel van samenwerking tussen katholieken en liberalen dat van de Belgische revolutie dateert). Zij vrezen immers dat partijtwisten de aandacht van hun zaak zal afleiden.

Vanaf het midden van de jaren 1840 komt de V.B. tot het inzicht dat de taaleisen via het parlement en politieke actie gerealiseerd kunnen worden. Deze nieuwe strategie gaat met tal van experimenten gepaard. Er worden pogingen ondernomen om naast de katholieke en de liberale een derde, zelfstandige, Vlaamsgezinde partij uit te bouwen. Het meerderheidsstelsel (dat alle parlementszetels in een kiesdistrict toewijst aan de partij met de meeste stemmen) maakt het echter bijzonder moeilijk om met afzonderlijke Vlaamsgezinde lijsten Kamerzetels te behalen. Ook wordt geprobeerd een onpartijdige Vlaamsgezinde drukkingsgroep op te richten die de twee traditionele partijen moet beïnvloeden. Deze pogingen kennen over het algemeen weinig succes, temeer omdat de spanningen tussen klerikale en antiklerikale Vlaamsgezinden zeker in de jaren 1850 duidelijker aan de oppervlakte komen. In dit klimaat hebben de Vlaamsgezinden het er moeilijk mee om hun eigen levensbeschouwing helemaal ondergeschikt te maken aan hun Vlaamsgezindheid. Vandaar dat ze aansluiting zoeken bij een van de twee partijen.

Zowel de katholieke partij als de liberale hengelen naar de stemmen van de Vlaamsgezinden omdat zij de doorslag kunnen geven bij verkiezingen vanwege de kleine stemverschillen tussen de partijen. De Vlaamsgezinden hebben het niet onder de markt in de liberale partij die volledig gedomineerd wordt door Franstaligen. Het kiezerskorps van de liberalen bevindt zich in hoofdzaak in Wallonië, terwijl de verfranste burgerij van enkele Vlaamse steden voor de overige zetels zorgt.

1861

In Gent wordt het Vlaamsch Verbond opgericht en in Antwerpen de Nederduitsche Bond, twee Vlaamsgezinde politieke drukkingsgroepen.

Vanaf omstreeks 1860 krijgt de V.B. een grotere slagkracht omdat ze ingeschakeld wordt in een progressief oppositiefront van katholieken, radicalen en Vlaamsgezinden. Deze democratische oppositiebeweging zet zich af tegen het beleid van de behoudsgezinde liberale regering. De drijvende kracht is de middenklasse. Die is na de stemrechtuitbreiding van 1848 haar plaats gaan opeisen in het politieke bestel dat nog grotendeels door de hoge burgerij en adel wordt beheerst. In het Vlaams gedeelte van het land spelen Vlaamsgezinden een vooraanstaande rol in deze ontwikkeling. De V.B. treedt zo in een nieuwe fase. Ze wordt een mobilisatiekanaal van de sociaal ambitieuze, Nederlandstalige burgerij en verwerft daardoor politieke impact en een ruimere achterban. Ze wil niet zozeer meer het hele Belgische volk versterken dan wel de rechten van de Vlamingen doen eerbiedigen. Zo groeit een bewustzijn van gezamenlijke Vlaamse belangen die solidair verdedigd moeten worden. Deze Vlaamse solidariteit ligt aan de basis van het gevoel dat er een aparte Vlaamse stam (= volk = natie) bestaat in België, naast een Franstalig Waalse stam. Deze overtuiging leeft voorlopig uitsluitend bij een minderheid van de Vlamingen.

Katholieke en liberale Vlaamsgezinden willen hun krachten bundelen om hun ideeën politiek te realiseren. Zo ontstaan in het begin van de jaren 1860 de Nederduitsche Bond (Nederduits = Nederlands) en het Vlaamsch Verbond. Behalve de taalrechten verdedigen deze verenigingen het hele gamma van radicale ideeën: antimilitarisme, decentralisatie, afschaffing van het verbod op arbeidersverenigingen, uitbreiding van het stemrecht. Zij hebben nauwe contacten met de jonge arbeidersbeweging.

Een leidende rol in deze ‘unie van opposities’ is weggelegd voor de Meetingpartij. Het verzet van de Antwerpse bevolking tegen de militaire versterking van de stad maakt de progressieve stroming hier zo sterk dat Vlaamsgezinden, katholieken en progressieve liberalen zich verenigen in de Meetingpartij. In december 1862 haalt zij een meerderheid in het gemeentebestuur en een jaar later stuurt zij een vertegenwoordiging naar het parlement. Vooral de Nederduitsche Bond, de Vlaamsgezinde drukkingsgroep in de Meetingcoalitie, weet de vruchten van deze overwinning te plukken. Dit vormt een aansporing voor Vlaamsgezinden elders in het land om een samengaan van katholieke en liberale progressieven te bevorderen. Naarmate echter in de loop van de jaren 1860 de strijd tussen de klerikalen en de anti-klerikalen en de tegenstelling tussen godsdienst en vrijzinnigheid heviger worden, mislukken de toenaderingspogingen. Het Vlaamsch Verbond verdwijnt definitief in 1868 door de ideologische tegenstellingen. De Meetingpartij gaat geleidelijk op in de katholieke partij.

 

Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Willem Elsschot en interview(er)s - Aflevering 10

 

Vraaggesprekken waren zulke kwellingen voor Willem Elsschot dat hij zelfs een keer een plaatsvervanger aanwees : zijn vriend Ary  Delen. Interviewers voelen Elsschots tegenzin al vanaf het begin. Hij antwoordt afgemeten, zet het gesprek naar zijn hand en maakt er een sport van journalisten af te leiden met alcohol. Hieronder praten drie niet eerder geïnterviewde interviewers. 

Te beginnen met Gaston Trogh.

Gaston Troghs vader, René, was bevriend met Walter De Ridder, de oudste zoon van Alfons. Via die weg krijgt de jonge Trogh een exemplaar van het boek Tsjip, waarin de opdracht staat: ‘Aan Gaston Trogh: Antwerpen 16 oktober 1946, de schrijver.’

‘Door Tsjip had ik het werk van Elsschot leren kennen’, zegt Gaston Trogh. ‘Ik besloot in het atheneum mijn scriptie over hem te maken. En daar hoorde voor mij een interview bij. Ik heb de schrijver gebeld en hem een kaartje ter herinnering gestuurd.’ Die herinnering bleek alles behalve overbodig, want de zestienjarige krijgt in januari 1947 deze briefkaart:

Geachte Heer,

Dank voor uw briefkaart. Tot mijn spijt moet ik u zeggen dat ik mij niet kan   herinneren welke afspraak wij gemaakt hebben. Wil u mijn geheugen even opfrissen?

                                  Hoogachtend

                  Alfons De Ridder (Willem Elsschot)

‘Een dame, een dienstbode, denk ik, kwam de deur openmaken toen ik aanbelde en zij vroeg voor wat het was. Toen ik zei dat ik een afspraak had met de schrijver, mocht ik naar boven. Hij zat achter zijn schrijfmachine en vroeg wat ik van hem verlangde. Ik wilde hem enkele vragen stellen en dat kon. Hij was een beleefd, vriendelijk, open mens in mijn ogen. Correct, niet eens afstandelijk. Een contact zoals het nu bestaat tussen prof en student.’

Het interview verscheen in Troghs scriptie en in Wij, het studentenblad van het Koninklijk Atheneum van Berchem.

We gaan voort met de tweede interviewer, Vera Schepens.

In 1957 komt de Gentse schrijver Piet Schepens – specialist Noorse letteren – aanzetten met zijn dochter en een andere studente, de kleindochter van kunstschilder Modest Huys. De meisjes willen een interview voor het tijdschrift Inter Nos van het lyceum in Gent.

Vera Schepens: ‘In 1957 stonden Elsschot en Daisne  hoog aangeschreven. Van Elsschot had ik zowat alles gelezen. Mijn leerkracht was opgetogen toen ik mij eens had laten ontvallen dat ik wel een interview met hem kon krijgen. Gwen ging mee met me, omdat er altijd een redacteur van het blad mee moest. Mijn vader begeleidde ons op de daguitstap naar Antwerpen. Elsschot was vriendelijk en nam de tijd voor ons. We zijn er een paar uur gebleven. We kenden geen steno en de bandopnemers uit die tijd waren niet te tillen. We kregen de tijd om alles goed op te tekenen.’

‘Mijn zoon Charly vindt dat er iets van zijn grootvader in Lijmen zit. Ik herinner me de stapels boeken van mijn vader in de woonkamer. Hij betaalde ze allen aan de uitgever en fietste vervolgens rond om ze te verkopen, tot bij Streuvels in Ingooigem. En mijn moeder had een slecht been met open wonden, maar geen idee of mijn vader daar Elsschot ooit over heeft verteld. Ik schrik ongelofelijk als ik besef dat Elsschot toen vijfenzeventig was. Hij was vinnig, alles behalve duffig. Om eerlijk te zijn: ik heb niet zoveel verschil gemerkt met mijn vader, die was toen zevenenvijftig!’

‘Ik weet niet hoe Elsschot privé was, maar de beschrijving in “Het huwelijk” van een vrouw die opkijkt “als een stervend paard” is me altijd bijgebleven. Dat vond ik behoorlijk grof. Daar heb ik nog steeds bedenkingen bij. Maar, om in de terminologie te blijven, hij was het wel die de teugels in handen had. Mijn vader was precies dezelfde.’

Het interview verscheen in Inter Nos in december-januari 1957.

De volgende interviewers zijn Chris Marteleur en zijn vriend Joachim Wolf.

Op maandagavond 16 juni 1958 slepen zij een zware Grundig bandrecorder van de tramhalte naar de Lemméstraat. Voor Op Sinjoorke, het studentenbladvan het Koninklijk Atheneum in Antwerpen hebben ze er een gesprek met Willem Elsschot. 

Chris Marteleur:  ‘Onze leraar Jean-Baptiste Janssens was een groot fan van Elsschot. En ook de jongens van het atheneum keken op  naar de schrijver. Wij hadden op school net Kaas besproken en ik moet toegeven dat we een beetje gespannen aanbelden. Er kwam een man openmaken en wij zegden, een beetje bedremmeld op de stoep: “We hebben een afspraak met meneer Elsschot.” Wij wisten namelijk niet of hij het was. “Ik zal even kijken of hij thuis is”, zei hij. Op dat moment waren wij zeker : hij was het.

Hij vond het merkwaardig dat we zijn stem wilden opnemen, maar het mocht meteen. We testten het microfoontje, haalden onze voorbereide vragen boven en staken van wal. Zoals : "Hoe is u ertoe gekomen uw eerste werk te doen publiceren?”, “Welk eigen werk vindt u het beste?” en “Welke stad bevalt u het meest?” Alles ging goed tot de vraag: “Gaat u nog schrijven?” Hij antwoordde met luide stem; “Nee, ik schrijf niet meer.”

Hij klonk zo hard dat de jongens opveerden van de schrik. ‘Wij keken naar elkaar, maar kregen geen woord uit onze kelen. We keken naar de bandopnemer alsof die de oplossing zou brengen. Het leek alsof die band eindeloos bleef draaien. We dachten dat we de schrijver zeer beledigd hadden met die vraag, maar hij keek rustig en zei: “Ga maar verder. Als je nog vragen hebt, stel ze.”

Het interview van Marteleur en Wolf werd gepubliceerd in het eerste nummer van het schooljaar 1958-1959 van Op Sinjoorke. De jongens ondertekenen hun verhaal ‘Onze reporters op bezoek bij Willem Elsschot’ met Martelupus.

De audioband is sinds lang gewist, maar Marteleur koestert de opdracht in zijn exemplaar van Elsschots Verzameld Werk: ‘Aan Chris Marteleur, met mijn dank voor zijn belangstelling in mijn werk. Willem Elsschot, 16 juni 1958.’

Raymond

Vrij bewerkt naar "Een Man van Woorden" door Martine Cuyt


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De mooiste foto van Wallonië (volgens RTL)

 

La plus belle photo de Wallonie

Het koren wordt opgerold door de kraaien

(rtl)

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onbekend Japan : G8 Hokaido Toyako Summit 2008

 

 

Onze Japanse  video-producent geeft een zeer sfeervolle impressie van de plaats waar in 2008 de G8-conferentie plaatsvond in zijn land.  Ook krijgen we de handtekeningen te zien van de diverse aanwezige premiers. Gordon Brown ondertekent inderdaad als een kwibus.

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.10 De Islam en de wetenschap
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

 

Islam houdt zich meer bezig met techniek dan met wetenschap. De islamwereld heeft  sinds de 17de eeuw niets meer bijgedragen tot de wetenschappen.

 

In de beginperiode van de islam waren het de geleerden die sterk onder de invloed van de oude Grieken stonden die wetenschap beoefenden. Dit gebeurde aan de hand van de vertalingen gemaakt door de oostelijke christenen die onder moslimbestuur leefden.

 

De mythe van de ‘wetenschappelijke geest’ die destijds zou bestaan hebben in de moslimsteden is niet meer dan dat: een mythe. Het ging hier vooral om een zeer kleine minderheid die gefascineerd was door de griekse filosofie en dweepte met Aristoteles. Zij werden echter als ketters beschouwd zowel door het volk als door de schriftgeleerden.

 

Het logisch denken en de ‘redelijkheid’ hebben nooit gebloeid in de islamwereld en werden zelfs beschouwd als laakbare nieuwlichterij en ketterij, onverenigbaar met de boodschap van de islam.

 

 Islamitische intellectuelen zijn ontroostbaar als zij het hebben over het verdwijnen van de gouden tijden van de islamcultuur, maar zij vergeten dat deze bloei vooral gebracht werd door de buurlanden en overwonnen volkeren uit Indië, Perzië en China. De bloeiende beschavingen die ontstonden in grote steden zoals Bagdad, Kaïro, Ispahan, Cordoba werden aangemoedigd door mecena’s en stonden los van de godsdienst. Geleerden als Avarroès en Avicenna werden vervolgd omdat zij teveel belang hechtten aan de rede en het kritisch denken.

 

Volgens de islamitische juristen is de echte islamitische cultuur ontstaan in Medina, ten tijde van de profeet: hoe men zich moet wassen, hoe men moet eten, hoe men moet bidden, hoe men zich moet gedragen in die of die omstandigheid. Als de integristische islam spreekt over wetenschap, dan wordt hiermee de godsdienstige wetenschap bedoeld. Er bestaat geen wetenschap die los zou staan van de islam.

 

De koran spreekt wel van wetenschap, van geleerden, van de noodzaak om na te denken, van de analyse van gegevens, maar altijd met een religieus oogmerk. Absoluut verboden zijn : het in vraag stellen, de twijfel, het kritisch onderzoek.

 

Dit verklaart waarom moslims vandaag wel richtingen kiezen als wiskunde en informatica, maar veel minder onderwerpen als filosofie en  biologie die de voor eeuwig in de koran vastgelegde waarheden zouden kunnen doen wankelen.

 

De moderne technologie kan enkel ten dienste staan van de islam. Zij wordt getolereerd als zij het islamitisch erfgoed versterkt, of tenminste niet tegenspreekt.

 

In de ganse wereld worden de resultaten gepubliceerd van opzoekingswerk dat tot doel heeft ziektes uit te roeien die de mensheid bedreigen. De islamitische ‘geleerden’ laten werken verschijnen over de ‘geneeskunde van de profeet’. Volgens hen hebben de westerse geleerden niets ontdekt dat niet reeds in de koran beschreven staat. Veel moslimgeleerden zijn er heilig van overtuigd dat alle grote wetenschappelijke ontdekkingen van onze tijd, gaande van de kernfysica tot aan de quantumfysica reeds in het heilig boek vermeld zijn.

.

Vrij naar Anne-Marie Delcambre - Vertaling Regus Patoff

.

 

 


29-10-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nooit gezien : zand-animatie uit Oekraïne

 

 

Verrassend en ontroerend


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het rustigste plekje op Aarde

 

 

De rustigste plek op aarde is niet een tropisch eilandje, maar een uitgestrekt ijsplateau in het midden van Antarctica. Ridge A ligt op 4000 meter hoogte. Van orkanen, stofstormen, aardbevingen of onweer is nooit sprake en een zuchtje wind of een wolk is er een zeldzaamheid.

Wel is het op Ridge A in de winter gemiddeld 70 graden Celsius onder nul en is de lucht er honderd keer droger dan in de Sahara, waardoor het tevens de droogste en koudste plaats ter wereld is. Daardoor is er geen broeikaseffect merkbaar en is de atmosfeer er zo stil, dat de sterren erboven niet fonkelen, maar stralen. De hevige sneeuwstormen waar het continent om bekendstaat, vinden vooral in de lager gelegen gebieden plaats.

Australische en Amerikaanse wetenschappers vonden de plek in hun zoektocht naar de beste plaats ter wereld voor een telescoop. In het tijdschrift Publications of the Astronomical Society of the Pacific schreven ze, dat een telescoop van middelbare grootte op Ridge A bijna dezelfde kwaliteit foto's kan nemen als de ruimtetelescoop Hubble. De grootste uitdaging van een telescoop op die plek is echter het uitvoeren van een reparatie tijdens de zes maanden durende duisternis in de winter.

@ Spitsnieuws


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manten weet van wanten : Filip

 

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Adolf Daens (1839 - 1907)

 

 

Daens studeert filosofie en theologie in Leuven (1866-1868 en 1870-1871). Priester gewijd werkt hij als leraar en parochiepriester. Na een hele reeks professionele problemen keert hij in 1888 terug naar Aalst. Tot groot ongenoegen van zijn bisschop komt zijn naam voor op de publieke stichtingsakte van de Christene Volkspartij (april 1893). Daens heeft wellicht een belangrijk aandeel gehad in de redactie van het programma van de partij en zou het boegbeeld worden.

Bij de parlementsverkiezingen van 1894 raakt Daens als lijsttrekker van de Christene Volkspartij verkozen. In mei 1895 wordt hij te Rome aangemaand de politiek te verlaten. Daens gaat hier niet op in, waardoor de conflicten met de bisschop van Gent escaleren. Dit levert hem in de periode 1895-1897 tien sancties op. In 1898 stemt Daens erin toe om af te zien van elke politieke activiteit in ruil voor een bezoldigd kerkelijk ambt. Omdat de kerkelijke overheid haar belofte niet nakomt, keert hij spoedig terug in de daensistische beweging. De bisschop suspendeert (1898) en degradeert hem (1899). Van 1902 tot 1906 is Daens volksvertegenwoordiger voor Brussel. Enkele maanden voor zijn dood verzoent hij zich noodgedwongen met de Kerk en wordt hij uit zijn partij gezet.

Daens dankt zijn historische betekenis aan de Daensistische beweging. Die koppelde het sociaal progressisme van de christen-democratie aan de Vlaamse emancipatie. Daens bezat niet de uitgesproken Vlaamsgezinde reflex van de andere belangrijke leiders van zijn partij, maar hij vereenzelvigde zich in belangrijke mate met hun standpunten. In 1905 ondertekende hij, samen met zijn broer Pieter, een daensistisch wetsvoorstel tot vernederlandsing van de universiteit van Gent. Gaandeweg zou Daens andere klemtonen leggen dan de andere pioniers van de Christene Volkspartij en daardoor herhaaldelijk met hen in conflict treden, vooral omtrent de (door Daens afgeremde) radicale en autonome opstelling van de partij.

@ Nieuwe Encyclopedie Vlaamse Beweging


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van toen naar nu - 2

 

 

Jan Frans Willems

26 augustus 1849

Het eerste ‘Nederlandsche Letterkundige Congres’ wordt in Gent geopend.

De relaties tussen Nederland en België zijn na de afscheiding van 1830 voor jaren vertroebeld. De spellingoorlog (1837-1844) maakt duidelijk dat heel wat Vlamingen het protestantse Noorden nog steeds wantrouwen, een gevoel dat wederzijds is. De revolutiegolf van 1848 die meer dan één Europees koningshuis doet wankelen, brengt de Belgische koning Leopold I en de Nederlandse Willem II dichter bij elkaar. Deze ervaring zet Ferdinand A. Snellaert ertoe aan een letterkundige Noord-Zuid-bijeenkomst te organiseren. Zijn bedoeling is de ontplooiing van de Nederlandse taal en letterkunde in het Zuiden te stimuleren en de positie van de V.B. te versterken met steun uit het Noorden. De bijeenkomst van 1849 is het begin van een lange traditie van Nederlandse congressen die tot vandaag afwisselend om de twee jaar in Nederland en Vlaanderen plaatsvinden.

De congressen houden zich in de 19de eeuw o.a. bezig met het zoeken naar een eenheidsspelling, de bevordering van het toneel en het stimuleren van het moedertaalonderwijs. Concrete resultaten zullen ze echter nauwelijks hebben o.a. omdat de Noord-Nederlanders de V.B. onverschillig of argwanend aankijken.

23 februari 1851

De naar Jan Frans Willems genoemde cultuurvereniging en drukkingsgroep ‘het Willemsfonds’ wordt opgericht.

De stichters, waaronder Ferdinand A. Snellaert, zien in de versterking van de positie van het Nederlands een voorwaarde voor de versteviging van de Belgische staat. Tijdens de eerste jaren heeft de vereniging geen uitgesproken politieke of levensbeschouwelijke signatuur. Verscheidene priesters, o.a. Jan-Baptist David, worden lid. Vooral na de aanstelling van Julius Vuylsteke in 1862 tot secretaris, evolueert het Willemsfonds steeds duidelijker in liberaal-vrijzinnige richting.

In het spoor van Vuylsteke heeft het Willemsfonds zichzelf altijd in de eerste plaats gezien als een vereniging voor volksontwikkelingswerk "buiten het terrein der staatspartijen". Het legt zich vooral toe op de publicatie van boeken en op de aanmoediging van leerlingen uit het middelbaar onderwijs die zich bij de studie van het Nederlands onderscheiden. Vooraanstaande Willemsfondsers zullen zich persoonlijk in de liberale partij engageren.

21 februari 1852

De Gentse Vlaamsgezinde en vrijzinnige studentenvereniging ‘t Zal wel gaan wordt opgericht.

De Europese revolutiegolf van 1848 stimuleert vooral in kringen van vrijzinnige Vlaamsgezinden een radicaal-democratische en antiklerikale stroming. Een groepje Gentse studenten rond Julius Vuylsteke staat aan de spits van die beweging en sticht ‘t Zal wel gaan. Deze jongeren koppelen Vlaamsgezindheid aan de Groot-Nederlandse gedachte (hereniging van Noord- en Zuid-Nederland) en aan de verspreiding van de vrijzinnigheid. De meest radicalen binnen ‘t Zal engageren zich in de voorlopers van het socialisme. Zij begrijpen dat de strijd tegen de taalverdrukking dezelfde is als die voor de emancipatie van de arbeiders. Vanaf 1859 knoopt ‘t Zal nauwe banden aan met het georganiseerde liberalisme. De link tussen Vlaamsgezindheid en het vroeg-socialisme wordt hiermee definitief verbroken en de vereniging zal zich perfect inpassen in de strijd tussen liberalen en katholieken. Vuylsteke verkondigt vanaf nu de idee dat Vlaamsgezindheid en vrijzinnigheid onafscheidbaar zijn.

Tegen deze stroming ontwikkelt zich in de jaren 1850 een West-Vlaamse, katholieke taalbeweging. Ze wordt geleid door priesters die het West-Vlaams als een middel tot behoud van de voorouderlijke zeden en godsdienst verheerlijken. Guido Gezelle is er de meest invloedrijke vertegenwoordiger van.

27 juni 1856

Een KB richt de zgn. Grievencommissie op.

Hiermee wil de regering tegemoetkomen aan het Vlaamsgezinde protest (naar aanleiding van het 25-jarige jubileum van België) tegen de miskenning van hun taal. Negen vooraanstaande Vlaamsgezinden, waaronder Hendrik Conscience, Jan-Baptist David en Ferdinand A. Snellaert moeten een lijst opstellen van de voornaamste taalgrieven. Hun verslag dringt onder meer aan op een gelijk aantal uren voor de vakken Frans en Nederlands, op de vernederlandsing van de laagste twee klassen van de middelbare scholen in Vlaanderen, op een Vlaamse afdeling van de Académie royale de Belgique, op afzonderlijke Nederlands- en Franstalige regimenten in het leger en op tweetaligheid in de administratie en het gerecht.

De liberale regering die in 1857 aan de macht komt, weigert het verslag openbaar te maken. Wanneer de commissie het in 1859 zelf publiceert, beantwoordt de regering dat prompt met een tegenverslag waarin de rechtmatigheid van de Vlaamse eisen wordt ontkend. Dit zweept het Vlaamse ongenoegen verder op en drijft de Vlaamsgezinden tot samenwerking met de katholieken.

 

 Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Famile Walschap (Willem Elsschot - Aflevering 9)

AAN DE OVERKANT OP NUMMER 12

Marie-Antoinette Walschap (zittend) achter haar Alice Nahon

 

Wat is dat toch met Willem Elsschot en zijn literaire vriendschappen? Of het nu over Claus gaat of over Boon, Ary Delen, Jan Greshoff of Gerard Walschap, vroeg of laat komt er steevast een haar in de boter. Blijkbaar staan zijn ingeschapen argwaan en kittelorigheid het smeden van warme en duurzame banden in de weg. Zijn verhouding tot Gerard Walschap is hiervoor zeer illustratief.

De familie De Ridder woonde sinds 1919 in de Lemméstraat op het nummer 19, dat later het nummer 21 wordt. Tien jaar later koopt Gerard Walsschap het huis er schuin over op het nummer 12 en gaat er met zijn gezin op 1 maart wonen. Ze zullen er jarenlang elkaars overburen worden.

Toch is er van in den beginne af weinig contact tussen de twee letterkundigen, wel dreigt er verwarring bij de postbode. Als Elsschot en Walsschap er zeker van zijn dat de overbuurman dezelfde tekst ontvangen heeft, mededelingen van de Vereniging van Letterkundigen bijvoorbeeld, herstellen ze de vergissing niet. In het andere geval wel. Walschap ontvangt geregeld stukken waarop Elsschot geschreven heeft: ‘Uw trouwe briefdrager Willem Elsschot.’

Het eerste achterhaalde bezoek dateert van 16 december 1933. Marnix Gijsen belt Elsschot op met de vraag of hij even kan langs komen op nummer 12. De vierschaar Gijsen-Walschap-Roelants-Herreman wil in maart beginnen met de publicatie van Tsjip in Forum. Gijsen zal de contactpersoon worden, eerder dan Walsschap, wiens rol beperkt blijft tot brievendrager tussen Elsschot en Gijsen. Elsschot noemt de vier ‘Het Quadrumviraat’ of ‘het Concilie’ en betreurt dat hij het verhaal over zijn eerste kleinzoon aan Forum heeft gegund. De bedoeling was niet Walschap, maar Jan Greshoff te plezieren en die wil het verhaal liever in Groot Nederland. Elsschot hoort lange tijd niets van Walschap en de zijnen  en vraagt zich af of ‘zij hem van een duivelse opzet verdenken, van een provocatie , een weigering.’

Helemaal op zijn heupen krijgt de overbuur het wanneer Walsschap via Marnix Gijsen inhoudelijke commentaar geeft op zijn troetelkind Tsjip. Gijsen stuurde de brief van Walsschap door naar Elsschot en schreef in de marge:  ‘Waarde heer De Ridder, Walsschap die u de brief moest bezorgen, schrijft me dit. Wilt u het me terugzenden. Hij heeft gelijk. Veel goeds van M.G.’ Waarop De Ridder dezelfde weg kiest en aan Gijsen schrijft: ‘Bedankt hem in mijn naam voor zijn terechtwijzing.’

Wanneer blijkt dat Walschap het boek niet volledig heeft gelezen en ‘de heren literatoren voornamelijk hun eega’s hebben opgezadeld met de klus’, is de maat voor Elsschot vol :

 Ik geloof dat Tsjip vooral in den smaak van de vrouwen zal vallen. Dat ondervond ik reeds bij Walsschap en bij Goris. En nu weer bij Roelants. Zij worden, geloof ik, door hun vrouwen verplicht Tsjip de absolutie te geven.Walschap, die het boek meer dan een maand thuis heeft gehad (’t is aan W. dat ik het ter hand stelde) zond het eindelijk aan zijn maats door zonder het gelezen te hebben. Dat moest hij veertien dagen geleden bekennen, toen ik bij hem was. Hij had ‘het eerste hoofdstuk gelezen’ en zich dan van het pak ontlast. Maar zijn vrouwtje had het doorgebeten. Ik vind het een rare manier van doen. Had hij ’t boek tenminste gelezen dan had ik zijn kritiek op Leda nog kunnen slikken, maar zoo kan het er niet mee door.

Volgens Carla Walschap is het niet haar vader die het doorzenden van het manuscript belemmerd heeft, zoals Elsschot in een brief aan Jan Greshoff beweert, maar is het bij Gijsen dat het een tijdje is blijven liggen. Wat meer is:

Elsschot zou dat maar al te goed geweten hebben. Carla Walschap:   ‘Waarschijnlijk moet er vroeger iets zijn gebeurd tussen die twee, maar wat? Alle besprekingen van mijn vader van Elsschots werk waren gunstig. Zelfs Elsschot himself kon er geen graten in vinden. Een doodgewone jalousie de métier?’

Wanneer Elsschot toevallig van Yvonne Batta-Snoeck verneemt hoeveel een uitgave in de Blauwe Snoeckjes-reeks zou opleveren, hoort de zakenman de kassa rinkelen. Zijn trouwe brievendrager van de overkant blijkt een van de initiatiefnemers van die reeks te zijn, maar heeft daar tegenover Elsschot met geen woord gerept. Toch zal er nooit een werk van Elsschot in verschijnen.

Als Walschap op een avond bij baron Opsomer zegt dat hij moeilijk te vertalen is, biedt Elsschot (overmoedig? uitdagend?) aan het moeilijkst te vertalen verhaal uit Volk om te zetten in het Frans. Het wordt Genezing door aspirine. Een paar dagen later geeft Elschot zijn vertaling aan zijn overbuur af, die zeer vereerd is. Helaas, blijkt dat uitgever Snoeck-Ducaju er niet over te spreken is. Het is zo weinig Frans Frans dat er twee andere vertalers aangesteld worden. Walschap durft dat niet te zeggen tegen zijn zestigjarige overbuur. De vertaling Cure d’aspirine zal uiteindelijk verschijnen met als vertaler Willem Elsschot op het omslag, maar natuurlijk ziet Elsschot onmiddellijk dat het niet zijn vertaling is. Het hoeft geen betoog: hij voelt zich in de maling genomen.

 

Op 10 mei 1947 polst Walschap, op bezoek bij Elsschot, of hij het lidmaatschap van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde zou aanvaarden, indien verkozen.

Nee, dus. Waarom vragen ze hem nu pas en waarom vraagt de Academie het niet zelf? Tot hij zich bezint en Walschap telefonisch inlicht dat hij er toch maar zal op ingaan.

Walschap verdedigt met hand en tand Elsschot voor de Academie, maar het mag jammer genoeg niet baten, Elsschot wordt niet verkozen. Elsschot voelt het alweer als een vuile streek van de snoodaard tegenover.

Willem Elsschot mag zich dan in de omgang vrij afstandelijk tegenover Gerard Walschap opstellen, tegenover zijn zoon Lieven was hij heel toegankelijk. Lieven zag in hem een tweede vader en kwam er bijna dagelijks aan huis om met hem te babbelen over de meest verscheidene zaken, maar ook om er platen van Bach te beluisteren. Bach was namelijk de absolute voorkeur van beiden.

Maar het onwaarschijnlijke gebeurde: Lieven, amper 18 jaar, wordt verliefd op Anna De Ridder, die dubbel zou oud was. Het leidde tot een relatie die 20 jaar zou duren. Carla Walschap: ‘Lieven en Anna betekenden een ramp, de hel voor mijn ouders. Anna was een getrouwde vrouw én de dochter van Elsschot. Ik vermoed dat Elsschot in zijn vuistje heeft gelachen. Revanche! Mijn ouders waren verslagen. Je moet bedenken dat de moraal in 1948 geheel anders lag dan nu. Heel Antwerpen heeft erom gelachen.’

Anna De Ridder (1912-2003): ‘Walschap en zijn vrouw zijn op een dag bij Pa gekomen om over de zaak te spreken. Pa heeft toen smalend Fine geroepen, die in de keuken was: “Is ons Anna al meerderjarig?”

‘Schitterend verhaal’, repliceert Carla, ‘maar volkomen fantasie.’

Walschap en zijn vrouw Ninette deden er alles aan opdat de relatie zou verbroken worden. Zelfs pastoor José Aerts – beter gekend onder zijn pseudoniem Albert Westerlinck – werd naar Anna gestuurd, met succes – maar niet voor Gerard en Ninette Walschap. Carla: ‘Westerlinck kwam gecharmeerd terug. Hij had goed gedronken en was verkocht. Westerlinck hield er een nieuw adres aan over.’

 ‘Elsschot en mijn vader waren geen vijanden, zeker geen openlijke vijanden. Zij waardeerden elkaar en wisten allebei genoeg van de schrijfkunst om van elkaar te weten dat er in hun werk meer zat dan woorden.’

‘Elsschot is geen volksschrijver. Hij is geen auteur voor een erg groot publiek, wel voor lezers met een goede literaire neus. Het prachtige gedicht “Het huwelijk” zal me blijven ontroeren. En toen ik Fine voor het eerst zag, kon ik niet anders dan aan de woorden “als een stervend paard” denken. Dat langgerekte van haar gezicht had inderdaad iets van een paard.’

‘Elsschot was een vreemde man. Hij viel op door zijn pogingen om niet op te vallen. Hij was opvallend stijf. Droeg overigens nog een stijve boord. Hij zag er erg burgerlijk uit. Ik zie hem nog wandelen aan de overkant van de straat, in zijn lange, donkergrijze overjas, deftig alsof hij alle dagen naar het Ministerie van Financiën schreed.’

Wanneer later Carla Walschaps schrijversdebuut Niet schreien, ouwe (met 12 pentekeningen van vader Gerard) uitkomt, stopt ze een exemplaar in de bus aan de overkant op nummer 21. Om Lieven een plezier te doen. Elsschot was een van de eersten die reageerden. Op 19 maart 1959 schrijft hij Carla aan als ‘Geachte Confrator in de letteren.’

‘Hij heeft een kind, een beginner, een plezier willen doen en Walschap willen tonen dat hij een brave man was die het goed meende’, zegt Carla Walschap.

‘Hij streepte zinnen aan als: “Misschien ontmoeten eenzamen mekaar nooit” om te bewijzen dat hij het boek geheel en grondig had gelezen. Ik was heel tevreden over die zin. Elsschot is de enige die hem heeft opgemerkt.’

‘Voor alles bestaat maar één enkel, het juiste, woord. Geen onbenulligheden, geen natuurbeschrijvingen ertussen die er niets mee te maken hebben. Dat heb ik geleerd van Elsschot en Walschap.’

Raymond

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kende ik maar een groter woord dan liefde ...

 

 

1933

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Géén afbeeldingen !

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.9 De Islam en de afbeeldingen
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

 

De heilige boeken (koran en soenna) verbieden uitdrukkelijk de afgoderij en het maken van figuratieve afbeeldingen. Zo zal men in een moskee nooit een afbeelding (beeld of schilderij)  vinden, en bestaat de decoratie enkel uit knappe arabesken en mozaïeken.

 

Mohamed zou tijdens zijn leven eigenhandig kruisbeelden, beeldhouwwerken, muziekinstrumenten en wijnkruiken vernield hebben. Als men zich strikt aan de voorschriften van de profeet zou gehouden hebben, dan zouden er in de islam geen schilderkunst, beeldhouwkunst of muziek bestaan hebben. Maar de veroveringen zouden de islam in contact brengen met niet-semitische volkeren die wel aan figuratieve kunst of aan literatuur deden. Zo zijn de sprookjes van ‘Duizend en één nacht’ ontstaan in Indië, Perzië en China. Het wordt dan ook duidelijk waarom de moslim-integristen deze ‘vreemde’ aanwinsten willen loskoppelen van de moslimcultuur zoals deze bestond ten tijde dat de profeet in Mekka verbleef. Zo werd in 1985 een ongecensureerde uitgave van ‘Duizend en één nacht’ bij wet verboden in Kaïro. En iedereen herinnert zich nog het opblazen van de twee reusachtige boeddha-beelden in de Bamyan-vallei van Afghanistan, enkele maanden voor de aanslagen van september 2001: alhoewel zij dateerden van voor het ontstaan van de islam werden zij toch beschouwd als afgoden en daarom vernietigd.

 

Vrij naar Anne-Marie Delcambre - Vertaling Regus Patoff

 

 

 

.

 

 

 

 


28-10-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een van de eerste televisie-uitzendingen in Europa : 1935 Parijs

 

 

Lise Gauty zingt een Frans liedje

 




Golfbrekers

Verbonden maar niet aan banden. 

KLIK HIER OM NAAR GOLFBREKERS TE GAAN


Foto

Deze blog leeft van de liefde, de wind en veel enthousiasme. U kan onze werking steunen via 

 banknr 610-5790800-88 

 IBAN BE56 6105 7908 0088 

 BIC DEUT BE BE




Archief Freddy Van Gaever : hier klikken


Opera, Belcanto - Operette en populair klassieke muziek
  • Hier klikken

  • Stuur ons uw reactie



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!