Marine Le Pen heeft van het Front National een partij gemaakt waarvan de gevestigde politiek erg onrustig wordt. De slechtheid van het Front spreekt niet meer vanzelf.
Ma-rine président, Ma-rine président, Ma-rine président! Iedereen in de oude bibliotheek van de universiteit van het Noord-Franse Lille staat, juicht, klapt en scandeert haar naam. Sommigen hebben tranen in de ogen. Voor sommige devote fans is Marine Le Pen een 21ste eeuwse Jeanne d’Arc die Frankrijk komt redden. Redden van de immigratie, de islamisering, de globalisering, het roofkapitalisme en de euro.
Een uur lang heeft ze gesproken, uit het hoofd, zonder hapering. Een speech met veel vaart en af en toe een harde klap op het katheder. „Ha! een minaret van 25 meter in Marseille! Eentje van 30 meter in Straatsburg! Wie biedt er meer?”
De 42-jarige Marine, vanavond gekleed in een blauw jasje, spijkerbroek en zwarte laarzen, probeert al jaren een respectabele volkspartij te maken van het Front National. Dat betekent weg met de radicale elementen. En geen woord meer over de jodenvervolging alstublieft. Al ’8293 keer’ heeft ze gezegd dat ze hier ’een andere kijk’ op heeft dan vader Jean-Marie. Die schatte het aantal vermoorde joden op ’honderdduizenden, misschien miljoenen’ en twijfelde aan het bestaan van de gaskamers.
„Marine is modern, ze is een werkende, gescheiden moeder. En ze is bijvoorbeeld niet tegen abortus”, zegt Fanny Pinat (29) enthousiast. „Ze vindt alleen dat het ziekenfonds het niet moet vergoeden”, voegt de secretaresse op een makelaarskantoor er aan toe.
Een avond Marine is een familie-uitje. Veel mensen zijn gekomen met hun kinderen, soms met hun hond. Na afloop zijn er sandwiches met ham of kaas, en bier en wijn. Skinheads zijn er niet, wel jonge mannen in blauwe T-shirts met de tekst ’De jongens van de Marine’.
Marine toert langs alle partijafdelingen, ze is op campagne voor de strijd om het leiderschap van het FN. Haar concurrent, holocaustrelativist en japanoloog Bruno Gollnisch, heeft de steun van de traditionele katholieken in de partij. Maar deze bedaagde zestiger lijkt kansloos tegen het geweld van zijn concurrente, die alom tegenwoordig is in de media.
Enkele populaire talkshowhosts van de publieke omroep boycotten Marine nog, maar steeds meer mensen vragen zich af waarom eigenlijk. De slechtheid van het Front spreekt niet meer vanzelf.
Wat ook groeit: de onrust bij de rechtse regeringspartij UMP en de socialistische PS, door Marine altijd op één hoop geveegd tot UMPS. Bij de presidentsverkiezingen van 2007 leek de winnaar, Nicolas Sarkozy, het FN voor langere tijd te hebben uitgeschakeld. Maar Marine’s ’Lepenisme met airbag’ slaat aan: 17 procent overweegt op haar te stemmen bij de presidentsverkiezingen van 2012. 27 procent van de kiezers oordeelt positief over haar, een hogere score dan haar vader ooit kreeg. 43 procent vindt dat zij een nuttige rol in de Franse politiek speelt.
Dankzij haar mag het Front hopen op een reprise van 21 april 2002: toen bereikte vader tot grote schrik van alles en iedereen de tweede ronde van de presidentsverkiezingen, ten koste van de linkse kandidaat Lionel Jospin. Frankrijk mocht kiezen tussen Jacques Chirac en Le Pen en schaamde zich diep. Nu wordt gespeculeerd over een ’omgekeerde 21e april’. Dat is een scenario waarbij dit keer de kandidaat van rechts (president Sarkozy) de eerste ronde niet overleeft.
Marine is moeilijker te bestrijden dan haar vader, een man die onbekommerd sprak over de ongelijkheid van rassen. Een aanval op haar voorstel de eurozone te verlaten blijft uit, omdat men haar geen podium wil geven dat standpunt te verkondigen. En een poging het fascisme-spook tegen Marine in stelling te brengen, omdat ze een groep moslims had vergeleken met bezetters, faalde vorige week jammerlijk.
Marine doelde op gelovigen die bidden op de openbare weg. Dat gebeurt bijvoorbeeld elke vrijdag in het Parijse 18e arrondissement. Een hele straat wordt er voor afgezet, door de buurt schalt de oproep tot gebed door luidsprekers die op de stoep staan. Vele honderden gelovigen in djellaba rollen hun bidmatje uit op het asfalt. De praktijk wordt al jaren gedoogd. „Er zijn mensen die erg graag over de oorlog praten”, zo leidde Marine haar offensief in. „Nou, het spijt me hoor. Maar als je het over een bezetting hebt, dan is dit er ook een. Een bezetting van een strookje territorium. Natuurlijk, er zijn geen tanks, geen soldaten. Maar de omwonenden hebben er wel erg veel last van.”
De ’UMPS’ liep met open ogen in de val. „Het masker is gevallen, zij is een extremiste”, zo klonk het. En: „Stuitend, precies haar vader!” Maar de verontwaardiging maakte weinig indruk: Vier op de tien Fransen steunen Marine’s afkeer van het openluchtbidden.
Want ook al is de vergelijking buitensporig, het zit niemand lekker, die bebaarde salafisten die beweren dat zij nergens anders terecht kunnen. Het duurde niet lang of de polemiek draaide vooral om wat Marine had aangekaart. Weldra ging het over de vraag hoe de Franse laïcité, de scheiding tussen kerk en staat, in ziekenhuizen, bedrijven en scholen moet worden beschermd.
In Lille laat Marine zich deze overwinning goed smaken. „De socialisten zeggen nu ook dat sommige gebieden vrij moeten zijn van religie. Maar als er iets bevrijd moet worden, dan is er toch sprake van een bezetting, of niet?”
Marine fascineert de Fransen, net als haar vader. Hoe is het om een dochter van de duivel zelf te zijn? En waarom eigenlijk treedt zij eigenlijk in zijn voetsporen? Daarover vertelt zij in een verhelderend boek, ’À contre flots’, Tegen de stroom in, dat in 2006 verscheen. Het opent met de spectaculaire aanslag op de Parijse woning van de familie Le Pen in 1976, een actie van anti-fascisten. Er vallen geen doden, maar de bom verwoest twaalf appartementen van het gebouw volledig: „Het is een poppenhuis geworden, ik heb vrij zicht op alle kamers.” De kamer van een baby van de buren wordt weggeblazen, het stevig ingebakerde jongetje belandt vijf verdiepingen lager in een boom en breekt alleen een armpje. Het matrasje zorgde voor een zachte landing.
Zo ontdekt de achtjarige Marine dat haar vader aan politiek doet. In 1974 is Jean-Marie presidentskandidaat voor het twee jaar eerder opgerichte FN. Het is dan een splinter die onderdak biedt aan oud-collaborateurs, royalisten, strenge katholieken en oud-leden van OAS, een club van officieren die zich had verzet tegen de Algerijnse onafhankelijkheid. Le Pen haalt 0,75 procent van de stemmen.
Door de aanslag wordt Marine zich bewust van het cordon sanitaire om haar heen. Ze ziet hoe haar vader, die mensen kennelijk dood willen hebben, wordt genegeerd door de autoriteiten. De daders zijn nooit gevonden en er is ook nooit serieus naar gezocht, vermoedt ze. Voor de familie Le Pen en de andere dakloze families, is er geen ’gymzaal die de gemeente ter beschikking stelt, geen traumateam van psychologen’.
Vriendinnetjes mogen niet meer bij haar logeren. Te gevaarlijk, vinden hun ouders. Op school krijgen de meisjes Le Pen te maken met zoveel vijandelijkheid, dat haar zus Yann het vlak voor haar eindexamen voor gezien houdt en naar de tropen vlucht. Marine gaat met buikpijn naar de lessen geschiedenis en maatschappijleer, sessies die ’vaak uitdraaien op een gelegenheid om mij duidelijk te maken dat ik verwekt was door een monster’. De laïcité vergt niet alleen religieuze neutraliteit, brengt Marine in herinnering, maar ook terughoudendheid op politiek gebied. Maar ’heel gunstige uitzonderingen daargelaten’ verdringt men zich bijna om Marine te vertellen hoe groot de afkeer van haar vader is. „Het was alsof ze er een medaille mee konden verdienen.”
Toen zij rechten studeerde vond een docent het een aardig idee om de veroordeling van haar vader wegens ’verheerlijking van oorlogsmisdaden’ in 1973 in een werkgroep te bestuderen. Le Pen had dit te danken aan zijn platenuitgeverij die politieke toespraken en liederen uitbracht, waaronder ook nazi-gezangen.
Toen ze advocaat werd, bleek dat geen kantoor iemand met haar achternaam wilde hebben. Haar eerste huwelijk, waaruit drie kinderen voortkwamen, mislukte voor een deel doordat ’het moeilijk is de man te zijn van de dochter van Le Pen’. Uiteindelijk lukt het wel als advocaat, maar raakt ze betrokken bij het Front. „De politiek is een virus, als je het hebt opgelopen moet je er aan geloven”, schrijft ze daar over.
„Ze moest een keus maken”, zegt Caroline Fourest, een essayiste en journaliste die werkt aan een biografie over Marine. „Ze kon zich de rest van haar leven blijven schamen en alleen maar last hebben van haar naam. Of ze kon de voordelen van de erfenis accepteren: een partij en een politiek gevecht.”
Toen haar vader in 2005 de Duitse bezetting van Frankrijk omschreef als ’niet bijzonder inhumaan’, overwoog zij even te stoppen. Al haar arbeid om de partij te ont-demoniseren leek voor niets te zijn geweest. Maar ze bleef.
Caroline Fourest vreest dat door haar succes bij andere partijen het niveau daalt. „Het gevaar is dat het FN het zo goed doet dat rechts ook idiote termen in het debat introduceert en dat links niets durft te zeggen. Gelukkig probeert links hier te leren van fouten die zusterpartijen in landen als Nederland hebben gemaakt. Ze hebben het voordeel dat ze zich nooit echt bekend hebben tot het multiculturalisme en dat ze veel waarde hechten aan de laïcité.”
Copyright © 2007 Politiek.net
|