In november van het jaar 1327 wordt de Franciscaner monnik William van Baskerville door de Duitse keizer, Lodewijk van Beieren, naar een Benedictijner abdij in Noord-Italië gestuurd, met als opdracht een congres te organiseren waaraan Benedictijnen en Franciscanen
zullen meewerken, in een poging een oplossing te vinden voor het
voortslepende conflict tussen de Franciscaanse minderbroeders en de paus.
Op de eerste dag van hun verblijf bezoeken William en Adson het scriptorium en de bibliotheek. Die bibliotheek, die de trots is van het klooster en honderden manuscripten bevat, is een labyrint
waartoe slechts de bibliothecaris, Malachias van Hildesheim, toegang
heeft. Enkele dagen voor William en Adson in het klooster aankwamen,
werd de monnik Adelmo van Otranto dood aangetroffen. De omstandigheden
van zijn dood zijn verdacht en scherpzinnige William begint op discrete
wijze een onderzoek.
Op de tweede dag van hun verblijf doet zich nog een moord voor: in
een vat dat het bloed van een pasgeslacht varken bevat, wordt het lijk
van Venantius van Salvemec ontdekt, een monnik die in het scriptorium
werkte en ook Grieks kende. William raakt er zodoende van overtuigd dat
de bibliotheek en het scriptorium een centrale rol spelen in het
mysterie.
Op de derde dag verdwijnt een andere monnik, een zekere Berenger.
Zijn lijk wordt tegen de avond gevonden: verdronken, zo lijkt het, maar
William komt erachter dat de monnik is vergiftigd. Intussen gaat Adson
alleen op onderzoek uit in de bibliotheek. Hij wordt bang en vlucht. In
de keukens van het klooster ontmoet hij een meisje uit het naburige
dorp dat hem inwijdt in de geheimen van de liefde.
Op de vierde dag komen de Franciscaanse minderbroeders
aan voor het congres. Daarnaast wordt de knecht Salvatore samen met het
meisje ontdekt dat eerder Adson had verleid; het meisje wordt
beschuldigd van hekserij
en opgesloten. Terwijl ieders aandacht uitgaat naar de erudiete
bijeenkomsten op het congres en de beschuldiging van hekserij, vindt er
een nieuwe moord plaats: de herborist Severinus wordt met ingeslagen
schedel gevonden, nadat hij aan William verteld heeft over een
geheimzinnig manuscript. De cellarius, Remigio van Varagine, wordt
beschuldigd van de moord.
Op de vijfde dag wordt de bibliothecaris Malachias dood
aangetroffen. Terwijl hij het lichaam onderzoekt, merkt William op dat
drie vingertoppen van de rechterhand zwart gekleurd zijn. Eenzelfde
fenomeen had hij eerder al vastgesteld bij de andere doden; dit doet
hem vermoeden dat de slachtoffers zijn vergiftigd. Terwijl hij naar
andere aanwijzingen zoekt, ontdekt William een geheime doorgang die
toegang geeft tot het centrale, geheime deel van de bibliotheek.
In de nacht tussen de zesde en de zevende dag dringen William en
Adson door in de bibliotheek. Plots horen ze iemand die de
verstikkingsdood sterft achter de wand: ze ontdekken een geheime kamer
en de zesde dode blijkt de abt zelf te zijn.
Uiteindelijk slagen William en Adson erin het mysterie op te lossen.
In het geheime centrum van het bibliotheek-labyrint wordt een
manuscript bewaard: het gaat om het tweede boek van de Poetica van Aristoteles, over de komedie,
waarvan men dacht dat het verloren was gegaan. Jorge van Burgos, de
ex-bibliothecaris, wilde niet dat de monniken op de hoogte waren van de
inhoud van het (heidense) manuscript en had het ingesmeerd met dodelijk
vergif. De oude Jorge wordt zo ontmaskerd maar probeert het manuscript
uit de handen van William te redden door de in gif gedrenkte paginas
van het boek op te eten en de bibliotheek in brand te steken. Zo gaat
het manuscript van Aristoteles definitief verloren en wordt Jorge de
zevende dode. Ben tot tweemaal opnieuw aan het boek beginnen lezen uiteindelijk ben ik dan de film gaan huren,om vervolgens dan het boek nog is ter hand te nemen Dus..kijk eerst naar de mouvie en lees dan het boek , is
dan een iets makkelijker opgave om het tot een goed eind te brengen en het boek
helemaal uit te lezen
|