Uitleg opties xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Opties zijn rechten om een bepaalde onderliggende waarde te kopen of te verkopen. Het recht geldt gedurende een vaste periode, met een vaste koop / verkoopprijs. Opties kunnen betrekking hebben op verschillende onderliggende waarden.
Voorbeelden zijn:
- Aandelen
- Indexen
- Valuta
- Obligaties
Iemand die een optie bezit heeft dus het recht om een onderliggende waarde te kopen of te verkopen. Een optie met een kooprecht is een calloptie, een optie met een verkooprecht is een putoptie. Opties zijn geldig gedurende een bepaalde tijd. Opties van Amerikaanse stijl kunnen op ieder moment worden uitgeoefend tijdens de looptijd van de optie. Opties van Europese stijl kunnen alleen aan het eind van de looptijd worden uitgeoefend. Het meest wordt er gehandeld in aandelen- en indexopties.
Daar zal ik me dan ook tot beperken. Aandelenopties zijn van Amerikaanse stijl, indexopties zijn in Europese stijl. Bij aandelen- en indexopties gaat het bijna altijd om een onderliggende waarde van 100 stuks. Een calloptie Aegon houdt dus in dat de houder het recht heeft om 100 aandelen Aegon te kopen. Deze optie kan gedurende de looptijd op ieder moment worden uitgeoefend.
Voorbeeld 1:
Iemand koopt de volgende optie:
Aegon call oktober 2005 10,00
Dit houdt in dat de houder van deze optie tot en met de derde vrijdag van oktober (vervaldag, expiratiedag) het recht heeft om 100 aandelen Aegon te kopen tegen een vaste prijs van 10,00 euro per stuk.
Opties zijn vrij verhandelbaar op de derivatenbeurs te Amsterdam. Als iemand een optie heeft gekocht, kan hij deze dus zonder hem uit te oefenen weer doorverkopen. Een koper van een calloptie zal deze optie kopen omdat hij deze optie graag wil uitoefenen om de onderliggende waarde in bezit te krijgen, of om er aan te kunnen verdienen door een koerswinst te behalen. In beide gevallen zal de onderliggende waarde moeten stijgen om een winst te realiseren.
Voorbeeld 2:
Iemand koopt in oktober 2004 de volgende optie:
Unilever call januari 2005 40,00
Stel: de koers van Unilever is op het moment van de aankoop van de optie 38,00. De optie is gekocht voor 1,20. Als het aandeel Unilever stijgt en vervolgens boven de 40,00 uitkomt, is het aantrekkelijk om de optie uit te oefenen. Er wordt pas winst gemaakt als de koers van Unilever boven de 41,20 stijgt, want dan is pas ook het betaalde bedrag van de gekochte calloptie terugverdiend. Als de koers van het aandeel Unilever in december 2004 bijvoorbeeld op 45,00 staat, kan de optie ook worden doorverkocht met winst. De optie wordt dan bijvoorbeeld verkocht voor 6,00. Er is dan een brutowinst gemaakt van (6,00 1,20) x 100 = 480,-.
Bij putopties wordt er verdiend bij een koersdaling van de onderliggende waarde. Het is een verkooprecht voor een vaste prijs. De waarde van een optie neemt toe als de waarde van de onderliggende waarde afneemt. Er kan door de optie door te verkopen een winst worden gemaakt als de onderliggende waarde is gedaald. Maar het kan ook mogelijk zijn dat iemand een putoptie koopt terwijl hij de onderliggende waarde bezit. Hij dekt zich dan in voor een koersdaling van die onderliggende waarde.
Voorbeeld 3:
Iemand bezit 100 aandelen ING, gekocht voor 15,00 per stuk. Tevens bezit hij een putoptie ING mei 2005 15,00. Deze optie is gekocht voor 2,00. Als de koers van ING naar 10,00 daalt, zou het recht van de optie kunnen worden uitgeoefend. Er worden dan 100 aandelen ING verkocht voor 15,00 terwijl de koers 10,00 bedraagt. Op die manier wordt het verlies dat wordt geleden door de koersdaling, beperkt door een putoptie.
De waarde van een optie bestaat uit intrinsieke waarde en uit tijds- of verwachtingswaarde.
Als een calloptie een uitoefenprijs heeft van 10,00 terwijl de koers van de onderliggende waarde op dat moment 11,00 bedraagt, dan is de intrinsieke waarde van de optie 1,00. Als de optie op dat moment 1,50 kost, is 50 cent daarvan de tijdswaarde. Mensen verwachten dan dat de onderliggende waarde nog kan fluctueren in de tijd dat de optie geldig is. Hoe korter de resterende tijd tot de expiratiedatum, hoe lager de verwachtingswaarde is.
Een optie die pas over enkele jaren afloopt, zal dus een hoge tijdswaarde hebben. Een optie die binnen een paar dagen afloopt, zal weinig tijdswaarde hebben. Bij het bezitten van een optie, heeft een belegger een longpositie. De optie is gekocht. Tegenover de longpositie staat de shortpositie. Een belegger gaat short als hij opties verkoopt (schrijft) zonder deze in bezit te hebben.
Iemand kan bijvoorbeeld 100 aandelen Aegon bezitten en dan een calloptie schrijven. Als de koper van de optie zijn recht gebruikt en 100 aandelen wil kopen, is de verkoper (schrijver) van de optie verplicht om 100 aandelen af te staan. De koper van een optie heeft dus een recht, de verkoper heeft een mogelijke plicht. Als aandelenopties worden uitgeoefend, gaat het gewoon om aandelen. Maar als indexopties worden uitgeoefend, gaat het om geld. Indexopties worden cash-settlement afgerekend.
Voorbeeld 4:
Iemand bezit de volgende optie:
AEX call december 300
Als de AEX op het moment van de expiratie op 310 punten staat, moet de schrijver van de optie 10 x 100 = 1000,00 aan de eigenaar van de optie betalen. Dat is dus 1 euro per indexpunt. Het is een groot risico op opties te schrijven. Als iemand bijvoorbeeld callopties schrijft van een aandeel, en de koers van dat aandeel stijgt veel, dan is de kans groot dat de optie wordt uitgeoefend. De schrijver van de optie is dan verplicht om de aandelen te leveren. Omdat de koers flink is gestegen, gaat dit veel geld kosten.
Vaak kunnen deze grote risicos worden ingedekt door bijvoorbeeld naast het schrijven van een optie, ook een optie te kopen. Als er alleen maar een optie wordt geschreven (ongedekt, dus zonder de onderliggende waarde in bezit te hebben, of zonder andere opties te kopen die een deel van het risico dekken) verplicht de bank de schrijver tot het aanhouden van een margin, een bepaald geldbedrag. Door het aanhouden van een margin wordt er voor gezorgd dat schrijvers van opties hun verplichtingen kunnen nakomen.
Zoals gezegd, kan de houder van een calloptie verdienen aan een koersstijging. De houder van een putoptie verdient aan een daling. Ook kan de eigenaar van een optie winst maken of verlies voorkomen door de optie uit te oefenen, zoals ik heb uitgelegd. Nu de kant van de schrijver. Deze heeft er belang bij dat de door hem geschreven optie waardeloos afloopt. Op die manier hoeft hij niet aan zijn plicht te voldoen, terwijl hij wel de premie heeft ontvangen. Dit is dus een winst zonder een investering. In percentages een oneindige winst.
Ook kan de schrijver een andere bedoeling hebben. De schrijver van een putoptie kan putopties van een aandeel schrijven omdat hij dit aandeel graag wil kopen. Tevens ontvangt hij dan nog de premie voor de verkochte optie. Als de optie waardeloos afloopt, is dat geen probleem. De premie is verdiend, en er kan opnieuw een put geschreven worden. Bij callopties is het in dit voorbeeld juist net andersom. Dan wil de schrijver van zijn aandelen af.
Naast het kopen of verkopen van een optie zijn er ook nog verschillende strategieën mogelijk.
De volgende (veel voorkomende) strategieën zal ik kort bespreken:
- Putspread
- Callspread
- Bullspread
- Bearspread
Ik ga steeds uit van het aandeel Koninklijke Olie, met een koers van 40,00. Ik zal de strategieën niet uitleggen, maar met voorbeelden duidelijk proberen te maken.
Putspread
Koop put mei 2004 44,00 tegen 4,50
Verkoop put mei 42,00 tegen 2,80
Investering: 4,50 - 2,80 = 1,70 (maximale risico)
Winst: Als het aandeel tot de expiratie in mei beneden de 42,00 blijft. Dan wordt de geschreven put (42) uitgeoefend. De aandelen die dan geleverd zijn worden verkocht voor 44,00 door middel van de put 44. De winst is dan 2,00 x 100 = 200,- per optie.
Callspread
Koop call mei 36,00 tegen 4,50
Verkoop call mei 38,00 tegen 2,80
Investering: 4,50 - 2,80 = 1,70 (maximale risico)
Winst: Als het aandeel tot de expiratie in mei boven de 38,00 blijft. Dan wordt de geschreven call (38) uitgeoefend. De aandelen die dan moeten worden geleverd kunnen worden gekocht door middel van het uitoefenen van de call 36. De winst is dan 2,00 x 100 = 200,- per optie.
Bullspread
Verkoop put mei 40,00 tegen 1,00
Koop put mei 38,00 tegen 0,45
Winst: Als het aandeel boven de 40,00 blijft. De geschreven put loopt dan waardeloos af. De premie ( 1,00 is verdiend)
De aankoop van de put 38 dient als verzekering als het aandeel zou dalen. Het maximale risico is dan 2,00 omdat de geleverde aandelen voor 40,00 dan altijd nog kunnen worden verkocht voor 38,00 dankzij de put 38. (Deze 200,- moet bij de bank als margin worden aangehouden.)
Bearspread
Verkoop call mei 40,00 tegen 1,00
Koop call mei 42,00 tegen 0,45
Winst: Als het aandeel onder de 40,00 blijft. De geschreven call loopt dan waardeloos af. De premie ( 1,00 is verdiend)
De aankoop van de call 42,00 dient als verzekering als het aandeel zou stijgen. Het maximale risico is dan 2,00 omdat de te leveren aandelen tegem 40,00 dan altijd nog kunnen worden gekocht voor 42,00 dankzij de call 42. (Deze 200,- moet bij de bank als margin worden aangehouden.)
|