maar zo bleef haar naam helemaal niet, .....
Het roosje stond niet waar rozen gewoonlijk staan. Ik bedoel, het stond niet in één van die prachtige rozentuinen of rozenperken bij een huis of in een park. Nee, het stond er helemaal alleen op een wegberm tussen brandnetels en koekoeksbloemen, allerlei spichtig gras en bloeiend onkruid. Het roosje was zo verdrietig over haar plekje op de wereld, dat het niet durfde op te kijken. "Kijk eens, een mooi roosje!" riep Jetje, die met haar moeder over een veldweg naar de bakker ging. "Zal ik het plukken en in een vaasje zetten ?" "Ik zou het niet plukken," zei moeder. "Nee, want kijk, de knop zit nog helemaal dicht en hangt ook een beetje naar beneden. Zo krijg je nooit een mooie roos. Zelfs niet in een vaasje." "Het staat er zo alleen," zei Jetje. "Weet je wat ik denk, mama, ik denk dat het roosje verdriet heeft, omdat het hier helemaal alleen op zo'n wegberm staat. Helemaal alleen. Het is een roosje verdriet." "Roosje verdriet", vroeg haar moeder. "Hoe kom je daarbij, meisje?" "Is het geen mooie naam voor dit roosje", vroeg Jetje. "Als we het nu eens meenamen met wortel en al en tussen onze rozen zouden planten in de tuin, zou het dan kunnen groeien?". "Nu niet. Als je het in de herfst of in de lente komt halen, dan wel...", zei moeder. "Kom, we lopen maar eens door, Jetje." "Waarom zou dit roosje verdriet kunnen hebben ?' Oh, kijk mama, een kevertje. En daar, een glanzende pluizenbol! En een vlindertje. En een web van een spinnetje. En een bijtje en daar een klaproos en klavertjes. Een klavertje vier brengt geluk. Zal ik eens kijken of ik er één kan vinden "Het moet toch wel mooi zijn om me heen ", dacht het roosje toen het Jetje bezig hoorde, "Ik zal straks toch maar eens kijken!" "Dag roosje verdriet!" fluisterde Jetje nog, voor ze aan de hand van haar moeder verder ging. Toen Jetje weg was, heeft het roosje eens aandachtig om zich heen gekeken. Het gras en de bloemen. De zon en de wriemelende dieren op de berm... "Ik heb geen reden tot ontevredenheid, "zei het roosje plechtig tegen zichzelf. " Ik zal maar eens laten zien hoe mooi een roosje kan bloeien op een wilde wegberm." Toen Jetje de volgende dag langs kwam, bleef ze verrast staan. "Er is geen roosje verdriet meer," zei ze. "Oh nee, er staat een heel ander roosje." "Niet waar," lachte het kleine roosje met het gele hartje. "Niet waar! Ik ben het hoor!" "Morgen kom ik weer kijken", fluisterde Jetje, die de taal van de bloemen verstond. Je bent een prachtig roosje. Maar ik zal een nieuwe naam voor je bedenken..." Hetgeen Jetje ook gedaan heeft. Maar ze verklapt die naam aan niemand, want het is haar geheim om met roosjes als deze te kunnen praten... (Mariette Vanhalewijn) xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|