Adam leefde lang geleden,
eenzaam in de tuin van Eden,
met de zegen van de Heer,
wat verlangt een mens nog meer,
hij liep lekker in z,n blootje,
baadde zon en baadde pootje,
in het water van de beek,
zeven dagen van de week
Adam leefde zonder zorger,
tot dat hij op zekere morgen,
plotseling ontdekte dat
ieder dier een vrouwtje had!
hij zei Heer ik wil niet klagen,
maar ik zou u willen vragen,
onderdanig en beleefd,
of u ook voor mij een vrouwtje heeft.
"Goed"zei God,ik zal mijn best doen,
maar dan moet jij zelf de rest doen.
ik zal zorgen voor een vrouw,
die haar leven deelt met jou,
adam liep van pret te zingen,
hij kocht twee verlovingsringen.
Prijs de Heer ik krijg een wijf,
al kost het een rib uit mijn lijf.
En toen Adam lag te slapen,
heeft de Heer de vrouw geschapen,
t,was een droom van elke man,
alles der op en der aan,
en ze leefden heel tevreden,
samen in de tuin van eden.
tot dat op zekere dag,
Eva de boom met appels zag,
Eva dacht;wat kan het schaden,
aan een boom zo vol geladen.
ofschoon de Heer het mij verbiedt,
mist men een; twee appels niet,
Eva brandde van verlangen,
toen zij al dat fruit zag hangen,
ze nam een hap terwijl ze zei,
An apple a day keeps the doctor away,
toen was het gedaan met het mooie leven,
het paradijs werd opgegeven,
door een appel zo ik weet,
werken wij ons nu in t zweet,
door het eten van een appel,
werken wij ons nu te sappel,
het is daarom dat ik beweer,
snoep verstandig eet een peer.