Op vrijdag 23 januari 2015 kwamen enkele trouwe leden van de verschillende vriendenkring afdelingen Carabiniers samen te laken om de jaarlijkse herdenking bij te wonen in de O.L.Vrouwkerk te Laken, een bezoek te brengen aan de Crypte er een militare groet uit te brengen en samen de dag af te ronden met een bezoek aan het Militair LEGER MUSEUM.
De korte levens weg van de Prins
Boudewijn Leopold Filips Marie Karel Anton Jozef Lodewijk
Geboren te Brussel op 3 juni 1869
Overleden te Brussel op 23 januari 1891
Prins van België, Hertog van Saksen, Prins van Saksen Coburg Gotha
Oudste zoon van Filips van Vlaanderen, broer van Koning LEOPOLD II.
Koning Leopold II huwde op 18-jarige leeftijd met Maria Hendrika van Oostenrijk, zij was de kleindochter van Leopold II van Oostenrijk. Ze schonk Koning Leopold II vier kinderen:
Door het overlijden van zoon Leopold op 9 jarige leeftijd was er geen mannelijke troonopvolger, Kroonprins. Koning LEOPOLD II zag in zijn broer Filips, de graaf van Vlaanderen, niet de geschikte troonopvolger: de graaf was hardhorend en bijna even oud als de vorst. Daarom vestigde koning Leopold II na de dood van zijn enige zoon zijn hoop op zijn neef Boudewijn zoon van zijn broer, Filips Graaf van Vlaanderen.
De jonge prins Boudewijn beleefde een gelukkige jeugd in het paleis van de Graaf van Vlaanderen in de Regentschapsstraat in Brussel. Hij groeide er op samen met zijn zusters en broer Albert. Al gauw werd de jonge prins zachtjes voorbereid op zijn toekomstige taak.
Een dag uit het leven van de Prins
1880 – 11 jaar oud
40 uren les per week: met 4.30 Frans, 3 uur Nederlands, 5 uur Duits, 1 uur Engels, 3.30 Latijn, 4 uur militair onderricht (11 jaar). Zijn vakanties bracht hij door in Les Amerois (Ardennen) en te Sigmaringen (Duitsland) het gebied van zijn grootouders langs moederszijde. Voor het overige verbleef hij aan het Paleis in de Regentschapsstraat
Op 11 mei 1884 volgde hij zijn studies aan de militaire school met de 35e promotie. Hij was toen 15 jaar oud. Het schoolprogramma omvatte 42 uur. Daarnaast kreeg hij onderricht in paardrijden, schermen, tekenen en dans. De lessen begonnen om 07.00 uur en eindigde meestal omstreeks 21.30 uur.
Op 5 mei 1886 vervoegde hij het Regiment Grenadiers. Hij was toen 17 jaar. In front van het Regiment Grenadiers en in aanwezigheid van Koning Leopold II legde hij de eed af en werd hij erkend als onderluitenant.
Citaat uit de toespraak van Koning Leopold II tijdens de investituur.
Het is niet zonder een diepe ontroering dat ik me vandaag herinner dat ikzelf, ongeveer veertig jaar geleden- in 1847 – hier op dezelfde plaats, voor hetzelfde Regiment der Grenadiers de grondwettelijke eed aflegde. Mijn gestalte maakte mij misschien die eer waardig. Betekenend dat in die tijd de Grenadiers bestonden uit grote mannen in rijzige gestalte. Koning Leopold II doorliep bij de elite eenheid Regiment Grenadiers al de officiersrangen tot en met kolonel. Ook de koningen Albert I en Leopold III doorliepen bij de Grenadiers de officiersrangen.
In 1887 nam de Prins op een officiële gelegenheid het woord in het Vlaams hetgeen in die tijd aanleiding gaf tot een algemeen enthousiasme.
Op donderdag 10 januari 1889 beleefde het Regiment Karabiniers een grootse dag. Dit ter gelegenheid van de ontvangst van Prins Boudewijn die dadelijk bij aankomst in het klein Kasteeltje, een kazerne midden in een volkswijk te Brussel en heimat van de Carabiniers, als Luitenant en Karabinier werd erkend. Het was een groots feest en eer voor het Regiment Karabiniers. Ons land was nogmaals getuige van de affectatie die hun vorsten hadden ten opzichte van de Belgen alsook van de eerbiediging van hun tradities. Zonder de uitstekende waarde van de andere korpsen in twijfel te trekken, kon men duidelijk verklaren dat geen enkel regiment in wezen meer populair en nationaal was dan het Regiment Karabiniers. Het Regiment herinnerde niet alleen aan de glorierijke dagen van 1830 met de Jagers van Brussel, het werd tevens beschouwd als de verzameling van alle belangrijke vrijwilligerskorpsen en de Partizanen van Capiaumont tijdens de onafhankelijkheidsstrijd.
Een citaat uit de intredespeech van de Prins aan de officieren van het Regiment; Ik ben zeer getroffen door de hartelijke ontvangst die mij werd aangeboden. Ik ben fier het uniform te dragen van de Karabiniers die, met reden, zo populair zijn. Ik ken U heren, ik ben op de hoogte van de krijgshaftige en roemrijke tradities van ons mooi Regiment Karabiniers.
Op 3 juni 1889 wordt Prins Boudewijn bevorderd tot kapitein, hij is dan 20 jaar.
Op 21 juli 1889 wordt hij bevorderd tot kapitein-commandant en wordt hij erkend als commandant van de eerste compagnie Karabiniers. Niet voor niets noemen we deze compagnie The Royal First.
In augustus was de Prins met het Regiment op manoeuvres en woonde daarna de Duitse manoeuvres bij in de omgeving van Hannover. Na de vakantie hervatte hij de dienst en ging hij elke morgen naar de kazerne. Zijn compagnie had rekruten in opleiding, een taak die hij enthousiast opnam. Tijdens de opleiding overleed één van zijn soldaten. De Prins hield eraan de begrafenis bij te wonen. Hij volgde de lijkwagen te voet, weigerde de plaats in te nemen die hem voorbehouden was in het koor van de kerk en bleef tijdens de lijkdienst bij de andere officieren van het Regiment. Dit is slechts één van de voorbeelden die deze mens, Kroonprins typeerde als een man van het volk.
Als commandant van de eerste compagnie vervulde hij zijn functie gewetensvol, met kennis en bevoegdheid. Zoals zijn collega’s van de andere compagnieën bracht hij dagelijks verslag uit bij de adjudant-majoor, tekende hij de administratieve stukken, wanneer noodzakelijk deelde hij de straffen uit aan zijn Karabiniers en gaf hij persoonlijk de vergunningen. Dikwijls na een lange mars, betaalde hij aan zijn Karabiniers een pint in een herberg van de buitenstad. Hij kende ze bij naam en voelde zich met hen diep betrokken en verenigd.
Een onderofficier schreef:
Het is niet te begrijpen wat een achting wij voor hem koesteren omdat al zijn aandacht naar de nederigen gaat, naar de soldaten en de onderofficieren. Wij kunnen hem aanklampen zonder schroom; hij heeft voor elkeen een vriendelijk woord. Vaak heb ik hem zijn pijp zien aansteken met behulp van deze van een van mijn gezellen. Hij komt dikwijls met ons een praatje houden en aan de ene of andere inlichtingen vragen over de familie, over de toestand van onze ouders, het leven thuis en wanneer hij verneemt dat wij bezorgd of bedroeft waren om de oudjes die wij hadden achtergelaten; zocht hij een middel om ze op een of andere wijze ter hulp te komen. Ik kan verschillende vrienden noemen wiens ouders op die wijze door de Prins geholpen werden.
De Prins was een jonge knappe man, met een bescheiden en in wezen een bedeesde houding; hij had een zachte stem, was verstandig en moedig. Kortom een goed karakter en bovendien godsvruchtig. Hij werd geprezen en Koning Leopold was fier over zijn neef en opvolger.
Eind november 1890 voerde de Prins een oefening aan in de omgeving van Brussel. Waarschijnlijk trof hem tijdens die bewuste oefening, die in zeer koude omstandigheden verliep, de kwaal die hem later fataal werd.
Op 16 december was de Prins present op de plechtige opname van zijn broer Albert in de Krijgsschool. Opnieuw trof de Prins een zware verkoudheid
Boudewijns zuster Henriëtte werd kort hierna zwaar ziek door influenza gevolgd door een longontsteking, die gans de familie zou treffen.
Op 5 januari 1891 diende Boudewijn zijn dienst in de kazerne te staken maar bleef in contact met zijn chefs en vrienden bij middel van briefwisseling. Het ging verder enkel bergaf. Op 17 januari wordt hij ernstig ziek en kan hij zijn bed niet meer verlaten.
Op 23 januari 1891 om 01.45 uur overleed de prins. Tijdens diezelfde nacht bereikte het droeve nieuws de kazerne van de Karabiniers.
Het overleden lichaam werd gebalsemd en gekleed in zijn uniform van kapitein – commandant van de Karabiniers versierd met het groot lint van de Leopoldsorde. De uitvaart , op wens van Koning Leopold II met Koninklijke praal, vond plaats op 29 januari onder een nooit geziene belangstelling van de bevolking wat getuigde van de sympathie die de Prins ook in de brede lagen van de bevolking genoot. De doodskist werd gedragen door onderofficieren van het Regiment Karabiniers door heen een lange Karabiniers erehaag. Hier te Laken werd de lijkkist overgenomen door Karabiniersofficieren en in de crypte, die we weldra met volle eer zullen bezoeken, neergezet.
Prins Boudewijn werd opgevolgd door zijn jongste broer Albert I die na de dood van Koning Leopold II op 23 december 1909 Koning der Belgen werd.
Op 21 juli 1930 mocht het Regiment de naam dragen van Regiment Karabiniers Prins Boudewijn, een beslissing van Koning Albert I, dit ter nagedachtenis aan zijn broer.
Prins Boudewijn wordt door ons beschouwd als één van de belangrijkste "koppeltekens" tussen onze beide "moederregimenten", daar Z.K.H. tot zijn bevordering tot luitenant (26 december 1888) in het elite Regiment Grenadiers diende en nadien het Regiment Carabiniers vervoegde en dit tot zijn overlijden. Ook is het een uiting dat het "fusieregiment" de tradities van de nauwe verbondenheid van beide moederregimenten met het Koningshuis in ere houdt.
Het huidige bataljon Carabiniers Prins Boudewijn - Grenadiers heeft langs de ene kant de eer om volgende Koningen in haar rangen te hebben gehad: LEOPOLD II, Kroonprins BOUDEWIJN , ALBERT I en LEOPOLD III. Aan de andere kant werd het bataljon uitverkoren voor de eervolle maar droeve taak de begrafenis van Kroonprins BOUDEWIJN, Koning ALBERT I, de zeer geliefde Koningin ASTRID, Koningin ELISABETH, Koning LEOPOLD III en Koning BOUDEWIJN te begeleiden.
23 Januari 2015
5 Carabiniers in hart en ziel
Michel Gadeyne en René Devos Oost-Vlaanderen
groet aan de graftombe van Leopold 1
Categorie:Vroeger en nu
|