Vóór het einde van de XVII ste eeuw werden de flessen afgesloten met een stukje hout die in een linnen doekje gewikkeld was, ze werden op hun plaats gehouden met een koordje.
Daarna gebruikte men kurk, de arbeiders sloegen met een soort houten bat of hamer de kurk in de flessenhals. Vanaf 1827 komen er machines op de markt om de kurk in de hals te brengen, maar het duurt tot midden de eeuw vooraleer deze machines efficient werken. Om de kurk op zijn plaats te houden gebruikte men touw van hennep. Doch deze touwtjes konden niet altijd de druk uit de fles weerstaan, menig kostbaar vocht ging op deaze manier verloren. Later kwam het ijzeren draadje die wel de druk weerstond.
In 1844 kwam Adolphe Jacqsuesson met het metalen plaatje met ijzerdraadje op de proppen. In den beginne waren de plaatjes niet bedrukt, pas later kwam het woord CHAMPAGNE erop, en pas veel later begreep men dat dit kleine ding heel wat informatie en reclame voor het produkt kon tonen. Op deze van grote champagnehuizen, verscheen de naam en de gemeente. Pas later volgden de kleinere huizen.
|