En zo waren wij in de zomer van 2004 afgezakt van uit het zuiden naar de Elzas. En kwamen we terecht in Munster, waarna niet alleen die scherp ruikende, maar deksels lekkere kaas vandaan komt, maar waar het ook barst van de ooievaarnesten. In de hele Elzas overigens. Met twee honden en een camera zwierven wij door de binnenstad waar opmerkelijk weinig te beleven viel. We hadden erg veel trek in zuurkool, want het is natuurlijk maar gekheid dat die smakelijke koolsoort aan de winter voorbehouden is. Mooi zonnig weer en een restaurant aan de Rue de Dôme: Restaurant a l'Alsacienne. Op zo'n naamgeving zou ik nooit gekomen zijn, midden in de Elzas... Het terras bestond uit de stoep van de straat en daarop stond een rij van tafeltjes met vier gillend gele plastic stoeltjes er om heen. Het deed bijkans zeer aan de ogen. Honden vast aan de poten van de stoel. En een mooie serveerster komt in het zangerige Alsaciennepatois ons onze wensen ontfutselen. Dat was er maar een: per persoon een schotel Choucroute en voor beiden een fles mooie droge Riesling. Wij drinken elkaar gemoedelijk en in prima stemming toe en zien een man met hond naderen. Dat is een vervelende hond. Dat zie je zo. Onze beide honden spitsen de oren en gaan 'op sprong' liggen zoals dat geloof ik heet. De man komt dichter bij en beide honden vliegen op, trekken de riemen strak en met een ferme knal breekt de poot waaraan ze vast liggen af. In no time zijn ze samen bij de vervelende hond. Diens baas begint fFranse kssts.. te blerren. Ik wil de honden weghalen, maar zie uit mijn ooghoek Anneke en stoel hellen. Noblesse Oblige niet waar en ik spring galant op om haar te vangen. En een tel later sta ik op een terras in Munster in een innige omstrengeling met mijn eigen lief, begeleid door een woest blaffende minimeute en een tot grote woede gedreven Franse bon homme die nu probeert onze honden met het uiteind van de riem te raken. Ik fluit even en gehoorzaam sjokken beiden naderbij. Met zo'n gemelijke uitdrukking van: waarom moet dat nou, we waren zo leuk bezig. De Fransman komt naderbij en begint ons op een ergerlijke manier uit te schelden. Ik overleg met Anneke of ik hem een een muilpeer zal verkopen of hem in het Frans af zal bekken. Ik spreek namelijk heel behoorlijk Frans, maar daar zit een geschiedenis aan verbonden. Zij kies voor de laatste optie en ik begin de man in rap Frans te vertellen wat ik van hem vind en dat hij ons en onze schrik alleen moet laten en zijn smerige rothond moet verzuipen en meer van dat fraais. Hij schrikt zich te pletter, vooral als ik voor hem ga staan. Ik ben nog al fors gebouwd. Hij retireert zwijgend, trekt zijn hond mee die met de staart tussen de benen heeft staan kijken. Voorbij de dôme slaat hij af en roept vuistschuddend espèce de coquin(smerige schurk)! Als ik een paar stappen in zijn richting doe, versnelt hij gezwind de pas. De zuurkoolschotel was perfect. Met natuurlijk de knacks en de saucisse à cuire en de casselerrib. En die Riesling waarvan we nog een fles lieten aanrukken ook. En dan is zo'n camper perfect. Je wandelt terug, laat de honden uit en slaapt een paar uur op een parkeerplaats. En fris als een hoentje begin je aan de volgende etappe.
Zojuist las ik een ervaring van iemand over rauwe mosselen en glazige frieten in Lille. Dat deed me denken aan een merkwaardige ervaring vorig jaar in Rivesaltes in de buurt van Argelès sur Mer.
De kermisachtige sferen van Argelès deden ons besluiten uit te wijken via Perpignan naar Rivesaltes voor voedsel en onderdak. Dat vonden we in hotel Au Tour d'Horloge. Koffers op kamer, auto ingeklemd in een onmogelijk kleine garage en op zoek naar een terras om een fles koele witte wijn te gaan gebruiken. Hond Molly (eigenlijk heet ze Modeste de la Cabane du Berger, maar da's zo'n geroep als ze komen moet, vandaar Molly) mee. Bak water, twee glazen en een mooie witte Sauvignon, huiswijn wel te verstaan, maar prima te pruimen. Er naderen twee kennelijk ladderzatte mannen voorafgegaan door een vrouw. Hond Molly snuift eens krachtig in het kruis van een van hen. Die vind dat niet eens onaardig en roept naar de vrouw: 'il sens ma kiki!' Hetgeen er op neer komt, om in nette termen te blijven, dat onze hond de geur van zijn genitaal apparaat waarneemt. De vrouw riposteert dat een beetje wassen wel eens wil helpen. Wij vallen bijkans van de stoel van het lachen. De andere man wankelt met gebruikmaking van mijn schouder richting zincq om verder in te nemen. Een kolossale figuur met een machtige tors, gehuld in een onvervalste carnavalsboerenkiel. Ik ga naar binnen om af te rekenen. Hij kijkt me waterig aan en zegt: 'C'est vous, l'Hollandais?' Ik beken en hij maakt bekend dat hij de hotelier is waar wij onderkomen hebben. Omdat we er ook een diner geregeld hebben, krijg ik een bang vermoeden. Onterecht naar later blijkt, want zijn vrouw en zoon nemen het restaurantgedeelte waar en zoonlief kookt de sterren van de hemel voor een zeer schappelijk bedrag. Een entree van gegrilde Sint Jacobsschelpen die mooi à point zijn, in een met garnalen gevulde suprèmesaus, een hoofdgerecht bestaande uit naturel gegrilde kreeft met een garnituur van zeekraal! en wilde spinazie. Daarbij een huisgemaakte mosterdmayonaise en prachtige, goed gebakken frieten. Daarbij dronken we een witte Côte de Roussilion 2000 van het huis Arnaud de Villeneuve uit Rivesaltes, die niet alleen goddelijk lekker, maar ook goddelijk prijzig was. Na een prima nachtrust tijd voor het ontbijt. Nu bleek dat de zatte hotelier voor straf het ontbijt moest verzorgen. Somber mompelend zat hij om half acht in de lobby en wees mismoedig de route naar het restaurant. Koffie en jus ging redelijk snel, de confiture en de boter ook, maar het brood liet lang op zich wachten. Op aanpalende tafels zag ik stukken stokbrood met verdacht zwarte randen. En in de verte scharrelde onze hotelier, die dezelfde kleding als de dag er voor droeg, met een klein oventje. Uiteindelijk kwam hij ruim glimlachend aan met zwart geblakerd stokbrood. Ik keek er even naar en meldde toen dat wij dat niet gingen eten. Of we soms niet van gegrild brood hielden, vroeg hij. Nou dat wel, maar niet van 'le pain carbonisé'. Besluiteloos bleef hij even staan waggelen. Nou, dan ga ik wel even brood halen, zei hij spinnijdig. Hij af en wij aan de koffie. Na vijf minuten kwam hij terug met geurend vers stokbrood en met botercroissants. En met excuses, want kennelijk was hem onderweg weer iets te binnen geschoten van lang vervlogen lessen gastheerschap. De rekening beliep 145 euro, waarbij een post van 35 euro was ingeruimd voor de wijn. Het diner kwam op 22 euro per persoon en dat is heel schappelijk. De auto hadden we pas na een half uur weer uit die onmogelijke garage... In de buurt? Een omweg waard!