DAlexander Fleming (1881-1955) – Ontdekker van de penicillinee Britse arts en microbioloog Alexander Fleming ontdekte in 1928 de penicilline. Zijn uitvinding leidde tot een revolutie in de behandeling van onder meer geïnfecteerde wonden. Alexander Fleming ontving in 1945 de Nobelprijs voor de Geneeskunde.
Alexander Fleming (1881-1955)Alexander Fleming wordt op 6 augustus 1881 geboren in Schotse plaatsje Lochsfield. Zijn vader is boer. Voordat Fleming zijn eerste stappen in de medische wereld zet, werkt hij eerst vier jaar bij een scheepvaartmaatschappij. Hierna gaat hij geneeskunde studeren aan de St. Mary’s Hospital Medical School in Paddington.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkt de Schot als officier van gezondheid in militaire ziekenhuizen. In deze ziekenhuizen ziet hij veel gewonde militairen met etterende wonden. Fleming beseft zich dan dat er grote behoefte is aan bacteriedodende middelen.
Foto van Flemming van de bacterie en de schimmelIn 1928 boekt Alexander Fleming groot succes. Hij doet zijn uitvinding min of meer toevallig als hij bezig is stafylococcen te bestuderen. Fleming kweekt deze bacteriën zodat hij ze hierna microscopisch kan onderzoeken.
Als hij na een korte vakantie in zijn laboratorium terugkomt, ziet hij dat het afdekglas van een van de kweekschaaltjes is weggegleden en dat er schimmel is gegroeid, een infectie door schimmelsporen in de lucht.
Fleming wil de gekweekte stafylococcen aanvankelijk weggooien, maar besluit er dan nog even een onder de microscoop een blik op te werpen. Hij ziet dan dat op de plekken waar de schimmel is verschenen, de bacterie is opgelost. Fleming constateert dus dat de schimmels, een schimmel van het soort Penicillium, een stof afscheiden die bacteriën doodt. Fleming probeert hierna deze bacteriedodende stof, door Fleming penicilline genoemd, in bruikbare hoeveelheden af te zonderen. Dit blijkt echter moeilijk, omdat de stof slecht houdbaar blijkt en de scheikundige instrumenten in die tijd ontbreken.
Fleming achter zijn microscoopAls ongeveer tien jaar later de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, is er opnieuw grote behoefte aan bacteriedodende stoffen. De Australische patholoog Howard Florey en de Duitse biochemicus Ernst Chain werken op dat moment beiden aan de universiteit van Oxford en stuiten op een publicatie van Fleming over penicilline. Het duo slaagt erin de bacteriedodende stof af te zonderen. In 1940 is een aan bloedvergiftiging leidende politieagent de eerste persoon die behandeld wordt met penicilline. De man geneest snel.
Nobelprijs voor Alexander Fleming
Penicilline wordt hierna al gauw in massaproductie genomen. In 1945 ontvangen Alexander Fleming, Howard Florey en Ernst Chain de Nobelprijs voor de geneeskunde. Een jaar hiervoor is Fleming al geridderd, waardoor het officieel ‘Sir Alexander Fleming’ is.
Alexander Fleming overlijdt op 11 maart 1955 in zijn huis in Londen aan een hartstilstand.
Tijd om een belangwekkende historische kwestie aan te snijden: wie is de uitvindervan de patatfriet? Iemand moet als eerste op het idee zijn gekomen aardappelen te schillen, te snijden en in olie te bakken. De Vlaamse kunsthistoricus Paul Ilegems denkt het antwoord te weten: niemand minder dan Teresa van Avila (1515-1582), de Spaanse mystica die vermoedelijk het bekendst is van het standbeeld dat Bernini maakte. Het staat in elk boek over kunstgeschiedenis, en terecht, want het is een barok hoogstandje dat je in Rome gewoon gezien hebben móet.
Bernini’s Teresa
Teresa moet een formidabel persoon zijn geweest: degene die de orde der karmelietessen deed terugkeren naar de oorspronkelijke opzet. Omdat zo’n hervorming een nauwelijks impliciet te noemen verwijt inhield aan andere kloosters, die immers maar wat hadden aangerommeld, werd ze geconfronteerd met nogal wat weerstand, temeer daar het hervormen van religieuze instellingen riekte naar protestantisme. Ga er maar aan staan, als vrouw in de zestiende-eeuwse mannenwereld. Ze werd echter, zo las ik onlangs in een boek over de hertog van Alva, gesteund door belangrijke politici (zoals opgemelde hertog) en bereikte haar doelen.
Teresa wilde dat de zusters goed te eten hadden. Wie honger had, werd maar depressief. Ze was een van de eersten die de voedingswaarde van aardappelen begreep, en daarom liet ze de plant verbouwen in de kloostertuinen. Een schilderij, dat een eeuw na haar dood is gemaakt en wordt toegeschreven aan Francisco Rizi, toont een knielende heilige die tegelijk devoot opkijkt naar het hemelse licht én stukjes aardappel frituurt in een steelpan. Er staat een mandje geschilde aardappelen bij haar knieën en naast haar zien we groenten en kruiden die ze ook zal hebben gebakken – en een menselijke schedel. De combinatie van keukenattributen, memento mori en mystieke extase is op zijn zachtst gezegd ongebruikelijk.
Mayonaise
Hoe zal ze het hebben geserveerd? Dit brengt ons op een tweede, niet minder belangwekkende historische kwestie: de heilige mystica zal toch wel de mayonaise hebben gekend?
- advertentie -
Ik heb eerlijk gezegd geen idee. Een saus van olie en eieren is niet heel complex en kan op honderd plaatsen zijn bedacht. Het wordt echter verteld dat de Franse edelman Louis-François-Armand du Plessis, die in 1756 de Britten van Menorca verdreef, in de hoofdstad Port Mahon kennis maakte met “une sauce mahonnaise”.
Wie weet is het waar, maar het is nog altijd een slordige twee eeuwen nadat Teresa de eerste aardappelen frituurde, dus het valt de vrezen dat de mystica nooit de hemelse geneugten heeft mogen ervaren van een patatje met. Gelukkig is er voor de uitvindster van de patatfriet wel een standbeeld opgericht
De parachute is een handig valscherm voor mensen in noodsituaties, bijvoorbeeld als je moet ontsnappen uit een brandend, hoog gebouw. Maar de parachute wordt veel vaker gebruikt om voor het plezier van hoge gebouwen of uit een vliegtuig te springen. Hoe verliep de uitvinding van de parachute en wie heeft dit valscherm nu eigenlijk uitgevonden? De antwoorden op deze vraag lopen uiteen, maar duidelijk is dat de parachute al voor het begin van de christelijke jaartelling is uitgevonden door de Chinezen.
Leonardo da Vinci’s parachute (ca. 1483)
De parachute van Da VinciLeonardo da Vinci (1452-1519) was een van de eersten die een schets maakte van een prototype parachute. Zijn model, dat hij rond 1483 uittekende, had een soort piramidevorm. Later is het door Da Vinci geschetste model getest, in 2000 en nog een keer in 2010, en het bleek goed te werken.
De Chinezen waren nog eerder
Toch is Da Vinci niet de oudste ontwerper van de parachute. Deze eer gaat naar de Chinezen. Volgens het geschiedenisboek Si Ji (Historische gegevens) van de beroemde Chinese historicus Si Ma Chian, geschreven rond 90 v. Chr., bestond er – het verhaal is vermoedelijk een legende – rond 2000 v. Chr. een zekere keizer Shun, die gebruikmaakte van een parachute en zo een val overleefde.
Al zou het vorige verhaal een legende zijn, dan nog waren de Chinezen de eerste uitvinders. Rond 200 v.Chr. waren er in China namelijk acrobaten, die in de keizerlijke paleizen als parachutisten van grote hoogten naar beneden sprongen om de keizer te vermaken. Dit gebeurde sowieso ook aan het begin van de veertiende eeuw in China.
De schets van Faust Vrančić (1616)
Een vroege schets van de parachute komt uit het boek Machinae Novae (Nieuwe machines), gepubliceerd in Venetië in 1616 door de Kroatische uitvinder Faust Vrančić (1515-1617). In dit boek, dat hij kon publiceren met financiële steun van de Franse koning Lodewijk XIII (1601-1643), stonden tekeningen van onder meer zonnewijzers, persen en een illustratie van een persoon die aan een parachute hing.
Vrančić testte zijn valscherm door van een toren af te springen, wat hij overleefde. Kort daarna, in 1617, stierf hij aan een ziekte.
De sprong van Lenormand (1783)
De sprong van Louis-Sébastien Lenormand in 1783De Franse fysicus Louis-Sébastien Lenormand (1757-1837) wordt door veel onderzoekers onterecht beschouwd als de eerste echte parachutespringer. Dat waren, zoals net aangeduid, de Chinezen, terwijl ook de Kroaat Vrančić in 1616 al een sprong maakte en feitelijk de eerste onomstreden parachutespringer is van wie we de naam weten.
Op 26 december 1783 sprong Lenormand met een strak valscherm van het observatorium in Montpellier af, na eerst met twee paraplu’s geëxperimenteerd te hebben. Het ging allemaal goed: hij overleefde de sprong. De parachute die hij gemaakt had, had een doorsnede van vier meter en was voorzien van een houten frame. Zelf zat Lenormand in dit frame. De parachute die hij gebruikte had veel meer bedradingen dan de moderne valschermen: men nam het zekere voor het onzekere.
Een volgende stap in de ontwikkeling was het gevolg van verbeteringen door André Jacques Garnerin (1769-1823). Hij vond in 1797 de zijden parachute uit, zonder raamwerk. Garnerin maakte een opgevouwen constructie aan een ballon vast en knipte dan de kabel door, waarna hij met hangend aan een scherm in een mand naar beneden ging.
Testsprong met Da Vinci-parachute (2000)
Bijzonder was de sprong van de Engelse basejumper Adrian Nicholas (1962-2005) op 26 juni 2000. Bij het Kruger Nationaal Park in Zuid-Afrika sprong hij met een exact nagemaakt parachutemodel dat ruim 500 jaar ervoor ontworpen was door Leonardo da Vinci. De parachute woog in totaal negentig kilo. Nicholas sprong vanaf ruim 3 kilometer hoogte. Het laatste stuk van de sprong sneed Nicholas zich echter – voor de zekerheid, omdat hij dacht dat Da Vinci’s parachute niet bestuurbaar zou zijn – los en zette met een eigen valscherm de landing in.
De afdaling verliep overigens erg traag: over een afstand van 2 kilometer deed hij vijf minuten. Nicholas had in elk geval aangetoond dat Da Vinci’s parachute werkte.
Na een verkeerd verlopen sprong op het eiland Texel, op 17 september 2005, stierf Nicholas aan zijn verwondingen.
Johan Vaaler in 1887De Noor Johan Vaaler wordt gezien als de uitvinder van de paperclip. Of hij ook echt de eerste persoon was die de paperclip uitvond, is niet zeker. Rond de tijd dat hij in Duitsland een patentverzoek indiende voor de paperclip (1899) werd ook in andere delen van de wereld aan het gebogen ijzerdraadje gewerkt. Vaaler kreeg het patent op 6 juni 1901 toegewezen.
In Noorwegen is de paperclip uitgegroeid tot een soort nationaal symbool. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het land bezet door de Duitsers en is het dragen van nationale symbolen verboden. Veel Noren dragen daarom paperclips op hun revers.
In de Noorse hoofdstad Oslo verrees in 1989 een reusachtige paperclip. Het beeld is meer dan zes meter hoog.
de Franse ingenieur en chemicus Georges Claude werd bekend door zijn uitvinding van de neonverlichting, de voorloper van de TL-lamp.
Georges Claude in 1926De Fransman werkte al langere tijd met gassen en ontwikkelde een betere methode waarmee gassen vloeibaar konden worden gemaakt. In 1902 vindt hij de eerste neonverlichting uit, waarbij elektrische stroom werd aangesloten op een gesloten buis waarin neon zat.
Neonverlichting in reclame
Georges Claude introduceert zijn uitvinding in 1923 in de Verenigde Staten. Hij verkoopt twee lampen aan een autodealer. Hierna gaat de verkoop snel lopen. De lampen blijken populair, met name in de reclameindustrie. De lampen krijgen al snel de bijnaam “vloeibaar vuur”.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt Claude gevangen genomen. De Franse regering beschuldigde hem van collaboratie met de Duitsers.
Wie de bril precies heeft uitgevonden is niet bekend. Wel is bekend dat de Italiaan Salvino d’Armate in 1284 een draagbare bril ontwierp. Er wordt verondersteld dat dit de eerste draagbare bril zou zijn geweest. Ook de Italiaan Alessandro di Spina wordt echter wel eens genoemd als uitvinder van de bril. Hij zou zijn uitvinding rond dezelfde tijd hebben gedaan.
Ouderwetse brilVoor die tijd werd er om beter te zien echter ook al gebruik gemaakt van geslepen glazen. De eerste persoon die er van ‘verdacht wordt’ een soortement van bril te hebben gebruikt is keizer Nero. Deze zou in de eerste eeuw na Christus wedstrijden van gladiatoren hebben bekeken door een smaragd.
De Engelse wetenschapper Roger Bacon schreef in 1268 dat kleine letters het best gelezen konden worden met behulp van een vergrootglas, maar dat is natuurlijk wat anders dan een bril.
Hoewel dus onduidelijk is wie de bril precies uitvond, gaan veel historici er van uit dat de bril al in de tiende eeuw werd uitgevonden in China.
De Fransman Louis Braille is de uitvinder van het brailleschrift voor blinden, dat ook naar hem vernoemd is. De uitvinder werd in 1809 geboren als zoon van een leerbewerker. Op driejarige leeftijd verliest Braille zijn gezichtsvermogen als hij in de werkplaats van zijn vader met zijn gezicht in een mes valt.
Louis BrailleOp 10-jarige leeftijd krijgt de jonge Fransman een beurs zodat hij naar het Nationale Instituut voor Blinde Kinderen in Parijs kan. De stichter van deze school heeft een speciaal schrift ontwikkeld voor kinderen.
In dit schrift worden gewone letters in reliëf door het papier gedrukt waardoor men kan voelen welke letters en woorden er geschreven zijn. Erg makkelijk is dit systeem echter niet.
Nachtschrijven
In het jaar dat Louis Braille op het Nationale Instituut voor Blinde Kinderen (1819) arriveert, introduceert de Franse legerkapitein Charles Barbier een ander systeem dat hij ‘nachtschrijven’ noemt. Dit schrift werd gemaakt zodat men op het slagveld ook ‘s nachts berichten kon lezen. Het schrift heeft een grondpatroon van twaalf tastbare stippen.
Louis Braille maakt op 15-jarige leeftijd kennis met het schrift en probeert het dusdanig aan te passen dat het ook door blinden gebruikt kan worden. Het eerste wat hij doet is het aantal stippen terugbrengen naar zes. Hierna werkt hij een alfabet uit en creeërt hij een aantal samenstellingen die de leessnelheid moeten bevorderen.
Brailles systeem wordt in 1829 gepubliceerd. De jaren hierna wordt het verder verbeterd en ingevoerd op het Nationale Instituut in Parijs.
De geschiedenis van drones lijkt misschien kort maar toch zijn er al een aantal jaren verstreken voordat de drones in gebruik konden worden door burgers. Wij geven u in een korte chronologische volgorde weer hoe de ontwikkeling van drones tot stand is gekomen en waar de ontwerpers nu mee bezig zijn.
BEGIN VAN HET DRONE TIJDPERK
Drones of unmanned aerialvehicles (UAV) zijn onstaan rond de jaren 1966. De eerste voertuig dat een drone genoemd mag worden is de MiG-21/AA-2 Atoll, dit is een raket van Amerikaanse makelaardij die zichzelf naar het target geleiden.
MODERNE DRONES
De moderne drones werden pas ingezet in de oorlog tussen Israel en Syria in 1982. Israel gebruikte drones als een soort afleiding zodat de bemande vliegtuigen gespaard bleven. Hierna ging de ontwikkeling van drones in een vogelvlucht vooruit. Want in 1987 werd de stealth-technolog-base three-dimensional thrust vectoring flight control (jet steering) uitgevonden en geïmplementeerd in drones en UAV’s. Dit besturing en stealth systeem maakte van de tot dusver dure drones nu relatief goedkoop in verhouding met hoe lang ze mee gingen. Het was niet meer eenmalig gebruik aangezien de vijand ze vaak niet eens zag aankomen of weggaan.
TIJDPERK VAN DE PREDATOR DRONE
Het wereldnieuws kreeg voor het eerst de drones echt duidelijk in actie te zien in de oorlog met Irak beter bekend als Operation Iraqi Freedom. De bekende predator RQ-1L UAV werd ingezet. De Predator drone is door de jaren heen flink ontwikkeld en wordt op dit moment nog steeds gebruikt. De Predator drone komt ook vaak in het nieuws omdat deze in Afghanistan is ingezet tegen de Taliban.
DRONES VOOR BURGERDOELEINDE
Vanaf 2006 werden drones voor het eerst ingezet in voor maatschappelijke doelen, zoals het zoeken van overlevende van een vliegtuigongeluk of bijvoorbeeld de orkaan Katrina. Dit bleek erg effectief te zijn en de overheid subsidieerde deze projecten. Tegenwoordig kan iedereen een drone aanschaffen bijvoorbeeld een raven drone of een parret drone. Toch zijn het nog steeds erg dure speeltjes die kwetsbaar zijn. De ontwikkeling van de drones is nog in volle gang
De eerste onbemande toestellen vlogen tijdens WOI en drones zijn dus al bijna een eeuw oud. Tijdens WOII sleutelde een meiske dat later uit zou groeien tot filmgodin Marilyn Monroe bijvoorbeeld al tientallen Radioplanes OQ2-drones in elkaar. En zo langzamerhand gaan de onbemande vliegtuigen de bemande in aantal overtreffen. Alle reden dus om eens met een leuk, geanimeerd overzicht te bekijken hoe het allemaal zo gekomen is.
De Amerikaans Elias Howe wordt door sommigen beschouwd als de uitvinder van de naaimachine. Feitelijk is dat niet juist, maar hij ontwikkelde in 1846 wel de eerste naaimachine die geschikt was voor praktisch gebruik.
Elias HoweElias Howe wordt op 9 juli 1819 geboren in de stad Spencer (Massachusetts). In zijn jeugd werkt hij onder meer in een textielfabriek. In deze periode gaat een groot deel van het spinnen en weven al machinaal, maar het naaien van kledingstukken wordt nog altijd volledig met de hand gedaan.
De Parijse kleermaker Barthélemy Thimonnier is een van de eerste die probeert een bruikbare naaimachine te bouwen. Hij maakt een maakt een model waarmee met één draad gestikt kan worden en vraagt hierop in 1830 patent aan. Thimonnier zet met een aantal van deze machines een atelier op en spreekt met het Franse leger af dat hij uniformen gaat maken. Een aantal kleermakers en naaisters is echter bang dat de machines hen van hun baan zullen ontdoen. Ze breken daarom in in het atelier van de Fransman en vernielen al zijn machines.
Naaimachine van Barthélemy ThimonnierIn de periode hierna proberen mensen op verschillende plekken ter wereld een goede naaimachine te ontwikkelen. In 1846 heeft Elias Howe een plan voor zo’n machine. Deze machine van Howe werkt met twee draden en produceert een kettingsteek, waarbij de ene draad uit een spoel komt en de ander door een naald wordt gevoerd. Howe ontvangt patent op de machine, maar kan vervolgens niemand vinden die erin wel investeren. De Amerikaan verhuist hierop naar Engeland en verkoopt hierop – om aan geld te komen – de patentrechten voor 250 Engelse ponden.
Naaimachine van Isaac SingerHet vergaat de uitvinder hierna niet al te best. Zijn financiële situatie verslechterd waardoor hij zijn gezin terugstuurt naar de Verenigde Staten. Kort hierna is Elias Howe nagenoeg bankroet en keert hij terug naar Amerika waar hij erachter komt dat zijn vrouw doodziek is en velen aan de haal zijn gegaan met zijn uitvinding. Voor Howe breekt dan een periode van gerechtelijke procedures aan waarin hij probeert zijn rechten op de naaimachine te houden. Howe procedeert onder meer tegen de Amerikaanse zakenman Isaac Merit Singer die de naaimachine heeft geperfectioneerd en er goed handel mee drijft. In die periode is de naam van Singer veel meer verbonden aan de naaimachine dan die van Howe.
Howe wint de rechtszaak tegen Stinger en krijgt vanaf dan een aandeel in de opbrengst. In 1865 richt hij de Howe Machine Company op in Bridgeport, Connecticut. Het gaat hem dan financieel weer voor de wind. Elias Howe overlijdt op 48-jarige leeftijd en wordt begraven op de Green-Wood begraafplaats in Brooklyn, New York.
In 2004 kreeg Elias Howe een plek in de United States National Inventors Hall of Fame. The Beatles konden de uitvinding van de Amerikaan overigens ook waarderen. De film van de band genaamd Help! uit 1965 eindigt met de zin
Mary Phelps Jacob in 1914 komt de eerste beha op de markt. De beha, dan vooral brassière genoemd, is ontworpen door de Amerikaanse Mary Phelps Jacob. Ze deed haar uitvinding in 1910 en ontving er twee jaar later patent op.
Het eerste beha-model wordt gemaakt van twee zakdoeken die bij elkaar gehouden worden met behulp van een elastiek.
Tot die tijd maakten vrouwen nog veel gebruik van korsetten. Er was echter behoefte aan een minder pijnlijk alternatief. Rond het begin van de twintigste eeuw kwamen in Parijs al enkele nieuwe korsetontwerpen op de markt waarbij meer aandacht werd besteed aan draagcomfort.
Ontwerp van de eerste beha
Mary Phelps Jacob startte nadat zij haar uitvinding gedaan had een bedrijf voor de verkoop van beha’s en deed dat onder de naam Caresse Crosby. Het bedrijfsleven trok haar echter niet erg. Het beha-patent verkocht ze daarom al snel aan het bedrijf Warner Brothers Corset Company. Ze ontving hiervoor 1500 dollar.
Ladislao José BiroDe balpen is uitgevonden door de Hongaarse krantenuitgever Ladislao José Biro. Hij deed zijn uitvinding in de jaren dertig van de vorige eeuw. In 1938 ontving hij patent. Eigenlijk deed de Hongaar de uitvinding samen met zijn broer Georg. Beiden hadden geregeld ‘ruzie’ met hun vulpen. De broers ergerden zich onder meer over het feit dat het lang duurde voor de inkt droogde. Bij een bezoek aan een drukkerij constateerde Biro dat drukinkt veel sneller droogde. De journalist probeerde deze inkt te gebruiken in een vulpen, maar dat werkte niet. Daarvoor was de inkt te dik.
Het kogeltje van Ladislao José Biro
Samen met zijn broer ontwikkelde Ladislao José Biro hierna een pen met een nieuwe punt én een kogeltje dat het inktreservoir afsloot en de inkt verspreidde over het papier. Vanaf dat moment kwam de inkt dus niet meer direct op het papier, maar via het kogeltje.
Vijf jaar nadat de broers Ladislao en Georg hun uitvinding hadden gepatenteerd (1943) vertrokken ze naar Argentinië. Hier richtten ze het bedrijf Biro Pens of Argentina op. Vijf jaar later werd het patent verkocht aan het Amerikaanse bedrijf Parker Pen Company. Het Franse bedrijf BIC bracht de balpen vanaf 1950 op de markt voor een groot publiek. Deze balpennen worden nog altijd veel gebruikt.
De Argentijnen noemen de balpen vandaag de dag soms nog birome, naar de man die het voorwerp uitvond.
De balpen van John J. Loud
Advertentie voor de balpen van de HongaarHet principe van de balpen werd eind negentiende eeuw overigens al gebruikt door door de Amerikaan John J. Loud in een apparaat om leer mee te merken. Dit apparaat werd echter nooit commercieel gebruikt, waardoor de broers Biro over het algemeen aangemerkt worden als de uitvinders van de balpen. De pen van Loud had ook nogal wat mankementen. Voor normale correspondentie kon deze pen eigenlijk niet gebruikt worden, omdat er niet erg secuur mee geschreven kon worden. Ook vlekte de inkt en lekte de pen. Loud verkreeg wel patent op zijn uitvinding, maar dat verliep na enige tijd.
Met de pen van Biro won de balpen uiteindelijk meer en meer terrein op de vulpen.
Karl LandsteinerKarl Landsteiner deed in 1901 een belangrijke ontdekking toen hij bloed onderzocht. Hij mengde bloed om te kijken hoe dat bloed daarop reageerde. Landsteiner merkte dat er verschillende reacties optraden. In sommige gevallen – maar lang niet alle – gingen de rode bloedcellen bijvoorbeeld klonteren zodra het gemengd was met bloed. De wetenschapper wist zo uiteindelijk drie verschillende bloedgroepen te onderscheiden: A, B en C. De laatste bloedgroep werd later hernoemd naar O en een assistent ontdekte later nog een vierde bloedgroep: AB.
De ontdekking was zeer belangrijk en heeft al vele levens gered. De ontdekking van verschillende bloedgroepen maakte bloedtransfusies namelijk mogelijk. Hierbij krijgen patiënten bloed toegediend van mensen met dezelfde bloedgroep. In 1930 ontving Karl Landsteiner de Nobelprijs voor de Geneeskunde.
De wetenschapper werd op 14 juni 1868 geboren in Wenen als enig kind van de Joodse journalist Leopold Landsteiner. In 1911 werd hij hoogleraar pathologie aan de Universiteit van Wenen. Na de Eerste Wereldoorlog week hij uit naar Nederland. In zijn eigen land werd het klimaat voor Joden steeds vijandiger. Van 1919 tot 1922 werkte Landsteiner als patholoog in het St. Joannes de Deo Ziekenhuis in Den Haag. Daarna vertrok hij naar New Yorkwaar namens het Rockefeller Instituut medisch onderzoek verrichtte. Later werd hij genaturaliseerd tot burger van de Verenigde Staten.
Karl Landsteiner overleed op 26 juni 1943 in het harnas. Hij kreeg een hartaanval toen hij onderzoek deed in zijn laboratorium. De Nobelprijswinnaar werd 75 jaar oud.
De Britse admiraal Francis Beaufort (1774-1857) introduceerde in het begin van de negentiende eeuw een schaal om de windkracht mee te kunnen bepalen. Deze naar hem vernoemde ‘Schaal van Beaufort’ wordt nog altijd gebruikt.
Orkaan Catarina – NASADe schaal van de admiraal kreeg verschillende klassen. Francis Beaufort baseerde de indeling op de werking van de wind op een volgetuigd oorlogsschip. De admiraal keek dus niet zozeer naar de wind maar naar het gedrag van zijn schip. Hij keek bijvoorbeeld hoeveel zeil er gevoerd moest worden bij een zwakke bries, storm of orkaan.
De omschrijvingen van Beaufort varieerden van windkracht 0 (geen vertier) tot windkracht 12 (zeilen waaien uit de lijken). Windkracht 7 kreeg de omschrijving dubbelgereefde marszeilkoelte en windkracht 10 stond voor dichtgereefd grootmarszeil en gereefde fok.
Voor de windkracht boven land werden later criteria opgesteld die bijvoorbeeld verband hielden met het bewegen van bladeren, takken en bomen. In 1905 werd de schaal door Sir George Simpson aangepast aan de stoomvaart. Later voegde hij ook de windsnelheden aan de schaal toe.
In 1873 werd de schaal internationaal aanvaard. Vandaag de dag worden nog vrijwel alle wind- en stormwaarschuwingen uitgedrukt in Beaufort.
De Schotse uitvinder John Shepherd-Barron ontwikkelde in 1967 zijn de eerste succesvolle Automated Teller Machine (ATM), in Nederland beter bekend als geldautomaat.
John Shepherd-Barron werd in 1925 geboren in India en studeerde onder meer aan de universiteiten van Edinburgh en Cambridge. In 1967 ontwikkelde hij de eerste geldautomaat. Naar eigen zeggen werd hij geïnspireerd door automaten die chocoladerepen konden uitgeven.
Hoewel Shepherd-Barron algemeen gezien wordt als de uitvinder van de geldautomaat werd in 1939 door Luther George Simjian (1905-1997) ook al een apparaat ontwikkeld dat bankbiljetten kon uitgeven. Het apparaat werd in New York geplaatst maar amper gebruikt en verdween daardoor al snel.
Geldautomaat veranderde relatie klant-bank
De Automated Teller Machine (ATM) van John Shepherd-Barron werd wel een doorslaand succes. De uitvinding veranderde de relatie klant-bank definitief. Voortaan hoefden klanten niet langer een bank binnenlopen om geld op te nemen.
BankbiljettenHet eerste exemplaar werd in 1967 geïnstalleerd in Enfield (Noord-Londen). De geldautomaat werkte ook al met een viercijferig persoonlijk identificatienummer, maar nog niet met een plastic kaart. In plaats daarvan maakte de automaat gebruik van een speciaal soort cheques waaraan de pincode was gekoppeld.
Kort na John Shepherd-Barron ontwikkelde de Amerikaan Donald Wetzelgeldautomaten die wel werkten met plastic kaarten. Sommigen zien deze Texaan daarom als uitvinder van de geldautomaat. In Amerika ontving Wetzel patent op de uitvinding.
John Shepherd-Barron overleed op 15 mei 2010 op 84-jarige leeftijd.
Een hoverboard is een door elektromotoren aangedreven eenpersoonstransportmiddel. Het is een uit twee delen bestaande plank met een ingebouwde accu en met aan weerszijden wieltjes. Het apparaat heeft geen stuur; sturen gebeurt door het verplaatsen van gewicht en het met de voeten manipuleren van de plank. Het hoverboard is oorspronkelijk afkomstig uit China. De maximumsnelheid kan variëren maar ligt meestal rond de 12 km/u. Deze is ook sterk afhankelijk van factoren zoals het gewicht van de gebruiker, temperatuur, helling en ondergrond.
De naam hoverboard is afkomstig uit de film Back to the Future Part II, waarin met een hoverboard een soort zwevendskateboard werd aangeduid. In 2015 kwam Lexus met een echt zwevend skateboard, maar gebruikte de naam daarvoor niet. De benaming hoverboard voor de elektrisch aangedreven tweewieler zonder stuur is feitelijk incorrect, maar gangbaar.
Shane Chen, een uitvinder uit de Amerikaanse staat Washington, die vier jaar geleden een patent nam op zijn hoverboard, ziet ondanks het spectaculaire succes van de toestellen geen cent van de verkoop.
Shane Chen ontwikkelde en patenteerde het design van het hoverhoard met zijn bedrijfje Inventist in 2012. Hij bracht zijn ontwerp op de markt onder de naam Hovertrax en verkocht de toestellen voor zo'n 1000 dollar (ongeveer 900 euro) per stuk.
Vorig jaar werd het minivoertuig plots immens populair: hoverboards werden de nieuwe must-have van 2015. Honderdduizenden toestellen vlogen over de toonbank, maar Chen verdiende er geen cent aan. Het zijn allemaal goedkope imitaties die geproduceerd werden in China aan amper een kwart van de prijs.
"We maakten er maar een paar duizend," zei Chen. "Ik kreeg te horen dat meer dan 11.000 Chinese fabrieken ze nu produceren. Ze verdienden meer dan een miljoen."
Vlak voor kerst, toen de verkoop van de hoverboards piekte, vloog Chen naar China om met eigen ogen de massaproductie van zijn uitvinding te zien. "Ik bezocht enkele fabrieken van de imitaties. Ze bedankten me zelfs voor mijn verbeelding om dit uit te vinden. Ze begrijpen dat ze inbreuk plegen op mijn patent, maar weten dat ik niets kan doen," aldus de man.
Een rolschaats is een schoen met wielen, waarmee vooruit gekomen kan worden door een schaatsbeweging te maken. De rolschaats werd voor het eerst in 1863 door zijn uitvinder James Plimpton aan het grote publiek getoond. Deze uitvinding is echter serieus te betwisten. Plimpton was degene die als eerste een patent nam. Een voorloper van de rolschaats was de in-line rolschaats, in 1743 uitgevonden door Jean-Joseph Merlin uit Hoei in Wallonië.Ook de Fransen Vanlede en Garcin hadden al een rolschaats gecreëerd in resp. 1790 en 1815. In 1823 kwam de Brit Tyerin ook al met een rolschaats op de proppen. In 1824 bezat Londen al overdekte rolschaatsbanen. De opening van de baan in Cincinnati in 1867 luidde in de Verenigde Staten een bloeiperiode in.
Er zijn twee soorten rolschaatsen:
De gewone rolschaats, met twee wielen voor, en twee wielen achter.
De skeeler en de inline-skate, waarbij meerdere wielen achter elkaar staan (bij de skeeler vroeger 5, maar nu ook wel 4 en de in-line skate 4). Dat heeft het voordeel dat de voet ook schuin gehouden kan worden om af te zetten.
In het verleden zijn er hardrijkampioenschappen op gewone rolschaatsen gehouden. Een daarvan waren de Europese kampioenschappen te Madalena op het Azoreneiland Pico, ergens in de jaren 80.
Waarschijnlijk is Jean Neuhaus de bedenker van de praline. Hij was een Zwitserseapothekerszoon die in België een banketbakkerij was begonnen in de BrusselseKoninginnegalerij. Zijn familie maakte al jarenlang snoepjes met een medische werking. In 1912maakte hij de eerste gevulde chocoladebonbon. Hij gaf hier de naam praline aan. Een naam die al een langer verleden kent. De kok van Cesar de Choiseul, Comte de Plessis-Praslin (1598-1675), een maarschalk, minister en diplomaat onder Koning Lodewijk XIV, maakte in de 17e eeuw al een chocoladebonbon zonder evenwel de typische vulling van de huidige praline. Het woord Praline is van zijn naam (Praslin) afgeleid.
Luxe pralines worden nog steeds ambachtelijk met de hand gemaakt, maar verreweg de meeste pralines komen tegenwoordig uit een fabriek.
Een praline is een stuk zoetigheid met een chocoladelaagje omringd, dat verschillende vullingen kan hebben. Het meest gebruikelijk is een vulling op basis van noten, praliné, of op basis van room, een ganache. Andere mogelijkheden zijn marsepein, noga of gedroogd fruit. Soms zijn pralines gevuld met sterkedrank, met name likeur. De praline is een specialiteit van België, en dan met name van de stad Brussel.
Een praline is eigenlijk een specifieke bonbon, een chocoladebonbon met een vulling. Enkele grotere Belgische merken zijn Leonidas, Godiva met Pierre Draps en Neuhaus. Ook in Nederland worden ambachtelijke pralines (daar bonbons genoemd) gemaakt.
Een elektrische tramis een trammet elektriciteitals energiebronvoor de voortbeweging. Bij moderne trams wordt er ook geremd op de elektromotor, waarbij deze als generatorwerkt en elektrische stroom genereert. Daarnaast worden er mechanische remtechnieken of de elektrische railrem gebruikt. De uitvinding is van de in Lichtervelde(België) geboren Karel Van de Poeleen werd gepatenteerdin 1890.
In Belgiëreden de eerste elektrische trams in 1894in Brussel. Daarna kwamen ook in en tussen vele andere steden in België deze trams in bedrijf.
Edward De Smedt was een Belgischuitvinder die emigreerde naar de Verenigde Staten. Hij was een van de uitvinders van asfalt.
De Smedt had een patent op asfalt onder de naam asfaltbedekking. In de volksmond werd het Franse asfaltbedekking genoemd. Het werd voor het eerste gebruikt in 1870 voor de Williamstreet te Newark (New Jersey). Daarna maakte De Smedt een zwaardere soort om ook als autowegbedekking te fungeren. Deze variant werd eerst gebruikt om Battery Park in de Fifth Avenue te New York te bedekken in 1872.
Leonardo da Vinci (Vinci, 15 april 1452 - Amboise, 2 mei 1519) was een architect, uitvinder, ingenieur, filosoof, natuurkundige, scheikundige,anatomist, beeldhouwer, schrijver, schilder en componist uit de Florentijnse Republiek, tijdens de Italiaanse renaissance. Hij wordt gezien als hetschoolvoorbeeld van het renaissance-ideaal van de homo universalis en als genie. Leonardo's leven wordt beschreven in Giorgio Vasari's Vite, een van de belangrijkste biografische bronnen van renaissancekunst voorkunsthistorici. Het geboortehuis van Leonardo - een hedendaagse toeristische attractie - staat in Anchiano, een dorp op 3 km afstand van Vinci op het grondgebied van de stad Florence. Zowel zijn vader als een aantal voorvaderen waren notaio, notaris. Daardoor is zijn geboortedatum en naam overgeleverd. "Leonardo di ser Piero da Vinci" (Leonardo, zoon van heer Piero uit Vinci) schreef zijn grootvader in het familieboek. Leonardo was eenbuitenechtelijk kind van Piero en Chataria, Catherina, een boerenmeisje. Hierdoor kon hij geen klassieke studie volgen. Leonardo groeide op op het platteland, en verbleef vermoedelijk minstens het eerste jaar bij zijn moeder die hem zoogde. Wat daarna gebeurde, is onzeker. Volgens het kadaster van Vinci van 1457 woonde Leonardo bij zijn vader Piero en diens echtgenote Albiera. Hij werd een schildergezel (leerlingschilder) bij Andrea del Verrocchio en later een onafhankelijk schilder. Van 1482 tot 1499 werkte hij voor de Hertog van Milaan, Ludovico Sforza, waar hij zijn eigen studio had, inclusief leerlingen. Toen de Fransen Milaan bezetten, keerde hij terug naar Florence, waar hij voor Cesare Borgia ging werken als militair architect en ingenieur. In 1506 keerde hij terug naar Milaan. Van 1513 tot 1516 woonde hij in Rome, waar toentertijd ook de veel jongere schilders Rafael en Michelangelo werkten, met wie hij weinig contact had. Met Michelangelo werd hij gevraagd voor de uitvoering van een grote muurschildering in het Palazzo Vecchio in Florence. Beide kunstenaars voltooiden deze muurschilderingen echter nooit. Er bleven slechts schetsen van over. In 1516 ging Leonardo werken voor koning Frans I van Frankrijkin het kasteel van Amboise. Zoals elke grote kunstenaar had Leonardo verscheidene leerlingen. Giacomo Salaí kwam in 1490. Daarna volgde Marco d’Oggiono. Een jaar later voegde Giovanni Antonio Boltraffio (°±1467 - +1516) zich bij hen. In 1507, tijdens zijn verblijf in Milaan, nam Leonardo de edelman Francesco (da) Melzi (alias da Melzo, alias Franciscus Meltius) aan. Andere leerlingen waren Zoroastro uit Peretola, Riccio Fiorentino, Ferrando de Llanos (de Spanjaard), Giampetrino, misschien Francesco Napoletano, en enkele anderen van minder belang. Maar wegens de onregelmatige leefstijl van Leonardo kon hij geen echte school of atelier uitbouwen. Salaí en Melzi werden vermeld in de ‘Vite’ van Giorgio Vasari (1550). Hij overleed in het Franse Amboise, in het Clos Lucé en ligt begraven in de Kapel van St. Hubertus in het kasteel van Amboise. Clos Lucé is een kasteel in Amboise waar Leonardo da Vinci de laatste drie jaren van zijn leven woonde. Het is nu een museum over het leven en werk van Leonardo da Vinci. Het beschikt over veel voorbeelden van zijn uitvindingen. Leonardo gold, met al zijn talenten die men tijdens zijn leven al erkende, in zijn tijd als een controversieel persoon. Onder andere vanwege zijn artistieke kwaliteiten kreeg hij diverse opdrachten van de Kerk voor het vervaardigen van religieuze kunst, met name schilderwerk. "Het Laatste Avondmaal" is hier een beroemd voorbeeld van. Leonardo stond zijn gehele werkzame leven onder bescherming van invloedrijke personen, een tijdlang zelfs onder die van de paus zelf. Hoewel de kerk zich al minder rigide betoonde dan voorheen (anatomisch onderzoek werd op kleine schaal toegestaan), was er toch geen sprake van verlichting, getuige het proces tegen Galileo Galilei ruim een eeuw na Leonardo da Vinci's dood. Leonardo heeft ook een aanvaring gehad met de paus. Op een manuscriptvel noteerde hij dat de paus, aan wiens hof hij resideerde, hem betrapt had op anatomisch onderzoek op menselijke lijken. Ook is in een van zijn notities de opmerking "De zon staat stil" te vinden, volgens sommigen een verwijzing naar een heliocentrische kijk die tegen de toen geldende dogma's inging. Volgens de meeste biografen was Leonardo's opvallendste karaktertrek dat hij vaak enthousiast aan een opdracht of nieuwe interesse begon maar dan heel vaak zijn begonnen werk niet afmaakte. Hiervan zijn vele voorbeelden vooral met zijn artistieke opdrachten. Maar hij had ook bijna zijn hele leven het plan voor een allesomvattende encyclopedie die hij nooit voltooide. Leonardo maakte vaak vele schetsen voor te maken grootse schilderijen, die vaak niet voltooid werden. In 1481 kreeg hij opdracht om het altaarstuk"De aanbidding door de wijzen" te maken, maar hij vertrok naar Milaan voordat het af was. Daar besteedde hij vele jaren aan het ontwerpen van een monumentaal, acht meter hoog bronzen ruiterbeeld ter ere van de vroegere vorstFrancesco Sforza. Ook dit project werd nooit gerealiseerd, maar dan als gevolg van de oorlog met Frankrijk. Op initiatief van particulieren werd een vergelijkbaar standbeeld in 1999 in New York gemaakt en aan de stad Milaan geschonken. Toen Leonardo in Florence was teruggekeerd, kreeg hij de opdracht een grote openbare muurschildering te maken. (Michelangelo zou de muur ertegenover beschilderen. De twee mochten elkaar overigens totaal niet.) Na vele voorstudies verliet hij de stad. Leonardo schijnt nooit een intieme relatie gehad te hebben met een vrouw. In 1476 werd hij anoniem beschuldigd van homoseksuele contacten met een 17-jarig model, de notoire prostitué Jacopo Saltarelli. Dit gebeurde in die tijd wel vaker en is vermoedelijk een vorm van laster geweest. Samen met drie anderen werd Leonardo bij gebrek aan bewijs vrijgesproken van een aanklacht wegens homoseksueel gedrag, maar allen werden nog wel enige tijd in de gaten gehouden door de "Nachtagenten" van Florence, een soort zedenpolitie. De speculatie over zijn homoseksualiteit wordt vooral gevoed door een uiteenzetting van Sigmund Freud. Freuds ideeën en werkwijze worden door sommige critici, waaronder C.G. Jung, sterk in twijfel getrokken, dit geldt ook voor diens analyse van Leonardo. Leonardo, die linkshandig was en zijn hele leven in spiegelschrift schreef, noteerde zijn bevindingen gedetailleerd in aantekenboeken, die een combinatie zijn van kunst en wetenschap.[1] Maar in tegenstelling tot sommige andere tijdgenoten, publiceerde of verspreidde hij deze boeken niet. De inhoud bleef dan ook tot de 19e eeuw verborgen, en kon dus tot die tijd andere wetenschappers en ingenieurs niet op een directe manier inspireren. Vanwege deze geheimhouding, die in de middeleeuwen en tot ver in de nieuwe tijd niet alleen gebruikelijk was onder de meeste geleerden maar vooral onder alchemisten, voorspellers en dergelijke, beschouwde L. Sprague de Camp in zijn boek The Ancient Engineers Leonardo dan ook niet als de eerste moderne ingenieur, maar juist als de "laatste van de klassieken". Pas na Leonardo begonnen wetenschappers echt hun bevindingen te verspreiden. Leonardo is beroemd vanwege schilderwerken als de Mona Lisa (ook "La Gioconda"), dat zich nu in het Parijse Louvre-museum bevindt en de muurschildering Laatste Avondmaal ("Ultima Cena" of "Cenacolo", Milaan). Dit tweede werk ging, vanwege een experimentele frescotechniek die hij had gebruikt, al in zijn eigen tijd hard achteruit. In de Abdij van Tongerlo is een getrouwe kopie op linnen van het Laatste Avondmaal in perfecte staat bewaard gebleven, waarvan wordt aangenomen dat de meester zelf de hoofden van Jezus en Johannes heeft geschilderd. Slechts zeventien van zijn doeken en geen van zijn beelden zijn bewaard gebleven. Het merendeel van zijn tekeningen wordt bewaard in de Koninklijke Collectie van het Windsor Castle in Engeland. Zij zijn eigendom van Koningin Elizabeth.