Ladislao José BiroDe balpen is uitgevonden door de Hongaarse krantenuitgever Ladislao José Biro. Hij deed zijn uitvinding in de jaren dertig van de vorige eeuw. In 1938 ontving hij patent. Eigenlijk deed de Hongaar de uitvinding samen met zijn broer Georg. Beiden hadden geregeld ‘ruzie’ met hun vulpen. De broers ergerden zich onder meer over het feit dat het lang duurde voor de inkt droogde. Bij een bezoek aan een drukkerij constateerde Biro dat drukinkt veel sneller droogde. De journalist probeerde deze inkt te gebruiken in een vulpen, maar dat werkte niet. Daarvoor was de inkt te dik.
Het kogeltje van Ladislao José Biro
Samen met zijn broer ontwikkelde Ladislao José Biro hierna een pen met een nieuwe punt én een kogeltje dat het inktreservoir afsloot en de inkt verspreidde over het papier. Vanaf dat moment kwam de inkt dus niet meer direct op het papier, maar via het kogeltje.
Vijf jaar nadat de broers Ladislao en Georg hun uitvinding hadden gepatenteerd (1943) vertrokken ze naar Argentinië. Hier richtten ze het bedrijf Biro Pens of Argentina op. Vijf jaar later werd het patent verkocht aan het Amerikaanse bedrijf Parker Pen Company. Het Franse bedrijf BIC bracht de balpen vanaf 1950 op de markt voor een groot publiek. Deze balpennen worden nog altijd veel gebruikt.
De Argentijnen noemen de balpen vandaag de dag soms nog birome, naar de man die het voorwerp uitvond.
De balpen van John J. Loud
Advertentie voor de balpen van de HongaarHet principe van de balpen werd eind negentiende eeuw overigens al gebruikt door door de Amerikaan John J. Loud in een apparaat om leer mee te merken. Dit apparaat werd echter nooit commercieel gebruikt, waardoor de broers Biro over het algemeen aangemerkt worden als de uitvinders van de balpen. De pen van Loud had ook nogal wat mankementen. Voor normale correspondentie kon deze pen eigenlijk niet gebruikt worden, omdat er niet erg secuur mee geschreven kon worden. Ook vlekte de inkt en lekte de pen. Loud verkreeg wel patent op zijn uitvinding, maar dat verliep na enige tijd.
Met de pen van Biro won de balpen uiteindelijk meer en meer terrein op de vulpen.
Karl LandsteinerKarl Landsteiner deed in 1901 een belangrijke ontdekking toen hij bloed onderzocht. Hij mengde bloed om te kijken hoe dat bloed daarop reageerde. Landsteiner merkte dat er verschillende reacties optraden. In sommige gevallen – maar lang niet alle – gingen de rode bloedcellen bijvoorbeeld klonteren zodra het gemengd was met bloed. De wetenschapper wist zo uiteindelijk drie verschillende bloedgroepen te onderscheiden: A, B en C. De laatste bloedgroep werd later hernoemd naar O en een assistent ontdekte later nog een vierde bloedgroep: AB.
De ontdekking was zeer belangrijk en heeft al vele levens gered. De ontdekking van verschillende bloedgroepen maakte bloedtransfusies namelijk mogelijk. Hierbij krijgen patiënten bloed toegediend van mensen met dezelfde bloedgroep. In 1930 ontving Karl Landsteiner de Nobelprijs voor de Geneeskunde.
De wetenschapper werd op 14 juni 1868 geboren in Wenen als enig kind van de Joodse journalist Leopold Landsteiner. In 1911 werd hij hoogleraar pathologie aan de Universiteit van Wenen. Na de Eerste Wereldoorlog week hij uit naar Nederland. In zijn eigen land werd het klimaat voor Joden steeds vijandiger. Van 1919 tot 1922 werkte Landsteiner als patholoog in het St. Joannes de Deo Ziekenhuis in Den Haag. Daarna vertrok hij naar New Yorkwaar namens het Rockefeller Instituut medisch onderzoek verrichtte. Later werd hij genaturaliseerd tot burger van de Verenigde Staten.
Karl Landsteiner overleed op 26 juni 1943 in het harnas. Hij kreeg een hartaanval toen hij onderzoek deed in zijn laboratorium. De Nobelprijswinnaar werd 75 jaar oud.
De Britse admiraal Francis Beaufort (1774-1857) introduceerde in het begin van de negentiende eeuw een schaal om de windkracht mee te kunnen bepalen. Deze naar hem vernoemde ‘Schaal van Beaufort’ wordt nog altijd gebruikt.
Orkaan Catarina – NASADe schaal van de admiraal kreeg verschillende klassen. Francis Beaufort baseerde de indeling op de werking van de wind op een volgetuigd oorlogsschip. De admiraal keek dus niet zozeer naar de wind maar naar het gedrag van zijn schip. Hij keek bijvoorbeeld hoeveel zeil er gevoerd moest worden bij een zwakke bries, storm of orkaan.
De omschrijvingen van Beaufort varieerden van windkracht 0 (geen vertier) tot windkracht 12 (zeilen waaien uit de lijken). Windkracht 7 kreeg de omschrijving dubbelgereefde marszeilkoelte en windkracht 10 stond voor dichtgereefd grootmarszeil en gereefde fok.
Voor de windkracht boven land werden later criteria opgesteld die bijvoorbeeld verband hielden met het bewegen van bladeren, takken en bomen. In 1905 werd de schaal door Sir George Simpson aangepast aan de stoomvaart. Later voegde hij ook de windsnelheden aan de schaal toe.
In 1873 werd de schaal internationaal aanvaard. Vandaag de dag worden nog vrijwel alle wind- en stormwaarschuwingen uitgedrukt in Beaufort.
De Schotse uitvinder John Shepherd-Barron ontwikkelde in 1967 zijn de eerste succesvolle Automated Teller Machine (ATM), in Nederland beter bekend als geldautomaat.
John Shepherd-Barron werd in 1925 geboren in India en studeerde onder meer aan de universiteiten van Edinburgh en Cambridge. In 1967 ontwikkelde hij de eerste geldautomaat. Naar eigen zeggen werd hij geïnspireerd door automaten die chocoladerepen konden uitgeven.
Hoewel Shepherd-Barron algemeen gezien wordt als de uitvinder van de geldautomaat werd in 1939 door Luther George Simjian (1905-1997) ook al een apparaat ontwikkeld dat bankbiljetten kon uitgeven. Het apparaat werd in New York geplaatst maar amper gebruikt en verdween daardoor al snel.
Geldautomaat veranderde relatie klant-bank
De Automated Teller Machine (ATM) van John Shepherd-Barron werd wel een doorslaand succes. De uitvinding veranderde de relatie klant-bank definitief. Voortaan hoefden klanten niet langer een bank binnenlopen om geld op te nemen.
BankbiljettenHet eerste exemplaar werd in 1967 geïnstalleerd in Enfield (Noord-Londen). De geldautomaat werkte ook al met een viercijferig persoonlijk identificatienummer, maar nog niet met een plastic kaart. In plaats daarvan maakte de automaat gebruik van een speciaal soort cheques waaraan de pincode was gekoppeld.
Kort na John Shepherd-Barron ontwikkelde de Amerikaan Donald Wetzelgeldautomaten die wel werkten met plastic kaarten. Sommigen zien deze Texaan daarom als uitvinder van de geldautomaat. In Amerika ontving Wetzel patent op de uitvinding.
John Shepherd-Barron overleed op 15 mei 2010 op 84-jarige leeftijd.
Een hoverboard is een door elektromotoren aangedreven eenpersoonstransportmiddel. Het is een uit twee delen bestaande plank met een ingebouwde accu en met aan weerszijden wieltjes. Het apparaat heeft geen stuur; sturen gebeurt door het verplaatsen van gewicht en het met de voeten manipuleren van de plank. Het hoverboard is oorspronkelijk afkomstig uit China. De maximumsnelheid kan variëren maar ligt meestal rond de 12 km/u. Deze is ook sterk afhankelijk van factoren zoals het gewicht van de gebruiker, temperatuur, helling en ondergrond.
De naam hoverboard is afkomstig uit de film Back to the Future Part II, waarin met een hoverboard een soort zwevendskateboard werd aangeduid. In 2015 kwam Lexus met een echt zwevend skateboard, maar gebruikte de naam daarvoor niet. De benaming hoverboard voor de elektrisch aangedreven tweewieler zonder stuur is feitelijk incorrect, maar gangbaar.
Shane Chen, een uitvinder uit de Amerikaanse staat Washington, die vier jaar geleden een patent nam op zijn hoverboard, ziet ondanks het spectaculaire succes van de toestellen geen cent van de verkoop.
Shane Chen ontwikkelde en patenteerde het design van het hoverhoard met zijn bedrijfje Inventist in 2012. Hij bracht zijn ontwerp op de markt onder de naam Hovertrax en verkocht de toestellen voor zo'n 1000 dollar (ongeveer 900 euro) per stuk.
Vorig jaar werd het minivoertuig plots immens populair: hoverboards werden de nieuwe must-have van 2015. Honderdduizenden toestellen vlogen over de toonbank, maar Chen verdiende er geen cent aan. Het zijn allemaal goedkope imitaties die geproduceerd werden in China aan amper een kwart van de prijs.
"We maakten er maar een paar duizend," zei Chen. "Ik kreeg te horen dat meer dan 11.000 Chinese fabrieken ze nu produceren. Ze verdienden meer dan een miljoen."
Vlak voor kerst, toen de verkoop van de hoverboards piekte, vloog Chen naar China om met eigen ogen de massaproductie van zijn uitvinding te zien. "Ik bezocht enkele fabrieken van de imitaties. Ze bedankten me zelfs voor mijn verbeelding om dit uit te vinden. Ze begrijpen dat ze inbreuk plegen op mijn patent, maar weten dat ik niets kan doen," aldus de man.
Een rolschaats is een schoen met wielen, waarmee vooruit gekomen kan worden door een schaatsbeweging te maken. De rolschaats werd voor het eerst in 1863 door zijn uitvinder James Plimpton aan het grote publiek getoond. Deze uitvinding is echter serieus te betwisten. Plimpton was degene die als eerste een patent nam. Een voorloper van de rolschaats was de in-line rolschaats, in 1743 uitgevonden door Jean-Joseph Merlin uit Hoei in Wallonië.Ook de Fransen Vanlede en Garcin hadden al een rolschaats gecreëerd in resp. 1790 en 1815. In 1823 kwam de Brit Tyerin ook al met een rolschaats op de proppen. In 1824 bezat Londen al overdekte rolschaatsbanen. De opening van de baan in Cincinnati in 1867 luidde in de Verenigde Staten een bloeiperiode in.
Er zijn twee soorten rolschaatsen:
De gewone rolschaats, met twee wielen voor, en twee wielen achter.
De skeeler en de inline-skate, waarbij meerdere wielen achter elkaar staan (bij de skeeler vroeger 5, maar nu ook wel 4 en de in-line skate 4). Dat heeft het voordeel dat de voet ook schuin gehouden kan worden om af te zetten.
In het verleden zijn er hardrijkampioenschappen op gewone rolschaatsen gehouden. Een daarvan waren de Europese kampioenschappen te Madalena op het Azoreneiland Pico, ergens in de jaren 80.
Waarschijnlijk is Jean Neuhaus de bedenker van de praline. Hij was een Zwitserseapothekerszoon die in België een banketbakkerij was begonnen in de BrusselseKoninginnegalerij. Zijn familie maakte al jarenlang snoepjes met een medische werking. In 1912maakte hij de eerste gevulde chocoladebonbon. Hij gaf hier de naam praline aan. Een naam die al een langer verleden kent. De kok van Cesar de Choiseul, Comte de Plessis-Praslin (1598-1675), een maarschalk, minister en diplomaat onder Koning Lodewijk XIV, maakte in de 17e eeuw al een chocoladebonbon zonder evenwel de typische vulling van de huidige praline. Het woord Praline is van zijn naam (Praslin) afgeleid.
Luxe pralines worden nog steeds ambachtelijk met de hand gemaakt, maar verreweg de meeste pralines komen tegenwoordig uit een fabriek.
Een praline is een stuk zoetigheid met een chocoladelaagje omringd, dat verschillende vullingen kan hebben. Het meest gebruikelijk is een vulling op basis van noten, praliné, of op basis van room, een ganache. Andere mogelijkheden zijn marsepein, noga of gedroogd fruit. Soms zijn pralines gevuld met sterkedrank, met name likeur. De praline is een specialiteit van België, en dan met name van de stad Brussel.
Een praline is eigenlijk een specifieke bonbon, een chocoladebonbon met een vulling. Enkele grotere Belgische merken zijn Leonidas, Godiva met Pierre Draps en Neuhaus. Ook in Nederland worden ambachtelijke pralines (daar bonbons genoemd) gemaakt.