Sterren ontstaan doordat dichte wolken van interstellaire materie ( is een mengsel van gassen - vooral waterstof en helium - en stof, dat onder meer uit koolstof en silicium bestaat) samentrekken en in steeds kleiner wordende materieklonten uiteenvallen. Onder invloed van de zwaartekracht ontstaat in het hart van zo'n klont een zogeheten protoster. De rest van de stofwolk wordt meegesleurd met de rotatie van de protoster en vormt een schijf. De protoster groeit doordat materie vanuit die schijf naar de ster toe valt. Wanneer de protoster grote hoeveelheden materie tegelijk te verwerken krijgt, stoot deze bundels van gas uit, die "jets" worden genoemd. Protosterren produceren energie door hun gassen samen te drukken. Naarmate ze compacter worden, neemt hun aantrekkingskracht toe, gaat de materie sneller bewegen en stijgt de temperatuur. Zodra de kern heet genoeg is, begint de protoster waterstof tot helium te fuseren ( doen samensmelten). Op dat ogenblik verander hij in een jonge ster. De oppervlaktetemperatuur van onze zon is 5.700°C en heeft een levensduur van 10 miljard jaar. Dan is al zijn energie verbruikt.